Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein Rotterdam 2017

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 april 2017 (raadsvoorstel nr. 17bb3156); raadsstuk 17bb4633;

 

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 2.10 van de Jeugdwet, artikel 47 van de Participatiewet, artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende, dat het vanwege de onderlinge samenhang tussen de beleidsterreinen gewenst is cliëntenparticipatie in het sociale domein onder te brengen bij één commissie;

besluit vast te stellen:

 

Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein Rotterdam 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    cliënt:

    • persoon, als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; of

    • persoon aan wie jeugdhulp wordt verleend als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet; of

    • persoon, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet.

  • b.

    college:

    college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • c.

    directeur:

    concerndirecteur van of directeur binnen het cluster van de gemeente Rotterdam, die bevoegd is voor het beleidsterrein waarop de advisering betrekking heeft;

  • d.

    sociaal domein:

    de beleidsonderwerpen die vallen onder de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het armoedebeleid en de schulddienstverlening.

Artikel 2 Commissie voor cliëntenparticipatie sociaal domein

  • 1.

    Het college stelt een commissie in die belast is met cliëntenparticipatie in het sociale domein.

  • 2.

    De commissie heeft als taak:

    • a.

      het gevraagd en ongevraagd adviseren van het college en de directeur over onderwerpen binnen het sociale domein, die zowel betrekking kunnen hebben op de beleidsvoorbereiding als uitvoering daarvan;

    • b.

      het in co-creatie met beleidsadviseurs ontwikkelen van beleid binnen het sociale domein.

  • 3.

    De commissie is niet bevoegd te adviseren over individuele situaties, klachten of bezwaarschriften van cliënten.

Artikel 3 Samenstelling commissie

  • 1.

    In de commissie hebben ingezetenen van de gemeente Rotterdam zitting, waaronder in ieder geval cliënten of vertegenwoordigers van cliënten.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat cliënten, genoemd in artikel 1, onder a, per categorie voldoende in de commissie zijn vertegenwoordigd.

Artikel 4 Werkwijze commissie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de commissie vroegtijdig wordt betrokken bij de voorbereiding van beleid en regelgeving door:

    • a.

      haar te informeren over onderwerpen waarop wijziging van beleid of regelgeving verwacht wordt;

    • b.

      waar mogelijk in gezamenlijkheid te komen tot voorstellen voor beleid of regelgeving.

  • 2.

    Het college kan besluiten de commissie niet te betrekken bij de voorbereiding van beleid of regelgeving indien:

    • a.

      er sprake is van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid;

    • b.

      inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      er sprake is van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      de invoering of wijziging van beleid of regelgeving het gevolg is van een rechterlijke uitspraak, contractuele of andere schriftelijke afspraken;

    • e.

      de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      ten aanzien van de uitvoering en beleidsvoorbereiding een eigen cliëntenraad of adviesraad bestaat.

  • 2.

    Onverlet de vorige leden kan het college besluiten dat ten aanzien van een beleidsonderwerp een aanvullende inspraakprocedure wordt gevolgd.

Artikel 5 Ondersteuning commissie

Het college draagt er zorg voor dat de commissie, om haar taken naar behoren te kunnen vervullen, wordt ondersteund door personen van buiten de gemeentelijke organisatie.

Artikel 6 Bestuurlijk overleg

  • 1.

    De commissie of een afvaardiging daarvan heeft ten minste éénmaal per jaar overleg met de wethouders die verantwoordelijk zijn voor de beleidsterreinen waarop zij adviseert.

  • 2.

    Zowel de wethouders als de commissie kunnen voor het overleg, bedoeld in het eerste lid, bespreekpunten aandragen.

Artikel 7 Nadere regels

Het college stelt ter uitvoering van deze verordening nadere regels op, waarin ten minste wordt geregeld:

  • a.

    de samenstelling, benoeming en ontslag van de leden en de voorzitter van de commissie;

  • b.

    de openbaarheid van de adviezen;

  • c.

    de wijze waarop de commissie wordt ondersteund in haar werkzaamheden.

Artikel 8 Intrekking en wijziging regelingen

  • 1.

    In de Verordening Jeugdhulp Rotterdam 2015 vervalt artikel 11.

  • 2.

    In de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 vervalt artikel 40.

  • 3.

    De Verordening cliëntenparticipatie Werk en Inkomen Rotterdam 2015 wordt ingetrokken.

  • 4.

    De Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      In Bijlage 2 wordt ‘Brede Raad Rotterdam’ vervangen door: Brede Raad 010.

    • b.

      Bijlage 3 komt te luiden:

      Bijlage 3 Bijzondere vergoedingen ex artikel 2, vijfde lid

      Brede Raad 010

      Naam of functie

      vergoeding per maand

      Lid

      bedrag ter hoogte van één twaalfde van het jaarbedrag zoals genoemd in artikel 7, onder h, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Artikel 9 Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin deze wordt bekendgemaakt in het Gemeenteblad.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein Rotterdam 2017.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 juni 2017.

De griffier,

J.M. van Midden

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Toelichting

Algemene toelichting

Op 1 juli 2015 is door het college op grond van artikel 84 Gemeentewet een commissie ingesteld, die primair tot taak heeft om door middel van advisering en het betrekken van burgers, bij te dragen aan de voorbereiding en de uitvoering van het stedelijk beleid binnen het sociale domein, primair met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Jeugdwet. Deze commissie is zich Brede Raad 010 gaan noemen.

 

De gemeenteraad heeft in de motie “Brede adviesraad inclusief Participatiewet” (nummer 14bb5400) overwogen, dat:

  • er een significante samenhang is tussen de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet;

  • toegankelijkheid ook over werk gaat; en

  • Rotterdammers met een arbeidshandicap vaak te maken hebben met Wmo-voorzieningen.

De wettelijke bepalingen over cliëntenparticipatie zijn voor de Participatiewet hetzelfde geregeld als voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Het beleid in het kader van de Participatiewet heeft in veel gevallen dezelfde uitwerking voor de IOAW en IOAZ. Om die reden is ook het beleid in het kader van deze twee wetten in de uitbreiding van taken van de commissie opgenomen.

 

In de praktijk is gebleken dat het zinvol is om de Brede Raad 010 ook te betrekken bij twee andere onderwerpen waar cliënten in het kader van de Participatiewet, Wmo 2015 en Jeugdwet vaak mee te maken hebben, namelijk het armoedebeleid en schulddienstverlening. Met deze verordening worden ook deze twee beleidsterreinen formeel tot het sociale domein en daarmee tot het adviesdomein van de Brede Raad 010 gerekend.

 

Er is voor gekozen om met één nieuwe Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein Rotterdam 2017 de kaders te geven waarbinnen de commissie en het college opereren en de kaders die in de verordeningen op grond van de diverse wetten waren geregeld, te laten vervallen c.q. in te trekken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In onderdeel a, sub c wordt alleen verwezen naar artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. In dat artikel wordt echter duidelijk dat hier ook werkloze werknemers in de zin van de IOAW, alsmede gewezen zelfstandigen in de zin van de IOAZ worden verstaan.

Artikel 2 Commissie voor cliëntenparticipatie sociaal domein

De commissie die het college instelt, is een commissie ex artikel 84 van de Gemeentewet en krijgt daarmee een formele status als gemeentelijke commissie.

De vergoeding voor de leden van de commissie wordt dan ook geregeld in de daarvoor bedoelde verordening, de Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005.

 

In het tweede lid is beschreven dat de commissie allereerst betrokken wordt bij de beleidsvoorbereiding. Daarnaast kan de commissie advies geven over de wijze waarop binnen de gemeente Rotterdam uitvoering wordt gegeven aan de wetgeving binnen het sociale domein.

 

De commissie is een commissie van het college en brengt ook advies uit aan het college of de directeur die beleidsverantwoordelijk is voor het betreffende onderwerp. Dit neemt niet weg dat in stukken die het college voor besluitvorming aan de raad aanbiedt, wel het advies van de commissie wordt opgenomen.

 

In het derde lid is opgenomen dat de raad uitdrukkelijk geen taak heeft bij de behandeling van klachten of bezwaarschriften van individuele cliënten. Deze cliënten dienen doorverwezen te worden naar de bestaande klacht- en bezwaarprocedures.

Artikel 3 Samenstelling commissie

De Participatiewet, IOAW en IOAZ schrijven voor dat cliënten betrokken moeten worden bij de beleidsvoorbereiding en -uitvoering van de wet. In de Wmo 2015 en de Jeugdwet is opgenomen, dat in de verordening moet worden bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van deze wetten. Het begrip ingezetene is breder dan cliënten en betreft feitelijk alle inwoners van de gemeente Rotterdam. Ook voor de Wmo 2015 en Jeugdwet moeten echter cliënten vertegenwoordigd zijn. Wat een cliënt is, is gedefinieerd in artikel 1, onder a.

Het college krijgt de opdracht erop toe te zien dat cliënten voor alle hiervoor genoemde wetten vertegenwoordigd zijn in de commissie, zodat de commissie in staat is binnen het brede sociaal domein mee te denken en te adviseren.

Artikel 4 Werkwijze commissie

Het is de intentie dat de commissie waar mogelijk wordt gevraagd vanaf de voorkant mee te denken bij de totstandkoming van beleidsvoorstellen, zodat de input van de commissie betrokken kan worden bij de uiteindelijke voorstellen die worden aangeboden aan de directeur, het college of de gemeenteraad.

 

Ook is het mogelijk dat de commissie zelf met voorstellen komt voor verbetering van beleid of uitvoering van beleid. Om die reden is het belangrijk dat de commissie tijdig en volledig wordt geïnformeerd over wat er binnen het sociale domein speelt of gaat spelen.

 

In bepaalde situaties is het niet mogelijk of niet noodzakelijk de commissie te betrekken bij de voorbereiding van beleid of regelgeving. Deze situaties zijn benoemd in het tweede lid.

 

In het derde lid is geregeld dat het college ook op andere manieren input en advies kan vragen over een beleidsonderwerp. Dit kan een reguliere inspraakprocedure zijn op grond van de verordening waarin de gemeentelijke inspraakprocedure is geregeld, advisering door de gebiedscommissies of het rechtstreeks benaderen van bij de uitvoering van het beleid betrokken belanghebbenden, zoals zorgaanbieders, jeugdhulpverleners of werkgevers.

Artikel 5 Ondersteuning commissie

De ondersteuning van de commissie waar het college zorg voor draagt vindt plaats door personen van buiten de gemeentelijke organisatie om de onafhankelijkheid van de commissie zoveel mogelijk te waarborgen. Daarnaast zijn er vanuit de gemeente één of meerdere personen die als contactpersoon optreden voor de commissie.

Artikel 7 Nadere regels

In dit artikel is een aantal onderwerpen genoemd die het college ten minste bij nadere regels moet regelen.

Bij de samenstelling en benoeming van de leden en de voorzitter van de commissie gaat het om zaken zoals:

  • wat het minimum en maximum aantal leden van de commissie is; en

  • wie de leden en de voorzitter van de commissie benoemen en ontslaan.

Daarnaast regelt het college in hoeverre de adviezen van de commissie openbaar zijn.

 

Ook regelt het college hoe de commissie wordt ondersteund en gefaciliteerd in haar werkzaamheden.

Artikel 8 Intrekking en wijziging regelingen

In de Verordening Jeugdhulp Rotterdam 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 stonden in respectievelijk artikel 11 en artikel 40 de kaders opgenomen voor de commissie, zoals deze nu in deze verordening staan opgenomen. Om die reden kunnen deze twee artikelen vervallen met de inwerkingtreding van deze verordening.

 

De Verordening cliëntenparticipatie Werk en Inkomen Rotterdam 2015 kan worden ingetrokken, nu de kaders voor de cliëntenparticipatie in het kader van de Participatiewet, de IOAW en IOAZ in deze verordening zijn geregeld.

 

In de Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005 is de vergoeding van de leden van de Brede Raad geregeld. Nu de Brede Raad tegenwoordig Brede Raad 010 wordt genoemd, is de naam in bijlage 2 bij de vergoedingsverordening gewijzigd.

 

In bijlage 3 is de vergoeding geregeld van de leden van de commissie.

Voor commissies wordt in zijn algemeenheid uitgegaan van vergaderingen en presentiegeld. De werkwijze van deze commissie is echter afwijkend en niet gebaseerd op het bijwonen van vergaderingen. Artikel 2, vijfde lid, van de Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005 biedt de mogelijkheid een andersoortige vergoeding vast te stellen. Daarvan wordt in dit geval gebruik gemaakt.

De hoogte van de vergoeding is afgeleid van de maximale vrijwilligersvergoeding voor vrijwilligers die niet gekort hoeft te worden op de uitkering in het kader van de Participatiewet, IOAW en IOAZ. Daarnaast kan deze vergoeding, als gevolg van de hoogte en wijze van betaalbaarstelling, onbelast worden verstrekt.

Dit gemeenteblad 2017, nummer 89, is uitgegeven op 28 juni 2017 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven