VERORDENING ARTIKEL 212 GEMEENTEWET (Financiële verordening gemeente Zwolle)

Gemeente Zwolle bekendmaking verordening artikel 212 Gemeentewet

De Raad van de gemeente Zwolle heeft in de vergadering van 12 juni 2017 de verordening artikel 212 Gemeentewet vastgesteld. Deze verordening treedt 1 augustus 2017 in werking en heeft betrekking op de gemeente Zwolle. Bovendien ligt de verordening ter inzage bij het informatiecentrum in het Stadskantoor en is de verordening te raadplegen via www.zwolle.nl/bestuur/verordeningen en beleidsregels.

 

Inhoud

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Kaderstellen 

Artikel 2. Programmabegroting

Artikel 3. Meerjarig kader begroting

Uitvoering

Artikel 4. Uitvoering begroting

Beheersing en Interne controle 

Artikel 5. Interne controle

Rapportage en Verantwoording 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 7. Jaarstukken

Artikel 8. EMU-saldo

Hoofdstuk 3. Financiële positie

Artikel 9. Financiële positie

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa 

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Artikel 12. Kostentoerekening

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Artikel 14: Financieringsfunctie

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen 

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risico beheersing

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

Artikel 19. Financiering 

Artikel 20. Bedrijfsvoering

Artikel 21. Verbonden partijen

Artikel 22. Grondbeleid 

Artikel 23. Niet verplichte paragrafen.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 24. Financiële administratie

Artikel 25. Financiële organisatie

Artikel 26. Aanbesteding en inkoop 

Artikel 27. Subsidieverstrekking en steunverlening

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

ALGEMENE TOELICHTING OP DE VERORDENING

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    programma:

    onder programma wordt verstaan het programma zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording: een samenhangend geheel van activiteiten, genoemd in de begroting en jaarstukken.

  • b.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zwolle en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    financiële administratie:

    het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zwolle, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financiële beheer ;

    • 3.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      het afleggen van rekening en verantwoording.

  • d.

    administratieve organisatie:

    het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding en gericht op een goede interne controle en het voorkomen van frauduleus handelen.

  • e.

    financieel beheer:

    de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is.

  • f.

    rechtmatigheid:

    het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • g.

    doelmatigheid:

    de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • h.

    doeltreffendheid:

    de mate waarin met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

  • i.

    bestuurlijke planning:

    het schema van de jaarcyclus perspectiefnota – begroting – beleidsrapportage - jaarrekening zoals ieder jaar in het eerste kwartaal ter kennisname aan de raad wordt aangeboden.

  • j.

    bedrijfsvoering :

    alle activiteiten die dienen ter ondersteuning van het primaire proces.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

 

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het college de programmabegroting aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 2.

    De begroting is ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling in het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3.

    De raad stelt de programma-indeling vast.

  • 4.

    De raad stelt jaarlijks, op voorstel van het college, per programma vast:

    • a.

      de ambities, de beleidsdoelen en de aan deze doelen gekoppelde criteria

    • b.

      de indicatoren, waaronder de indicatoren bedoeld in artikel 25 lid 2a van het BBV, waarmee de beleidsdoelen worden gemonitord

    • c.

      de baten en lasten

  • 5.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra beleidsparagrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

  • 6.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties, beleidsdoelen en maatschappelijke effecten, opdat de beoogde doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

  • 7.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd (beleidsparagraaf investeringen).

  • 8.

    Niet in de begroting opgenomen nieuwe investeringen die in het begrotingsjaar ontstaan worden via een raadsvoorstel aan de raad voorgelegd.

Artikel 3. Meerjarig kader begroting

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks de Perspectiefnota, die een periode van 4 jaar beslaat (begrotingsjaar en de 3 jaren daarna), vast waarin indicatief de beleidskaders en de toedeling van de financiële middelen worden benoemd.

  • 2.

    In de jaarlijkse begroting vindt de uitwerking en actualisering van de meerjarige kaders plaats.

  • 3.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

  • 4.

    De uiterste datum voor aanbieding van de Perspectiefnota door het college, en het moment van vaststelling door de raad, wordt jaarlijks vastgelegd in de bestuurlijke planning.

Uitvoering

Artikel 4. Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college stelt regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat :

    • a.

      wijzigingen op de oorspronkelijk geraamde lasten en baten in de programmabegroting geautoriseerd worden door de raad, indien deze wijzigingen leiden tot een verandering van de omvang van een programmabudget

    • b.

      de werkelijke lasten en baten op de juiste wijze worden toegewezen aan de programma’s in de programmabegroting

  • 3.

    Het college is bevoegd bij de uitvoering van de begroting in de loop van het jaar te besluiten tot herschikking tussen programma’s, onder de voorwaarden dat

    • a.

      de herschikking budgettair neutraal is voor de lopende begroting en de doorwerking naar toekomstige begrotingen

    • b.

      als er sprake is van nieuw beleid de herschikking per keer het bedrag van € 50.000 niet mag overschrijden

    • c.

      de herschikkingen afzonderlijk, ter besluitvorming door de raad, worden gemeld bij de beleidsrapportage respectievelijk periodieke begrotingswijziging..

  • 4.

    Het college is bevoegd bij de uitvoering van de begroting in de loop van het jaar te besluiten tot herschikking binnen een programma, onder de voorwaarden dat

    • a.

      de herschikking budgettair neutraal is voor de lopende begroting en de doorwerking naar toekomstige begrotingen

    • b.

      als er sprake is van nieuw beleid de herschikking per keer het bedrag van € 50.000 niet mag overschrijden

    • c.

      de herschikkingen afzonderlijk, ter besluitvorming door de raad, worden gemeld bij de beleidsrapportage respectievelijk periodieke begrotingswijziging.

Beheersing en Interne controle

Artikel 5. Interne controle

 

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de periodieke interne toetsing op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

  • 3.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van minimaal één beleids rapportage over de realisatie van de begroting

  • 2.

    De beleidsrapportage wordt aan de raad aangeboden op het tijdstip zoals jaarlijks vastgelegd in de bestuurlijke planning.

  • 3.

    De inrichting van de beleids rapportage sluit aan bij de programma indeling van de begroting.

  • 4.

    In de rapportage wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen betreffende beoogde beleidsdoelen, beoogde activiteiten en op afwijkingen betreffende geautoriseerde baten en lasten en investeringskredieten. Daarnaast kunnen beleidsinterventies op beleidsdoelen worden voorgesteld.

  • 5.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of bijstelling van de onder lid 4 genoemde onderwerpen nodig is.

  • 6.

    Bij de behandeling van de beleidsrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten.

  • 7.

    Het college besluit niet over af te sluiten privaatrechtelijke contracten met meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten en / of baten groter zijn dan € 50.000 en die zaken betreffen buiten de sfeer van het programma dienstverlening en bedrijfsvoering dan nadat de raad is geinformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Het college legt in het jaarverslag en de jaarrekening verantwoording af aan de raad over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      welke beoogde beleidsdoelen zijn bereikt

    • b.

      de activiteiten en projecten die uitgevoerd zijn om de beleidsdoelen te realiseren

    • c.

      wat de lasten en baten zijn geweest

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de programmabegroting gestelde doelen.

  • 2.

    De jaarstukken zijn ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling in het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de afdelingen naar de verantwoording ten behoeve van het college én de raad

  • 4.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s bijstelling behoeven.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financiële positie

Artikel 9. Financiële positie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat de financiële consequenties van het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de grondexploitatie en de investeringen.

  • 3.

    De verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    De beleidslijn ten aanzien van activering, waardering en afschrijving wordt beschreven in een nota activa- en afschrijvingsbeleid die als bijlage bij deze verordening is gevoegd. De nota wordt geactualiseerd indien daartoe aanleiding is.

  • 2.

    Afschrijvingen vinden plaats conform de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording en volgens de vastgestelde afschrijvingstabel.

  • 3.

    Het college voegt jaarlijks bij de begrotingsstukken de geldende afschrijvingstabel toe.

  • 4.

    In deze tabel is het onderscheid tussen investeringen met Maatschappelijk nut en investeringen met Economisch nut opgenomen.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks bij de programmabegroting het overzicht van reserves en voorzieningen vast.

  • 2.

    De bevoegdheid tot het instellen van een reserve berust bij de raad.

  • 3.

    Uitzonderingen daargelaten geldt de hoofdregel dat er geen rente toevoeging aan reserves plaatsvindt.

  • 4.

    Het overzicht van reserves en voorzieningen bevat:

    • a.

      de vorming, doel en vrijval van reserves en voorzieningen

    • b.

      de geldende beleidsregels van reserves en voorzieningen

    • c.

      de voeding van en onttrekking aan reserves en voorzieningen

    • d.

      de eventuele normering en bandbreedte

    • e.

      de toerekening en verwerking van prijsstijging over de voorzieningen

 

Artikel 12. Kostentoerekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rentekosten voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de oninbare vorderingen betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van het bij de begroting vastgestelde overheadtarief per uur.

  • 5.

    De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14: Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor een juiste uitvoering van de richtlijnen zoals vastgelegd in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut.

  • 2.

    Het Treasurystatuut wordt tenminste eenmaal in de vier jaar geactualiseerd.

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    In of bij de begroting doet het college voorstellen met betrekking tot de tarieven, heffingen en prijzen in samenhang met de kosten per verstrekte dienst.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risico beheersing

  • 1.

    Het college biedt een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement en het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald en wordt ingegaan op de schuldpositie van de gemeente. De nota wordt geactualiseerd indien daartoe aanleiding is. De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college op grond van artikel 11 van het BBV, in de paragraaf weerstandsvermogen verslag van de risico’s voor de gemeente, de aanwezige weerstandscapaciteit en wordt een inschatting gegeven in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico’s met de aanwezige weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen, op grond van artikel 12 van het BBV, verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, speelvoorzieningen en gemeentelijke gebouwen.

Artikel 19. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering, conform artikel 13 van het BBV, verslag van de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de

financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in het programma Dienstverlening en Bedrijfsvoering, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, verslag van de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven, alsmede van nieuwe ontwikkelingen. In de paragraaf bedrijfsvoering wordt naar dit programma verwezen.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 1.

    De raad ontvangt ter informatie de Handreiking verbonden partijen gemeente Zwolle.

  • 2.

    De Handreiking wordt geactualiseerd indien daartoe aanleiding is.

  • 3.

    Het college stuurt op de verbonden partijen op basis van de Handreiking.

  • 4.

    In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken worden de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten opgenomen en wordt ingegaan op de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies / winstverwachtingen, de verwerving van gronden en de relatie tussen reserves en risico’s

  • 2.

    In de jaarstukken wordt bovendien een risico-analyse opgenomen van de nog niet in exploitatie genomen gronden, het zogenaamde strategisch bezit.

Artikel 23. Niet verplichte paragrafen.

De raad is bevoegd nieuwe paragrafen in de begroting en jaarstukken te laten opnemen. Inhoudelijke eisen worden door de raad geformuleerd.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 24. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    De inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording en andere relevante wet- en regelgeving;

  • 2.

    De vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

  • 3.

    De administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts.;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de

Artikel 25. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor :

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • e.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 26. Aanbesteding en inkoop

Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van het door de raad jaarlijks bij de begroting vast te stellen inkoop- en aanbestedingsbeleid.. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 27. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt er zorg voor dat bij de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies gehandeld wordt in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de Algemene subsidieverordening van de gemeente Zwolle.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Zwolle vastgesteld op 23-03-2015, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening vastgesteld op 23-03-2015 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2017

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Zwolle

ALGEMENE TOELICHTING OP DE VERORDENING

 

Inleiding

Artikel 212 van de Gemeentewet (zie box) stelt dat de raad een verordening opstelt over de uitgangspunten van het financieel beleid, het financieel beheer en de financiële organisatie. Met het vaststellen van de verordening ex artikel 212 Gemeentewet geeft de raad kaders aan het college voor de inrichting van de financiële functie en de uitgangspunten voor het financieel beleid en het financieel beheer.

Financiële functie

Artikel 212 Gemeentewet

  • 1.

    De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat in ieder geval:

  • a.

    regels voor waardering en afschrijving van activa;

  • b.

    grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

  • c.

    regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Artikel 212 heeft betrekking op de financiële functie. De financiële functie omvat alle directe en

indirecte activiteiten en processen ter uitvoering van de onderwerpen die zijn opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording. De kernonderwerpen in het besluit zijn de begroting en rekening, de paragrafen en de financiële positie en in relatie darmee de balans. Het zijn onderwerpen waarbij vooral de raad een centrale rol vervult. De begroting betreft immers het vaststellen van de beschikbare gelden en de programma’s die daarmee gerealiseerd moeten worden. Om de financiële positie te beoordelen, moet de vraag beantwoord worden of de financiën van de gemeenten op, met name, de langere termijn gezond zijn. De begroting en de financiële positie hangen nauw samen. Zo kan de begroting sluitend zijn, terwijl de meerjarige financiële positie kwetsbaar is. Andersom kan de financiële positie gezond zijn en de rekening een tekort laten zien. De raad zal de begroting steeds in relatie moeten bezien met de financiële positie. De begroting en de financiële positie zijn in onderlinge samenhang van belang voor het inzicht in de gemeentelijke financiën.

De paragrafen gaan over onderwerpen die van invloed zijn op de begroting en de financiële positie en waarbij sprake is van bestuurlijke en financiële risicofactoren. Onderstaande figuur vat deze onderwerpen samen, uitgaande van de begrippen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie.

Figuur F inanciële functie

 

 

 

Financieel Beleid

 

 

 

 

Begroting/

Financiële positie

 

 

Paragrafen

 

I

 

 

-weerstandsvermogen

 

I

 

 

 

-lokale heffingen

 

Financiële

 

 

-onderhoud kapitaalgoederen

 

administratie

 

 

-grondbeleid

 

I

 

 

 

 

Financieel beheer

 

Financiële organisatie

-financiering

 

I

 

 

-verbonden partijen

 

I

 

 

Onderdelen artikel 212

 

Rapportages

 

 

-waardering activa

 

I

 

 

-tarieven

 

I

 

 

-financiering

 

Rekening/

 

 

 

 

balans

 

 

 

 

 

 

 

 

Hieronder worden de begrippen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie toegelicht.

Financieel beleid

Het financieel beleid omvat de uitgangspunten voor de financiële functie. In de eerste plaats zijn dat de algemene uitgangspunten en doelen voor uitoefening, organisatie en werking van de financiële functie en de daarbij behorende informatievoorziening. Ten tweede gaat het specifiek om uitgangspunten die de budgettaire ruimte beïnvloeden. Artikel 212 Gemeentewet noemt in dat verband drie onderwerpen:

  • de regels voor de waardering en afschrijving van activa

  • de grondslagen voor de berekening van de tarieven, heffingen en prijzen die gemeenten heffen

  • de doelstellingen, richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie.

Financieel beheer

Het financieel beheer omvat de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is. Die activiteiten dienen er voor te zorgen dat de financiële situatie onder controle is. Zeker voor de begroting hangen de activiteiten nauw samen met de cyclus van planning & control. Het gaat daarbij niet alleen om de financiële aspecten, maar evenzeer om de programmatische: welke maatschappelijke effecten worden beoogd en welke prestaties moeten daarvoor geleverd worden?

Financiële organisatie

De financiële organisatie ondersteunt het financieel beheer. Het gaat daarbij ten eerste om de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de raad, het college en de ambtelijke organisatie.

Ten tweede gaat het om de inrichting en het onderhoud van de (administratieve) systemen die de activiteiten en processen van het financieel beheer ondersteunen. Deze systemen ondersteunen niet alleen de geldstromen (wat mag het kosten), maar evenzeer de prestaties (output). Tot de systemen behoren ook management controlsystemen binnen de ambtelijke organisatie, tussen de ambtelijke organisatie en het college en tussen het college en de raad.

Inhoudelijke opmerkingen over de verordening.

Het eerste hoofdstuk bevat een uitleg van de definities die in de verordening worden gehanteerd.

Het tweede hoofdstuk gaat over de beleidscyclus. De raad stelt de kaders vast voor de uitvoering van de begroting. Hij doet dat vooral door het vaststellen van de programmabegroting en de beantwoording van de 3-w-vragen: wat willen we bereiken (de beleidsdoelstellingen, inclusief de maatschappelijke effecten), wat gaan we daar voor doen (de prestaties, bestaande uit te leveren goederen en diensten) en wat mag dat kosten? Het college voert vervolgens de begroting uit en zorgt voor de beheersing van deze uitvoering. Vervolgens rapporteert het college aan de raad aan de hand van de drie w-vragen. De raad bepaalt in de verordening een rolverdeling tussen de raad en het college en formuleert een aantal prestatie-eisen, bijvoorbeeld aan de interne controle van de rechtmatige besteding.

Ook wordt hier ingegaan op het EMU saldo zoals vermeld in de Wet houdbare overheidsfinanciën.

Het derde hoofdstuk behandelt de financiële positie. Hier komen investeringen, reserves en voorzieningen, activering en afschrijving, financiering en kostprijsberekening aan de orde, onderwerpen die (in)direct van invloed zijn op de financiële positie van gemeenten. De artikelen in dit hoofdstuk voldoen aan het voorschrift dat de verordening in ieder geval regels stelt voor de kostprijsberekeningen, de toepassing van het integrale kostprijs pricipe zoals bedoeld in de wet markt en overheid, de waardering van activa en de treasuryfunctie (zie artikel 212, tweede lid). Evenals in hoofdstuk 2 komt de rolverdeling tussen de raad en het college naar voren. Zo stelt de raad een aantal prestatie eisen aan de uitvoering, het beheer en de interne controle.

In het vierde hoofdstuk komen de paragrafen in de begroting en de jaarrekening aan de orde, waarbij de raad eisen kan stellen aan de inhoud van de paragrafen in aanvulling op de eisen uit het Besluit begroting en verantwoording

Het vijfde hoofdstuk betreft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en de administratie. De raad moet er immers van op aankunnen dat de aansturing van de ambtelijke organisatie en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van en binnen de ambtelijke organisatie goed zijn vastgelegd. Bovendien moeten er administratieve systemen zijn die de uitvoering van de begroting, het inzicht in de financiële positie en de toepassing van de paragrafen ondersteunen. Deze systemen dienen tevens de rapportages en verantwoording van de ambtelijke organisatie aan het college en de rapportage van het college aan de raad te ondersteunen. De raad kan ook hiervoor kaders stellen. De raad kan hierbij de accountant vragen te toetsen of de financiële organisatie en de administratieve systemen de prestatie-eisen kunnen waarborgen en de raad te informeren over zijn bevindingen.

Het zesde hoofdstuk bevat de slotbepalingen inwerkingtreding en citeertitel.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING

Artikel 2. Programmabegroting

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s wordt door de raad vastgesteld. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) bepaalt in aanvulling hierop dat in de financiële begroting een overzicht van de geraamde baten en lasten per taakveld moet worden opgenomen.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij op de begroting van baten en lasten beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid artikel 189 Gemeentewet).

Op grond van het vierde lid van artikel 8 BBV kan een gemeente of provincie de baten en lasten van een programma onderverdelen in baten en lasten voor prioriteiten. De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Er is voor gekozen een budget per programma beschikbaar te stellen.

Het vierde lid van artikel 2 van de financiële verordening bepaalt dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART maken van de begroting. Het derde lid van artikel 8 BBV stelt namelijk dat per programma wordt aangegeven wat de doelstelling – in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten – is en hoe er naar wordt gestreefd deze effecten te bereiken.

Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vijfde lid van artikel 2 van de financiële verordening bepaalt dat de raad bij aanvang een nieuwe raadsperiode kan aangeven welke paragrafen hij nog meer wenst.

In lid 7 wordt vastgelegd dat de raad aangeeft van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Dit onderscheid wordt opgenomen in de beleidsparagraaf investeringen van de begroting.

Niet in de begroting opgenomen nieuwe investeringen worden via een raadsvoorstel aan de raad ter besluitvorming voorgelegd (lid 8).

Artikel 3. Meerjarig kader begroting

De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de jaarbegroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige kader. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

Bij het opstellen van het meerjarig kader voor 4 jaar,moet een link worden gelegd met kaders vanuit andere langlopende plannen. Artikel 8 van het BBV geeft aan dat er in de begroting een bedrag voor onvoorzien moet worden opgenomen.

Artikel 4 Uitvoering begroting

In artikel 4 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen aan het college die gelden voor de uitvoering van de begroting.

Lid 3 geeft de bevoegdheid aan het college om – onder voorwaarden – bij de uitvoering van de begroting financiële herschikking tussen programma’s door te voeren en lid 4 geeft het college de bevoegdheid tot financiële herschikking binnen een programma.

Artikel 5. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen. De hier genoemde toetsing omvat niet de interne onderzoeken door het college naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde beheer, geregeld in verordening 213A.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 6, eerste tot en met zesde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Het college doet voorstellen tot budget wijzigingen en wijzigingen van investeringskredieten.

Artikel 6 regelt dat de raad tussentijds minimaal één keer per jaar over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd.

In het derde lid geeft de raad kaders voor de inrichting van de beleidsrapportage. In het vierde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de beleidsrapportage wil worden geïnformeerd. Het zevende lid gaat in op de informatieplicht van het college.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college vooraf het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid in van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen. Het haalt mogelijke misverstanden en politieke spanningen uit de lucht.

Voor de privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn limietbedragen ingevuld. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet, dat wil zeggen dat het college gehouden is de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten.

Artikel 7. Jaarverslag en jaarrekening

Artikel 7 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop.

Artikel 8. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten meerjarig overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9. De financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

De beleidslijn ten aanzien van activering, waardering en afschrijving wordt vastgelegd in een nota die als bijlage bij de verordening is toegevoegd en die bijgesteld wordt indien daartoe aanleiding is.

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 10 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio (meer respectievelijk minder dan de nominale waarde). De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves, terwijl ook de vorming van voorzieningen van invloed is op de omvang van het eigen vermogen. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.

Dit artikel bepaalt, dat het college een overzicht van de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad.

Artikel 12. Kostentoerekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom worden berekend en vastgelegd.

Het eerste lid van artikel 12 bepaalt, dat de kostprijsberekeningen worden vastgelegd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende rechten en heffingen en voor de desbetreffende goederen, werken en diensten worden ingezet.

Het tweede lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening. Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, worden in de kostprijsberekening ook de compensabele BTW, de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de oninbare vorderingen meegenomen.

Het derde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de activiteiten die onder de vennootschapsbelastingplicht vallen voor de belastingaangifte aan deze activiteiten worden toegerekend.

Het vierde lid geeft aan dat de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt zoals de afvalstoffenheffing, en voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd, het vastgestelde overheadtarief per uur is zoals dat in de begroting is opgenomen.

Het vijfde lid van artikel 12 geeft aan dat de omslagrente voor het toerekenen van de rente aan de kostprijs voor de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van activa jaarlijks bij de begroting wordt vastgesteld. Voor de methodiek van het bepalen van de omslagrente wordt in dit lid aangesloten bij de Notitie Grondexploitaties (bijlage 3) van de Commissie BBV.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit en bezwaarschrift indienen bij de gemeente (Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

Artikel 14. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet, tweede lid onder c, het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft.

In het door de raad vastgestelde treasurystatuut zijn taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het terrein van de financieringsfunctie vastgelegd, alsmede de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie (doelstellingen, richtlijnen en limieten).

Het treasurystatuut wordt tenminste eenmaal in de vier jaar bijgesteld.

Artikel 15. Registratie bezittingen en activa

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikelen 16 t/m 23. Paragrafen

In de artikelen 16 t/m 22 worden de verplicht voorgeschreven paragrafen volgens het Besluit begroting en verantwoording nader uitgewerkt. Deze paragrafen moeten een dwarsdoorsnede van de begroting en de jaarstukken vormen. In de paragrafen moeten ook de uitgangspunten voor de in het programma overzicht van de begroting opgenomen ramingen worden weergegeven.

Per paragraaf is aangegeven waarover jaarlijks bij de begroting en jaarstukken moet worden gerapporteerd. De artikelen 9 tot en met 16 van het BBV geven aan wat er in de paragrafen ten minste moet staan.

Voor de paragraaf weerstandsvermogen en risico’s en de paragraaf verbonden partijen is een beleidsnota respectievelijk handreiking voorgeschreven, waarin de algemene beleidslijnen worden beschreven. In de handreiking verbonden partijen is ook opgenomen hoe er gestuurd wordt op verbonden partijen. In de jaarlijkse paragrafen wordt op de uitwerking van de algemene beleidslijnen ingegaan. Bij de financiering kan het treasurystatuut als algemene beleidslijn worden aangeduid. Dit statuut moet tenminste eenmaal per vier jaar worden bijgesteld.

Artikel 23 geeft aan de raad de bevoegdheid nieuwe paragrafen in de begroting en de jaarstukken te laten opnemen.

Artikel 24. Financiële administratie

In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.

Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordings-informatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 25. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c en d worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover. In onderdeel e worden eisen gesteld om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te voorkomen.

Artikel 26. Aanbesteding en inkoop

Dit artikel legt aan het college de zorg op om het door de raad jaarlijks bij de begroting vast te stellen inkoop- en aanbestedingsbeleid uit te voeren. De regelgeving van de Europese Unie wordt daarbij nageleefd. De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een inkoopreglement is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 27. Subsidieverstrekking en steunverlening

Een andere kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Naast risicobeheersing is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing. Geëigende maatregelen binnen de huidige processen moeten bijdragen aan een juiste uitvoering van deze regelgeving.

Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar 2017 worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar 2016 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar 2017 en wordt tot slot de begroting voor het jaar 2018 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2018 en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar 2016 en de begroting en jaarstukken van het jaar 2017. Verder geldt dat de oude verordening van toepassing blijft op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan.

Naar boven