Tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het voorstel van het college van 12 juni 2017;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

besluit:

 

vast te stellen de tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015:

Artikel I

Artikel 5.1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

Artikel 5.1 - Regels voor het pgb

  • 1.

    Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college hem een persoonsgebonden budget dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.

  • 2.

    Conform artikel 2.3.6 van de wet verstrekt het college de cliënt desgewenst een pgb indien:

    • a.

      de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

  • 3.

    Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het eerste lid, onder c, weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 4.

    Voor het tarief voor een pgb geldt het volgende:

    • a.

      het is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe het pgb besteed gaat worden;

    • b.

      het is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen; en

    • c.

      het bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende maatwerkvoorziening in natura;

    • d.

      indien de kosten volgens het plan van de cliënt hoger zijn dan het naar het oordeel van het college passende pgb, is er de mogelijkheid dat de cliënt het verschil zelf bekostigt.

  • 5.

    De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 6.

    De hoogte van een pgb voor een hulpmiddel of woningaanpassing wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van het hulpmiddel of de woningaanpassing die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop hulpmiddel of woningaanpassing technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud, reparatie en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 7.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      het inhuren van personen uit sociaal netwerk leidt tot effectievere en doelmatige ondersteuning;

    • b.

      inhuren van personen uit het sociaal netwerk gebeurt op basis van een lager tarief dan het ingevolge het derde of vijfde lid vastgestelde tarief voor beroepskrachten;

    • c.

      de persoon uit het sociaal netwerk heeft aangegeven dat de ondersteuning van de cliënt voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • d.

      tussenpersonen of belangbehartigers worden niet uit het pgb betaald.

Artikel II

Na artikel 5.1 worden ingevoegd de artikelen 5.2, 5.3 en 5.4:

Artikel 5.2 – Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget voor dienstverlening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij:

    • a.

      het voeren van een gestructureerd huishouden als bedoeld in de artikelen 4.3, eerste lid en 4.3, tweede lid van deze verordening bedraagt in geval van niet-professionele ondersteuning minimaal het wettelijk minimumuurloon en maximaal € 20,00 per uur.

    • b.

      het voeren van een gestructureerd huishouden als bedoeld in de artikelen 4.3, eerste lid en 4.3, tweede lid van deze verordening wordt, indien gebruik wordt gemaakt van professionele ondersteuning, vastgesteld op basis van de formule:

      kostprijs x aantal geïndiceerde uren per week x 52 x 86 %.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor professionele ondersteuning:

    • a.

      bij zelfzorg als bedoeld in artikel 4.4 van deze verordening bedraagt € 36,39 per uur;

    • b.

      bij thuisadministratie als bedoeld in artikel 4.5 van deze verordening bedraagt € 36,39 per uur;

    • c.

      bij opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk als bedoeld in artikel 4.6 van deze verordening bedraagt € 36,39 per uur;

    • d.

      bij dagbesteding als bedoeld in artikel 4.7 van deze verordening bedraagt € 32,49 per dagdeel voor professionele ondersteuning basis;

    • e.

      bij dagbesteding als bedoeld in artikel 4.7 van deze verordening bedraagt € 44,98 per dagdeel voor specialistische professionele ondersteuning;

    • f.

      van mantelzorg in de vorm van kortdurend verblijf, zoals bedoeld in artikel 4.8 van deze verordening bedraagt € 102,56 per etmaal.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor niet-professionele ondersteuning bij:

    • a.

      zelfzorg als bedoeld in art. 4.4 van deze verordening bedraagt minimaal het wettelijk minimumuurloon en maximaal € 20 per uur;

    • b.

      thuisadministratie als bedoeld in artikel 4.5 van deze verordening bedraagt minimaal het wettelijk minimumuurloon en maximaal € 20 per uur;

    • c.

      opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk als bedoeld in artikel 4.6 van deze verordening bedraagt minimaal het wettelijk minimumuurloon en maximaal € 20 per uur.

  • 4.

    Voor het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen geldt:

    • a.

      dat het maximaal het tarief bedraagt zoals genoemd in artikel 5.4 van deze verordening, vastgesteld op basis van de klasse en het soort ondersteuning dat is geïndiceerd, en voor zover de begeleiding wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon die niet behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager;

    • b.

      dat voor bewoners van een wooninitiatief voor beschermd wonen een budgetophoping van maximaal € 4.000,- per jaar mogelijk is; de definitie van een wooninitiatief is dat er minimaal 3 en maximaal 26 bewoners op één adres of binnen een straal van 100 meter wonen waarin tenminste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten.

  • 5.

    Het uurtarief voor het persoonsgebonden budget als bedoeld in de het eerste lid, onder a. en het derde lid wordt in individuele gevallen bepaald met inachtneming van de noodzakelijke deskundigheidsgraad, planbaarheid en onregelmatigheid van de hulp en andere relevante factoren met betrekking tot de voor de cliënt vereiste ondersteuning.

Artikel 5.3 - Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget voor vervoer in verband met dagbesteding

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor noodzakelijk vervoer in verband met dagbesteding als bedoeld in artikel 4.7 van deze verordening bedraagt voor de heen- en terugreis van de woning van de cliënt naar de locatie waar dagbesteding wordt bijgewoond door de cliënt maximaal € 8,38.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt het pgb voor rolstoelvervoer maximaal € 22,00.

Artikel 5.4 – Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget voor beschermd wonen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen wordt vastgesteld op basis van de klasse 1 GGZ-C tot en met klasse 6 GGZ-C en is geldig voor zover de zorg binnen beschermd wonen wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon die niet behoort tot het sociale netwerk van de zorgvrager.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen exclusief begeleiding groep en exclusief vervoer bedraagt bij:

    • a.

      klasse 1 GGZ-C € 304,66;

    • b.

      klasse 2 GGZ-C € 534,33;

    • c.

      klasse 3 GGZ-C € 592,20;

    • d.

      klasse 4 GGZ-C € 750,25;

    • e.

      klasse 5 GGZ-C € 812,96;

    • f.

      klasse 6 GGZ-C € 1.109,94.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen inclusief begeleiding groep en exclusief vervoer bedraagt bij:

    • a.

      klasse 1 GGZ-C € 494,15;

    • b.

      klasse 2 GGZ-C € 723,93;

    • c.

      klasse 3 GGZ-C € 781,71;

    • d.

      klasse 4 GGZ-C € 939,75;

    • e.

      klasse 5 GGZ-C € 1.002,45;

    • f.

      klasse 6 GGZ-C € 1.299,44.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen inclusief begeleiding groep en inclusief vervoer bedraagt bij:

    • a.

      klasse 1 GGZ-C € 516,79;

    • b.

      klasse 2 GGZ-C € 746,45;

    • c.

      klasse 3 GGZ-C € 804,33;

    • d.

      klasse 4 GGZ-C € 962,38;

    • e.

      klasse 5 GGZ-C € 1.025,08;

    • f.

      klasse 6 GGZ-C € 1.322,07.

  • 5.

    Bovengenoemde bedragen voor beschermd wonen zijn exclusief BTW.

Artikel III
  • A.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • B.

    Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Tweede wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015’.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 juni 2017.

de griffier,

drs. B.S.M. Sepers

de voorzitter,

mw. F. Ravestein

Naar boven