Handhaving in en om (niet) voor publiek toegankelijke gebouwen en/of erven, gemeente Nieuwegein

De burgemeester en het college van Nieuwegein, ieder vanuit de eigen bevoegdheid;

gelet op de artikelen 174 en 174a van de Gemeentewet, artikel 2:50a van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwegein, artikel 13b Opiumwet, artikel 17 van de Woningwet, en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

overwegende:

  • 1)

    dat artikel 174 van de Gemeentewet de burgemeester de bevoegdheid geeft om voor publiek toegankelijke gebouwen of erven voor bepaalde tijd te sluiten in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals ook opgenomen in artikel 2:50a Algemene plaatselijke verordening (hierna: ”Apv”);

  • 2)

    dat artikel 174a van de Gemeentewet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een woning, een niet voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw of een daarbij behorend erf te sluiten, indien aldaar de openbare orde wordt verstoord (of in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde of in bijzondere gevallen) waaronder ik veiligheid, gezondheid of zedelijkheid schaar als specimen van verstoring van openbare orde;

  • 3)

    dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in, op, of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst l of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • 4)

    dat artikel 17 van de Woningwet het college de bevoegdheid geeft om gebouw, open erf of terrein te sluiten indien herhaaldelijke overtreding van artikel 1a of artikel 1b van de Woningwet naar het oordeel van het bevoegd gezag gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid;

  • 5)

    dat artikel 13b lid 2 van de Woningwet het college de bevoegdheid geeft om gebouwen, open erven of terreinen die zijn gesloten op grond van de artikelen 174 en 174a Gemeentewet of artikel 13b Opiumwet, de eigenaar van dat gebouw, erf of terrein te verplichten het in gebruik te geven aan een ander of het in beheer te geven aan een persoon. Deze bevoegdheid volgt dus op de bevoegdheid om een pand, lokaal of erf te sluiten;

  • 6)

    dat het feit dat de burgemeester, krachtens de artikelen 174 en 174a van de Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet en het college krachtens artikel 17 van de Woningwet, de bevoegdheid hebben tot het opleggen van een last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting van lokalen en woningen, het wenselijk maakt om beleid te formuleren ten aanzien van de toepassing van deze bevoegdheid ter bevordering van de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid;

gehoord:

de politie en het Openbaar Ministerie (inzake art 13b Opiumwet),

besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels:

H andhaving in en om (niet) voor publiek toegankelijke gebouwen en/of erven

1. De toepassing van de artikelen 174 en 174 a Gemeentewet (ad overweging 1 en 2)

1. 1 Doel

Het doel van de sluitingsbevoegdheid op grond van de artikelen 174 en 174a van de Gemeentewet betreft het herstel van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid. Naast het wegnemen van het gevaar voor de openbare orde heeft de sluiting ook tot doel om de loop naar het gebouw eruit te halen. Het doorbreken van de bekendheid van het gebouw en de directe omgeving in het (criminele) circuit als een pand betrokken bij criminele activiteiten is een belangrijk op zichzelf staand doel. Door de sluiting kunnen de criminele activiteiten/overlast op de betreffende locatie immers niet worden voortgezet en wordt de ‘besmetting’ van het gebouw en de omgeving opgeheven.

1. 2 Relatie met andere bevoegdheden tot sluiting

In situaties van een ordeverstoring, die concreet voorzienbaar is en een actuele bedreiging vormt voor een ordelijke gang van zaken, biedt de Gemeentewet (artikel 174 en 174a) in eerste instantie uitkomst. Sluiting op grond van de Gemeentewet kan echter slechts voor een beperkte periode en bij (een dreiging van) een ernstige verstoring van de openbare orde worden gelast. Als langere sluiting gewenst is of wanneer sluiting op grond van de Gemeentewet niet mogelijk is, biedt artikel 2:50a Apv (voor publiek toegankelijke ruimten) en naar analogie (voor niet publiek toegankelijke ruimten) hiertoe de bevoegdheid. Sluiting op grond van artikel 2:50a ziet echter niet op Opiumwetovertredingen; op deze overtredingen ziet artikel 13b Opiumwet. Ook in de gevallen beschreven in artikel 2:30 of hoofdstuk 3 van de Apv 2:30 of is toepassing van de artikelen 2:50a niet mogelijk.

1. 3 Criminaliteit die openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid aantast

De volgende activiteiten worden in ieder geval en dus absoluut niet limitatief aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid:

 diefstal

 heling

 witwassen

 zedendelicten

 geweldsincidenten

 aantreffen illegale (vuur-)wapens

 illegale handel in (vuur-)wapens

 arbeidsuitbuiting

 (de aanwezigheid van slachtoffers van) mensenhandel

 illegale gokactiviteiten

 het faciliteren van criminele activiteiten

1. 4 Overlast

Op grond van artikel 2:50a Apv kunnen voor publiek openstaande gebouwen ook worden gesloten als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan gevallen van (onevenredige of ontoelaatbare) overlast. Deze overlast heeft tot gevolg dat het woon-, werk- en leefklimaat in de omgeving van het betreffende gebouw te zwaar onder druk staat. Naar analogie kan deze grondslag ook toegepast worden voor niet voor publiek openstaande gebouwen.

Onevenredige of ontoelaatbare overlast moet los gezien worden van de effecten die redelijkerwijs van een (niet) voor publiek openstaand gebouw(en) mogen worden verwacht, zoals het geluid van het op een normale wijze komen en gaan van bezoekers, al dan niet gebruikmakend van (gemotoriseerde) vervoermiddelen. Met de aanwezigheid van bepaalde bedrijven is in planologisch opzicht immers al rekening gehouden. Op dit punt kunnen vaak maatregelen worden opgenomen via het stellen van een nadere eis aan de vergunning voor het bedrijf op grond van de Apv dan wel andere regelgeving zoals milieuregelgeving (zoals maatwerkvoorschriften bijvoorbeeld).

Overlast betekent letterlijk een ‘te zware last’. De vraag of er sprake is van een te zware of onevenredige last verschilt van persoon tot persoon en is daarmee subjectief.

Ontoelaatbare overlast is in veel gevallen afkomstig van komende en vertrekkende bezoekers. Voorbeelden van factoren die meewegen zijn o.a. het hard dichtslaan van portieren, geschreeuw, claxonneren, wegscheuren van gemotoriseerde voertuigen, geruzie, (licht) handgemeen, het bij herhaling braken of wildplassen in de omgeving van het gebouw en het intimideren van de (buurt-)bewoners en andere derden.

Bij meldingen van overlast is het van belang een zo goed mogelijk met feitelijk beeld te hebben van de situatie en de gebeurtenissen. Voordat er overgegaan kan worden tot sluiting moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

  • Er moet sprake zijn van effecten op de woon-, werk- en leefomgeving die (gelet op de situering van het gebouw en het karakter van de omgeving) in het maatschappelijk verkeer als ontoelaatbaar worden gekwalificeerd.

  • De overlast moet aanhoudend zijn. Het gaat niet om incidentele gevallen van overlast.

  • De overlast moet te herleiden zijn tot het gebouw waarop de klachten betrekking hebben.

  • De overlast moet geobjectiveerd zijn.

1. 5 Duur van de sluiting

De burgemeester kan een woning, een (niet) voor het publiek openstaand (deel van een) gebouw en/of erven voor (on)bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten. Voor de bepaling van de duur van de sluiting wordt verwezen naar hoofdstuk 8.

2. De toepassing van artikel 13b Opiumwet(ad overweging 3)

2.1 Doel

Dit deel van de beleidsregels heeft betrekking op de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven (artikel 13b Opiumwet, ook wel aangehaald als Wet Damocles). De maatregel die voortvloeit uit deze bevoegdheid is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel (al dan niet) in georganiseerd verband in en vanuit panden. Het belang dat hiermee wordt gediend is de bescherming van de openbare orde en de volksgezondheid. Het doel van de maatregel is erop gericht om bekendheid van het pand als drugspand te doorbreken, de bekendheid van het pand in het drugscircuit teniet te doen en daarmee te verhinderen dat het pand (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel en herhaling van de verstoring van de openbare orde alsmede verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. De toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is gericht op het pand (locatie) en niet de persoon of belanghebbende.

2.2 Relatie met andere bevoegdheden tot sluiting

Bij Opiumwetovertredingen is artikel 13b Opiumwet exclusief toe te passen. Andere delicten of omstandigheden kunnen daarbij verzwarend werken. Zie daarvoor de in dit hoofdstuk opgenomen indicatorenlijst. Gebruikmaking van de artikelen 174, 174 Gemeentewet en artikel 13b lid 2 Woningwet zijn bij sec Opiumdelicten niet toepasbaar. Ingeval er meerdere overtredingen tegelijkertijd in één gebouw worden ontdekt dan kunnen er dus meerdere grondslagen worden gebruikt, mits toegepast als grondslag voor de daarbij behorende overtreding.

Deze beleidsregels zijn voorts niet van toepassing op coffeeshops. Conform de Beleidsregel voor coffeeshops in de gemeente Nieuwegein (in werking getreden op 2 augustus 2012) worden coffeeshops in de gemeente Nieuwegein niet gedoogd.

2.3 Rolverdeling handhaving (niet limitatief)

De regie van de bestuurlijke handhaving en de coördinatie van de uitvoering hiervan ligt bij de gemeente. De politie biedt met het Openbaar Ministerie de essentiële informatie.

De taken van de politie zijn:

  • Constatering overtreding

  • Opmaken proces-verbaal

  • Melding aan burgemeester en verstrekken van schriftelijke informatie door de politie.

De taken van het Openbaar Ministerie zijn:

  • beoordelen en goedkeuren van bestuurlijke rapportage i.v.m. vrijgeven van strafrechtelijke informatie ten behoeve van opleggen bestuurlijke maatregelen door de burgemeester van de gemeente;

  • bij voldoende bewijskracht in proces-verbaal en indien opportuun, vervolgen van strafbare feiten;

  • toepassen van dwangmiddelen (zoals doorzoekingen of voorlopige hechtenis, indien opportuun en daartoe wettelijke bevoegdheden zijn);

  • leiden van opsporingsonderzoeken.

De taken van de gemeente zijn:

  • uitvoeren handhavingsrichtlijn;

  • indien opportuun, toepassen van bestuursdwang;

  • indien niet door eigenaar tot sluiting wordt overgegaan, sluiten van object;

  • verzegelen van object;

  • verhalen kosten van bestuursdwang.

2. 4 Aanpak drugspanden Nieuwegein

Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon-, werk en leefklimaat en de volksgezondheid treedt de gemeente Nieuwegeinstreng op tegen verkoop, aflevering, verstrekking dan wel aanwezigheid van drugs.

Met toepassing van artikel 13b Opiumwet kunnen alle drugspanden aangepakt worden, dus ook woningen. De burgemeester kan bestuursdwang toepassen als drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven. Het aantonen van overlast is niet vereist voor het toepassen van artikel 13b Opiumwet; de toepassing van artikel 13b Opiumwet kan wel leiden tot vermindering van overlast.

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b eerste lid Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is (1). Om te bepalen wanneer sprake is van een ‘handelshoeveelheid’ wordt aangesloten bij de door het openbaar ministerie toegepaste criteria, waarbij een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram en een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram als hoeveelheden voor eigen gebruik worden aangemerkt(2).

Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen persoonlijk gebruik, wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn. Het tegendeel dient aannemelijk te worden gemaakt.

[1] Zie onder meer: ABRvS 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2365, zaaknummer 201300425/1/A3; ABRvS 5 januari 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AR8730; ABRvS 20 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1193.

[2] Gelet op de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt onder een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik van de

middelen vermeld op lijst I (harddrugs) verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als

gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bv. één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB. Voor middelen vermeld op lijst II,zijnde hennepproducten, wordt een hoeveelheid van maximaal 5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik aangemerkt.

 

3. De toepassing van artikel 17 Woningwet (ad overweging 4)

Artikel 17 van de Woningwet geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om een gebouw, open erf of terrein te sluiten indien herhaaldelijke overtreding van artikel 1a of artikel 1b van de Woningwet naar het oordeel van het bevoegd gezag gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid.

Ingevolge artikel 1a van de Woningwet draagt de eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

Ingevolge artikel 1b lid 1 van de Woningwet is het, tenzij een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk het uitdrukkelijk toestaat, verboden een bouwwerk te bouwen, voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, tweede lid, aanhef en onderdeel d, derde en vierde lid.

Op grond van artikel 1b lid 2 van de Woningwet is het verboden een bestaand bouwwerk, open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en vierde lid.

Artikel 1b lid 3 van de Woningwet geeft aan dat het verboden is een bouwwerk, open erf of terrein in gebruik te nemen, te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op die ingebruikneming of dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, tweede lid, aanhef en onderdeel b, derde en vierde lid.

4.De toepassing van artikel 13b lid 2 Woningwet (ad overweging 5)

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 13b Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteige-ningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders. Het college is bevoegd om de eigenaar te verplichten om het beheer te geven aan het bevoegd gezag, aan een persoon die uit hoofde van beroep of bedrijf op het terrein van de huisvesting werkzaam is, of aan een op dat terrein werkzame instelling, dan wel in gebruik te geven aan een andere persoon dan degene die als gevolg van een sluiting het gebruik van het gebouw, open erf of terrein heeft moeten staken. Er kunnen voorwaarden gesteld worden aan dit besluit, zoals het geschikt maken voor bewoning. Indien er desondanks geen uitzicht is op duurzaam herstel van de openbare orde en leefbaarheid, dan is de gemeenteraad bevoegd om tot onteigening over te gaan (artikel 77, eerste lid sub 7). Een praktisch punt is dat de burgemeester de zorgplicht draagt voor de bewoners van het gesloten pand. Indien de belangen van minderjarige kinderen in het geding zijn, dient met name te worden overwogen of er geen alternatieve woonruimte is (zie ook hoofdstuk 6).

5.De toepassing van de Wet politiegegevens

Buiten de grondslagen die gebruikt kunnen worden om gebouwen te sluiten, is het van belang ook de daaraan verwante regelgeving daarbij in acht te nemen zoals de Wet politiegegevens (WPG). Op grond van artikel 19 van de Wet Politiegegevens, wordt er incidenteel met het oog op een zwaarwegend algemeen belang door de politie aan de burgemeester informatie verstrekt. De WPG stelt de ontvanger van deze informatie tot geheimhouding van deze informatie.

De informatie uit de bestuurlijke rapportage kan gebruikt worden voor de motivering van een besluit en of beslissing. Ingevolge artikel 7 lid 2 van de WPG is de persoon aan wie politiegegevens zijn verstrekt verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht of zijn taak daartoe noodzaakt. Indien een juridische procedure volgt kan een rapportage aan de bezwaarschriftencommissie bij bezwaar, een rechtbank bij beroep of de Afdeling Bestuursrechtspraak bij hoger beroep worden verzonden onder geheimhouding op grond van artikel 8:29 Awb met als reden dat het gaat om politiegegevens.

6.De toepassing van artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Naast de Wet politiegegevens wordt uiteraard ook het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Met name minderjarige inwonende kinderen worden bij sluiting beschermd door het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens en het verdrag voor de rechten van het kind. Dit houdt niet in dat sluiten onmogelijk is maar dat er wel speciaal gekeken moet worden naar de mogelijkheid kinderen onder te brengen met behoud van zoveel mogelijk sociaal ritme.

De maatregel van sluiting mag er niet toe leiden dat het recht op respect voor het privéleven, het familie- en gezinsleven en woning onevenredig wordt aangetast (Artikel 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, hierna te noemen ‘EVRM’). Hierin wegen de belangen van de (minderjarige) bewoner zwaar mee. Voor bewoner(s) kan sluiting van een woning een aantasting van een fundamenteel grondrecht zijn.

Anderzijds moet ook bedacht worden dat juist als het om woningen gaat, de impact van schending van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en drugshandel op de omgeving/ omwonenden groot is en een dergelijke inmenging in de persoonlijke levenssfeer gerecht-vaardigd is indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten en het herstel van het woon-, werk- en leefklimaat van omwonenden.

Toepassing van de maatregel moet uiteraard zorgvuldig gebeuren, zeker als sprake is van (mogelijk) verblijf van minderjarige(n) in de woning. Anderzijds dienen minderjarige(n) ook beschermd te worden tegen blootstelling aan dergelijke situaties, daarom zal in gevallen dat minderjarige(n) betrokken zijn een zorgmelding worden gedaan bij Veilig Thuis / Samen Veilig.

7.De objectivering van de overtreding

Om de verstoring of de overlast van openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en Opiumwet gerelateerde stoffen, zoals die wordt ervaren, te kunnen beoordelen en de vraag of er sprake is van ontoelaatbaarheid (bij ordeverstoring en overlast) te kunnen beantwoorden, is het belangrijk dat de overtreding, ordeverstoring of overlast geobjectiveerd wordt.

Dit houdt in dat er een dossier moet zijn gevormd ten aanzien van de geconstateerde feiten, meldingen en de door betrokken partijen ondernomen (handhavings-)stappen om de ordeverstoring of overlast terug te dringen. Het is dus bij criminele activiteiten en bij overlast niet zo dat automatisch onmiddellijke sluiting volgt.

Naar aanleiding (van de mate) van de bekende of gevreesde ordeverstoring of overlast kan er eerst een gesprek en een (schriftelijke) waarschuwing volgen dan wel meteen tot sluiting worden overgegaan. Als een gesprek of een waarschuwing geen effect heeft kan vervolgens een sluiting worden opgelegd. Sluiting van een gebouw ook vanwege overlast moet altijd voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

8.Het handhavingsarrangement

8.1 De in acht te nemen proportionaliteit en subsidiariteit

De bevoegdheid om een (deel van een) gebouw of bij een gebouw behorend erf te sluiten is ingrijpend en een uiterste redmiddel. Waar mogelijk moeten eerst andere mogelijkheden zoals een ambtelijke, een bestuurlijke waarschuwing of een last onder dwangsom (in de Opiumwet niet expliciet opgenomen) overwogen en (eventueel) toegepast worden om de criminele activiteiten en/of zware overlast te beëindigen. Pas als dat niet mogelijk is of onvoldoende effect sorteert of lijkt te sorteren, kan tot sluiting worden overgegaan.

In Nieuwegein wordt in het handhavingsarrangement, bij woningen een onderscheid gemaakt tussen de constatering van een kleine handelshoeveelheid of een handelshoeveelheid. Dit onderscheid is bedoeld om te voorkomen dat een last onder bestuursdwang wordt opgelegd in situaties waarin een relatief kleine overtreding van de toegestane hoeveelheid hennep wordt aangetroffen. Vooral om te voorkomen dat een relatief zwaar middel wordt ingezet met ingrijpende gevolgen voor de grondrechten van bewoners. In deze gevallen zal wel altijd een schriftelijke waarschuwing volgen.

8.1 Het arrangement

Het arrangement ziet er als volgt uit:

Handhavingsrichtlijn: lokalen en bijbehorende erven

Constatering

1 e overtreding

2 e overtreding (binnen 5 jaar)

3 e overtreding (binnen 5 jaar)

Artikel 174 Gemeentewet

(burgemeester is bevoegd gezag)

Artikel 174a Gemeentewet

(burgemeester is bevoegd gezag)

Artikel 13b Opiumwet

(burgemeester is bevoegd gezag)

Artikel 13b lid 2 Woningwet

(college is bevoegd gezag)

Ambtelijke of bestuurlijke waarschuwing

Feiten en omstandigheden kunnen aanleiding geven hiervan af te wijken en direct tot sluiting over te gaan voor de duur van 6 maanden of langer. Het bevoegd gezag motiveert in dat geval waarom wordt afgeweken van het beleid.

Sluiting voor een periode van 12 maanden (of langer indien verzwarende omstandigheden daartoe aanleiding geven). Het bevoegd gezag motiveert in dat geval waarom wordt afgeweken van het beleid.

Sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsrichtlijn: woningen en bijbehorende erven

Constatering

1 e overtreding*

2 e overtreding * (binnen 5 jaar)

3 e overtreding * (binnen 5 jaar)

4 e overtreding * (binnen 5 jaar)

Artikel 174 Gemeentewet

(burgemeester is bevoegd gezag)

Artikel 174a Gemeentewet

(burgemeester is bevoegd gezag)

Artikel 13b Opiumwet

(burgemeester is bevoegd gezag)

Artikel 13b lid 2 Woningwet

(college is bevoegd gezag)

Ambtelijke of bestuurlijke waarschuwing

Feiten en omstandigheden kunnen aanleiding geven hiervan af te wijken en direct 3 maanden of langer tot sluiting over te gaan. Het bevoegd gezag motiveert in dat geval waarom wordt afgeweken van het beleid.

Sluiting voor een periode van 3 maanden (of 6 maanden indien bij eerste overtreding tot sluiting is overgegaan of indien er verzwarende omstandigheden zijn waarop langer sluiten een meer verantwoorde keuze is). Het bevoegd gezag motiveert in dat geval waarom wordt afgeweken van het beleid.

Sluiting voor een periode van 12 maanden (of langer indien verzwarende omstandigheden daartoe aanleiding geven). Het bevoegd gezag motiveert in dat geval waarom wordt afgeweken van het beleid.

Sluiting voor onbepaalde tijd

* eventueel met inzet van de wet Victor, artikel 13b Woningwet

8.2 Indicatorenlijst

De belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden, staan in onderstaande indicatorenlijst vermeld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan worden aangetoond dat er verzwarende omstandigheden zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid. De indicatorenlijst bevat alsdan in ieder geval de navolgende punten:

  • 1.

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet (dit zal in ieder geval een grotere hoeveelheid moeten zijn dan een hoeveelheid die duidt op eigen gebruik. Er moet minimaal sprake zijn van een hoeveelheid die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel (hierbij wordt aangesloten bij de richtlijnen van de Procureurs Generaal). Indien sprake is van een dergelijke hoeveelheid kan op grond van de jurisprudentie aangenomen worden dat het gaat om handel en hoeft er geen sprake te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels) geld, weegschaal, assimilatielampen e.d.);

  • 2.

    de mate waarin de woning betrokken is bij de drugshandel, criminaliteit of overlast in georganiseerd verband;

  • 3.

    er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • 4.

    er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • 5.

    er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • 6.

    er is sprake van een overtreder met antecedenten;

  • 7.

    er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • 8.

    er is sprake van recidive;

  • 9.

    er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • 10.

    de mate van gevaar voor de omgeving, mate van risico voor omwonenden;

  • 11.

    de mate van overlast;

  • 12.

    aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

  • 13.

    aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt of

  • 14.

    overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.

  • 9.

    Het instrument last onder bestuursdwang (sluiting)

Het opleggen van een last onder bestuursdwang op basis van artikel 2:50a of 2:50 b <nog te initiëren> Apv is nader uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht, titel 5.3, en betreft een herstelsanctie. Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding.

Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een termijn gegeven waarbinnen de overtreder het gebouw kan ontruimen en sluiten. De termijn is in beginsel gesteld op 48 uur om de ontruiming uit te voeren. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te ontruimen en sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan de last onder bestuursdwang kan de overtreder slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat niemand de woning of het lokaal mag betreden.

In de gemeente Nieuwegein wordt ervoor gekozen in principe het gehele gebouw te sluiten, omdat zo direct een einde wordt gemaakt aan de illegale situatie. Een uitzondering op de gehele sluiting van het gebouw kan worden gemaakt in geval van kamerverhuur. Bij (recreatie-) woningen waarvan is vastgesteld dat deze niet (langer) voor (recreatie-)woondoeleinden gebruikt worden, geldt dat deze voor de toepassing van deze beleidsregels worden gelijkgesteld met voor publiek openstaande gebouwen (niet zijnde woningen).

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan het bevoegd gezag (burgemeester of college, waar van toepassing) besluiten bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last, zie hiervoor artikel 5:31, eerste lid, van de Awb. Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb geeft het geval dat zelfs een situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. In dat bijzondere geval wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit bekend gemaakt.

10 De zaaksgebonden werking

De opgelegde maatregelen kleven niet aan de persoon van de ondernemer/eigenaar, maar aan het gebouw. Er is sprake van ‘erfelijke belasting’. Zonder de ‘erfelijke belasting’ zou het doel van de sluiting niet bereikt worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer een eigenaar/ondernemer zijn zaak verkoopt, voor de nieuwe eigenaar/ondernemer dezelfde afspraken/beperkingen ten aanzien van het gebouw gaan gelden als het gaat om het voorkomen en beperken van overlast.

Daarnaast kan een (ophanden zijnde) sluiting van een gebouw niet worden voorkomen dan wel worden opgeheven door het bedrijf te verkopen of in de Kamer van Koophandel over te schrijven. Om die reden worden sluitingen ook vermeld in de WKBP zodat deze beperking voor eenieder kenbaar is.

11 Het natraject

Na afloop van de sluitingstermijn wordt de sluiting opgeheven. In overleg met de eigenaar/ondernemer vindt een overdracht van het gebouw plaats. Is er ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid dan komt het betreffende gebouw in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord. Een andere mogelijkheid is het opleggen van een preventieve last onder dwangsom indien de gerechtvaardigde vrees op herhaling bestaat.

12 De kosten van handhaving

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de overtreder. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de overtreder medegedeeld. Na afloop van de last kunnen de kosten worden gekwantificeerd en via een separate kostenbeschikking gespecificeerd kenbaar worden gemaakt.

13 De WKPB

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.

14 Het tweesporenbeleid

Bij de aanpak van criminaliteit en ontoelaatbare overlast in en vanuit (niet) voor publiek openstaande gebouwen worden naast bestuursrechtelijke maatregelen ook strafrechtelijke maatregelen ingezet (tweesporenbeleid).

Strafrechtelijke maatregelen richten zich op de bij de criminaliteit/overlast betrokken personen. Het beëindigen van criminele activiteiten/overlast in of vanuit een gebouw wordt daarmee niet per definitie bereikt. De bestuursrechtelijke maatregel waarbij een gebouw wordt gesloten richt zich niet op de personen maar op de locatie die bij de criminaliteit/overlast betrokken is. Hiermee kan het doel (herstel van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid) worden bereikt.

Het moment van de start van een strafrechtelijk traject en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd uit elkaar liggen. Dit heeft te maken met het feit dat de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Over het algemeen is bovendien een informatie van de politie/ het OM nodig om tot sluiting te kunnen overgaan. Het opmaken van een dergelijke rapportage en het beschikbaar stellen ervan kost tijd. Dit tijdsverloop staat er echter niet aan in de weg om bestuursrechtelijke maatregelen te treffen. Ook betekent de inbeslagname niet dat er geen reden meer is om

bestuursrechtelijke maatregelen op te leggen, zoals een last onder bestuursdwang.

Bij (recreatie-)woningen waarvan is vastgesteld dat deze niet (langer) voor (recreatie-) woondoeleinden gebruikt worden, geldt dat deze voor de toepassing van deze beleidsregels worden gelijkgesteld met lokalen (niet zijnde woningen).

15 Het bevoegd gezag

De burgemeester is bevoegd maatregelen te nemen op grond van respectievelijk de artikelen 174, 174a Gemeentewet, artikel 2:50a APV en artikel 13b Opiumwet. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd maatregelen te nemen op grond van respectievelijk de artikelen 13b lid 2 en 17 Woningwet als ook de Wet Victor. Het betreffen discretionaire bevoegdheden. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheden gebruikt worden na een belangenafweging.

Het gebruik maken van deze bevoegdheid vraagt altijd om een bestuurlijke afweging. Het kan zijn dat er omstandigheden zijn (verzwarend of verlichtend) die het volgen van het beleid onredelijk maken. In die gevallen kan gemotiveerd afgeweken of afgezien worden van het toepassen van de beleidsregels.

 

Naar boven