Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bunschoten (10e wijziging)

De raad van de gemeente Bunschoten,

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 2017, nr. 1050631;

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet:

Besluit

 

Vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bunschoten (10e wijziging)

 

De Algemene Plaatselijke Verordening wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1
  • A.

    Artikel 1:3 komt te vervallen.

    Bestaande tekst

    Vervallen

    Artikel 1:3 Indiening aanvraag

     

    1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

    2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

    (wordt extra weigeringsgrond opgenomen in artikel 1:8)

  • B.

    Artikel 1:8 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1:8 Weigeringsgronden

     

    De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

    a. de openbare orde;

    b. de openbare veiligheid;

    c. de volksgezondheid;

    d. de bescherming van het milieu.

    Artikel 1:8 Weigeringsgronden

     

    1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    a. de openbare orde;

    b. de openbare veiligheid;

    c. de volksgezondheid;

    d. de bescherming van het milieu.

    2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

  • C.

    Artikel 2:10 A wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:10 A: (omgevings)vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg

    1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor dit gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2., eerste lid onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    2. Een vergunning bedoeld in het eerste en tweede lid kan worden geweigerd:

    a. Indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    b. Indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    c. In het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

    Artikel 2:10 A: (omgevings)vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg

    1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

    2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor dit gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2., eerste lid onder j of onder k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    3. Een vergunning bedoeld in het eerste en tweede lid kan worden geweigerd:

    d. Indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    e. Indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    f. In het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • D.

    Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

    1. Het is verboden zonder vergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

    a. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:

    ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

    b. Indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    c. indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

    d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

    Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

    2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

    a. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:

    ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

    b. Indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    c. indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

    d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

    e. Indien het gebruik van de voortuin als parkeerplaats en als ontsluiting naar de openbare weg planologisch niet mogelijk is of niet past in het straatbeeld.

  • E.

    Artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven

     

    Artikel 2:27 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    a. Horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

    b. Terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

    Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen

     

    Artikel 2:27 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    a. Openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of afhaal- en/of bezorgbedrijf. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

    b. Terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van de openbare inrichting waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

  • F.

    Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

    1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

    2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

    3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

    4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

    5. Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

    6. Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

    7. Voorts geldt het eerste lid niet voor:

    a. een horecabedrijf in zorginstellingen;

    b. een horecabedrijf in musea.

    Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting

    1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

    2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

    3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

    4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

    5. Het eerste lid geldt niet voor een openbare inrichting in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

    6. Voor de openbare inrichting als bedoeld in het vijfde lid, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

    7. Voorts geldt het eerste lid niet voor:

    a. een openbare inrichting in zorginstellingen;

    b. een openbare inrichting in musea.

  • G.

    Artikel 2:29 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:29 Sluitingstijd

    1. Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven van 0.00 uur tot 06.00 uur.

    2. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.

    Artikel 2:29 Sluitingstijd

    1. Het is de exploitant verboden de openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de openbare inrichting te laten verblijven van 0.00 uur tot 06.00 uur.

    2. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijke openbare inrichting of een daartoe behorend terras.

  • H.

    Artikel 2:30 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

    1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

    Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

    1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • I.

    Artikel 2:31 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

    Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.

    Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten openbare inrichting

    Het is bezoekers verboden zich in een openbare inrichting te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.

  • J.

    Artikel 2:32 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven

    De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

    Artikel 2:32 Handel in openbare inrichtingen

    De exploitant van een openbare inrichting laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

  • K.

    Artikel 2:33 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:33 Ordeverstoring

    Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.

    Artikel 2:33 Ordeverstoring

    Het is verboden in een openbare inrichting de orde te verstoren.

  • L.

    Artikel 2:34 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

    Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.

    Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

    Indien een openbare inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.

  • M.

    Artikel 2:38 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

    Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

    Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

    Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

  • N.

    Artikel 2:57 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:57 Loslopende honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;

    b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

    2. Het verbod in het eerste lid onder a is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

    3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

    Artikel 2:57 Loslopende honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;

    b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    c. buiten de bebouwde kom op door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd; of

    d. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

    2. Het verbod in het eerste lid onder a is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

    3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a, b en c gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

  • O.

    Artikel 2:59, lid 1 en 4 worden als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

    1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

    (…)

    4. Onverminderd het bepaaldein artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

    Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

    1.Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

    (….)

    4.Onverminderd artikel 2:57, eerste lid onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

  • P.

    Artikel 2:67, lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

    1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

    a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

    d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

    Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

    1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register of in het Digitaal Opkopersregister en daarin vermeldt hij onverwijld:

    a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

    d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • Q.

    Artikel 2:68 onder d wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

    De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

    d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

    Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

    De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

    d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste zeven dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

  • R.

    Artikel 2:77 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

    1. De burgemeester is bevoegd overeenkomst artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

    Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

    De burgemeester is bevoegd overeenkomst artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • S.

    Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4:1 Begripsbepalingen

    a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

    Artikel 4:1 Begripsbepalingen

    a. Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • T.

    Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 6:1 Strafbepaling

    1. Overtreding van het bij of krachtens het in deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

    Artikel 6:1 Strafbepaling

    1. Overtreding van het bij of krachtens het in deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

    2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, tweede lid, 2:11, tweede lid, 2:12, eerste lid en 4:11, eerste lid.

Artikel 2

De verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 6 juli 2017,

De griffier

Drs. E. Hoogstraten

de voorzitter

M. van de Groep

Naar boven