1e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2015

 

vergadering van: 4 juli 2017

volgnummer: 221012

 

onderwerp: 1e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2015

 

voorstel van: College van Burgemeester en Wethouders

portefeuillehouder: J.A.H. Lonink

datum voorstel: 25 april 2017

programma: Veiligheid en Openbare Orde

afdeling: Middelen

 

De raad van de gemeente Terneuzen;

 

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 25 april 2017;

 

gelet op gelet op artikel 149 en 151c, eerste lid, van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

Vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2015 (citeertitel: 1e wijziging APV);

 

Artikel I  

 

De APV 2015 wordt gewijzigd als volgt:

 

A

Artikel 1:3 komt te vervallen.

 

B

Artikel 1:8 komt te luiden:

 

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

 

1 Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu.

2 Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

 

C

Artikel 2:10, vijfde lid, komt te luiden:

 

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

5 In afwijking van het vierde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

D

Artikel 2:12, eerste lid, komt te luiden:

 

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1 Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

 

E

Artikel 2:25 komt te luiden:

 

Artikel 2:25 Evenementen

1 Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2 Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd in het belang van het voorkomen of beperken van overlast

3 De burgemeester kan beleidsregels stellen in verband met het organiseren van

evenementen en nadere voorschriften verbinden aan de vergunning voor het

evenement.

4 De vergunningplicht onder lid 1, geldt niet voor een klein evenement.

5 Het verbod van het eerste lid geldt niet voor de in het tweede lid, onder d, van artikel 2:24 voorziene gevallen, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.

6 Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

F

Artikel 2:28 komt te luiden:

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1 Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2 De burgemeester weigert de vergunning indien

a. de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

b. de exploitant en de leidinggevende

- in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

- de leeftijd van 21 jaren nog niet heeft bereikt indien het een openbare inrichting betreft waarin alcoholhoudende dranken worden verkocht;

- de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt indien het een openbare inrichting betreft waarin geen alcoholhoudende dranken worden verkocht.

3 In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

4 Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in

a. een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

b. een zorginstelling;

c. een museum;

d. een bedrijfskantine of –restaurant;

e. paracommerciële horecabedrijven

f. hotels en bed-en breakfast bedrijven.

5 Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning als bedoeld in het eerste lid.

 

G

Artikel 2:29 komt te luiden:

 

Artikel 2:29 Sluitingstijden natte horeca

1 Het is de houder van een openbare inrichting, waarvoor op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben of daar bezoekers te laten verblijven tussen 04.00 uur en 07.00 uur.

2 Het is de houder van een openbare inrichting, als bedoeld in het eerste lid, verboden bezoekers in de inrichting toe te laten tussen 03.00 uur en 07.00 uur.

3 De burgemeester kan van het verbod in de leden 1 en 2 ontheffing verlenen voor de nachten van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag tot 05.00 uur, met dien verstande dat bezoekers mogen worden toegelaten tot 04.30 uur.

4 Aan een ontheffing als bedoeld in lid 3 worden in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden:

a vanaf 23.00 uur of – indien het openingstijdstip later ligt – vanaf openingstijd tot een half uur na sluitingstijd dient er een portier aanwezig te zijn, die voldoet aan de eisen van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties (Wet Pbor);

b om 04.30 uur moeten de lichten aan, de muziek uit en worden er geen con- sumpties meer verstrekt.

5 Het verbod in het eerste en tweede lid is niet van toepassing in de nacht van oud- op

nieuwjaar.

6 Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

7 Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

H

Artikel 2:29A komt te luiden:

 

Artikel 2:29A Sluitingstijden droge horeca

1 Het is de houder van een openbare inrichting, waarvoor op grond van de Verordening

op het verstrekken van alcoholvrije dranken en eetwaren een vergunning is vereist, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben of daar bezoekers te laten verblijven tussen 23.00 en 07.00 uur.

2 De burgemeester kan in de exploitatievergunning bepalen dat afwijkende sluitingstijden gelden.

3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

 

I

HOOFDSTUK 2, AFDELING 10A TOEZICHT OP SMART-, HEAD- OF GROWSHOPS

Komt te vervallen.

 

J

Artikel 2:44 komt te luiden:

 

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

1 Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

2 Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

 

K

Artikel 2:44A wordt toegevoegd en komt te luiden:

 

Artikel 2:44A Vervoer geprepareerde voorwerpen

 

1 Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.

2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

 

L

Artikel 2:48, lid 1, komt te luiden:

 

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1 Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes, drinkglazen en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

 

M

Artikel 2:50 komt te luiden:

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages, rijwielstallingen en winkelcentra..

 

N

Artikel 2:59, lid 1 en 4, komen te luiden:

 

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1 Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

4 Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

O

Artikel 2:62 komt te luiden:

 

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee de weg niet kan bereiken.

 

P

Artikel 2:77, eerste lid, komt te luiden:

 

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

1 De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

 

Q

Artikel 4:1, onder a, komt te luiden:

 

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;

 

R

Artikel 4:3, lid 2, komt te luiden:

 

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

2 Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

 

S

Artikel 4:11 komt te luiden:

 

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1 Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de lijst vermeld op bijlage 1 (Bomenlijst).

2 In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:

a. de natuurwaarde van de houtopstand;

b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;

c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of

f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

3 Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

4 Het bevoegd gezag kan een herplantplicht alsmede een instandhoudingplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

5 Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

T

Artikel 4:15, lid 2, komt te luiden:

 

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

2 Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

U

Artikel 5:24 komt te luiden:

 

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

1 Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

2 Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.

3 De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

4 Van de melding wordt kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking.

5 Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

V

Artikel 6:1 komt te luiden:

 

Artikel 6:1 Strafbepaling

1 Overtreding van enige bepaling van deze verordening en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

2 In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11, tweede lid, 2:12 eerste lid en 4:11, eerste lid.

 

Artikel II  

Deze verordening treedt in werking op 15 juli 2017.

 

 

Besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Terneuzen op 4 juli 2017.

De gemeenteraad van Terneuzen,

 

burgemeester,

griffier,

 

J.A.H. (Jan) Lonink

J.H.P. (Joost) de Jong

 

Naar boven