Beleidsregels Verhaal Participatiewet 2017

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen,

 

Gelet op de bepalingen van artikel 61 tot en met 62i van de Participatiewet,

 

BESLUIT:

Inleiding

In de artikelen 61 tot en met 62i van de Participatiewet zijn de regels betreffende verhaal van bijstand opgenomen. De kosten van verleende bijstand kunnen in een aantal gevallen worden verhaald. De in de Participatiewet genoemde derden waarop kosten van bijstand kunnen worden verhaald zijn:

 

· de onderhoudsplichtige;

· de begiftigde van een schenking;

· de nalatenschap van de overleden bijstandsgerechtigde;

 

De gemeentelijke regelingen met betrekking tot Terug- en invordering Participatiewet zijn niet van toepassing op verhaal.

 

 

Artikel 1 Definities

 

De definities uit de Participatiewet en boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk wordt afgeweken in deze beleidsregels.

 

 

Artikel 2 Verhaalsplicht

 

De gemeente Nijmegen verplicht zich, behoudens verhaal op de nalatenschap en de gevallen genoemd in artikel 3.4, om in gevallen zoals vermeld in de Participatiewet bijstand te verhalen. De gemeente Nijmegen kan kosten van verleende bijstand op de nalatenschap verhalen.

 

 

3.1 Tremarapport

 

In het geval van verhaal wegens onderhoudsplicht verhaalt de gemeente conform de richtlijnen van de landelijke werkgroep TREMA (Tijdschrift voor de rechterlijke macht), gepubliceerd in het Rapport alimentatienormen 2016 en opvolgende versies, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk wordt afgeweken in deze beleidsregels.

Indien degene op wie verhaal wordt gezocht niet tot betaling overgaat, wordt verhaal in rechte ingesteld bij de rechtbank.

 

3.2 De kring van onderhoudsplichtigen

 

Onderhoudsplichtig zijn:

 

· de echtgenoot ten opzichte van de andere echtgenoot (geregistreerde partner);

· de ex-echtgenoot (na echtscheiding of scheiding van tafel en bed) ten opzichte van de andere ex-echtgenoot (geregistreerde partner);

· de ouder ten opzichte van het minderjarige kind;

· de ouder ten opzichte van het jong-meerderjarige kind (kinderen van 18 tot 21 jaar);

· het minderjarige kind ten opzichte van de ouder(s).

 

3.3 De grens van de onderhoudsplicht

 

Verhaald wordt de aan de onderhoudsgerechtigde verstrekte bijstand en wel tot de grens van de onderhoudsplicht. De onderhoudsplicht wordt begrensd door enerzijds de draagkracht van de tot onderhoud verplichte persoon, anderzijds de behoefte van de onderhoudsgerechtigde. De laagste van de twee vormt het maximum van de verhaalsbijdrage.

Bij het bepalen van de draagkracht wordt uitgegaan van de werkelijke draagkracht volgens de draagkrachtberekening. In afwijking van het TREMA-rapport wordt, betreffende de maanden dat de onderhoudsplichtige een bijstandsuitkering of een uitkering op bijstandsniveau als enige inkomen heeft, geen draagkracht aanwezig geacht.

 

 

3.4.1Dringende redenen

 

Indien dringende redenen aanwezig zijn gelegen in de persoon van de bijstandsgerechtigde, dan wel de persoon op wie bijstand wordt verhaald, kan worden afgezien van verhaal. Of een dringende reden aanwezig is en of het aanleiding is af te zien van verhaal dient aan de hand van de feiten en omstandigheden in het individuele geval te worden beoordeeld.

 

Een dringende reden wordt aanwezig geacht in de volgende gevallen:

 

Agressief gedrag van de onderhoudsplichtige ten opzichte van de bijstandsgerechtigde, of van de bijstandsgerechtigde ten opzichte van de onderhoudsplichtige. De aangevoerde redenen dienen geobjectiveerd te worden, oftewel geverifieerd en bevestigd door derden zoals politie (vertrouwens)arts, psycholoog en maatschappelijk werkende. Uiteraard dient dit onderzoek met de nodige prudentie te worden uitgevoerd. Veelal betreft het hier verhaal op onderhoudsplichtige mannen wier vrouw enige (vaak korte) tijd heeft doorgebracht in een huis voor vrouwenopvang. In dergelijke gevallen dient de actuele houding van de onderhoudsplichtige van doorslaggevend belang te zijn. Derhalve is een periodiek heronderzoek in dergelijke gevallen aangewezen. Indien uit het (voor)onderzoek blijkt dat de bedreigende situatie niet meer aanwezig is, kan een normaal draagkrachtonderzoek plaatsvinden.

 

Suïcidaal gedrag van de onderhoudsplichtige/-gerechtigde. Voor deze gevallen geldt in wezen hetzelfde als voor gewelddadig gedrag van een onderhoudsplichtige tegenover de bijstandsgerechtigde. Prudentie is ook hier aangewezen.

 

Het aanspreken van de ouders van een jong-meerderjarige schaadt de jong-meerderjarige. Dit kan het geval zijn als de relatie tussen ouders en hun jong-meerderjarig kind ernstig verstoord is, of als er (in het verleden) sprake is (geweest) van mishandeling of ernstige verwaarlozing.

 

De onderhoudsplichtige heeft een inkomen op minimumniveau na een uitkeringsperiode. Uitvoering van de verhaalsbepalingen kan in een aantal gevallen op gespannen voet komen te staan met het gemeentelijk uitstroombeleid. Om het gemeentelijk uitstroombeleid maximaal te ondersteunen dient een onderhoudsplichtige ex-cliënt met een minimuminkomen gedurende enige tijd na de werkaanvaarding te worden ontzien om zodoende een extra stimulans te bieden om structureel in het arbeidsproces te blijven. Elk geval zal individualiserend moeten worden bezien. Als richtsnoer wordt aangehouden dat bij werkaanvaarding op minimumniveau na een uitkeringsperiode de gemeente gedurende een periode van twee jaren afziet van het opleggen van een onderhoudsbijdrage.

 

Tevens kan worden afgezien van verhaal bij het bestaan van een problematische schuldensituatie. Van een problematische schuldensituatie is sprake indien:

- OP-er niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

- een schuldregeling mbt alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en de verhaalsvordering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

 

De onderhoudsplichtige wordt geacht geen draagkracht te hebben als hij is toegelaten tot en voor de duur van het gerechtelijke traject van schuldsanering in het kader van de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen).

De vordering op de onderhoudsplichtige in verband met verhaal van bijstand wordt, tot de datum van toelating tot een schuldsanering in het kader van de WSNP, ingebracht in de schuldsanering, waarbij de gemeente zich beroept op de wettelijke bevoorrechting die aan deze vordering is toegekend.

Een voorstel tot schuldsanering wordt alleen in overweging genomen als de schuldsanering tot stand komt door tussenkomst van een erkende schuldhulpverlenende organisatie.

 

Ingeval van faillissement van de onderhoudsplichtige:

a. wordt voor de duur van het faillissement de maandelijkse verhaalsbijdrage op nihil gesteld, tenzij de faillissementsrechter de verhaalsbijdrage als een maandelijkse verplichting heeft opgenomen in de faillissementsbeschikking, en

b. wordt bij de curator de vordering tot de datum van de uitspraak van het faillissement ingediend.

 

3.4.2 Bedrijfseconomische redenen

 

De gemeente ziet af van verhaal in de volgende gevallen:

 

De persoon op wie verhaal wordt gezocht heeft een niet-Nederlandse nationaliteit en woont in het buitenland. In deze gevallen is er -bij betalingsonwil- in de praktijk geen enkele mogelijkheid tot invordering. Betrokkene kan zelden worden getraceerd, maar al lukt dat wel, dan nog zijn er geen gegevens met betrekking tot zijn inkomen te verkrijgen. Om bedrijfseconomische redenen dient in deze gevallen te worden afgezien van nader onderzoek met betrekking tot verhaal.

 

De persoon op wie verhaal wordt gezocht is een Nederlander die in het buitenland woont en werkt. Ook hier zijn de invorderingsmogelijkheden zeer beperkt en afhankelijk van het feit of er een in Nederland gevestigde werkgever of inkomstenbron in het spel is. Woont betrokkene in een land waarmee historisch of anderszins speciale banden bestaan, dan kan een invorderingspoging zin hebben. (te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de Nederlandse Antillen, België en Duitsland.) In alle andere gevallen heeft een nader onderzoek naar verhaalsmogelijkheden om bedrijfseconomische redenen geen zin.

 

Indien uit de draagkrachtberekening blijkt dat het totaal te verhalen bedrag onder de € 50 per maand ligt, wordt van verhaal afgezien, tot bij een volgende draagkrachtberekening blijkt dat het te verhalen bedrag € 50 of meer is.Ook wordt afgezien van verhaal als op voorhand duidelijk is dat de totale bijstandsperiode dermate kort zal zijn dat in totaal minder verschuldigd zal zijn dan het minimum verhaalsbedrag op jaarbasis, te weten € 600. Deze minimumbedragen gelden ook bij verhaal in der minne.

 

3.5 Aanvaardbaarheidstoets

 

1. De onderhoudsplichtige kan het college verzoeken bij de berekening van de verhaalsbijdrage ten behoeve van een kind/kinderen de aanvaardbaarheidstoets toe te passen. Deze toets kan van toepassing zijn indien de onderhoudsplichtige:

- na vaststelling van de berekende bijdrage aantoonbaar niet meer in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien, of

- van zijn inkomen na vermindering van de lasten minder dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm overhoudt.

2. De onderhoudsplichtige die een beroep doet op de aanvaardbaarheidstoets, vult het beschikbaar gestelde inlichtingenformulier in en levert dit in bij het college, onder toevoeging van bewijssstukken.

3. Het college weegt conform het Rapport Alimentatienormen versie 2017, onderdeel 7.3 (en opvolgende versies) af of er redenen zijn om de aanvaardbaarheidstoets toe te passen.

4. In het geval een eerder opgelegde verhaalsbijdrage wordt herzien naar aanleiding van een aanvaardbaarheidstoets, gaat de nieuw vastgestelde verhaalsbijdrage niet eerder in dan de eerste dag van de maand volgend op de datum van ontvangst van het verzoek om een aanvaardbaarheidstoets .

 

3.6 Ingangsdatum

 

Als ingangsdatum van de eventueel op te leggen verhaalsbijdrage zal gelden de datum van de eerste dag van de maand, volgend op de dag van verzending van de eerste aanschrijving.

 

3.7 Heronderzoeken

 

Uitgangspunt is dat elke twee jaar een heronderzoek plaatsvindt. Het college kan afwijken van deze termijn, indien daarvoor redenen aanwezig geacht worden.

 

3.8 Ondergrens verhaal in rechte

 

Het college ziet af van verhaal in rechte indien het een afgesloten periode betreft en het totaal te verhalen bedrag lager is dan € 600,00.

 

3.9 Verzoek om informatie van (potentieel) onderhoudsplichtigen

 

Op grond van rechterlijk uitspraken in het kader van Wob-procedures (Wet openbaarheid van bestuur) is de gemeente verplicht verzoeken van (potentiële) onderhoudsplichtigen om informatie, opgenomen in het bijstandsdossier van de onderhoudsgerechtigde in overweging te nemen. Vanwege het grote gewicht dat de gemeente Nijmegen toekent aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van cliënten, worden dergelijke verzoeken van onderhoudsplichtigen om informatie met de grootst mogelijke terughoudendheid behandeld.

 

Behandeling verzoek

 

Een verzoek van de (potentieel) onderhoudsplichtige tot het verstrekken van informatie die is opgenomen in het bijstandsdossier van de onderhoudsgerechtigde wordt slechts in overweging genomen als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

· het bestaan van een (potentiële) onderhoudsplicht is vastgesteld; en

· de gevraagde informatie is rechtstreeks van belang voor de vaststelling van de onderhoudsplicht en/of de hoogte van de onderhoudsbijdrage; en

· het verzoek is schriftelijk ingediend en voorzien van een kopie van een geldig legitimatiebewijs. Laat verzoeker zich vertegenwoordigen door een gemachtigde dan dient deze naast de machtiging een kopie van een geldig legitimatiebewijs mee te sturen. Voor een advocaat is een schriftelijke machtiging niet vereist.

 

De onderhoudsgerechtigde cliënt wordt op de hoogte gesteld van het verzoek en het voornemen de onderhoudsplichtige verzoeker te informeren. Cliënt wordt schriftelijk gewezen op de mogelijkheid binnen 14 dagen zijn zienswijze kenbaar te maken. Zo mogelijk worden de betreffende documenten bij deze brief aan cliënt toegezonden. Aan onderhoudsplichtige wordt schriftelijk bericht dat de beslistermijn wordt opgeschort met 14 dagen omdat een belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze te geven.

Indien cliënt zijn zienswijze indient, wordt hiermee zo mogelijk rekening gehouden bij het te nemen besluit. Het besluit wordt zowel aan de verzoeker als aan cliënt toegezonden. Tegen het besluit kunnen beiden bezwaar maken. Als hoofdregel geldt dat de verstrekking van de informatie gelijktijdig met de bekendmaking geschiedt, tenzij een belanghebbende daar naar verwachting bezwaar tegen heeft. In dat geval wordt de informatie niet eerder dan twee weken na bekendmaking van de beslissing verstrekt. Op deze wijze krijgt belanghebbende (de cliënt) de gelegenheid verstrekking van de informatie tegen te houden door middel van het vragen van een voorlopige voorziening.

 

Artikel 4 Verhaal wegens schenking

 

Bijstand wordt verhaald op degene aan wie de bijstandsontvanger een schenking heeft gedaan.

Het moet hierbij gaan om een schenking door een bijstandsgerechtigde of door iemand die de noodzaak van bijstandsverlening ten tijde van het doen van de schenking redelijkerwijs kon voorzien. Verhaald wordt voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden.

Alleen het bedrag boven het bescheiden vrij te laten vermogen kan worden verhaald, maximaal tot het bedrag van de verstrekte bijstand.

 

Onder schenking moet worden verstaan iedere bevoordeling uit vrijgevigheid waardoor de eigen vermogenspositie van de schenker vermindert. Indien de vermogensverschuiving een andere reden heeft (bijvoorbeeld een beloning voor bewezen diensten) is er geen sprake van een schenking en bestaat er geen verhaalsgrond. Dit geldt evenzeer wanneer de schenker zich ernstig verplicht voelt tot degene aan wie hij een schenking doet. In dat geval wordt door de schenker voldaan aan een dringende verplichting van moraal of fatsoen (een natuurlijke verbintenis). Indien het college van oordeel is dat één van deze omstandigheden aanwezig is, is er geen sprake van een schenking.

 

De schenking kan plaatsvinden in geld, maar ook in een andere vorm.

De schenking kan eveneens bestaan uit:

 

· goederen;

· het verkopen van goederen tegen een prijs welke in geen verhouding staat tot de marktwaarde (bijvoorbeeld verkoop van een huis tegen een te lage prijs);

· het afzien van aanspraken op middelen (bijvoorbeeld het verwerpen van een (aandeel in een) nalatenschap of het afzien van een overwaarde bij boedelscheiding).

 

Er behoeft geen formele overeenkomst tot schenking of een notariële akte aanwezig te zijn.

 

Artikel 5 Verhaal op de nalatenschap

 

De gemeente kan in een aantal gevallen kosten van verleende bijstand verhalen op de nalatenschap van de (overleden) bijstandsgerechtigde.

Er wordt verhaald wanneer de vordering ter zake waarvan verhaal wordt ingesteld reeds bestond voorafgaand aan het overlijden en voor zover voorafgaand aan het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden. Dit kan het geval zijn wanneer er tijdens het leven:

onverschuldigd bijstand is betaald;

een vordering wegens geldlening of borgtocht bestond;

sprake is van naderhand ontvangen middelen die betrekking hebben op een periode waarover bijstand is verleend;

sprake was van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan voor zover de betreffende handelwijze heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.

 

De Gemeente Nijmegen ziet af van verhaal op de nalatenschap wanneer dat kennelijke hardheid ten opzichte van de langstlevende echtgenoot of familieleden zou betekenen. Dit kan als een dringende reden om van verhaal af te zien worden beschouwd.

 

Wanneer een besluit wordt genomen inzake verhaal op de nalatenschap, zal dit moeten zijn gericht aan de langstlevende echtgenoot of aan degene die geacht wordt bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

 

Om praktische redenen zal verhaal moeten plaatsvinden binnen één jaar na overlijden, aangezien anders -zo er verhaal in rechte moet worden ingesteld- alle erfgenamen moeten worden opgeroepen.

Artikel 6 Intrekken, ingangsdatum en citeertitel

 

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Verhaal Participatiewet 2017” en zullen in werking treden de dag na publicatie. De Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand 2004 worden ingetrokken.

 

 

 

 

Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen op 13 juni 2017

De Gemeentesecretaris,

mr. drs. A.H. van Hout

De Burgemeester,

drs. H.M.F. Bruls

Naar boven