Gemeenteblad van Soest
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Soest | Gemeenteblad 2017, 116254 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Soest | Gemeenteblad 2017, 116254 | Verordeningen |
Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015
De raad van de gemeente Soest;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 september 2014 met nummer 1208337;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Cliëntondersteuning: Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen
Mantelzorg: Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie, de gebruikelijke zorg overstijgt en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Hoofdstuk 2 Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Hoofdstuk 3: Maatwerkvoorziening
Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 9. Voorwaarden en weigeringsgronden voor een maatwerkvoorziening
Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;
Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;
Een cliënt kan voor een voorziening voor vervoer in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen, chronische psychische problemen of psychosociale problemen het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel een collectief systeem niet aanwezig is.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.
De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs (conform wet) van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura (laagste of een gemiddelde prijs) en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.
Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk of de particuliere sector.
Hoofdstuk 4: Bijdrage in kosten
Artikel 13. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
Hoofdstuk 5: Kwaliteit, veiligheid en terugvordering
Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met ten minste de aanbieders van maatwerkvoorzieningen en cliëntenvertegen-woordigers, een structureel cliënt ervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 15. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Artikel 17. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura of het ten onrechte genoten pgb.
Hoofdstuk 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak
Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Toelichting behorende bij de op 1 punt gewijzigde Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Soest 2015
Voor u ligt de (concept) Verordening Wmo gemeente Soest 2015 met daarin verwerkt de aanpassingen naar aanleiding van inspraak van de WMO Raad en interne adviezen.
De Verordening regelt op welke wijze en onder welke voorwaarden inwoners van Soest aanspraak kunnen maken op maatschappelijke ondersteuning, en wat daarbij voor burgers en gemeente de spelregels zijn.
Het beleid maatschappelijke ondersteuning is vastgelegd in het Beleidsplan Sociaal Domein Soest 2014-2015. Het beleid betreft voor een deel de continuering en doorontwikkeling van bestaand beleid, maar gaat ook in op de nieuwe taken per 1.1.2015 en de doorontwikkeling en vernieuwing op middellange en lange termijn.
De wijze waarop en voorwaarden waaronder inwoners een vorm van maatschappelijke ondersteuning kunnen krijgen, wordt op onderdelen concreter uitgewerkt in de Nadere regels Wmo Soest 2015. De Nadere regels gaan bijvoorbeeld specifieker in op hoogtes van bedragen. Bovendien worden in deze Nadere regels de mogelijkheden en vormen van maatschappelijke ondersteuning concreter benoemd.
De modelverordening van de VNG vormt de basis van deze Verordening. Deze is d.d. 16-9-2014 in aangepaste definitieve versie beschikbaar gekomen; deze definitieve versie is gebruikt. De modelverordening bood meerdere varianten. In deze toelichting beschrijven wij voor welke varianten de gemeente Soest kiest. Tevens beschrijven we waar we artikelen hebben toegevoegd (uit de modelverordening van Kluwer-Schulinck, (concept) Verordening van de gemeente Amsterdam of uit regionaal overleg).
Waar wij hebben gekozen facultatieve teksten uit de VNG modelverordening op te nemen, zijn deze cursief gemarkeerd.
Aan het einde van dit document vindt u tenslotte in een bijlage een uitgeschreven overzicht van de relevante wetsartikelen welke in de Verordening worden benoemd.
Er is combinatie gemaakt van begrippen uit de modelverordening Kluwer Schulinck, VNG, het beleidsplan Sociaal Domein Soest 2014-2015. Ook is ervoor gekozen om enkele belangrijke begrippen uit de wet in de begripsbepalingen op te nemen.
Hoofdstuk 2: Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning
De modelverordening biedt twee varianten:
Variant A: Raad delegeert aan College de vaststelling van de procedureregels.
Variant B: Raad stelt procedureregels vast in de artikelen 2 t/m 7.
Gekozen is voor variant B. Overweging: De procedureregels geven een compleet en duidelijk beeld van het proces van melding van een hulpvraag, onderzoek (vooronderzoek, gesprek, verslag) tot en met de aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Daar waar het in de artikelleden teveel ingaat op uitvoering, is gekozen voor delegeren aan het college.
In het gesprek wordt onderzocht voor welke voorzieningen een eigen bijdrage van toepassing is. Het vaststellen van de uiteindelijk te betalen eigen bijdrage is hier geen onderdeel van.
Lid 2: Het college stelt in nadere regels vast binnen hoeveel werkdagen zij een verslag aan de cliënt beschikbaar stelt. Overweging: Uitvoering leggen we, rekening houdend met de wettelijk gestelde termijnen, vast in Nadere regels.
De modelverordening biedt twee varianten:
Variant A: Simpele uitwerking in één lid
Variant B: Gedetailleerde uitwerking in drie leden
Gekozen is voor variant B. Overweging: Variant B geeft, met de wijzigingen uit de definitieve modelverordening, een betere weergave van het proces. Wij sturen aan op overeenstemming tussen gemeente en cliënt over de vervolgstappen, af te ronden en vast te leggen in het verslag. Dit afrondingsmoment ontbreekt in variant A. Hiermee sluit variant B ook beter aan op artikel 7.
Hoofdstuk 3: Maatwerkvoorziening
Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening
Overweging: Opvang en beschermd wonen zijn landelijke voorzieningen die regionaal worden georganiseerd via de gemeente Amersfoort als centrumgemeente.
Artikel 9. Voorwaarden en weigeringsgronden voor een maatwerkvoorziening
Toegevoegd aan lid 1, Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
Overweging: Voorwaarden stonden al wel beschreven voor PGB, maar nog niet voor voorziening in natura.
De voorziening waarvan niet meer is na te gaan of deze noodzakelijk was, hoeft niet perse ingekocht te zijn, daarom is het woord ‘ingekocht’ vervallen.
Bij lid 2, a: Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt als deze niet langdurig noodzakelijk is, geeft het College invulling aan het begrip ‘langdurig’ in de ‘Nadere regels Wmo gemeente Soest 2015 ’.
Artikel 11. Inhoud beschikking
Zover van toepassing toegevoegd is hier toegevoegd, omdat niet altijd van tevoren wordt vastgesteld hoe lang de voorziening mee moet gaan. Er is sprake van een afschrijftermijn, maar als de voorziening nog meekan na die tijd, is het zonde om termijn te benoemen.
‘Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.’
Overweging: dit artikel is reeds opgenomen in artikel 9.1.e.
Variant A: Raad legt wijze van vaststellen hoogte pgb in de verordening vast.
Variant B: Raad delegeert bevoegdheid vaststellen hoogte pgb naar het college.
Gekozen is voor variant B. Overweging: Het College gaat over de uitvoering, uitvoering leggen we vast in ‘Nadere regels Wmo gemeente Soest 2015’. Voordeel van een collegebevoegdheid is flexibiliteit; sneller inspelen op ontwikkelingen. Denk aan mogelijke wijzigingen van tarieven in natura als gevolg van een aanbesteding, die doorwerken in de pgb-tarieven. Ook komt er nog steeds jurisprudentie op het gebied van de pgb’s. Bij de uitwerking in nadere regels maakt het College gebruik van de handvatten die de nieuwe modelverordening in variant A biedt.
Variant AA: Raad stelt zelf voorwaarden vast voor pgb voor persoon uit sociaal netwerk,
Variant BB: Raad delegeert bevoegdheid om voorwaarden te stellen aan pgb voor persoon uit sociaal netwerk.
Gekozen is voor variant BB. Overweging Het College gaat over de uitvoering, uitvoering leggen we vast in ‘Nadere regels Wmo gemeente Soest 2015’.
Raad delegeert bevoegdheid om voorwaarden te stellen aan pgb voor persoon uit sociaal netwerk en particuliere sector.
Overweging: Soest maakt bij het vaststellen van de hoogte van het pgb reeds onderscheid in particuliere of zakelijke markt. Dit onderscheid wordt in de ‘Nadere regels Wmo gemeente Soest 2015 ’ wederom opgenomen.
Hoofdstuk 4: Bijdrage in kosten
Artikel 13. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
Bij verordening kan worden bepaald of een bijdrage in de kosten is verschuldigd en voor welke voorzieningen. Daardoor is het gehele hoofdstuk 4 optioneel. Als de verordening niets bepaalt, is geen bijdrage in de kosten van toepassing. Is er wel een eigen bijdrage van toepassing, dan dient dit in de verordening bepaald te worden. (Bron: Kluwer Schulinck)
De modelverordening biedt twee varianten:
Variant A: Raad delegeert aan college de bevoegdheid om de hoogte van de bijdragen vast te stellen voor algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen of pgb’s.
Variant B: Raad legt in de Verordening de hoogte van de bijdrage voor algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen of pgb’s vast.
Gekozen is voor variant A. Overweging: Het College gaat over de uitvoering, uitvoering leggen we vast in ‘Nadere regels Wmo gemeente Soest 2015.
De volgende tekst is vervangen:
Overweging: Het College gaat over de uitvoering, uitvoering leggen we vast in ‘Nadere regels Wmo gemeente Soest 2015’.
N.B. Vaststellen en innen van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen doet de gemeente niet zelf maar gebeurt (wettelijk verplicht) door het CAK.
Hoofdstuk 5: Kwaliteit, veiligheid en terugvordering
Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Toegevoegd lid 3: periodieke overleggen met cliëntenvertegenwoordigers aangezien deze bijdragen aan controle van geleverde voorzieningen.
Gewijzigd lid 3: met ten minste de aanbieders van maatwerkvoorzieningen en cliëntenvertegenwoordigers, een structureel cliënt ervaringsonderzoek,.
Artikel 15. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Bij verordening moeten regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden en nadere regels in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
De regels hebben tot doel dat een vaste prijs of reële prijs wordt vastgesteld voor diensten die in opdracht van het college door derden worden verleend, zodat de kwaliteit en continuïteit van deze diensten kunnen worden gewaarborgd door het gemeentebestuur (artikel 2.1.1 van de wet) en de gecontracteerde aanbieders (artikel 3.1 van de wet). Dit artikel is een aandachtspunt bij overleg in regioverband over inkoop door Regionaal Bureau Inkoop Amersfoort.
De kostprijselementen waar het college ten minste een vaste prijs of reële prijs op moet baseren zijn de kosten van de beroepskracht, redelijke overheadkosten en overige kostprijselementen. Voor de uitvoeringspraktijk bestaan handreikingen1 over de normering van kostprijselementen die colleges en aanbieders kunnen toepassen om te komen tot een reële prijs.
Lid 1: Hierin wordt geregeld dat het college voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4. van de wet, of een vaste prijs vaststelt of een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval het college een reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Indien het college een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.
Lid 2: Bij het vaststellen van de prijs dient het college rekening te houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst en met de continuïteit in de hulpverlening. De invulling van de continuïteit van de hulpverleningsrelatie in financiële zin is nieuw voor de gemeenten. De aanbieder die de opdracht gegund krijgt moet overleggen met de aanbieder die de opdracht tot dan toe had uitgevoerd over de overname van personeel. De gedachte is dat overname van personeel gemakkelijker verloopt indien de gemeente een reële prijs betaalt voor de opdracht.
Lid 3: Het college moet de vaste prijs of de reële prijs minimaal baseren op de in dit artikel genoemde kostprijselementen. De opsomming in dit lid is niet uitputtend. De gemeente kan er elementen aan toevoegen.
Lid 4: Dit lid is niet verplicht op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en is hier opgenomen ter wille van de leesbaarheid en de samenhang van het hele artikel 15. Het vierde lid biedt het college de mogelijkheid om geen vaste of reële prijs te bepalen op basis van de genoemde kostprijselementen maar de bepaling van de hoogte van een reële prijs over te laten aan de inschrijvende partijen. Het college legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Lid 5: Dit lid is niet verplicht op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en is hier opgenomen ter wille van de leesbaarheid en de samenhang van het hele artikel 15. Het college bepaalt met welke derde hij een overeenkomst aangaat. Hieronder wordt verstaan een aanbieder, te weten een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die jegens het college gehouden is een voorziening te leveren (zie artikel 1.1.1 van de wet en artikel 1 van de toelichting bij deze verordening). Het overeenkomen van contracten is het primaat van het college. Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 treedt dan ook niet in de contractvrijheid van het gemeentebestuur. Het college legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Artikel 16. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Advies van de VNG deze passage op te nemen, ook als was deze als facultatief opgenomen. Verdere uitwerking in ‘Nadere regels Wmo gemeente Soest 2015’.
Artikel 17. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Overweging: Gekozen is voor zes maanden, omdat wij dit een reële termijn achten.
Hoofdstuk 6: Waardering mantelzorgers
Artikel 18. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
De jaarlijkse blijk van waardering komt in de plaats van het mantelzorgcompliment (een geldbedrag dat eenmaal per jaar werd uitgekeerd). De mantelzorgwaardering is wezenlijk iets anders dan de structurele ondersteuning aan mantelzorgers. De mantelzorgwaardering leggen we uit in de ’Nadere regels’, de structurele ondersteuning is een onderdeel van de uitwerking van het beleidsplan.
De modelverordening biedt twee varianten:
Variant A: Raad legt wijze van waardering in de verordening vast.
Variant B: Raad delegeert de vaststelling van de wijze van waardering naar het college
Gekozen is voor variant B. Overweging: Het College gaat over de uitvoering, uitvoering leggen we vast in ‘Nadere regels Wmo gemeente Soest 2015’.
Vervallen artikel. Tegemoetkoming meerkosten beperking of chronische problemen
Facultatief in de modelverordening was de passage met betrekking tot tegemoetkoming meerkosten. Dit artikel is niet opgenomen in de Verordening.
Overweging: In het beleidsplan Sociaal Domein staat:
“… zullen gaan signaleren of mensen tegen aanmerkelijke meerkosten aanlopen door hun chronische ziekte en/of beperking. Het is aan de generalist om vervolgens de chronisch zieke en/of beperkte door te geleiden naar de specialist van de gemeente, waar de beoordeling plaats zal vinden. Bij de beoordeling worden de beoordelingscriteria van de bijzondere bijstand toegepast. Om te komen tot een efficiënte uitvoering, die de administratieve rompslomp voor burgers beperkt, gaan we ons beleid bijzondere bijstand tegen licht houden, zodat mensen met een chronische ziekte en/of beperking er eenvoudig een beroep op kunnen, zonder dat we de kosten niet meer kunnen beheersen als gemeente. Tevens zullen we moeten bezien hoe we de extra aanvragen bijzondere bijstand op een slimme en efficiënte manier kunnen afhandelen, zodat de kosten voor uitvoering acceptabel blijven. Mogelijk zoeken we hiermee een verbinding met onze collectieve zorgverzekering voor minima.
De budgetten die we als gemeente ontvangen voor de compensatie van de meerkosten voor chronisch zieken en/of gehandicapten worden overgeheveld naar het budget voor de bijzondere bijstand.”
Hoofdstuk 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak
De passage uit de Modelverordening:
“1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.”
“Bij klachten is de gemeentelijke klachtregeling van toepassing.”
Overweging: Soest heeft al een gemeentelijke klachtregeling.
De passage uit de Modelverordening:
2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van [alle voorzieningen OF de volgende voorzieningen: […]].
Aanbieders stellen een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten.
Overweging: Behalve klachten ten aanzien van voorzieningen, kunnen er ook klachten zijn betreffende bijvoorbeeld bejegening et cetera. Deze redenen worden hiermee niet uitgesloten. De regeling moet doeltreffend en niet ingewikkeld zijn.
3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een structureel (in plaats van jaarlijks) cliëntervaringsonderzoek.
Overweging: Jaarlijks past niet altijd in de afspraken die binnen de sector zijn gemaakt. Tweejaarlijks is bijvoorbeeld van toepassing bij zorgaanbieders.
Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
Bij ‘voorzieningen’ kan gekozen worden voor het specifiek benoemen van voorzieningen.
Overweging: Hier hebben wij op dit moment nog geen zicht op. Zal indien van toepassing nader worden uitgewerkt.
Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij beleid
In lid 2 is het begrip ingezetenen uitgelegd als ‘waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers’. Hun adequate deelname aan overleg vraagt dat zij worden voorzien van ‘informatie’ (en niet ook van ondersteuning).
Dit artikel hebben wij niet opgenomen.
Overweging: Evaluatie is in reguliere planning en control cyclus opgenomen.
Bijlage: Verwijzing artikelen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning
In de Verordening Wmo Soest 2015 wordt verwezen naar een aantal artikelen uit de Wet matschappelijke ondersteuning. Hieronder leest u wat deze wetsartikelen inhouden.
Artikel 2.1.4 eerste, tweede,derde en zevende lid,
In de verordening wordt bepaald door welke instantie de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget voor opvang wordt vastgesteld en geïnd. Het college draagt er zorg voor dat aan het CAK mededeling wordt gedaan van de bijdragen die door de bedoelde instantie zijn vastgesteld, voor zover niet betrekking hebbende op personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
Bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.
Bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Artikel 2.3.2, eerste lid, vierde lid
Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Artikel 2.3.6, eerste t/m vijfde lid
Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het tarief, de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
Met het oog op gevallen waarin ten aanzien van een voorziening artikel 2.6.4 wordt toegepast, worden bij verordening regels gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-116254.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.