Beleidsregel tot wijziging van de Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen;

 

Gelet op de artikelen 48, 50 en 51 van de Participatiewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende Beleidsregel tot wijziging van de Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004.

Artikel I Wijziging Beleidsregels

De Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 worden als volgt gewijzigd.

  • A.

    Artikel 6.1 komt als volgt te luiden:

     

    Artikel 6.1 Algemene bepalingen voor geldleningen

    • 1.

      Tenzij in de artikelen 6.2 tot en met 6.7 anders is bepaald, zijn op geldleningen die worden verstrekt op grond van de artikelen 48, 50 of 51 van de Participatiewet de bepalingen over terug- en invordering van toepassing zoals vastgelegd in het Debiteurenbeleid 2017. Op de aflossingsverplichtingen zijn de bepalingen van toepassing die gelden voor niet-fraudeschulden.

    • 2.

      Over bijstand in de vorm van een geldlening is geen rente verschuldigd.

  • B.

    Artikel 6.2 komt als volgt te luiden:

     

    Artikel 6.2 Overgangsrecht

    Als een belanghebbende op het moment van inwerkingtreding van het Debiteurenbeleid 2017 al aflost op een geldlening, dan blijven de terug- en invorderingsregels van toepassing die rechtsgeldig waren op het moment dat belanghebbende met aflossen is begonnen, tenzij de bepalingen in het Debiteurenbeleid 2017 gunstiger voor belanghebbende zijn.

     

  • C.

    Artikel 6.3 komt als volgt te luiden:

     

    Artikel 6.3 Aflossing van leenbijstand in verband met eigen woning

    • 1.

      Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het vestigen van een krediethypotheek als bedoeld in artikel 48, derde lid van de Wet, wanneer bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt vanwege overwaarde in de eigen woning als bedoeld in artikel 50 van de Wet. Belanghebbende is verplicht mee te werken aan het vestigen van een krediethypotheek.

    • 2.

      De geldlening is direct opeisbaar als de woning wordt verkocht of vererfd.

    • 3.

      Aflossing van de geldlening begint op het moment van beëindiging van de bijstandsuitkering en vindt maandelijks plaats. Er wordt voor een periode van maximaal tien jaar op de lening afgelost, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

    • 4.

      Wanneer na de periode als bedoeld in het voorgaande lid het geleende bedrag niet volledig is terugbetaald, blijft de vordering openstaan en wordt het restant van de lening direct in een keer afgelost bij de verkoop of vererving van de woning.

    • 5.

      Als binnen een periode van twee jaar na beëindiging van een bijstandsuitkering in de vorm van een geldlening opnieuw recht op bijstand ontstaat, wordt deze verstrekt met toepassing van de laatst vastgestelde waarde van de woning en de laatst gevestigde krediethypotheek.

  • D.

    Het derde lid van artikel 6.5 komt te luiden:

    • 3.

      Op de aflossingsverplichtingen zijn de bepalingen uit het Debiteurenbeleid 2017 van toepassing die gelden voor fraudeschulden.

  • E.

    In de artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

     

    • a.

      de toelichting bij artikel 6.1 komt te luiden:

      Artikel 6.1 Algemene bepalingen voor geldleningen

      Op bijstandsverlening in de vorm van een geldlening zijn de bepalingen van het debiteurenbeleid van toepassing, tenzij daarvan in de hierop volgende bepalingen van af is geweken. Het gaat dan onder meer om bepalingen over betalingsverplichtingen, hoogte van de aflossing, tussentijdse herbeoordeling, toepassing van de beslagvrije voet, dwanginvordering en kwijtschelding.

       

    • b.

      in de eerste regel van de toelichting bij artikel 6.2 wordt de zinsnede ‘de Beleidsregels Terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ 2013’ vervangen door: het Debiteurenbeleid 2017.

       

    • c.

      de toelichting bij artikel 6.3 komt te luiden:

      Artikel 6.3 Aflossing van leenbijstand in verband met eigen woning

      Een belanghebbende met een eigen woning heeft soms te veel vermogen om recht te hebben op bijstand. In die situatie wordt niet altijd van hem verwacht dat hij zijn woning verkoopt. Het college kan dan op grond van artikel 50 Participatiewet bijstand nog wel bijstand verlenen, maar is verplicht dat in de vorm van een lening te doen. Daarbij rekenen we het te veel aan vermogen om naar het aantal maanden bijstand. Is dat aantal maanden voorbij, dan wordt de rest van de uitkering om niet verstrekt.

       

      Zoals in nagenoeg alle gemeenten het geval is, legt het college in beleid vast dat belanghebbende verplicht is om mee te werken aan het vestigen van een krediethypotheek (artikel 48, derde lid Participatiewet) als bijstand in de vorm van leenbijstand wordt verstrekt vanwege overwaarde in de eigen woning. Op deze wijze heeft het college een veel grotere zekerheid dat de lening wordt terugbetaald. Dit heeft vooral te maken met het feit dat het tientallen jaren kan duren voordat het college het geld terug kan krijgen en belanghebbende inmiddels uit beeld kan zijn geraakt. Daarbij komt dat het om aanzienlijke bedragen kan gaan.

       

      Wanneer belanghebbende niet meewerkt aan het vestigen van een krediethypotheek, wordt de uitkering opgeschort en een hersteltermijn geboden. Blijft belanghebbende bij zijn weigering, dan volgt intrekking en terugvordering van de al verleende bijstand (artikelen 54, eerste en vierde lid en 58 tweede lid onderdeel b Participatiewet; CRvB 10-08-2010, nrs 08/2796 WWB e.a. ECLI:NL:CRVB:2010:BN3953).

       

      Bij verkoop of vererving van een eigen woning moet de geldlening in beginsel in één keer worden terugbetaald (tweede lid). Wegens bijzondere omstandigheden van sociale of medische aard, kan het college toestemming geven om van de opbrengst van de verkoop een andere woning te kopen. Een voorbeeld van een sociale reden kan zijn onteigening door de gemeente van de eigen woning die belanghebbende bij aanvang van de bijstand bewoont.

      Belanghebbende begint pas met het aflossen van de geldlening als hij geen bijstandsuitkering meer heeft, en de woning redelijkerwijs nog niet kan worden verkocht (derde lid). Zo behoudt hij tijdens de bijstandsperiode de ruimte om te reserveren voor noodzakelijke uitgaven.

      De aflostermijn van (maximaal) tien jaar wordt door vrijwel alle gemeenten gehanteerd.

       

      Als na afloop van de tienjarige aflossingsperiode een deel van de geldlening nog niet is afgelost, wordt het restant afgerekend bij verkoop of vererving van de woning. De betrokken notaris neemt in zo’n geval contact op met de gemeente. In tegenstelling tot andere gemeenten berekenen wij geen rente over de tussenliggende periode.

       

      Het kan voorkomen dat belanghebbende de uitkering verlaat gedurende de periode dat zijn uitkering de vorm van een geldlening heeft. Als hij dan later opnieuw een beroep op bijstand doet, zou formeel de overwaarde in de woning (en daarmee het aantal maanden leenbijstand) weer opnieuw moeten worden vastgesteld en de krediethypotheek opnieuw gevestigd. Om redenen van doelmatigheid kiezen we ervoor om dat niet te doen als de onderbreking slechts kort is geweest. Het gaat dan om een onderbreking van minder dan twee jaar (vijfde lid). De Participatiewet sluit deze methode niet uit en veel andere gemeenten kiezen ook voor een termijn van twee jaar.

       

    • d.

      in de toelichting bij artikel 6.5 wordt de zinsnede ‘de Beleidsregels Terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ 2013’ vervangen door: het Debiteurenbeleid 2017.

       

    • e.

      in de toelichting bij artikel 6.6 wordt de zinsnede ‘de Beleidsregels Terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ 2013’ vervangen door: het Debiteurenbeleid 2017.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 oktober 2017.

 

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 20 juni 2017

De burgemeester

Peter den Oudsten

De secretaris

Peter Teesink

Naar boven