Participatie- en inspraakverordening Dordrecht

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

 

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 18 april 2017, kenmerk SBC/1837008;

 

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende

Participatie- en inspraakverordening Dordrecht

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    participatie: het in een vroeg stadium en op interactieve wijze betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding en ontwikkeling van gemeentelijk beleid en gemeentelijke kaders en bij de uitvoering van projecten;

  • b.

    ingezetene: ieder die met een adres in de gemeente Dordrecht is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

  • c.

    belanghebbende: een natuurlijk - of rechtspersoon wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

  • d.

    raadplegen: het gelegenheid geven aan ingezetenen en belanghebbenden om ideeën, wensen en meningen naar voren te brengen of voorkeuren aan te geven die bij de beleidsvorming of de uitvoering worden betrokken;

  • e.

    adviseren: een antwoord geven door belanghebbenden en ingezetenen op een door een bestuursorgaan geformuleerde vraag, of uit eigener beweging;

  • f.

    coproduceren: het door gemeente en daartoe uitgenodigde deelnemers in gezamenlijk overleg ontwikkelen van een plan met inachtneming van vooraf meegegeven kaders;

  • g.

    inspraak: het kenbaar maken van een zienswijze aan het bestuur over een voorgenomen besluit of een beleidsvoornemen;

  • h.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • i.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • j.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht;

  • k.

    Bestuursorgaan: het bestuursorgaan dat bevoegd is om over participatie of inspraak een besluit te nemen.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op de voorbereiding en ontwikkeling van gemeentelijk beleid en gemeentelijke kaders, op voorgenomen besluiten van het bestuur en op de uitvoering van projecten.

Artikel 3 Afbakening participatie en inspraak

  • 1.

    Participatie en inspraak zijn in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur.

  • 2.

    Inspraak wordt verleend als de wet daartoe verplicht of als specifieke overwegingen hiertoe aanleiding geven.

  • 3.

    Cumulatie van participatie en inspraak wordt in beginsel vermeden.

Artikel 4 Uitzonderingen op participatie en inspraak

  • 1.

    Geen participatie wordt toegepast respectievelijk geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      indien inspraak bij of krachtens de wet is uitgesloten;

    • b.

      indien het voorgenomen besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van regels van hogere overheden;

    • c.

      indien het bestuursorgaan bij het nemen van het besluit geen ruimte heeft voor het maken van beleidsinhoudelijke keuzes;

    • d.

      ten aanzien van de vaststelling van gemeentelijke belastingtarieven;

    • e.

      ten aanzien van interne organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • f.

      ten aanzien van de vaststelling van de jaarlijkse kadernota, begroting en rekening en de meerjarenbegroting en beleidsprogramma.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan in de volgende gevallen ervan afzien om ten aanzien van beleidsvoornemens participatie toe te passen of inspraak te verlenen:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      wanneer het belang van de participatie of de inspraak niet opweegt tegen het belang van een snelle besluitvorming of uitvoering of wegens andere gewichtige en/of dringende reden.

    • c.

      indien voorafgaand aan het beleidsvoornemen of voornemen tot uitvoering van beleid een participatieproces heeft plaatsgevonden, waarin ingezetenen en belanghebbenden hun inbreng hebben kunnen geven en hun zienswijzen kenbaar hebben kunnen maken ten aanzien van de beleidsvragen die ten grondslag liggen aan de te nemen beleidsbeslissing.

Artikel 5 Bevoegdheid en besluit over procedure

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van de ontwikkeling van gemeentelijk beleid of gemeentelijke kaders en bij de start van een project binnen zijn eigen bevoegdheden vast:

    • a.

      of inspraak in de gegeven situatie wettelijk verplicht is;

    • b.

      of een participatieproces of een inspraakprocedure wordt doorlopen, dan wel beiden of geen van beiden.

  • 2.

    Over participatie en inspraak ter voorbereiding van een raadsvoorstel besluit het college, mits passend binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde besluit is in de regel onderdeel van een collegevoorstel, raadsvoorstel of startnotitie over het inhoudelijke onderwerp waar de inspraak of participatie betrekking op heeft.

HOOFDSTUK 3 PARTICIPATIE

Artikel 6 Inrichting van het participatieproces

  • 1.

    Als een participatieprocedure wordt toegepast, besteedt het bestuursorgaan, aanvullend op het gestelde in artikel 5, eerste lid in het collegevoorstel, raadsvoorstel of startnotitie in ieder geval ook aandacht aan de volgende punten:

    • a.

      het onderwerp van het participatieproces en de schaal waarop dit aan de orde is;

    • b.

      de fasen waaruit het proces bestaat;

    • c.

      het niveau van de participatie voor de betreffende fase van het participatieproces, waarbij een gemotiveerde keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren;

    • d.

      welke personen of groepen van personen aan het participatieproces kunnen deelnemen;

    • e.

      de wijze waarop en de termijn waarbinnen de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • f.

      de wijze waarop het bestuursorgaan reageert op de uitkomsten van het participatieproces;

    • g.

      de begroting van de kosten van het participatieproces.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces gepaste wijze. In deze kennisgeving wordt ingegaan op de in het eerste lid bedoelde punten.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid of de inrichting van het participatieproces aan te passen, draagt het bestuursorgaan er zorg voor dat dit onverwijld bekend wordt gemaakt.

Artikel 7 Eindverslag van het participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces maakt het college een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een weergave van de inbreng van degenen die hebben deelgenomen aan het participatieproces;

    • c.

      een overzicht van de afspraken die op basis van het participatieproces zijn gemaakt.

  • 3.

    Indien het participatieproces het karakter heeft van raadplegen, adviseren of coproduceren geeft het bestuursorgaan een algemeen inhoudelijke reactie op de geleverde inbreng.

  • 4.

    Het college maakt het eindverslag openbaar.

  • 5.

    Voor de advisering door vaste door het college of de raad ingestelde adviesorganen gelden de regels die in het instellingsbesluit of andere daarop van toepassing zijnde regels zijn opgenomen.

HOOFDSTUK 4 INSPRAAK

Artikel 8 Inspraak

Dit hoofdstuk is van toepassing op de gevallen waarin de wet niet zelf al een openbare voorbereidingsprocedure regelt waarmee ingezetenen en belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van beleid.

Artikel 9 Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Bij de voorbereiding van raadsbesluiten beslist het college met inachtneming van de aanwijzingen van de raad of inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het bestuursorgaan besluit tot het verlenen van inspraak bij beleidsvoornemens, tenzij zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 4, eerste lid of van het verlenen van inspraak wordt afgezien op grond van artikel 4, tweede lid.

Artikel 10 Subject van inspraak

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en aan niet ingezetenen die belanghebbende zijn, tenzij het bestuursorgaan besluit alleen inspraak aan belanghebbenden te verlenen.

Artikel 11 Coördinatie van inspraak

Indien de besluitvorming over een beleidsopgave uiteenvalt in meerdere, met elkaar samenhangende en elkaar beïnvloedende besluiten, worden de inspraakonderwerpen zoveel mogelijk gelijktijdig in dezelfde inspraakprocedure behandeld.

Artikel 12 Inspraakprocedure

  • 1.

    Als inspraak wordt verleend stelt het college een inspraakprocedure vast. Op deze inspraakprocedure is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing tenzij voor het beleidsvoornemen een specifieke wettelijk voorgeschreven inspraakprocedure geldt.

  • 2.

    Reactietermijnen worden verlengd in het geval inspraakmomenten voor meer dan de helft zouden samenvallen met een vakantieperiode als bedoeld in de Regeling vaststelling schoolvakanties van enig jaar, zodat tenminste de helft van de termijn buiten de vakantieperiode van de Dordtse regio valt.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan het college voor een beleidsvoornemen een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 13 Eindverslag

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op de zienswijzen waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar bij het genomen besluit.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Taak burgemeester

De burgemeester ziet toe op de kwaliteit van de inspraak- en participatieprocedures.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Participatie- en inspraakverordening Dordrecht".

Artikel 16 Slot- en overgangsbepalingen

  • 1.

    De Inspraakverordening zoals vastgesteld op 18 december 2007, wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 3.

    Participatietrajecten en inspraakprocedures die zijn gestart voordat deze verordening in werking treedt, worden uitgevoerd volgens de bepalingen van de Inspraakverordening 2007.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 juni 2017.

De griffier, De voorzitter,

A.E.T. Wepster P.A.C.M. van der Velden

Naar boven