Gemeenteblad van Gooise Meren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gooise Meren | Gemeenteblad 2017, 112826 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gooise Meren | Gemeenteblad 2017, 112826 | Verordeningen |
Nadere regels behorende bij de Verordening jeugdhulp naam gemeente Gooise Meren 2017
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren ,
overwegende dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Gooise Meren 2017;
gelet op artikel 156 van de Gemeentewet, de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, van de Jeugdwet en gelet op de Verordening jeugdhulp Gooise Meren 2017;
besluit vast te stellen de volgende Nadere regels behorende bij de V erordening jeugdhulp gemeente Gooise M eren 2017 :
Artikel 3 Toekenning van een individuele voorziening
Het college kan een individuele voorziening op aanvraag toekennen, indien jeugdige of zijn ouders problemen hebben met gezond en veilig opgroeien, met groeien naar zelfstandigheid en met voldoende zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, en zij die niet kunnen oplossen door gebruik te maken van:
Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget.
Artikel 7 Voorwaarden inzet persoonsgebonden budget binnen sociaal netwerk
De persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan de jeugdhulp alleen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, wanneer er sprake is van een beperking en deze vorm van ondersteuning noodzakelijk is voor het kunnen wonen en functioneren van de jeugdige binnen het eigen gezin. Voor deze vorm van besteding van persoonsgebonden budget gelden de volgende voorwaarden:
Hoofdstuk 5 Betrekken ingezetenen
Artikel 9 Participatie van jeugd en ouders
Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp. Het gaat daarbij om regionale participatie van zowel jeugd als ouders, ingebed binnen een bestaande, periodieke participatie-structuur, voorzien van ambtelijke ondersteuning en/of door de gemeente ingekochte ondersteuning.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van gemeente Gooise Meren van 24 april 2017,
D.J. van Huizen
de secretaris
drs. H.M.W. ter Heegde
de burgemeester
Toelichting op de Nadere regels behorende bij de Verordening jeugdhulp gemeente Gooise Meren 2017
Deze nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften ter uitwerking van onderdelen van de Verordening jeugdhulp gemeente Gooise Meren 2017. Zaken die in de verordening Jeugdhulp op hoofdlijnen zijn benoemd, worden uitgewerkt in de nadere regels. De juridische status van nadere regels is verankerd in artikel 156 van de Gemeentewet. De nadere regels zijn vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente.
Naast deze nadere regels heeft het college ook beleidsregels vastgesteld waarin is aangegeven hoe het college omgaat met een bepaalde bevoegdheid (normen- c.q. afwegingskader).
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2 Vormen van jeugdhulp
Het gemeentelijk beleid inzake preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering is gericht op:
De gemeente zet algemene voorzieningen en individuele voorzieningen in om dit beleid te realiseren. Dit artikel geeft een beeld van deze beschikbare voorzieningen.
De gemeente heeft jeugdhulpaanbieders gecontracteerd of gesubsidieerd zodat de individuele voorzieningen in natura kunnen worden ingezet. Op de website van de Regio Gooi en Vechtstreek staat de meest actuele informatie over de gesubsidieerde en gecontracteerde jeugdhulpaanbieders en over de vormen en methodieken van de jeugdhulp die zij aanbieden.
Algemene voorzieningen zijn in de regel toereikend voor jeugdigen en ouders met eenvoudige hulpvragen en lichte ondersteuningsbehoefte. Zij kunnen gebruik maken van laagdrempelige vrij toegankelijke ondersteuning. Het gaat dan om preventieve en lichte vormen van zorg in de vorm van (welzijns)activiteiten, informatie en advies, en lichte ondersteuning en hulp. Dit wordt bijvoorbeeld geboden door Jeugdgezondheidszorg (JGZ), het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) , het Regionaal Leerlingenbureau (RBL), de welzijnsorganisatie Versa, welzijnswerk voor jongeren door STAD en (school)maatschappelijk werk (organisaties ten tijde van het opstellen van deze regeling).
Een individuele voorziening wordt alleen ingezet als het gewenste resultaat niet met een algemene voorziening kan worden bereikt. Eigen kracht staat voorop. Het gaat bij individuele voorzieningen dan ook om zwaardere vormen van zorg die niet vrij toegankelijk zijn. Het zijn vaak de kwetsbare gezinnen of kinderen met intensieve ondersteuningsbehoefte die een individuele voorziening nodig hebben om het gewenste resultaat te bereiken. Er is sprake van maatwerk op het gebied van ambulante hulpverlening, dagbehandeling, pleegzorg, residentiële zorg en crisishulp.
Deze individuele voorzieningen verstrekt het college in het vrijwillig kader, maar deze kunnen ook ingezet worden bij drang en dwangtrajecten.
Artikel 3 Toekenning van een individuele voorziening
Dit artikel sluit aan op artikel 2.3 van de Jeugdwet.
Strekking is dat het college een individuele voorziening jeugdhulp toekent als er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn om de jeugdige in staat te stellen gezond en veilig opgroeien, te groeien naar zelfstandigheid en naar voldoende zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
Het gaat dus om het bereiken van de doelen. Als die zonder inzet van een individuele jeugdhulpvoorziening bereikt kunnen worden door inzet van:
dan is toekenning van een individuele voorziening niet aangewezen om de aanwezige problemen of stoornissen op te lossen.
Artikel 4 Vastlegging resultaat
Het college legt het besluit op de aanvraag vast in een beschikking. Ook als sprake is van een (gedeeltelijke) afwijzing moet het college dit doen, ook uit oogpunt van rechtsbescherming. Bij een (gedeeltelijke) afwijzing staat dan vervolgens bezwaar en beroep open voor belanghebbenden.
In een (deels) afwijzende beschikking wordt duidelijk gemotiveerd waarom de individuele voorziening niet wordt toegekend.
In artikel 21 van de verordening staat duidelijk aangegeven wat de beschikking in ieder geval moet vermelden. De beschikking dient o.a. het resultaat te vermelden dat beoogd wordt om met de voorziening te bereiken.
In de nadere regels is nader gespecificeerd waar dit resultaat aan dient bij te dragen: gezond en veilig opgroeien, groeien naar zelfstandigheid, zelfredzaamheid en maatschappelijk participeren (meedoen).
Artikel 5 Inzet individuele voorziening
Huisarts, jeugdarts of medisch specialist kunnen doorverwijzen naar jeugdhulp. De gemeente verstrekt deze hulp, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder waarnaar is doorverwezen van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
Gecertificeerde instellingen vragen gemeenten regelmatig om jeugdhulp in te zetten tijdens een ondertoezichtstelling. De gemeente krijgt daartoe een 'bepaling jeugdhulp' van de gecertificeerde instelling.
De wetgever heeft expliciet bepaald dat de gecertificeerde instelling tijdens de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel en bij jeugdreclassering bevoegd is te bepalen welke jeugdhulp nodig is (artikel 3.5 lid 1 Jeugdwet). In deze situatie heeft het college die bevoegdheid dus niet. Het is dan ook niet toegestaan om in dat geval zelf een beschikking af te geven. Het college heeft hier enkel een leveringsplicht. Het moet ervoor zorgen dat de jeugdhulp die nodig is ook ingezet wordt (artikel 2.4 lid 2 onderdeel b Jeugdwet).
Het kan zijn dat een persoonsgebonden budget gewenst is voor de in te zetten jeugdhulp. In dat geval moeten jeugdige/ouders of gecertificeerde instelling als belanghebbende daarvoor een aanvraag indienen bij de gemeente. Of zij in aanmerking komen voor het persoonsgebonden budget wordt in dat geval wél bepaald door de gemeente (het college). De beslissing op de aanvraag persoonsgebonden budget dient dan wel vastgelegd te worden in een beschikking.
Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget
Artikel 6 Voorwaarden bij verstrekking persoonsgebonden budget
De Jeugdwet, de verordening en de nadere regels geven samen een beeld over de toekenning van, de hoogte van en de inzet van een persoonsgebonden budget.
Er is sprake van een volledige keuzevrijheid tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget. Dat betekent dat als de jeugdige of zijn ouders voldoet aan de voorwaarden uit Jeugdwet en verordening voor een persoonsgebonden budget, het college dit moet verstrekken. Dit geldt ook nu het college van mening is dat zij een beschikt over een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van hulp in natura.
De SVB heeft (digitaal) modelovereenkomsten opgesteld. Op grond van artikel 8b Regeling Jeugdwet 1 moeten deze modelovereenkomsten als basis worden gebruikt door de budgethouders en degenen die de jeugdhulp gaan leveren. Op deze wijze zal de SVB de overeenkomsten sneller en makkelijker kunnen verwerken. De bepalingen van de modelovereenkomst mogen niet worden geschrapt of aangepast. Er blijft wel ruimte om aanvullende afspraken in de overeenkomsten op te nemen.
Als de budgethouder zorg inkoopt met een persoonsgebonden budget, wordt deze werkgever of opdrachtgever van de zorgverlener. De budgethouder betaalt een loon of vergoeding vanuit het persoonsgebonden budget. Over een loon of vergoeding moeten altijd belastingen en premies worden betaald. In beide gevallen dient dus afdracht aan de Belastingdienst plaats te vinden.
De budgethouder is werkgever als hij een arbeidsovereenkomst met zijn zorgverlener afsluit voor minimaal 4 dagen per week. Daarbij is sprake van een overeenkomst met inhoudingen loonheffingen en moet de budgethouder ook werkgeverslasten betalen. De werkgeverslasten zijn ongeveer 20 procent van het bruto loon. Het afsluiten van zo een overeenkomst kan zowel met een professional als met een niet-professionele ondersteuner.
De SVB ondersteunt de budgethouder bij de administratieve afwikkeling als volgt:
De werkgeverslasten dienen uit het persoonsgebonden budget te worden betaald. Daarbij blijft wel gelden dat de hoogte van het persoonsgebonden budget ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura bedraagt (artikel 23 van de Verordening).
De SVB geeft aan dat een eenmalige uitkering bij overlijden van cliënt mogelijk is, indien dit in de nadere regels is opgenomen. De eenmalige uitkering is bedoeld voor zorgverleners die werknemer of opdrachtnemer zijn van de budgethouder en die plotseling zonder werk komen door de beëindiging van een zorgovereenkomst. Een eenmalige uitkering in die situatie verstrekken is redelijk uit oogpunt van goed werkgeverschap
Artikel 7 Voorwaarden inzet persoonsgebonden budget binnen sociaal netwerk
Deze voorwaarden zijn een uitwerking van artikel 24 lid 1 onderdeel a van de verordening. De voorwaarden zijn opgenomen om te toetsen of de inzet van het persoonsgebonden budget binnen sociaal netwerk aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en doelmatiger is dan de inzet van een zorgvoorziening in natura of een voorziening bekostigd uit een persoonsgebonden budget voor een professiona
Artikel 8 Kwaliteitseisen inzet persoonsgebonden budget
De voorwaarden in dit artikel waarborgen dat de kwaliteit van de jeugdhulp ingezet met een persoonsgebonden budget goed is. De kwaliteitseisen voor de vergelijkbare voorzieningen in natura zijn gepubliceerd op de website van de Regio Gooi en Vechtstreek (https://www.regiogv.nl/).
Het gaat bij jeugdhulp om kwetsbare jeugdigen. Dan is het noodzakelijk dat in geval van calamiteit of geweld melding plaatsvindt. Onder calamiteit en geweld wordt hier verstaan calamiteit en geweld zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Ook professionele aanbieders dienen hiervan melding te doen op grond van de Jeugdwet.
De Jeugdwet verstaat (in het kort geformuleerd) onder een calamiteit dan een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid. Onder geweld verstaat de Jeugdwet geweld bij de verlening van jeugdhulp: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee.
Jeugdigen en hun ouders moeten een beroep kunnen doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Daarom moeten jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen een vertrouwenspersoon in de gelegenheid stellen zijn werk te doen (artikel 4.1.9 Jeugdwet). Voor alle duidelijkheid is hier opgenomen dat ook een niet-professionele ondersteuner een vertrouwenspersoon in de gelegenheid moet stellen zijn taak uit te voeren.
Hoofdstuk 5 Betrekken ingezetenen
Artikel 9 Participatie van jeugd en ouders
Artikel 2.9 van de Jeugdwet verwijst naar de bepalingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (art. 9, 11 en 12), die gemeenten verplichten het cliënt- en inwonerperspectief te betrekken bij de beleidsvoorbereiding en monitoring van de uitkomsten van jeugdbeleid.
Hiernaast heeft de gemeenteraad op basis van artikel 150 Gemeentewet een inspraak- en participatieverordening vastgesteld. Deze verordening en de toelichting daarop beschrijft de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij beleidsvorming van de gemeente.
Voor het betrekken van ingezetenen bij jeugdbeleid sluit het college aan bij het juridische kader uit de Wmo en de Jeugdwet en bij het juridisch kader van de inspraak- en participatieverordening. Dit betekent het volgende in de praktijk.
Inwoners worden betrokken bij de beleidsvoorbereiding en worden in de gelegenheid gesteld zelfstandig voorstellen te doen voor beleid. Om dit te kunnen doen, worden zij door de gemeente geïnformeerd hoe zij dit kunnen doen. Informatieverstrekking en ophalen van cliënt en inwonersperspectief is de afgelopen jaren o.a. via de regionaal georganiseerde Samenkracht! bijeenkomsten gebeurd. Hiernaast functioneert regionaal een kerngroep jeugd en een kerngroep ouders die regelmatig bevraagd worden.
Er zijn ook burgers die hun belangen niet goed kenbaar kunnen maken. De gemeente achterhaalt ook hun behoeften in regionaal georganiseerde cliëntbijeenkomsten.
Ook in de toekomst haalt het college het cliënt en inwonersperspectief via regionale bijeenkomsten op.
Voordat het jeugdbeleid wordt voorgelegd aan de gemeenteraad vraagt het college hierover een advies aan cliëntvertegenwoordigers en aan de lokale adviesraad Sociaal domein.
Er wordt jaarlijks een tevredenheidsonderzoek gehouden onder vragers van jeugdhulp.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-112826.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.