Tweede wijziging Verordening financiën Rotterdam 2013

De raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 mei 2017, met kenmerk 17bb3845; raadsstuk 17bb5619;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

 

Tweede wijziging van de Verordening financiën Rotterdam 2013

Artikel I

 

De Verordening financiën Rotterdam 2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder verlettering van de onderdelen e tot en met o tot de onderdelen f tot en met p, na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e.

    gebiedsontwikkeling: de ontwikkeling in een afgebakend gebied, van een combinatie van meerdere functies, zoals wonen, bedrijven, detailhandel, groen, recreatie en infrastructuur, niet zijnde een grondexploitatie;

B

In artikel 4 wordt, onder vernummering van de leden 4 tot en met 6 tot de leden 5 tot en met 7, na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4.

    De ontwerpprogrammabegroting bevat de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

C

In artikel 7, tweede lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot de onderdelen f tot en met i, na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e.

    een overzicht waaruit de mate blijkt waarin de doelstellingen zijn gerealiseerd, mede aan de hand van de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, en een overzicht van in de programmabegroting opgenomen indicatoren waarvan de streefwaarden zijn of worden bijgesteld;

D

Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden tegen het investeringsbedrag geactiveerd.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid vervalt het woord: economisch.

  • 2.

    Het derde lid vervalt onder vernummering van de leden 4 tot en met 6 tot de leden 3 tot en met 5.

  • 3.

    Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd luidende:

    • 6.

      Investeringen met een meerjarig nut worden slechts geactiveerd als het niet als onderdeel van gebiedsontwikkeling is verworven of gesticht en als het bruto-investeringsbedrag € 100.000,- of meer bedraagt.

  • 4.

    Het zevende lid komt te luiden:

    • 7.

      Investeringen in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut als onderdeel van gebiedsontwikkeling worden slechts geactiveerd als het bruto-investeringsbedrag € 5.000.000,- of meer bedraagt.

  • 5.

    Het achtste lid vervalt onder vernummering van het negende lid tot het achtste lid.

  • 6.

    In het achtste lid (nieuw) wordt ‘de leden 7 een 8’ vervangen door: ’de leden 6 en 7’.

  • 7.

    Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 9.

      Investeringskredieten worden slechts toegewezen indien de aan de investering verbonden lasten in de vigerende begroting en meerjarenraming zijn verwerkt.

F

Artikel 11 vervalt.

G

Artikel 12, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

Onder het vervallen van het woord ‘en’ aan het einde van onderdeel b en onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c.

    kan bij de afschrijving van vastgoedobjecten en van materiële vaste activa, die als onderdeel van gebiedsontwikkeling zijn vervaardigd, die samengesteld zijn uit twee of meer componenten die in de afschrijvingstabel zijn opgenomen, één gezamenlijke afschrijvingstermijn worden gehanteerd. Deze gezamenlijke afschrijvingstermijn is niet langer dan de maximaal toegestane afschrijvingstermijn van de component met de langste afschrijvingstermijn.

H

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder vernummering van lid 2 tot lid 3 en onder vernummering van de leden 3 (oud) tot en met 11 tot de leden 5 tot en met 13 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

    • 2.

      Grondexploitaties worden slechts in uitvoering genomen met een looptijd die niet langer is dan 10 jaar, tenzij de raad de motivatie voor een langere looptijd goedkeurt.

  • 2.

    Het derde lid (nieuw) komt te luiden: Voorbereidingskosten worden alleen geactiveerd indien er sprake is van een reëel en stellig voornemen dat binnen een termijn van 10 jaar zal worden bebouwd, blijkend uit een door de raad genomen besluit.

  • 3.

    Na het derde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 4.

      Het college legt de raad jaarlijks, vooruitlopend op de jaarstukken, een besluit voor over de vaststelling van het totaal aan grondexploitaties, de looptijden van plannen langer dan 10 jaar en over het reëel en stellig voornemen van dan lopende initiatieven voor ontwikkeling van gronden, zoals bedoeld in lid 3.

  • 4.

    In het achtste lid (nieuw) wordt ‘lid 5’ gewijzigd in: lid 7.

  • 5.

    In het elfde lid (nieuw) wordt ‘de punten a t/m c van lid 8’ vervangen door: de punten a t/m c van lid 10.

I

In artikel 15 wordt, onder vernummering van de leden 3 en 4 tot de leden 4 en 5 na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3.

    De methodiek voor toerekening van overheadkosten aan de gemeentelijke tarieven wordt opgenomen in de kadernota lokale lasten.

Artikel II

 

Bijlage 1 behorende bij de Verordening financiën Rotterdam 2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het hoofdstuk Installaties wordt toegevoegd het onderdeel ‘Lichtmasten’ met een maximale afschrijvingstermijn van 30 jaar.

B

In het hoofdstuk Hulpmateriaal wordt toegevoegd het onderdeel ‘Kunstgrasvelden’ met een maximale afschrijvingstermijn van 10 jaar.

C

De tekst: ‘Bij de afschrijving van de ‘voor verhuur bestemde vastgoedobjecten’, die samengesteld zijn uit twee of meer componenten die in de afschrijvingstabel zijn opgenomen, kan één gezamenlijke afschrijvingstermijn worden gehanteerd. Deze gezamenlijke afschrijvingstermijn mag niet langer zijn dan de maximaal toegestane afschrijvingstermijn van de component met de langste afschrijvingstermijn.’ vervalt.

Artikel III

 

De toelichting op de Verordening financiën Rotterdam 2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan de toelichting op artikel 9 tot en met 12 wordt toegevoegd:

Homogene groepen materiële vaste activa, waarvoor de raad per jaarschijf een kredietbesluit neemt, kunnen als één investering worden geactiveerd. Als homogene groepen activa worden bijvoorbeeld aangemerkt, lichtmasten, oplaadpalen, verkeersinstallaties en parkeermeters.

Voor het activeren van investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut, die tevens worden gedaan als onderdeel van gebiedsontwikkeling, geldt een drempelbedrag van € 5 miljoen. Het hanteren van een drempelbedrag voor het activeren van investeringen is toegestaan om administratieve lasten te beperken. Uit de vragen en antwoorden van de commissie BBV blijkt dat een drempelbedrag is toegestaan zolang het geen materiele bedragen betreft. Voor het begrip materialiteit wordt aangesloten bij het BADO. Indien de uitgaven voor gebiedsontwikkeling voor projecten kleiner dan € 5 miljoen in enig jaar materieel zijn, kan het college voorstellen om uitgaven aan een project kleiner dan € 5 miljoen te activeren als activa met een maatschappelijk nut. De gemeenteraad wordt door middel van de begroting, voor- en najaarsnota en de jaarrekening geïnformeerd over uitgaven voor gebiedsontwikkeling onder het drempelbedrag van € 5 miljoen.

B

Aan de toelichting op artikel 13 wordt toegevoegd:

De commissie BBV heeft ook een stellige uitspraak gedaan over het activeren van kosten die gemaakt worden ter voorbereiding op het in exploitatie nemen van bouwgronden. Volgens deze uitspraak mogen dit type kosten, onder de post immateriële vaste activa, onder de volgende voorwaarden worden geactiveerd:

  • 1.

    De kosten moeten passen binnen de kostensoortenlijst van het Bro; en

  • 2.

    De kosten mogen maximaal 5 jaar geactiveerd blijven staan onder de immateriële vaste activa. Na maximaal 5 jaar moeten de kosten hebben geleid tot een actieve grondexploitatie of worden afgeboekt ten laste van het jaarresultaat; en

  • 3.

    Plannen tot ontwikkeling van de grond waarvoor de voorbereidingskosten worden gemaakt, moeten bestuurlijke instemming hebben, blijkend uit een raadsbesluit of – indien gedelegeerd – een collegebesluit.

In lid 4 van artikel 13 wordt bepaald dat de gemeenteraad jaarlijks een besluit neemt over dit reëel en stellig voornemen. In het geval de raad het voornemen niet bekrachtigt met een daartoe strekkend besluit, worden de geactiveerde kosten in het lopend jaar ten laste van de exploitatie gebracht.

Op grond van artikel 13, lid 1, besluit de gemeenteraad over het in exploitatie nemen van bouwgronden. Het besluit omvat mede de relatie tussen de activiteiten en uitgaven in de grondexploitatie en het nut voor de grondexploitatie. Hiervoor wordt bij de betreffende grondexploitatie een toelichting opgenomen over de causaliteit waaruit de verhouding tussen het algemeen nut en het nut voor de grondexploitatie blijkt.

Artikel IV

Dit besluit wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en treedt in werking met terugwerkende kracht per 1 januari 2017.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 en 29 juni 2017.

De griffier

J.M. van Midden

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad 2017, nummer 93, is uitgegeven op 29 juni 2017 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven