Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leiden 2015 vastgesteld

 

Op 15 juni 2017 heeft de gemeenteraad de Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leiden 2015 vastgesteld. Aanleiding voor de wijzigingen is de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016 in diverse zaken over de uitvoering van de Wmo 2015. De aanpassingen hebben o.a. te maken met de delegatie van regelgevende bevoegdheden en met de aanpassing van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, dat waarschijnlijk per 1 augustus 2017 van kracht wordt en als doel heeft om gemeenten een reële prijs voor een Wmo dienst te laten betalen.

 

De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2017. Nadere informatie bij team Beleid Maatschappelijke Ontwikkeling, tel. 071 – 516 57 59.

 

De Verordening maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    Artikel 11. Regels voor het pgb

  • i.

    In het derde lid wordt:

De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

vervangen door:

De hoogte van een pgb:

  • a.

    wordt vastgesteld aan de hand van een door of met de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

  • b.

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie in beginsel goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • ii.

    In het vierde lid wordt:

Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

vervangen door:

Het college stelt nadere regels ten aanzien van de berekeningswijze van pgb’s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en, voor zover van toepassing, in ieder geval in verband met de te bieden deskundigheid EN/OF het vereiste opleidingsniveau EN/OF of er gewerkt wordt volgens toepasselijke professionele of kwaliteitsstandaarden.

  • iii.

    In het zevende lid wordt:

Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

vervangen door:

Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

  • a.

    deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het derde en vierde lid gehanteerde tarief;

  • b.

    tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

     

  • B.

    Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn:

    • a.

      voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en,

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen dat voor specifieke groepen een korting geldt op de bijdrage voor een algemene voorziening.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is; en

    • c.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 4.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald, en

    • b.

      door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.

komt te luiden:

Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van de algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning ter hoogte van:

  • a.

    € 0,00 per uur voor cliënten met een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm voor in de regel maximaal 125 uur per kalenderjaar;

  • b.

    € 12,60 per uur voor cliënten met een inkomen vanaf 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, voor in de regel maximaal 125 uur per kalenderjaar.

     

  • C.

    Na artikel 12 wordt een nieuw artikel, genummerd 12a, opgenomen:

Artikel 12a. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is ten hoogste gelijk aan de maximale bijdrage die mogelijk is op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij geldt dat:

    • a.

      de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget nooit hoger is dan de kostprijs van de voorziening;

    • b.

      de bijdrage voor een persoonsgebonden budget ten behoeve van begeleiding en dagbesteding wordt verlaagd naar maximaal 53% van het persoonsgebonden budget indien sprake is van ondersteuning door een professional;

    • c.

      de bijdrage voor een persoonsgebonden budget ten behoeve van beschermd wonen wordt verlaagd naar maximaal 40% van het persoonsgebonden budget indien sprake is van ondersteuning door een professional.

  • 3.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.

  • 4.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door de opvanginstellingen Stichting De Binnenvest, Stichting Vrouwenopvang Rosa Manus en Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen vastgesteld en geïnd.

  • 5.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

     

  • D.

    Artikel 16. Financiële tegemoetkoming in de meerkosten

  • 1.

    Het college verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie een financiële tegemoetkoming aan inwoners die als gevolg van een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen aantoonbare of aannemelijke meerkosten hebben.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over de gevallen waarin een tegemoetkoming kan worden verstrekt, de berekening van de hoogte en de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.

komt te luiden:

  • 1.

    Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    De tegemoetkoming bedraagt voor:

    • a.

      vervoer per eigen auto: € 576,00 per jaar;

    • b.

      verhuiskosten: eenmalig € 1.975,00;

    • c.

      aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel: € 2.500,00 per drie jaar.

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2017.

  • 4.

    Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

     

  • E.

    Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      1o. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      2o. instructie over het gebruik van de voorziening;

      3o. onderhoud van de voorziening.

komt te luiden:

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen, en

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid.

     

  • F.

    Artikel 24 Inwerkingtreding en citeertitel:

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag dat de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 in werking treedt, overeenkomstig artikel 8.11 van de wet.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Leiden 2015.

komt te luiden:

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Artikel 17 van deze verordening treedt pas in werking op het moment dat het gewijzigde Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in werking treedt.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Leiden 2015.

Naar boven