Financiële verordening gemeente Maasgouw 2017

De raad van de gemeente Maasgouw, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 maart 2017, gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de navolgende “Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Maasgouw 2017”.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

     

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

     

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

     

  • -

    netto schuld per inwoner : bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

     

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

     

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.A

    Bij de begroting en de jaarstukken worden na de programma’s het overzicht Algemene dekkingsmiddelen, overzicht overhead, overzicht Onvoorzien en de Baten en Lasten per programma weergegeven.

  • 1.B

    In de begroting per programma een korte toelichting op de financiële tabellen tussen het nieuwe en voorgaande begrotingsjaar op te nemen m.b.t.:

    • a.

      samengevoegde en/of gesplitste producten;

    • b.

      sterke fluctuaties.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 4.

    Bij het niet volledig besteden van budgetten, waarvoor vóór 31 december van het boekjaar verplichtingen zijn aangegaan maar nog geen feitelijke uitvoering heeft plaatsgevonden, mag een bestemmingsreserve worden gevormd, waaruit in een volgend jaar deze specifieke lasten kunnen worden gedekt.

  • 5.

    Bij het niet volledig besteden van budgetten uit de begroting of begrotingswijzigingen vóór 31 december van het boekjaar, mag een bestemmingsreserve worden gevormd, waaruit in een volgend jaar deze specifieke lasten kunnen worden gedekt.

  • 6.

    Aan de raad wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk vóór 15 juli volgend op het boekjaar separate begrotingswijziging voorgelegd, waarin zijn opgenomen de budgetten zoals bedoeld in artikel 3,4 en 3.5.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt voor 15 juni aan de raad een “Kadernota” aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerp-begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze “Kadernota” vóór 15 juli vast.

  • 2.

    De ramingen van onderhoudsbudgetten worden gebaseerd op actuele meerjarige onderhoudsplannen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per taakveld.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Bij de behandeling van de Programmarapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 4.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Kredietvoorstellen dienen zo nodig op hoofdonderdelen gespecificeerd te worden verstrekt.

  • 5.

    Het college informeert de raad bij de eerst mogelijke gelegenheid, tussentijds (buiten de ProRap), als ze verwacht, dat de lasten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden bij bedragen groter dan € 50.000. De raad dan actief te informeren via een raadsinformatiebrief.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee programmarapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De bestuursrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de programmarapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende-zaakbelastingen;

    • b.

      hondenbelasting;

    • c.

      parkeerbelasting;

    • d.

      rioolheffing;

    • e.

      afvalstoffenheffing; en

    • f.

      bijstandsverstrekking,

    wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van de oninbaarheid.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen (bij waardering tegen contante waarde);

    • d.

      de vorming van reserves en voorzieningen met betrekking tot budgetten die vóór 31 december van een begrotingsjaar niet of niet volledig zijn besteed

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 5.

    In de begroting op te nemen:

    • a.

      een uitgebreide toelichting op de reserves en voorzieningen van de gemeente;

    • b.

      de toelichting te voorzien van een grafische weergave van de (verwachte) ontwikkeling van de reserves en voorzieningen over meerdere jaren.

Artikel 11. Kostprijsberekening
  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht wordt daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het zevende en achtste lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zesde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.

  • 8.

    Als het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen zoals berekend overeenkomstig het zevende lid een percentage oplevert dat lager of gelijk is aan 2,5% dan bedraagt het rentepercentage voor deze rentevergoeding 3%.

  • 9.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen en rechten. Verzorging gemeentelijke diensten van aanleg inritten en rioleringswerkzaamheden vinden plaats op offertebasis. Voor diensten en werkzaamheden ten behoeve van derden in het kader van het algemeen belang worden geen vergoedingen gevraagd.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3.

    Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college waar mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 15. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de berekening van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 11, zevende en achtste lid;

  • b.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 11, zesde lid;

  • c.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht; en

  • d.

    de mate van kostendekkendheid van de rioolheffingen en afvalstoffenheffing;

  • e.

    de waardeontwikkeling van onroerende zaken.

Artikel 16. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisiconorm;

  • c.

    de berekening van het EMU-saldo (bij de begroting)

  • d.

    actueel inzicht van de obligatieportefeuille

Artikel 17. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de inkomsten;

  • 2.

    Het beleid inzake het risicomanagement van de gemeente wordt vastgelegd in een “Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen”. De raad stelt deze nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      risico’s;

    • b.

      de wijze waarop de incidentele en structurele weerstandscapaciteit wordt bepaald;

    • c.

      het onderscheiden van een incidentele en structurele weerstandratio.

  • 3.

    de Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen wordt tenminste éénmaal per raadsperiode geactualiseerd.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op een overzicht van alsmede een stand van zaken met betrekking tot de geldende beheerplannen.

Artikel 19. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    Informatisering en Automatisering

Artikel 20. Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval van elke verbonden partij op:

  • a.

    naam en vestigingsplaats;

  • b.

    het publiek belang dat wordt gediend met de deelname;

  • c.

    participanten;

  • d.

    de bestuursstructuur;

  • e.

    het financieel belang van de gemeente;

  • f.

    maatschappelijke risico’s.

Artikel 21. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      De verwerving van gronden;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden; en

    • e.

      het beheer en de uitgifte van gemeentelijke eigendommen.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 22. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 23. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen binnen de door de raad gestelde kaders; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 24. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening 13 december 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening 13 december 2007 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening gemeente Maasgouw 2017”.

     

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 1 juni 2017.

De raad voornoemd;

De griffier,

H.M.L. van Soest

De voorzitter,

S.H.M. Strous

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 8

 

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

 

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 40 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden;

  • b.

    5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • c.

    5 jaar: computerapplicaties. 

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut 

 

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. 

 

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

 

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 60 jaar: rioleringen;

  • b.

    40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • c.

    40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • d.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen;

  • e.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • f.

    25 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • g.

    15 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • h.

    4 jaar: automatiseringsapparatuur;

  • i.

    5 jaar: software

  • j.

     10 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;;

  • k.

     10 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

 

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    Maximaal 30 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

  • b.

    maximaal 30 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

  • c.

    maximaal 12 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

  • d.

    maximaal 40 jaar: openbare verlichting;

  • e.

    maximaal 10 jaar: straatmeubilair;

  • f.

    maximaal 40 jaar: pompen en gemalen;

 

Toelichting op de artikelen

Hierna wordt artikelsgewijs ingegaan op de bepalingen van de nieuwe financiële verordening 2017. Daarbij wordt een toelichting gegeven als wordt afgeweken van de VNG-modelverordening en waar beleidskeuzes mogelijk zijn.

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

volgens modelverordening.

 

Artikel 2: Programma-indeling begroting

volgens modelverordening. De raad kan een wijziging van de programma-indeling vaststellen bij aanvang raadsperiode. Een wijziging kan plaatsvinden in relatie tot de missie en visie of op basis van het coalitieprogramma.

 

Artikel 3: Inrichting begroting en jaarstukken

Er is voor gekozen om na de programma’s de volgende overzichten te verstrekken:

  • overzicht Algemene dekkingsmiddelen

  • overzicht heffing vennootschapsbelasting

  • overzicht overhead

  • overzicht Onvoorzien en

  • de baten en lasten per programma (dit overzicht staat in de programmabegroting 2017 nog in het programmaplan onder hoofdstuk 5).

 

In de modelverordening wordt van de overzichten Algemene dekkingsmiddelen en overhead (op taakveldniveau) een verdeling per programma voorgestaan. Voorheen was deze verdeling van overheadkosten per product in de begroting opgenomen. Het is echter de bedoeling om vanaf 2017 de overheadkosten op één afzonderlijk overzicht in totaliteit op te nemen en daar op te sturen. Vandaar dat wij op dit onderdeel afgeweken hebben van de VNG-modelbepaling

 

In onze huidige methodiek worden niet of gedeeltelijk bestede budgetten in het raadsvoorstel jaarrekening bij saldobestemming in een bestemmingsreserve opgenomen. Dit om in het volgende jaar de uitvoering alsnog te kunnen realiseren. Deze mogelijkheid wordt in deze verordening onder 3.4 geformaliseerd.

 

Artikel: 4 Kaders begroting

Er is vanaf gezien om een bepaald percentage van de totale lasten als post onvoorzien in de primitieve begroting te ramen. Toegevoegd is dat de ramingen van onderhoudsbudgetten worden gebaseerd op meerjarige onderhoudsplannen.

 

Artikel 5: autorisatie begroting en investeringskredieten

De modelverordening wordt gevolgd door autorisatie van budgetten per taakveld. Autorisatie op programma-niveau zou als alternatief ook kunnen maar dan dienen volgens de BBV de uitgaven en inkomsten per taakveld wel afzonderlijk in de begroting te worden opgenomen. Daarmee wordt ons inziens de begroting en de indeling daarvan onoverzichtelijk. In de bijlage is een voorbeeld opgenomen met autorisatie zoals in de programmabegroting 2017 opgenomen. Tevens het alternatief bij autorisatie op programmaniveau.

 

In het VNG-model is bij dit artikel een bepaling opgenomen om de raad te informeren bij dreigende overschrijdingen van budgetten of investeringen. Dit wordt door ons overbodig geacht omdat daartoe tijdig op geanticipeerd kan worden in tussentijdse rapportages en, in uitzonderlijke gevallen, middels een raadsinformatiebrief. Daarnaast is in lid 6 het college een bevoegdheid toegekend om een beroep te kunnen doen op de post onvoorziene uitgaven waarbij achteraf in een van de P&C-documenten aan de raad verantwoording wordt afgelegd.

 

Een bijzondere bepaling uit de huidige financiële verordening van Maasgouw is dat bij een aanbestedingsvoordeel binnen een projectkrediet het betreffende krediet wordt verlaagd. Formalisering volgt bij een reguliere begrotingswijziging in de P&C-cyclus. Deze bepaling is in voorliggende nieuwe verordening niet overgenomen. Tijdens de uitvoering van een project zijn er namelijk plussen én minnen. Het krediet is en blijft het kader. Na afronding van het project volgt uiteraard (financiële) verantwoording. Bij dreigende kredietoverschrijdingen wordt tijdig een begrotingswijziging voorgelegd.

 

Artikel 6: tussentijdse rapportage

Bepalingen volgens de modelverordening zijn overgenomen. Alleen benamingen zijn aangepast.

In de huidige Prorap’s wordt gerapporteerd over afwijkingen groter dan € 10.000. In de Kadernota, begroting en jaarrekening worden al afwijkingen boven € 25.000 nader toegelicht. Het grensbedrag voor rapportage van afwijkingen wordt bijgesteld naar € 25.000.

 

Informatieplicht (artikel modelverordening laten vervallen)

In de modelverordening staat: het college informeert boven een nader te bepalen bedrag de raad over aan- en verkoop van goederen, het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties. College stelt de raad daarbij in de gelegenheid om wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Dit artikel is niet overgenomen omdat reeds voldoende waarborgen daartoe in artikel 169 van de Gemeentewet zijn opgenomen.

 

Artikel 7: EMU-saldo

Conform modelverordening om eventuele financiële gevolgen overschrijding EMU-saldo aan de raad te berichten.

 

Artikel 8: Waardering en afschrijving vaste activa

Conform modelverordening.

Afschrijvingstermijnen in bijlage overeenkomstig huidige systematiek van de gemeente Maasgouw.

 

Artikel 9: Voorziening voor oninbare vorderingen

Op zich zijn de bepalingen van artikel 9 niet noodzakelijk. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening. Om de huidige werkwijze tot uitdrukking te laten komen hebben wij de bepalingen uit de modelverordening overgenomen. Vorderingen worden bij de gemeente Maasgouw individueel beoordeeld. In de modelverordening is opgenomen dat een voorziening wordt getroffen op basis van het historisch percentage van oninbaarheid bij gemeentelijke aanslagen, heffingen en bijstandsverstrekkingen. Deze bepaling is in voorliggende concept-verordening achterwege gebleven.

 

Artikel 10: Reserves en voorzieningen

Volgens de modelverordening wordt geen rente toegerekend van reserves en voorzieningen aan taakvelden. Deze bepaling is overgenomen.

Verder is overgenomen dat de Nota van Reserves en Voorzieningen 1x per 4 jaar geactualiseerd wordt. Daarbij wordt met name ingegaan op de vorming van reserves en voorzieningen met betrekking tot budgetten die vóór 31 december van een begrotingsjaar niet of onvolledig zijn besteed.(dit in directe relatie met het bepaalde hieromtrent in artikel 3).

 

Artikel 11:Kostprijsberekening

De modelverordening geeft aan dat voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten, heffingen, werken en diensten een afzonderlijk stelsel van kostentoerekening wordt gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rentekosten activa betrokken. Bij rechten en heffingen wordt daarbij ook de compensabele BTW doorberekend.

Met name voor de afvalstoffen- en rioolheffingen worden in dit artikel de kostengrondslagen bepaald. In de raad van 16 februari 2017 zijn de jaarlijkse uitgaven van het nieuwe GRP geaccordeerd. Daarbij is toegezegd dat de dekking van deze GRP-kosten aan de orde komt bij de behandeling van nu voorliggende bepalingen in de financiële verordening. In deze verordening worden de grondslagen bepaald. De financiële vertaling volgt dan bij de behandeling van de programmabegroting en de uiteindelijke vaststelling van de hoogte van de heffingen in de december-vergadering. Voorgesteld wordt de volgende kostensoorten tot de kostprijs van rechten, heffingen etc. te rekenen:

  • directe kosten zoals salarissen, onderhoud, energie en overige structurele exploitatielasten

  • kapitaallasten

  • compensabele BTW

  • Overhead (Bedrijfsvoering zoals ICT, huisvesting etc.)

 

Het is aan de raad te bepalen of bovenstaande kostensoorten tot de grondslagen behoren van de kostprijsberekening van rechten, heffingen etc. Alle genoemde kosten volgens de modelverordening worden door de gemeente Maasgouw tot en met 2017 in de berekeningen meegenomen.

Met uitzondering van de gederfde inkomsten kwijtscheldingsbeleid waarover in het verleden vaker discussie in de raad van Maasgouw gevoerd is en waarbij uiteindelijk besloten is deze doorberekening achterwege te laten. Gelet op eerdere discussie in de raad en politieke besluitvorming is afgezien van overname van deze modelbepaling.  

 

Bij de directe kosten van salarissen is de inhuur personeel bij vervanging eigen personeel niet meegenomen in de grondslag omdat de verdeling daarvan administratief lastig is.

 

De verdeelsleutel van de overheadkosten vindt plaats volgens het evenredig aandeel van de salariskosten voor betreffende dienstverlening in de totale salariskosten van de gemeente (artikel 10, lid 5). Een alternatieve verdeelsleutel van de overheadkosten is waarbij de totale uitgaven van de begroting de basis daartoe vormen. Dit zou echter een onevenredige hoge doorbelasting aan de rioolheffingen betekenen omdat de kapitaallasten van rioleringen relatief een hoge kostenpost vormen.

 

Over de doorberekening van rentekosten van geactiveerde investeringen van met name rioleringen bij de kostprijsberekening van de rioolheffingen, is in 2016 landelijk veel discussie geweest. In de gemeentebegroting 2017 van Maasgouw kwam de renteberekening uit op 0% omdat:

  • geen rente meer over eigen vermogen meer berekend mag worden

  • de gemeente een zeer lage schuldquote heeft en

  • de gemeente een relatief zeer hoge dividendopbrengst van de obligatieportefeuille heeft.

Om met een aparte berekening een redelijke kostprijsberekening voor rechten, heffingen etc. te bepalen ten aanzien van de hoogte van het te hanteren rentepercentage zijn in de modelverordening in artikel 10 (vanaf lid 7) bepalingen daartoe opgenomen. Daarbij is het toegestaan wel rente over eigen vermogen mee te rekenen en een minimaal rentepercentage van 3% te hanteren. Voorgesteld wordt de modelverordening daarin te volgen.

Dit betekent dat aanpassing van de huidige interne rekenrente van 4 naar 3% een positief budgettaire gevolg heeft voor de kosten rioolheffingen en anderzijds een negatief budgettair gevolg heeft voor de gemeentelijke exploitatie. In het raadsvoorstel van 16 februari 2017 tot vaststelling van het nieuwe GRP is hiermee reeds rekening gehouden.

 

Artikel 12: Prijzen economische activiteiten

Conform modelverordening. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

Verder gaat dit artikel in op bepalingen van het verstrekken van leningen en garanties en motivering van wat onder publiek belang wordt verstaan.

 

Artikel 13: Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet daartoe jaarlijks een voorstel in de december-vergadering.

Afgezien is van de overname van de modelbepaling om periodiek een Nota met kaders voor de bepalingen van de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan de raad ter vaststelling aan te bieden.

 

Voorgesteld wordt de huidige “Verordening voor diensten en werkzaamheden ten behoeve van derden” in te trekken. Verder in de financiële verordening op te nemen dat de aanleg van inritten en riolerings-werkzaamheden op offertebasis door de gemeente gedaan kan worden.

Voor andere diensten en werkzaamheden ten behoeve van derden worden geen vergoedingen gevraagd omdat deze dienstverlening wordt gezien als activiteiten die plaatsvinden in het algemeen belang als bedoeld in artikel 25h lid 5 Mededingingswet.

 

Artikel 14: Financieringsfunctie

Het model wordt aangevuld met bepalingen omtrent het verstrekken van garanties e.d. uit hoofde van de publieke taak omdat dit gewenst wordt geacht. Mede in relatie tot het niet overnemen van het modelartikel ten aanzien van informatieplicht (zie tekst vóór artikel 7).

 

Artikel 15: Lokale heffingen

Modelbepalingen aangevuld met opname informatie in de paragraaf Lokale heffingen van:

  • De mate van kostendekkendheid van de rioolheffingen en afvalstoffenheffing

  • De waardeontwikkelingen van onroerende zaken

 

Artikel 16 Financiering

Te bepalen minimale informatie welke in de paragraaf Financiering dient te worden verstrekt:

  • De kasgeldlimiet

  • De renterisiconorm

  • De berekening van het EMU-saldo (bij de begroting)

  • Actueel inzicht obligatieportefeuille

 

Artikel 17 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

Naast de modelbepalingen in deze paragraaf de volgende informatie op te nemen:

  • Op basis van de door de raad vastgestelde beleidsnota Risicomanagement & Weerstandsvermogen rapportage van risico’s, berekening van de incidentele en structurele weerstandscapaciteit en het onderscheiden van een incidentele en structurele weerstandsratio en vermelding van de belangrijkste risico’s met incidentele en/of structurele financiële impact

  • de Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen wordt tenminste éénmaal per raadsperiode geactualiseerd.

 

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

Modelbepaling aangevuld met: te verstrekken overzicht van de geldende beheerplannen.

Met deze aanvulling in lid 1 van dit artikel kunnen de overige modelbepalingen in dit artikel komen te vervallen.

 

Artikel 19 Bedrijfsvoering

Conform modelverordening. Afgezien is van de facultatieve bepaling om in deze paragraaf op te nemen de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

 

Artikel 20 Verbonden partijen

Tevens opgenomen de huidige vraagstellingen per verbonden partij zoals in Programmabegroting 2017 gehanteerd.

Het opstellen van een Nota verbonden partijen is niet opgenomen omdat er geen behoefte is aan aanvullende kaderstelling. In de paragraaf Verbonden partijen van de P&C-cyclus is dit per verbonden partij voldoende geborgd.

 

Artikel 21 Grondbeleid

Zover al niet plaatsvindt, is voor deze paragraaf vereist om in te gaan op de verwerving van gronden en de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

Verder wordt vastgelegd om eens in de vier jaar een nota Grondbeleid aan de raad ter vaststelling aan te bieden.

 

Artikel 22 Administratie

Conform modelverordening.

 

Artikel 23 Financiële organisatie

Conform modelverordening. Alleen punt h inzake steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen aanvullen met” binnen de door de raad gestelde kaders”.

 

Artikel 24 Interne controle

Conform modelverordening.

 

Artikel 25 en 26 Intrekking oude verordening, overgangsrecht en inwerkingtreding

Conform modelverordening.

 

Naar boven