Gemeenteblad van Zeist
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeist | Gemeenteblad 2017, 102455 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeist | Gemeenteblad 2017, 102455 | Verordeningen |
Algemene plaatselijke verordening Zeist 2017
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:3 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen (Paragraaf 4.1.3.3 Algemene wet bestuursrecht)
Artikel 1:7 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:8 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 1:9 Geldigheidsduur vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:10a experimenteerartikel
Het experiment wordt geëvalueerd. Als de evaluatie van een experiment aanleiding geeft tot het aanpassen van deze verordening, kan het college of de burgemeester besluiten, in afwijking van het zesde lid, het experiment met ten hoogste een jaar te verlengen met het oog op het aanpassen van de verordening.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan
Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving en met het oog op de belangen genoemd in het vierde lid nadere regels stellen ten aanzien van het plaatsen van containers, terrassen, uitstallingen, aankondigingsborden, reklameborden, verwijsborden of andere borden, spandoeken en ander gebruik van een weg of weggedeelte dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
Het college kan in nadere regels bepalen dat voor containers, terrassen, uitstallingen, aankondigingsborden, reklameborden, verwijsborden of andere borden, spandoeken en ander gebruik van een weg of weggedeelte dan overeenkomstig de publieke functie daarvan het in het eerste lid bedoelde verbod niet geldt als aan in de regels genoemde voorwaarden wordt voldaan.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis en clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;
Artikel 2:28 exploitatie openbare inrichting
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.
Artikel 2:28a Inhoud exploitatievergunning en aanhangsel vergunning
De vergunning en het daarvan deel uitmakende aanhangsel, of afschriften daarvan, en in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag, als bedoeld in artikel 2:28c, eerste lid, van deze verordening, en de ontvangstbevestiging, als bedoeld in artikel 2:28c, derde lid, van deze verordening of een afschrift daarvan, zijn in de openbare inrichting aanwezig.
Artikel 2:28d Wijziging exploitatievergunning openbare inrichting
Indien een openbare inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving, is de vergunninghouder verplicht bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden. De burgemeester verstrekt, indien aan de ten aanzien van de openbare inrichting gestelde eisen wordt voldaan, een gewijzigde vergunning, waarin de ingevolge artikel 2:28a van deze verordening vereiste omschrijving is aangepast aan de nieuwe situatie.
Artikel 2:28e Intrekkings-, wijzigings- en schorsingsgronden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning intrekken, wijzigen of schorsen indien:
aannemelijk is dat de vergunninghouder en/of leidinggevenden betrokken zijn, of hun ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
zich in of vanuit de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het (ongewijzigd) geopend blijven van de openbare inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting.
een vergunninghouder in een periode van twee jaar ten minste drie maal op grond van artikel 2:28c, eerste lid van deze verordening om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning heeft verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel ten minste driemaal heeft geweigerd op grond van artikel 2:28c, vierde lid van deze verordening.
Alle voorzieningen ten behoeve van het terras moeten semi-permanent zijn. Als voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden verwijdering van het terras noodzakelijk is, zijn de vergunninghouder en de leidinggevenden verplicht dit terstond of binnen de door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn, op eigen kosten te verwijderen.
Buiten de openingstijden van het terras zoals bepaald in artikel 2:29, eerste en het vierde tot het zesde lid en artikel 2:30, eerste en tweede lid, van deze verordening dient al het meubilair van het terras verwijderd te zijn, dan wel op zodanige wijze onderling met elkaar verbonden dat het niet te verplaatsen is.
Het in het eerste lid van deze verordening bepaalde is niet van toepassing tijdens de nacht van 31 december op 1 januari, onder de voorwaarde dat iedere vergunninghouder van een openbare inrichting dient te zorgen dat geen verstoring plaatsvindt van de openbare orde en veiligheid in relatie tot het woon- en leefklimaat.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijke sluiting bevelen. Deze bevoegdheid komt hem in elk geval toe indien sprake is van een van de in artikel 2:28e van deze verordening genoemde situaties waarin intrekking, wijziging of schorsing van de vergunning mogelijk is.
Afdeling 8a. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en horecawet
In deze afdeling wordt verstaan onder:
paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.
Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen, onverminderd het bepaalde in artikel 2:29 (sluitingstijd), alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf één uur voor de aanvang en tot uiterlijk één uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.
Het is paracommerciële rechtspersonen, als bedoeld in het eerste lid, onder a., voor ten hoogste zestien dagen per jaar toegestaan om, onverminderd het bepaalde in artikel 2:29 (sluitingstijd) de in het eerste lid gestelde schenktijden te overschrijden tijdens bijeenkomsten voor leden of personen die rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Het is paracommerciële rechtspersonen, als bedoeld in het eerste lid, onder b. en c., voor ten hoogste twaalf dagen per jaar toegestaan om, onverminderd het bepaalde in artikel 2:29 (sluitingstijd) de in het eerste lid gestelde schenktijden te overschrijden tijdens bijeenkomsten voor leden of personen die rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Artikel 2:34c bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Een paracommercieel rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten waarbij het faciliteren van sociale interactie een voorname rol speelt, gelegen in het dorp Austerlitz, kan alcoholhoudende drank verstrekken tijdens per jaar ten hoogste 10 bijeenkomsten van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, als dit zou leiden tot oneerlijke mededinging.
Afdeling 8b. Bijzondere bepalingen over slijtersbedrijven als bedoeld in de drank- en horecawet
Artikel 2:34f Voorschriften slijterijen
De burgemeester kan aan een vergunning voor een slijtersbedrijf, verleend op grond van de Drank- en horecawet, of de wet die hiervoor in de plaats treedt, voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen aan de vergunning worden verbonden in het kader van de volgende belangen:
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op kansspelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a., van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
In aanvulling op artikel 45, eerste lid, van de Drank- en horecawet is het voor personen van 18 jaar en ouder verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
De verboden genoemd in het eerste lid onder a. en b. gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevig kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven, dan wel te voeren.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) of een regeling die daarvoor in de plaats treedt van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg of andere openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:47, 2:48, 2:49, 2:50 en/of 2:73 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 16 Voor publiek openstaande gebouwen
Artikel 2:78a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a. van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die/dat voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3. Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening en geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;
Afdeling 4. beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a., is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het Natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en van artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting het college daarvan ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT en het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting mag 20 dB(A) hoger zijn dan de reguliere geluidsnorm die op de inrichting van toepassing is conform de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit. Voor de beoordeling van de geluidsniveaus geldt de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Bij onversterkte muziek zoals bedoeld in artikel 2.18 lid 1f en artikel 2.18 lid 5 van het Besluit, bedragen de waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 55 dB(A), 50 dB(A) en 40 dB(A) tussen respectievelijk 07.00-19.00 uur, 19.00-23.00 uur en 23.00-07.00 uur. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999. De bedrijfsduurcorrectie wordt op onversterkte muziek toegepast.
Bij onversterkte muziek zoals bedoeld in artikel 2.18 lid 1f en artikel 2.18 lid 5 van het Besluit, bedragen de waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT in geluidsgevoelige ruimten niet meer dan 40 dB(A), 35 dB(A) en 25 dB(A) tussen respectievelijk 07.00-19.00 uur, 19.00-23.00 uur en 23.00-07.00 uur. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999. De bedrijfsduurcorrectie wordt op onversterkte muziek toegepast.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de open lucht en buiten de weg, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente en om overlast en schade aan de openbare gezondheid te voorkomen dan wel op te heffen, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun op andere wijze hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten, aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 7. Crossterreinen en verkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de wegenverkeerswet 1994 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de wegenverkeerswet 1994 of met een fiets of een paard.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het gevaar bedoeld in het tweede lid, onderdeel c wordt in ieder geval geacht aanwezig te zijn in bos- en natuurgebieden en op erven en terreinen binnen 50 meter van een bos- of natuurgebied tijdens droge perioden waarbij de droogteindex (zoals vastgesteld door de Veiligheidsregio Utrecht) meer dan 55 bedraagt.
Afdeling 10 Detecteren van voorwerpen
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op degene aan wie een certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Erfgoedwet is verstrekt of degene die dit certificaat ingevolge de in artikel 5.1, tweede lid, van de Erfgoedwet bedoelde algemene maatregel van bestuur niet nodig heeft.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze Verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:6 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Toelichting Algemene plaatselijke verordening (Apv) 2017 (gewijzigd)
In dit document zijn de wijzigingen ten opzichte van de huidige Algemene plaatselijke verordening (Apv) toegelicht. Eerst zijn in onderstaande inhoudsopgave alle wijzigingen opgesomd. Aangegeven is of een wijziging redactioneel of juridisch is en of deze betrekking heeft op openbare orde en veiligheid of het beheer van de openbare ruimte. Vervolgens zijn de wijzigingen per artikel gedetailleerd toegelicht. Als een bepaling niet is genoemd, betekent dit dat deze niet is gewijzigd.
O = openbare orde en veiligheid
Deze letters worden tussen haakjes achter de titel van de bepalingen geplaatst en geven aan om wat voor soort wijziging het gaat. De wijzigingen vallen vaak onder meerdere categorieën. Dan zijn meerdere letters vermeld.
In de hele Apv is het woord “anderszins” vervangen door “op andere wijze”.
Voorts is de wijze waarop wordt aangegeven dat bepalingen uit de Apv niet van toepassing zijn als andere (hogere) regels gelden, veranderd. Hiervoor is de formulering gekozen, die ook in het VNG-model wordt toegepast en wordt geadviseerd in 100 Ideeën voor de
gemeentelijke regelgever, uitgegeven door de VNG.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsbepalingen (J R)
De begripsomschrijvingen zijn wat anders gerangschikt, zodat de volgorde wat logischer is.
Onder d is de begripsomschrijving van de bebouwde kom gewijzigd. In de huidige Apv wordt uitgegaan van de bebouwde kom zoals gedeputeerde staten deze op basis van de Wegenwet heeft aangewezen. Deze bebouwde kom is bedoeld om aan te geven welke wegen op de wegenlegger moeten worden vermeld, wie verantwoordelijk is voor het onderhoud van die wegen, hoe het onderhoud van de wegen geregeld is, wie aan het onderhoud moeten bijdragen en welk gezag ervoor moet zorgen dat de weg in een goede staat verkeert. Conform het VNG-model is het voorstel om in de Apv uit te gaan van de bebouwde kom, zoals de gemeenteraad die heeft vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994. Dit is de bebouwde kom, waarvan ook de verkeerswetgeving uitgaat en die met bebording is aangeduid. Het begrip “bebouwde kom” is van belang voor het verbod om een hond los te laten lopen (artikel 2:57) en het verbod om de natuurlijke behoefte te doen (Artikel 4:8). Het is van belang dat duidelijk is waar deze verboden gelden. Door uit te gaan van de bebouwde kom op grond van de verkeerswetgeving, die met borden is aangeduid, wordt hieraan voldaan.
Onder g (huidige Apv h) wordt “onder c” verwijderd. Deze verwijzing naar de Woningwet is daarmee weer correct. Het VNG-model bevat ook deze onjuiste verwijzing.
De begripsomschrijving van de burgemeester is toegevoegd. Dit is consequent, nu ook het college is gedefinieerd.
In de huidige Apv worden de begrippen “bevoegd gezag” en “bevoegd bestuursorgaan” beide gebruikt. “Bevoegd bestuursorgaan” wordt gebruikt als een bevoegdheid door meerdere bestuursorganen (bijvoorbeeld het college en de burgemeester) kan worden gehanteerd. “Bevoegd gezag” is de term die in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt gebruikt voor het bestuursorgaan dat bevoegd is om te beslissen over omgevingsvergunningen. Het gebruik van deze verschillende termen is wat verwarrend. Daarom kiezen we ervoor om de term “bestuursorgaan” te gebruiken voor zowel “bevoegd bestuursorgaan” als “bevoegd gezag”. In de hele Apv, behalve hoofdstuk 3, zal dit worden gewijzigd.
Artikel 1:2 Beslistermijn (J R)
Lid 3 wordt gewijzigd. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat deze wet van toepassing is, als voor daar genoemde activiteiten in een gemeentelijke verordening een ontheffing of vergunning nodig is. Een voorbeeld hiervan is het maken, hebben of veranderen van een uitweg. In de Apv staat dat hiervoor een vergunning nodig is. Dit is dan een omgevingsvergunning op grond van de Wabo. Dan is ook de bepaling over beslistermijnen uit de Wabo van toepassing. Daarom is bepaald dat de leden 1 en 2 niet gelden als de Wabo van toepassing is. In de huidige Apv staat een opsomming van bepalingen, waarvoor de beslistermijn uit de Wabo geldt. De systematiek zoals voorgesteld is echter duidelijker en voorkomt omissies.
Artikel 1:3 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen (Paragraaf 4.1.3.3 Algemene wet bestuursrecht) (J R)
Dit artikel is verplaatst en vernummerd van artikel 1:9 en 1:10 naar artikel 1:3.
In het huidige artikel 1:9 zijn de vergunningen en ontheffingen opgenomen, waarop de lex silencio positivo van toepassing is. Deze vergunningen en ontheffingen zijn van rechtswege verleend, als niet binnen de beslistermijn van acht weken na de dag van ontvangst van de aanvraag is beslist. In artikel 1:10 staan de vergunningen en ontheffingen genoemd, die niet van rechtswege ontstaan als niet op tijd is beslist. Deze artikelen 1:9 en 1:10 zijn samengevoegd en vanwege de logica verplaatst naar artikel 1:3 leden 1 en 2. De artikelen zijn vernummerd.
In beide gevallen is bij de opsomming een letter toegevoegd, zodat citeren gemakkelijker is.
Tevens zijn redactionele wijzigingen aangebracht.
Van een aantal vergunningen en ontheffingen is in de huidige Apv niet aangegeven of de lex silencio positivo wel of niet van toepassing is. Om hierover meer duidelijkheid te geven is dit nu voor elke vergunning en ontheffing opgenomen. Ook voor vergunningen en ontheffingen die met deze Apv voor het eerst mogelijk worden, is aangegeven of de lex silencio positivo van toepassing is. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij het VNG-model.
Ten opzichte van lid 1 (artikel 1:9 huidig) is een aantal vergunningen en ontheffingen toegevoegd, die van rechtswege ontstaan, als niet tijdig op de aanvraag wordt beslist. Het betreft de volgende:
Artikel 2:11 Vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg. In bepaalde gevallen kan het hier ook gaan om een omgevingsvergunning op grond van de Wabo. Deze vergunningen ontstaan van rechtswege als niet tijdig op de aanvraag wordt beslist. Het is overzichtelijk en consequent als dit ook geldt voor vergelijkbare vergunningen, waarop de Wabo niet van toepassing is. Dit is conform het VNG-model.
Artikel 2:64 Ontheffing verbod houden Bijen. Conform het VNG-model is hier de lex silencio positivo van toepassing. Overwegingen daarbij zijn dat, hoewel overlast mogelijk is, het artikel al bepaalde eisen aan de bijenhouder stelt, waaraan in het gros van de gevallen wordt voldaan. De enkele keer dat van die eisen ontheffing wordt gevraagd zal daar tijdig op kunnen worden beslist. Ook het belang van de bijenhouderij en de moeilijke situatie waarin zij verkeert zijn een afweging.
Artikel 2:67 Vrijstelling verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister. Conform het VNG-model wordt hier de lex silencio positivo van toepassing verklaard op de ontheffing van het tweede lid. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van één tot alle verplichtingen in dit artikel. Doorgaans zal daarvoor een praktische reden zijn.
Artikel 5:16 Ontheffing verbod venten vrijheid van meningsuiting bepaalde openbare plaatsen of dagen en uren. Conform het VNG-model is hier de lex silencio positivo van toepassing. De vrijheid van meningsuiting is een zaak van belang en het is niet wenselijk dit te veel te beperken en te lang in het onzekere te laten.
Voorts is in lid 2 (artikel 1:10 huidig) een aantal vergunningen en ontheffingen toegevoegd die niet van rechtswege ontstaan, als niet tijdig op de aanvraag is beslist. De toevoegingen betreffen de volgende:
Artikel 2:10 Ontheffing plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan. Er is o.a. ontheffing nodig als het anders gebruiken van de weg schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan. Het is niet wenselijk als een dergelijke ontheffing van rechtswege kan ontstaan. Als voor de activiteit een omgevingsvergunning nodig is, zal deze op basis van de Wabo wel van rechtswege ontstaan als niet tijdig op de aanvraag wordt beslist. Dat een omgevingsvergunning nodig is zal in de praktijk zeer zelden voor komen. Dit is alleen het geval als sprake is van het opslaan van roerende zaken in een aangewezen gedeelte van de provincie of de gemeente. Zo’n gedeelte is niet aangewezen. De keuze om de ontheffing niet van rechtswege te laten ontstaan is conform het VNG-model
Artikel 2:28c Wijziging aanhangsel exploitatievergunning. De vergunning exploitatie openbare inrichting (artikel 2:28) kan ook niet van rechtswege ontstaan. Dit is conform het VNG-model, waar is toegelicht dat dit is toegestaan. Het is goed en overzichtelijk om voor alle besluiten die betrekking hebben op de exploitatie van openbare inrichtingen dezelfde procedure van toepassing te laten zijn.
Artikel 2:28d Wijziging exploitatievergunning openbare inrichting. De vergunning exploitatie openbare inrichting (artikel 2:28) kan ook niet van rechtswege ontstaan. Dit is conform het VNG-model, waar is toegelicht dat dit is toegestaan. Het is goed en overzichtelijk om voor alle besluiten die betrekking hebben op de exploitatie van openbare inrichtingen dezelfde procedure van toepassing te laten zijn.
Artikel 2:28f Besluit ingebruikname terras. De vergunning exploitatie openbare inrichting (artikel 2:28) kan ook niet van rechtswege ontstaan. Dit is conform het VNG-model, waar is toegelicht dat dit is toegestaan. Het is goed en overzichtelijk om voor alle besluiten die betrekking hebben op de exploitatie van openbare inrichtingen dezelfde procedure van toepassing te laten zijn.
Artikel 2:29 Ontheffing Sluitingstijd. De vergunning exploitatie openbare inrichting (artikel 2:28) kan ook niet van rechtswege ontstaan. Dit is conform het VNG-model, waar is toegelicht dat dit is toegestaan. Het is goed en overzichtelijk om voor alle besluiten die betrekking hebben op de exploitatie van openbare inrichtingen dezelfde procedure van toepassing te laten zijn. Deze keuze is conform het VNG-model.
Artikel 2:60 Ontheffing verbod Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren. Conform het VNG-model is hier de lex silencio positivo niet van toepassing. Gelet op de overlast die het houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren kan geven is het niet wenselijk dat een dergelijke ontheffing van rechtswege kan ontstaan.
Artikel 2:72 Vergunning Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen. Conform het VNG-model is gezien de veiligheidsaspecten, de grote toeloop die een vuurwerkhandel doorgaans met zich meebrengt en de scherpe concurrentie in deze branche er van afgezien om hier een lex silencio positivo in te voeren.
Artikel 4:6 Ontheffing verbod Overige geluidhinder. Conform het VNG-model is hier de lex silencio positivo niet van toepassing. Dit artikel wordt vooral toegepast voor het gebruik van knalapparaten voor het verjagen van vogels. Gelet op de overlast die men hiervan kan ondervinden is het niet wenselijk dat deze ontheffing van rechtswege kan ontstaan.
Artikel 5:3 Ontheffing verbod Te koop aanbieden van voertuigen. Conform het VNG-model wordt hier de lex silencio positivo niet toegepast. Dit artikel dient om te kunnen optreden tegen geïmproviseerde kleine automarkten op de openbare weg. Gezien de overlast die daarmee gepaard kan gaan is het niet wenselijk dat deze ontheffing van rechtswege kan ontstaan..
Artikel 5:6 Ontheffing verbod plaatsen/hebben Kampeermiddelen e.a.. Conform het VNG-model geldt hier niet de lex silencio positivo. Het motief voor een aanwijzingsbesluit is doorgaans dat een toch al beperkte parkeerruimte door caravans e.d. overbelast zou raken. In die situatie zou het onwenselijk zijn dat een ontheffing zou ontstaan als er een beslistermijn wordt overschreden.
Artikel 5:11 Ontheffing verbod Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen. Conform het VNG-model geldt hier niet de lex silencio positivo. Gezien het belang dat hier aan de orde is: het voorkomen van schade aan groenvoorzieningen, is het niet wenselijk dat deze ontheffing van rechtswege kan ontstaan.
Artikel 5:13 Vergunning Inzameling van geld of goederen. In afwijking van het VNG-model is er voor gekozen deze vergunning niet van rechtswege te laten ontstaan als niet tijdig op de aanvraag is beslist. De vergunning voor het inzamelen van geld of goederen wordt afgegeven voor collectes en o.a. het inzamelen van kleding. De vergunningen voor collectes worden altijd binnen de termijn afgehandeld. Voor de inzameling van kleding hanteren we een lotingssysteem. Het hele jaar worden verzoeken verzameld. De verzoekers ontvangen een tussenbericht. Aan het eind van het jaar of begin van het volgend jaar wordt aan de hand van de CBF-rapportage nagegaan welke verzoeker een volledig positief rapport hebben gekregen. Onder hen wordt dan geloot. Zes instanties worden ingeloot. Verzoekers die geen positieve rapportage hebben en die niet zijn ingeloot krijgen een brief. Verzoekers die wel zijn ingeloot krijgen een vergunning voor het inzamelen van kleding. Doordat dit systeem al tientallen jaren wordt gehanteerd is dit een vaste gedragslijn geworden. Bij toepassing van lex silencio positivo zou dit systeem niet meer gehanteerd kunnen worden.
Artikel 5:34 Ontheffing verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken. Conform het VNG-model wordt hier de lex silencio positivo niet toegepast. Gelet op het gevaar dat overtreding van dit verbod met zich kan brengen is het niet wenselijk dat een ontheffing van rechtswege kan ontstaan.
Artikel 5:37a Ontheffing detectieverbod. Gelet op het gevaar dat ten grondslag ligt aan dit verbod is het niet wenselijk dat een ontheffing van rechtswege kan ontstaan. Ook in de Apv’s van Naarden en Oisterwijk, die als voorbeelden hebben gediend voor de Zeister bepaling, is de lex silencio positivo niet van toepassing verklaard.
Het kan zijn dat ook andere besluiten, die ingevolge de Apv genomen kunnen worden, worden aangevraagd. Het is duidelijk om ook voor deze aanvragen vast te leggen of de lex silencio positivo van toepassing is. Dat gebeurt in lid 3.
Artikel 1:4 Indiening aanvraag (J R)
Dit artikel is vernummerd van artikel 1:3 naar artikel 1:4. Conform het advies van de VNG in de zomerwijziging van 2016 komt dit artikel te vervallen. De wetgever heeft in de Algemene wet bestuursrecht een sluitend systeem neergelegd voor de afhandeling van aanvragen: die worden ingewilligd of geweigerd. In artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is daarop één uitzondering gemaakt: een aanvraag die zo gebrekkig is dat die moet worden aangevuld voor ze kan worden afgehandeld kan buiten behandeling worden gelaten. Wel moet de aanvrager de kans krijgen om de aanvraag aan te vullen. In dat systeem past niet dat bij gemeentelijke verordening een aanvullende grond wordt geïntroduceerd waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. Daarom komt artikel 1:3 van de APV te vervallen. Een aanvraag die dusdanig laat wordt ingediend dat een volledige, goede en tijdige beoordeling niet mogelijk is zal moeten worden afgewezen in plaats van buiten behandeling worden gelaten. Zie in dit verband de toelichting bij de wijziging van artikel 1:5.
Artikel 1:5 Weigeringsgronden (J R)
Dit artikel is verplaatst en vernummerd van artikel 1:8 naar artikel 1:5. Dat is logischer. De artikelen 1:4, t/m 1:7 zijn daarom ook vernummerd.
In de aanhef is “daartoe bevoegde gezag” vervangen door het woord “bestuursorgaan”. Dit sluit beter aan bij de terminologie in de Algemene wet bestuursrecht, de Wabo en deze verordening.
Conform het advies van de VNG in de zomerwijziging van 2016 wordt een nieuw lid 2 ingevoegd. Zoals in de toelichting bij artikel 1:4 uiteen is gezet kunnen gemeenten bij verordening geen aanvullende gronden stellen waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten, zoals voorheen was gedaan in artikel 1:4 ten aanzien van aanvragen die werden ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig had. Het is echter weinig zinvol – voor zowel de gemeente als de aanvrager – om te beginnen met een inhoudelijke toetsing van een aanvraag als door het (late) tijdstip van indienen van de aanvraag een – volledige en – goede beoordeling hiervan niet redelijkerwijs mogelijk is vóór de beoogde datum van de activiteit waarvoor de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft. Een vergunning of ontheffing zal in dergelijke gevallen niet (tijdig) verleend kunnen worden. Zie in dit verband ook artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Een (snelle) weigering schept (snel) duidelijkheid voor de aanvrager en voorkomt een onnodige inspanning aan de kant van de gemeente. Het tweede lid biedt nu een weigerings-grondslag voor dergelijke gevallen, voor zover de betreffende aanvraag is ingediend minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 1:6 Voorschriften en beperkingen (R)
Dit artikel is verplaatst en vernummerd van artikel 1:4 naar artikel 1:6.
Artikel 1:7 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing (J R)
Dit artikel is verplaatst en vernummerd van artikel 1:5 naar artikel 1:7.
Achter het tweede woord “vergunning” zijn de woorden “of ontheffing” toegevoegd. Ook de aard van een ontheffing zou zich tegen een persoonsgebonden karakter kunnen verzetten.
Artikel 1:8 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing (R)
Dit artikel is verplaatst en vernummerd van artikel 1:6 naar artikel 1:8.
Artikel 1:9 Geldigheidsduur vergunning of ontheffing (R)
Dit artikel is verplaatst van artikel 1:7 naar artikel 1:9.
De kop van deze bepaling is gewijzigd, (was voorheen termijnen) zodat deze beter aansluit bij de inhoud van het artikel.
Artikel 1:10a experimenteerartikel (J B O)
Zeist heeft deelgenomen aan de landelijke pilot ‘Verlichte regels winkelgebieden’ van Platform 31. Deze pilot is landelijk en lokaal geëvalueerd. Als gevolg hiervan hebben wij op 28 maart 2017 besloten over de wijze waarop Zeist invulling wenst te geven aan een regelluw centrum. Uit de lokale en landelijke evaluatie blijkt o.a. dat • een experimenteerartikel in de Apv kan worden opgenomen voor grotere flexibiliteit. Uit de landelijke evaluatie blijkt dat er een tweetal gemeenten zijn die dit hebben gedaan. Met het opnemen van een experimenteerartikel in de APV kan het college van B&W of de burgemeester beargumenteerd afwijken van regels in die Apv. Op die manier kunnen experimenten en pilots met regelgeving eenvoudiger en juridisch beter worden gedekt en uitgevoerd. Een experimenteerartikel biedt ook de mogelijkheid om afspraken te maken (over bijvoorbeeld tijdelijkheid en monitoring). Het maakt bovendien helder wie (college of burgemeester), waarom afwijkt van de regels. Zwolle en Rotterdam hebben nu een experimenteerartikel in hun Apv opgenomen. Op 28 maart 2017 hebben wij besloten om in te stemmen met het toevoegen van een experimenteerartikel in de Apv van Zeist. Daarom wordt nu voorgesteld deze bepaling op te nemen. Het artikel is gebaseerd op de bepalingen van Zwolle en Rotterdam.
In lid 3 is aangegeven van welke bepalingen het college of de burgemeester bij wijze van experiment niet kan afwijken.
Dit betreft de bepalingen in hoofdstuk 1 over begripsbepalingen, beslistermijn, positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen, weigeringsgronden, voorschriften en beperkingen, persoonlijk karakter van vergunning en ontheffing, intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing en geldigheidsduur vergunning of ontheffing. Ook kan niet worden afgeweken van hoofdstuk 3 over seksinrichtingen en straatprostitutie en hoofdstuk 6 waar de straf-, overgangs- en slotbepalingen staan.
Voorts kan niet worden afgeweken van de artikelen over samenscholing en ongeregeldheden, verstoring van de openbare orde, de verblijfsontzegging (hoofdstuk 2, afdeling 1,) en betoging (hoofdstuk 2, afdeling 2). Verder is geen afwijking mogelijk van bepalingen uit hoofdstuk 2, afdeling 6, over rookverbod in bossen en natuurterreinen, voorzieningen voor verkeer en verlichting, objecten onder hoogspanningslijn en veiligheid op het ijs. Tevens kan niet worden afgeweken van de bepalingen over toezicht op speelgelegenheden (hoofdstuk 2, afdeling 10), bepalingen over het betreden van een gesloten woning, lokaal of erf, vervoer plakgereedschap, vervoer inbrekerswerktuigen, hinderlijk gedrag op openbare plaatsen, skeeleren, verboden drankgebruik, verboden gedrag bij of in gebouwen, hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten, overlast van fiets of bromfiets, loslopende honden, gevaarlijke honden, houden of voeren van hinderlijke dieren, loslopend vee en bijen (hoofdstuk 2, afdeling 11). Verder kan niet worden afgeweken van bepalingen over vuurwerk (hoofdstuk 2, afdeling 13), drugsoverlast (hoofdstuk 2 afdeling 14), bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen (hoofdstuk 2, afdeling 15) en voor publiek openstaande gebouwen (hoofdstuk 2, afdeling 16).
Ook is geen afwijking mogelijk van bepalingen over incidentele festiviteiten, onversterkte muziek, natuurlijke behoefte doen en toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen (hoofdstuk 4, afdelingen 1 en 2).
Ten slotte is nog een tweetal losse bepalingen genoemd, waarvan afwijking vanwege een experiment niet mogelijk is. Het gaat dan om verboden gedragingen (artikel 2:31) en handel binnen openbare inrichtingen (artikel 2::32).
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden (R)
Vanwege de leesbaarheid en redactionele overwegingen zijn de leden 2 en 3 van het model van de VNG overgenomen. Inhoudelijk is er geen verschil.
Artikel 2:1a verstoring van de openbare orde e.d. (O)
Op advies van de politie en met instemming van de medewerker veiligheid is artikel 2:2 van de Apv Utrecht hier overgenomen. Zo kan de politie in de horeca efficiënter optreden tegen personen die met elkaar (schijn)vechten.
Artikel 2:1b Verblijfsontzegging (J O R)
Dit artikel is verplaatst en vernummerd van artikel 2:31z naar artikel 2:1b. De bepaling stond in de afdeling over openbare inrichtingen, maar hoort thuis bij de afdeling over bestrijding van ongeregeldheden. In de Apv Utrecht staat een vergelijkbare bepaling ook op deze plek.
In lid 2 is toegevoegd: “of van dreiging van ernstige verstoring van de openbare orde” en in lid 3: “of dreigen te verstoren”. Zo kan de burgemeester ook handelen als de verstoring van de openbare orde zich niet daadwerkelijk heeft voorgedaan, maar wel dreigt.
In lid 3, onder a, zijn twee tikfouten hersteld.
Lid 4 is redactioneel aangepast.
In lid 5 wordt “het bevolkingsregister” vervangen door: “de basisregistratie personen”. Dit is de correcte term voor het register van ingezetenen en niet ingezetenen. Ook is deze bepaling redactioneel aangepast.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen (R)
In lid 2, aan het einde van onderdeel e is het woordje “en” toegevoegd. Hiermee is duidelijker dat alle genoemde informatie moet worden verstrekt.
In de leden 3 en 4 is duidelijker tot uitdrukking gebracht dat het tijdstip waarop de kennisgeving is gedaan van belang is.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan (B J)
Voor het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven een weg is een heel nieuw artikel gemaakt. In de huidige bepaling staan onjuiste verwijzingen en bij de uitvoering van deze bepaling lopen de medewerkers tegen problemen aan. Zo geldt het verbod als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Van dit verbod kan dan ontheffing worden verleend, maar dat gebeurt meestal niet, als van die situaties sprake is. Daarom is in de nieuwe versie als hoofdregel een verbod opgenomen met de mogelijkheid om daarvan ontheffing te verlenen of als sprake is van een activiteit zoals bedoeld in de Wabo een omgevingsvergunning.
Door expliciet op te nemen dat het ook kan gaan om voorwerpen boven de weg is duidelijk dat het ophangen van spandoeken of kerstverlichting hier ook onder valt.
Op 6 november 2012 heeft de gemeenteraad besloten het plaatsen van aankondigingsborden, reclameborden en andere borden weer te reguleren. De mogelijkheid om ongelimiteerd borden te plaatsen, had tot ongewenste situaties geleid. Ook in de nieuwe Apv is het plaatsen van deze borden gereguleerd met een verbod en een ontheffingsmogelijkheid.
Met de weigeringsgronden in lid 4 is aangesloten bij het amendement dat de raad hierover destijds heeft aangenomen. In de praktijk is gebleken dat hier nog een aantal weigeringsgronden wordt gemist. Ook deze zijn toegevoegd.
In lid 5 is de mogelijkheid opgenomen om voor alle voorwerpen op aan of boven de weg nadere regels vast te stellen. Zo kunnen bijvoorbeeld (veiligheids)voorschriften worden opgenomen voor het legen van glascontainers of het plaatsen van verwijsborden.
Met lid 6 wordt het mogelijk gemaakt dat ons college bepaalt dat het verbod niet geldt als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Dan is geen ontheffing of vergunning nodig. Zo kan voor uitstallingen, terrassen, borden of spandoeken waarvoor toch vaak ontheffing of vergunning wordt verleend de administratieve last voor zowel aanvragers als medewerkers van de gemeente worden beperkt. Als in de praktijk blijkt dat in bepaalde situaties steeds ontheffing of vergunning wordt verleend kunnen de nadere regels hierop gemakkelijk worden aangepast, zodat ook die administratieve last komt te vervallen.
In lid 7 is bepaald dat dit artikel niet van toepassing is voor evenementen, terrassen bij openbare inrichtingen en standplaatsen. Hiervoor gelden afzonderlijke regels.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg (R)
In lid 1 is een redactionele wijziging aangebracht.
In lid 4 is een onjuiste verwijzing hersteld. Naar aanleiding van de Ronde Tafel van 09 mei 2017 lichten wij het volgende aanvullend toe:
Lid 2 van deze bepaling is bedoeld om aan te geven welk bestuursorgaan bevoegd is om te beslissen op de aanvraag om een vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg. Als voor deze activiteiten op grond van een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit een vergunning nodig is, dan valt dit onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en is op grond van die wet een omgevingsvergunning nodig. Op basis van de Wabo kunnen naast het college van burgemeester en wethouders ook gedeputeerde staten van de provincie of een minister bevoegd zijn om te beslissen op een aanvraag om omgevingsvergunning. Dit is afhankelijk van de specifieke situatie. In de Wabo wordt daarom steeds gesproken van “bevoegd gezag”. Hiermee wordt bedoeld: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning. In de huidige Apv sluiten wij hierbij aan. Als een omgevingsvergunning aan de orde is, spreken we ook van “bevoegd gezag”.
Bestuursorganen die op grond van de Apv kunnen beslissen zijn het college en de burgemeester. In bepalingen die voor beide bestuursorganen gelden spreken we in de huidige Apv van “bevoegd bestuursorgaan”. Dit is verwarrend naast de term “bevoegd gezag”. Daarom hebben we ervoor gekozen om voor de termen “bevoegd gezag” en “bevoegd bestuursorgaan” één term te hanteren: “bestuursorgaan” (zie artikel 1:1, aanhef en onder k van de vast te stellen Apv).
Met artikel 2:11, tweede lid, onder a van de vast te stellen Apv wordt aangegeven dat de vergunning moet worden verleend als omgevingsvergunning, als het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg zonder vergunning verboden is in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. Als de vergunning moet worden verleend als omgevingsvergunning dan moet dit gebeuren door het bevoegd gezag, in de terminologie van de vast te stellen Apv “bestuursorgaan”. Dor aan te geven dat de vergunning als omgevingsvergunning moet worden verleend, is ook al duidelijk dat het bevoegde bestuursorgaan moet beslissen. Daarom is dit hier weg gelaten.
Voor de leesbaarheid van de bepaling is het echter duidelijker om dit wel te vermelden en deze anders te redigeren.
Omdat een aanvraag om vergunning voor het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg niet altijd verleend zal worden dient ook de aanhef van artikel 2:11, tweede lid, gewijzigd te worden.
Artikel 2:11, tweede lid is daarom gewijzigd.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg (J R)
Lid 2 wordt verwijderd De verwijzing naar de definitie van weg is overbodig, omdat deze in de begripsomschrijving in artikel 1:1 is opgenomen. Als gevolg van deze verwijdering worden de navolgende leden vernummerd.
In het nieuwe lid 2 (lid 3 huidig), onder e, wordt “indien een uitwegvergunning wordt aangevraagd door een bewoner woonachtig in een woonstraat waar de bezettingsgraad op enig dagdeel hoger is dan 90%, wordt, onverminderd het gestelde in lid 1 en 2, geen uitwegvergunning verleend” verwijderd. Bij de behandeling van aanvragen uitwegvergunningen en bezwaarschriften hierover is gebleken dat deze bepaling te strikt is. Het is niet mogelijk om rekening te houden met bijzondere omstandigheden. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk de vergunning bij een hoge bezettingsgraad toch te verlenen, als de parkeerplaats die komt te vervallen gecompenseerd kan worden.
Ons college heeft in 2012 beleidsregels over de uitwegvergunning opgesteld. Hierin is aangegeven hoe de weigeringsgronden worden toegepast. Hierin is ook een bepaling opgenomen over het weigeren van de vergunning bij een bezettingsgraad hoger dan 90 procent. Deze bepaling is minder strikt dan die in de Apv en komt daar niet geheel mee overeen.
In 2017 herzien wij dit beleid. Ter invulling van het criterium “parkeren” wordt wederom een bepaling opgenomen, op basis waarvan de vergunning kan worden geweigerd bij een hoge bezettingsgraad. Door deze in het beleid op te nemen en iets flexibeler te maken, is het beter mogelijk om maatwerk toe te passen.
In lid 3 (lid 4 huidig) wordt “het Provinciaal wegenreglement” vervangen door: “de provinciale wegenverordening”, zodat naar de correcte regeling wordt verwezen.
Afdeling 6. Veiligheid op de wegArtikel 2:14 Winkelwagentjes (J R)
In lid 1 wordt “die” vervangen door “dat”. Vanwege de leesbarheid zijn de twee verplichtingen met letters opgesomd.
In lid 2 wordt “Burgemeester en wethouders kunnen” vervangen door “Het college kan”. Tevens is duidelijk gemaakt dat het ook in lid 2 om een opruimplicht voor winkelwagentjes gaat.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen (R)
In lid 3 is een redactionele wijziging aangebracht, zodat duidelijk is dat de beide verboden in lid 1 en 2 niet van toepassing zijn als artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van strafrecht toepasbaar is.
In lid 4 is voor het woord “aangrenzende” het woordje “op” toegevoegd. Dit is taalkundig juist.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting (R)
In lid 2 is een redactionele wijziging aangebracht, die het artikel verduidelijkt en beter leesbaar maakt..
Afdeling 7. EvenementenArtikel 2:24 Begripsbepaling (J O)
Op verzoek van de medewerker vergunningen van het Ondernemersplein komt in het eerste lid, onder b, “en artikel 5:22 van deze verordening” te vervallen. Hiermee worden de snuffelmarkten, die in de huidige Apv in de artikelen 5:22 en 5:23 geregeld zijn, onder de evenementen gerangschikt. Voor een snuffelmarkt is dan geen vergunning voor het organiseren van een snuffelmarkt meer nodig, maar een evenementenvergunning. Een snuffelmarkt is een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Zodra deze activiteit dus buiten plaatsvindt is dit niet meer in een voor het publiek toegankelijk gebouw en is sprake van een evenement. Het is niet duidelijk waarom dit onderscheid nodig is. De toetsingscriteria zijn nagenoeg gelijk. Voor andere evenementen is niet van belang of deze binnen of buiten plaatsvinden. Als een rommelmarkt zowel binnen als buiten plaatsvindt is op grond van de huidige Apv een vergunning nodig voor het organiseren van een snuffelmarkt en een vergunning voor het houden van een evenement. Dit is dubbelop en niet nodig. Zowel voor aanvragers als voor medewerkers bij de gemeente is het duidelijker en eenvoudiger om de snuffelmarkt onder de evenementenvergunning te laten vallen.
Voor de snuffelmarkt is als weigeringsgrond ook “strijd met een geldend bestemmingsplan” opgenomen. Deze weigeringsgrond komt te vervallen. Als een evenement niet past binnen de bestemming kan voor strijdig gebruik met het bestemmingsplan een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Als een activiteit op grond van ruimtelijke ordeningsargumenten niet wenselijk is, dan is het goed om een eventuele weigering via dat kanaal te laten lopen.
In het eerste lid, onder f wordt de verwijzing naar artikel 2:9 van deze verordening verwijderd, omdat deze bepaling is vervallen.
Bij lid 2, onder d, wordt duidelijk gemaakt dat een straat- of buurtfeest ook een evenement is. Lid 2, onder e en lid 3 komen te vervallen. Zie voor een verdere uitleg onder artikel 2:25.
Aan lid 2 wordt een nieuw onderdeel e toegevoegd, waarmee duidelijk wordt dat een snuffelmarkt een evenement is.
Het tweede en derde lid komen te vervallen. Lid 4 wordt vernummerd naar lid 2.
Met artikel 2:24, tweede lid onder e en lid 3 alsmede artikel 2:25, tweede en derde lid is in de huidige Apv geregeld dat voor kleine evenementen kan worden volstaan met een melding. Deze meldingsplicht komt te vervallen, zodat voor alle evenementen een vergunning moet worden aangevraagd.
Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op één dag. Elk jaar wordt voor ongeveer 50 straatfeesten vergunning aangevraagd of een melding gedaan. In de praktijk kan echter slechts voor drie kleine evenementen per jaar worden volstaan met een melding. Voor de andere straatfeesten is toch een vergunning nodig, omdat de straat wordt afgesloten. Regulering van deze evenementen is wel nodig in verband met afstemming met andere feesten en veiligheid.
Administratief maakt het zowel voor de aanvrager als voor de medewerkers bij de gemeente niet uit of een melding moet worden gedaan of een vergunning moet worden aangevraagd. Voor het aanvragen van de vergunning voor een buurt- of straatfeest wordt een eenvoudig formulier gehanteerd.
In lid 3 is opgenomen dat geen evenementenvergunning nodig is voor een snuffelmarkt in een winkel. Voor zulke snuffelmarkten is op grond van de huidige Apv ook geen snuffelmarktvergunning nodig.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen (J O R)
Op advies van de medewerker horeca zijn definities toegevoegd voor: vergunninghouder, leidinggevende en barvrijwilliger. Deze definities sluiten aan bij die in de Drank- en horecawet en maken handhaving gemakkelijker. In alle bepalingen over openbare inrichtingen is exploitant vervangen door vergunninghouder, zodat consequent met de definities wordt omgegaan. Dit sluit ook aan bij de Drank- en horecawet. Verder zijn redactionele wijzigingen aangebracht en is het woord horecabedrijf waar nodig vervangen door openbare inrichting, zie ook onder artikel 2:28.
Artikel 2:28 exploitatie openbare inrichting (J O R)
De titel van dit artikel wordt gewijzigd. “Horecabedrijf” wordt gewijzigd in: “openbare inrichting”. Dit is omdat deze bepaling ook geldt voor horeca-inrichtingen, die niet onder de Drank- en horecawet vallen. Onder de Drank- en horecawet vallen horecabedrijven, waar alcoholhoudende drank wordt verstrekt.
Lid 1 wordt zo gewijzigd dat ook een exploitatievergunning nodig is voor terrassen bij openbare inrichtingen waarvoor geen exploitatievergunning nodig is, zie lid 4. Dat deze inrichtingen zomaar een terras kunnen plaatsen kan in bepaalde gevallen onwenselijk zijn. Om deze reden adviseert de horecamedewerker hiervoor een vergunningplicht op te nemen..
In lid 2 wordt aan het eind toegevoegd: “beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.”. Dit is gedeeltelijk conform het VNG-model en sluit aan bij de Wabo. Ook in een beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit kan horeca niet zijn toegestaan. De zinsnede “en geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend” is een toevoeging ten opzichte van het VNG-model en maakt het mogelijk om een exploitatievergunning te verlenen, als horeca met een afwijking van het planologisch kader is toegestaan. Deze bepaling houdt een weigeringsplicht van de exploitatievergunning in, als het ruimtelijk kader geen horeca toelaat.
In lid 3 wordt de verwijzing naar artikel 1:8 gewijzigd in artikel 1:5, omdat daar nu de algemene weigeringsgronden komen. Verder wordt lid 3 voor de leesbaarheid en om gemakkelijker te kunnen citeren redactioneel aangepast en per weigeringsgrond wordt een letter toegevoegd.
In lid 3 wordt “het horecabedrijf” gewijzigd in “de openbare inrichting”.
In lid 3 wordt “of de openbare Orde” verwijderd. Deze weigeringsgrond staat al in artikel 1:5.
In lid 3 is “houder” gewijzigd in “aanvrager”. Dit is conform het VNG-model en sluit beter aan bij de terminologie van de Awb. Ook is conform het VNG-model toegevoegd dat de verklaring omtrent het gedrag betrekking moet hebben op de leidinggevende van de inrichting. Zo wordt voorkomen dat de exploitatievergunning moet worden verleend met een niet relevante verklaring omtrent gedrag.
Op advies van de medewerker horeca wordt het met lid 3, aanhef en onderdeel c, ook mogelijk gemaakt de vergunning te weigeren als de leidinggevende niet aan de gestelde eisen voldoet.
Op advies van de medewerker horeca is een weigeringsgrond toegevoegd. Met het bepaalde in lid 3, aanhef en onder d, kan de exploitatievergunning worden geweigerd als sprake is van een schijnconstructie/schijnbeheer. De Drank- en horecawet kent ook zo’n bepaling voor de drank- en horecavergunning. Met deze weigeringsgrond wordt voorkomen dat wel een exploitatievergunning moet worden verleend, terwijl de drank- en horecavergunning wordt geweigerd omdat sprake is van een schijnconstructie/schijnbeheer.
De VNG en enkele gemeenten zijn een tijdelijke proef met mengvormen van winkels en horeca gestart. Met deze pilot worden tijdelijk en onder strikte voorwaarden enkele gemengde ondernemersactiviteiten toegestaan, waarbij het schenken van alcohol wordt gecombineerd met detailhandel of slijten. De rechtbank Midden-Nederland heeft de burgemeester van Nieuwegein hierin teruggefloten. Deze uitspraak gaat over de handhaving van de Drank- en horecawet en is voor de Apv niet van belang.
Leden 5 en 6 komen te vervallen. Hier staat een alternatief voor de openbare inrichtingen die onder de Drank- en Horecawet vallen, de zogenaamde "natte horeca". Indien deze inrichtingen in de afgelopen zes maanden geen ernstige overlast gegeven hebben, verleent de burgemeester aan dergelijke bedrijven ambtshalve of op verzoek een vrijstelling, zodat geen exploitatievergunning nodig is. Deze vrijstellingsmogelijkheid is echter nooit toegepast. Voorts zou toepassing ervan, als er problemen zijn met een horecainrichting, meerdere besluiten vragen: de intrekking van de vrijstelling en het al dan niet verlenen van een exploitatievergunning. Dit is niet wenselijk.
Artikelen 2:28a t/m 2:28d (J O)
Op advies van de medewerker horeca worden vier artikelen toegevoegd, waarmee de systematiek van de exploitatievergunning gelijk wordt getrokken met die van de Drank- en Horecavergunning. Dit betekent dat alle leidinggevenden op het aanhangsel van de vergunning vermeld moeten staan. Dit maakt controle door de toezichthouders gemakkelijker en de burgemeester kan regie houden op de personen die leiding geven in de openbare inrichting. In de huidige situatie wordt alleen de aanvrager getoetst en in de vergunning vermeld. Andere leidinggevenden kunnen zo niet gecontroleerd worden. Met de nieuwe bepalingen kan getoetst worden op crimineel gedrag, verklaring omtrent gedrag, curatele en leeftijd.
De leidinggevenden kunnen worden vermeld op een aanhangsel. Als dan de leiding van de inrichting wijzigt, behoeft niet een hele nieuwe exploitatievergunning aangevraagd te worden en kan worden volstaan met een aanvraag tot wijziging van het aanhangsel. Om flexibiliteit te bevorderen is het mogelijk gemaakt dat de inrichting open blijft als daar een leidinggevende aanwezig is, voor wie om bijschrijving is gevraagd maar waarover nog niet is beslist. Als duidelijk is dat deze leidinggevende niet aan de eisen voldoet, zal zo snel mogelijk de wijziging van het aanhangsel geweigerd moeten worden.
Voor een openbare inrichting als nevenactiviteit bij een winkel, een zorginstelling, een museum of een bedrijfskantine of –restaurant is geen exploitatievergunning nodig. Voor bij deze inrichting behorende terrassen geldt wel een vergunningsplicht. Het is mogelijk om deze vergunning te weigeren als de leidinggevende niet over een recente verklaring omtrent gedrag beschikt. Verder gelden voor de leidinggevenden bij deze terrassen geen eisen, zie artikel 2:28b, derde lid. Een vergunning voor deze terrassen is van belang om te voorkomen dat een wildgroei aan terrassen ontstaat. Het gaat vooral om het ruimtelijke effect van het terras voor de woon- en leefomgeving. Ten aanzien van de terrassen wordt een simpele toetsing uitgevoerd, die betrekking heeft op de locatie: bestemmingsplan, bruikbaarheid van de weg. Persoonlijkheidseisen van leidinggevenden worden niet getoetst. Persoonlijkheidseisen worden wel getoetst als een Drank- en horecavergunning wordt aangevraagd (alcohol wordt geschonken).
Met artikel 2:28d behoeft voor een wijziging van de exploitatievergunning, bijvoorbeeld toevoeging van een terras, niet een hele nieuwe exploitatievergunning aangevraagd, getoetst en betaald te worden.
Artikel 2:28e Intrekkings-, wijzigings- en schorsingsgronden (J O)
Op advies van de medewerker horeca wordt een artikel toegevoegd, waarmee een aantal gronden wordt toegevoegd om de exploitatievergunning te kunnen intrekken, wijzigen of schorsen. Naast de algemene intrekkingsgronden in artikel 1:8 van de Apv bestaat voor de exploitatievergunning behoefte aan meer intrekkings- of wijzigingsgronden. Deze kunnen handhavingsprocedures vereenvoudigen.
Net als voor de drank- en horecavergunning wordt ook voor de exploitatievergunning een schorsing mogelijk gemaakt. Zo kunnen, indien nodig, voor beide vergunningen dezelfde maatregelen getroffen worden.
Artikel 2:28f Terrassen (J O B)
Op advies van de medewerker horeca is een artikel toegevoegd met regels voor terrassen. In de huidige Apv zijn naast de algemene weigeringsgronden in artikel 1:8 (huidig) geen aanvullende bepalingen voor terrassen opgenomen. De toegevoegde bepaling geeft meer kaders mee voor de verlening van de exploitatievergunning. Deze bepaling komt ook overeen met de huidige praktijk, die niet in de Apv is vastgelegd.
Ten opzichte van het advies van de medewerker horeca is nog toegevoegd dat ook bij sluiting op grond van artikel 2:30, eerste en tweede lid, al het meubilair van het terras verwijderd dient te zijn, dan wel op zodanige wijze onderling met elkaar verbonden moet zijn dat het niet te verplaatsen is
Artikel 2:29 Sluitingstijd (J O R)
Na lid 1 wordt een nieuw lid 2 toegevoegd, waarmee de sluitingstijd niet geldt voor de nacht van oud en nieuw. In de huidige praktijk wordt voor de oud-en-nieuw-nacht een algemene ontheffing sluitingstijd aan ondernemers verleend. Feitelijk is deze algemene ontheffing een vrijstelling. Ontheffingen zijn bedoeld voor individuele gevallen en niet voor situaties die elk jaar standaard worden toegepast. Zowel voor exploitanten van openbare inrichtingen als voor de burgemeester leidt dit tot vermindering van administratieve lasten. De ontheffing behoeft niet meer aangevraagd te worden en de burgemeester behoeft hierop niet meer te beslissen.
De leden 2 en 3 worden vernummerd naar 3 en 4.
In lid 3 (lid 2 huidig) wordt “na” gewijzigd in: “gedurende de”. Bij een letterlijke lezing van de huidige bepaling mogen bezoekers nadat inrichting weer open mag zijn niet aanwezig zijn. Dat zal niet de bedoeling zijn. Ook het VNG-model maakt deze vergissing.
Na lid 4 wordt een vijfde lid toegevoegd, waarmee aan de burgemeester de bevoegdheid wordt gegeven nadere regels te stellen over de sluitingstijd. Volgens het Uitvoeringskader horeca 2015 mogen terrassen in Zeist bij warm weer een uur langer open zijn. Dit is nu in strijd met de Apv. Door dit via nadere regels te regelen, kan gemakkelijk en snel ingespeeld worden op nieuwe ontwikkelingen.
De leden 5 en 6 worden vernummerd naar 6 en 7.
In lid 6 is voor openbare inrichtingen in winkels bepaald dat daar dezelfde sluitingstijden gelden als voor de winkel. Het is niet nodig om voor de openbare inrichtingen bij zorginstellingen, musea en bedrijfskantines of –restaurants andere sluitingstijden op te nemen. Voor de hoofdactiviteiten gelden geen wettelijke sluitingstijden, zodat daar de algemene sluitingstijden voldoende zijn.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting (J R)
In lid 1 wordt “horecabedrijven” gewijzigd in ““openbare inrichtingen”. De bepaling geldt immers ook voor openbare inrichtingen, die niet onder de Drank- en horecawet vallen. De Drank- en horecawet geldt voor horecabedrijven waar alcoholhoudende drank wordt verstrekt.
Op advies van de medewerker horeca wordt voor de tijdelijke sluiting van openbare inrichtingen een apart lid opgenomen, waarin de gronden tot sluiting specifieker zijn opgenomen. Dit maakt handhavend optreden gemakkelijker.
Lid 2 wordt vernummerd naar lid 3.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen (J R)
Onder b wordt “na” gewijzigd in “gedurende de” en het woord “gedurende” wordt verwijderd.
Voorts wordt conform het VNG-model voor de woorden “eerste lid” het woord “het” verwijderd en “artikel 2:30,” toegevoegd. Zo is de verwijzing correct.
Tevens wordt “en tweede lid” van artikel 2:30 toegevoegd, zodat het ook verboden is zich te bevinden in een inrichting die tijdelijk is gesloten.
Onder c wordt conform het VNG-model “de zitplaatsen die aanwezig zijn op” verwijderd. Anders geldt het verbod ook voor bezoekers, die gebruik maken van staplaatsen op het terras.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen (J R)
In lid 2 worden conform het VNG-model de woorden “een horecabedrijf” en “dat bedrijf” gewijzigd in: “een openbare inrichting” en “die inrichting”. Zo geldt deze bepaling niet alleen voor horecabedrijven zoals bedoeld in de Drank- en horecawet.
Afdeling 8a. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de drank- en horecawet
De horecamedewerker adviseert om voor para-commerciële instellingen met een drank- en horecavergunning geen exploitatievergunning te eisen. De bepalingen over para-commerciële instelling met een drank- en horecavergunning zijn vastgesteld op 11 november 2014. Na twee jaar zouden deze geëvalueerd worden. Het lijkt ons beter om eventuele ingrijpende aanpassingen na deze evaluatie vast te stellen.
Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciële rechtspersonen (J R)
Leden 3 en 4 zijn redactioneel gewijzigd, zodat ze beter leesbaar zijn.
In lid 5 wordt na het woord “derde” “of vierde” toegevoegd. Zo moeten ook de bijeenkomsten, zoals bedoeld in lid 4, vooraf gemeld worden.
Artikelen 2:34e en 2:34f (J O)
Op advies van de medewerker horeca wordt de mogelijkheid opgenomen om aan de Drank- en horecavergunning en de vergunning voor het slijtersbedrijf nog extra voorschriften te verbinden.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden (J O R)
In lid 2, onder a, wordt conform het VNG-model “onder c” vervangen door: “onder b”. Zo is de verwijzing correct.
In lid 2, onder b, wordt conform de laatste zomerwijziging van het VNG-model “minister van Justitie” gewijzigd in: “de raad van bestuur van de kansspelautoriteit”. Zo is de verwijzing correct.
In overleg met de medewerker horeca wordt in lid 2, onder c, het woord “speelautomaten” vervangen door “kansspelautomaten”. Zo is ook een vergunning nodig voor speelgelegenheden waar met behendigheidsautomaten kan worden gespeeld. Volgens artikel 30, aanhef en onder b, van de Wet op de kansspelen is een behendigheidsautomaat een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt. Een voorbeeld van een behendigheidsautomaat is een flipperkast. Op grond van de Wet op de kansspelen is voor een behendigheidsautomaat geen aanwezigheidsvergunning nodig. Wel is voor het exploiteren van zo’n apparaat een vergunning van de raad van bestuur van de kansspelautoriteit nodig. Deze vergunningsplicht geldt niet voor behendigheidsautomaten die zonder middellijke of onmiddellijke betaling of inworp door de speler of een derde in werking kunnen worden gesteld en waarvan het spelresultaat niet kan leiden tot de onmiddellijke uitkering van prijzen of premies. Een voorbeeld hiervan zijn computerspelletjes als xboxes. De Wet op de kansspelen richt zich met name op de bescherming van de speler en het voorkomen en tegengaan van problematisch speelgedrag en gokverslaving. Naar ons oordeel bieden artikel 121 en 122 van de Gemeentewet dan nog ruimte om met het oog op de woon- en leefsituatie in de omgeving of de openbare orde voor een speelgelegenheid met ook behendigheidsautomaten een vergunningplicht op te nemen. Een hal met bijvoorbeeld 100 behendigheidsautomaten kan een nadelige invloed hebben op de woon- en leefsituatie in de omgeving of de openbare orde. Het is wenselijk als dit gereguleerd kan worden.
In lid 3, onder b, wordt aan het einde van de zin ingevoegd: “, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend”. Dit sluit aan bij de Wabo. Ook in een beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit kan een speelgelegenheid niet zijn toegestaan. De zinsnede “en geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend” maakt het mogelijk om een exploitatievergunning te verlenen, als een speelgelegenheid met een afwijking van het planologisch kader is toegestaan. Deze bepaling houdt een weigeringsplicht van de vergunning in, als het ruimtelijk kader geen speelgelegenheid toelaat.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning, lokaal of erf (R)
De kop van deze bepaling wordt gewijzigd, door ook “erf” daarin op te nemen, zodat deze beter aansluit bij de inhoud.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen (O R)
Op verzoek van de politie en met instemming van de medewerker veiligheid wordt hier artikel 2:44 van de Apv Amersfoort overgenomen. De Apv van Zeist is de enige binnen het politiedistrict Oost-Utrecht die het verbod op het vervoer van inbrekerswerktuig beperkt tot het 'vervoeren op de weg'. Dit betekent concreet dat de politie niet conform dit artikel kan optreden indien een persoon met inbrekerswerktuig zich niet op de weg bevindt, maar bijvoorbeeld op een openbaar grasveld. Volgens de Apv Amersfoort geldt het verbod op “een openbare plaats”, waarmee dus meer mogelijkheden bestaan om op te treden.
Dit geldt ook voor lid 3, waar het verbod op geprepareerde tassen is opgenomen. Volgens de Apv Amersfoort geldt dit verbod alleen gedurende de openingstijden van winkels, dat is in de huidige Apv niet het geval, maar lijkt ons voldoende. Ten opzichte van de Apv Amersfoort is na de woorden “openbare plaats” toegevoegd “en/of”. Zo geldt het verbod zowel op een openbare plaats als in de nabijheid van winkels. Bij lid 3 is ten opzichte van de Apv van Amersfoort na het woord “tas” toegevoegd “of ander voorwerp”. Zo kan ook opgetreden worden als men andere voorwerpen dan tassen bij zich heeft die het plegen van een winkeldiefstal kunnen vergemakkelijken. Zo worden de goede elementen uit de huidige Apv Zeist en die van Amersfoort gecombineerd.
Verder zijn ten opzichte van de Apv Amersfoort wat redactionele wijzigingen aangebracht.
Artikel 2:47A Skeeleren, skate boarden (R)
De nummering van dit artikel is gewijzigd. Het was de bedoeling om met de letter “z” aan te geven dat het om een Zeister bepaling gaat, die afwijkt van het VNG-model. Dit is echter niet meer consequent toegepast, zodat we dit uitgangspunt los laten.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik (J O)
Conform het advies van de medewerker Horeca en het VNG-model wordt het eerste lid van deze bepaling aangepast. De huidige versie is in strijd met de Drank- en Horecawet, omdat het verbod nu ook geldt voor jongeren onder de 18 jaar. Dat is al in de Drank- en Horecawet geregeld en mag de gemeenteraad dus niet regelen. Deze bepaling geldt in aanvulling op artikel 45, eerste lid, van de Drank- en horecawet.
Voorts is in lid 2, onder c, een uitzondering toegevoegd voor buurt- en straatfeesten op een openbare plaats, waarvoor een evenementenvergunning is verleend.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen (J)
In lid 1, onder a, is “brandgang” aan de opsomming toegevoegd, zodat duidelijk is dat het ook verboden is zich daar zonder redelijk doel op te houden.
Artikel 2:57 Loslopende honden (J R)
In lid 3 wordt conform het VNG-model achter het woord “geleidehond” in beide gevallen “of sociale hulphond” toegevoegd. Zo geldt de uitzondering ook voor deze honden.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden (J R)
Lid 5 is aangepast met als inspiratie lid 2 van het VNG-model. Zo is eenvoudiger aangegeven voor welke honden de bepalingen over hondenpoep niet gelden en wordt gewaarborgd dat de uitzondering geldt voor alle hulphonden die worden gebruikt i.v.m. een handicap.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden (J R)
Omdat een dergelijk besluit een sterk openbare orde-karakter heeft en daarbij vaak een snel handelen naar aanleiding van een incident vraagt, is geïnspireerd door het VNG-model (aanpassing van 2015) besloten om deze bevoegdheid bij de burgemeester te beleggen (was voorheen het college).
In lid 1, onder b, wordt uit redactionele overwegingen aan het woord “aanlijn” een – toegevoegd.
In lid 2 wordt uit juridische en redactionele overwegingen “In afwijking van” vervangen door: “Onverminderd”.
In lid 2 wordt uit redactionele overwegingen “het bepaalde” vervangen door: “voor de hond als bedoeld”.
Omdat de Regeling agressieve dieren niet meer bestaat is lid 4 verwijderd.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren (B R)
De kop van deze bepaling wordt gewijzigd in: “Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren”.
In lid 1 wordt het woord “of” aan het einde van b verplaatst naar het einde van c. Voorts wordt toegevoegd: “d. te voeren.” De mogelijkheid om het voeren van bijvoorbeeld meeuwen of duiven op bepaalde plaatsen te verbieden om daar zo nodig handhavend tegen te kunnen optreden wordt soms gemist. Daarom is deze mogelijkheid nu toegevoegd.
In verband hiermee wordt ook aan lid 2 toegevoegd: “en/of te voeren”.
Uit redactionele overwegingen is in lid 2, onder b, “hen” vervangen door “het college”.
In lid 4 wordt “het Provinciaal wegenreglement” vervangen door: “de provinciale wegenverordening”, zodat naar de correcte regeling wordt verwezen.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen (J R)
Na het woord “Vuurwerkbesluit) wordt toegevoegd: “of een regeling die daarvoor in de plaats treedt”. Zo wordt ingespeeld op eventuele toekomstige regelingen over dit onderwerp.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen (O)
Steeds meer gemeenten in Midden Nederland hebben bepalingen over heling van goederen in hun Apv. Op ambtelijk niveau is afgesproken dat Zeist deze ook voor zou stellen. In het kader van bestrijding van woninginbraak wordt het toezicht op de naleving van de bepalingen geïntensiveerd; dit in samenwerking met ketenpartners veiligheid en de betreffende handelaren.
De bepalingen uit Amersfoort (artikelen 2:66, 2:67 en 2:68) zijn opgenomen. Deze komen nagenoeg overeen met die uit het VNG-model.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding (J)
Hier wordt de verwijzing naar de artikelen 2:10 en 2:11 verwijderd. Als de in dit artikel genoemde bepalingen groepsgewijs worden overtreden kan de burgemeester groepen van personen tijdelijk doen ophouden. De te verwijderen bepalingen gaan over Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan en (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg. Ze lenen zich minder goed voor toepassing van deze bevoegdheid.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen (J O R)
Conform de laatste zomerwijziging van het VNG-model wordt in het eerste lid het woord “vaste” verwijderd. Zo wordt aangesloten bij het te wijzigen artikel 151c van de gemeentewet, dat naast het plaatsen van vaste camera’s ook gebruik van flexibele camera’s mogelijk maakt. De gemeenteraad van Soest heeft deze wijziging op 30 juni 2016 ook vastgesteld. Ook op verzoek van de medewerker veiligheid is dit overgenomen.
Geïnspireerd door het VNG-model wordt in lid 2 het woord “openbare) vervangen door: “voor het publiek toegankelijke”. Zo heeft lid 2 een meerwaarde t.o.v. lid 1, omdat ook op niet openbare, maar wel voor het publiek toegankelijke plaatsen cameratoezicht kan plaatsvinden.
Verder is lid 2 redactioneel aangepast.
Afdeling 16 Voor publiek openstaande gebouwenArtikel 2:78a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen (O)
Op verzoek van de politie en op advies van de medewerker horeca wordt een bepaling toegevoegd, waarmee overlast gevende panden kunnen worden gesloten. Hierbij kan worden gedacht aan (bel)winkels waar sprake is van heling. Hiervoor bestaan nu bijna geen mogelijkheden. De Utrechtse bepaling wordt overgenomen. Deze heeft recent de rechterlijke toets doorstaan (zie ECLI:NL:RBMNE:2015:7641).
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In 2009 is het wetsvoorstel voor de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche(: (Wrp) ingediend bij de Tweede Kamer. De inwerkingtreding van deze wet laat echter nog enige tijd op zich wachten. Omdat een groot aantal gemeenten een nieuw of verbeterd vergunningenstelsel voor seksbedrijven wil invoeren, heeft de VNG vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wrp de modelverordening aangepast. Het vergunningenstelsel in het VNG-model sluit nauw aan bij het wetsvoorstel, zoals dat nu luidt.
Voorstel is om deze nieuwe modelbepalingen nog niet over te nemen en hiermee te wachten totdat duidelijk is wanneer inwerkingtreding van wetsvoorstel Wrp zal plaatsvinden. Met de huidige Apv-bepalingen en bestemmingsplannen kunnen de seksinrichtingen voldoende gereguleerd worden. Inhoudelijke wijzigingen worden daarom nu niet voorgesteld. Wel is een aantal redactionele wijzigingen aangebracht.
Artikel 3:6 Sluitingstijden (R)
In lid 2 is de verwijzing naar artikel 1.4 gewijzigd in artikel 1:6, omdat daar nu de voorschriften en beperkingen die aan een vergunning of ontheffing kunnen worden verbonden geregeld zijn.
Artikel 3:12 Beslissingstermijn (R)
Om duidelijk te maken dat deze beslistermijn afwijkt van die in artikel 1:2 is dit expliciet toegevoegd.
Artikel 3:13 Weigeringsgronden (J R)
In lid 1, onder b, wordt na het woord “bestemmingsplan” de zinsnede “beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening en geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend” opgenomen. Zo wordt beter aangesloten bij de Wabo en zo is het mogelijk om een vergunning te verlenen, als een seksinrichting of escortbedrijf met een afwijking van het planologisch kader is toegestaan.
In lid 2 wordt de verwijzing naar artikel 1:8 gewijzigd in artikel 1:5, omdat daar nu de algemene weigeringsgronden staan. Verder worden in lid 2 de woorden “worden geweigerd” geplaatst voor de woorden “dan wel” en wordt achter het woord “3:9, eerste lid,” het woord “plaatsvinden” toegevoegd. Zo klopt de bepaling taalkundig beter.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het Natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichtingArtikel 4:1 Begripsbepalingen (J R)
Onder a wordt conform het VNG-model “Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer” vervangen door “Activiteitenbesluit milieubeheer”. Zo wordt de juiste citeertitel van het besluit waar het om gaat gehanteerd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (J O R)
De Omgevingsdienst Regio Utrecht heeft geadviseerd om het aantal dagen waarop de geluidsnormen overschreden mogen worden te verminderen van 12 naar 8. Op advies van de medewerker veiligheid en de medewerker horeca is dit voorstel niet overgenomen.
In lid 1 is een redactionele wijziging aangebracht.
In lid 2 wordt “artikel 4.113, eerste lid” conform het VNG-model vervangen door: “artikel 3.148, eerste lid”. Zo is de verwijzing correct.
Op verzoek van de ODRU en met instemming van de medewerker veiligheid wordt een nieuw lid 7 ingevoegd. Hiermee wordt voor de dagen waarop de geluidsnormen overschreden mogen worden een eindtijd vastgelegd. In de APV’s van andere gemeenten is dit vaak ook opgenomen. In de buurgemeenten Bunnik en Utrechtse Heuvelrug is het eindtijdstip 01.00 uur, in de Bilt is het eindtijdstip 02.00 uur. In de huidige APV Zeist is geen specifiek eindtijdstip genoemd. Voorstel is een eindtijdstip aan te houden van 02.00 uur. Wanneer sprake is van een rustige woonomgeving of specifieke situaties bestaat de mogelijkheid om in een individueel geval af te wijken van dit tijdstip (zie lid 8).
Lid 7 is vernummerd naar lid 8 en aangepast aan lid 7. Tevens is daar “burgemeester en wethouders” vervangen door “het college”.
In het nieuwe lid 8 is een tikfout hersteld.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. (J R)
De aanhef van lid 1 is redactioneel gewijzigd, zodat dit beter leesbaar is. Dit leidt er tevens toe dat de plaats waar het verboden is de materialen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben ook kan worden aangewezen om schade aan de openbare gezondheid op te heffen
In lid 1, onderdeel c wordt “artikel 4:22” gewijzigd in: “artikel 4:17”. Zo is de verwijzing correct.
Lid 4 is zo gewijzigd dat de verwijzingen correct zijn. Dit is conform het VNG-model.
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Begripsbepaling (J R)
Het zinsdeel: “bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet” wordt conform het VNG-model gewijzigd in: “omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht”. Zo is de Apv ook op dit punt aangepast aan de Wabo.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen (B J R)
In lid 1 wordt conform het VNG-model na het woord “bestemmingsplan” toegevoegd: “, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit”. Zo is de tekst aangepast aan de Wabo.
Lid 2 is zo aangepast dat het niet meer voor meerdere uitleg vatbaar is.
In lid 4 is de verwijzing naar artikel 1:8 gewijzigd in artikel 1:5, omdat daar nu de algemene weigeringsgronden staan.
In lid 4, onder b, is “dorps-”gezicht toegevoegd, zodat ook ter bescherming daarvan de ontheffing voor het plaatsen van kampeermiddelen kan worden geweigerd.
Verder is onderdeel “c. de bescherming van de woon- en leefomgeving” als weigeringsgrond voor de ontheffing toegevoegd, dit op advies van een van de juristen.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:1 Begripsbepalingen (J R)
Onder a en b, wordt na het woord “verkeerstekens” toegevoegd “1990”. Zo is de verwijzing correct.
Onder a wordt “onder al,” verwijderd zodat de verwijzing correct is.
Onder b wordt "onder ac,” verwijderd zodat de verwijzing correct is.
Tevens zijn redactionele wijzigingen aangebracht.
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. (B J R)
In de aanhef van lid 2 wordt conform het VNG-model “het eerste lid” vervangen door “dit artikel”. Zo is de verwijzing correct.
In lid 2 onder b, wordt conform het VNG-model “eerste lid” vervangen door “derde lid”. Zo is de verwijzing correct.
Lid 3, onder a is gewijzigd. In de praktijk is gebleken dat de huidige beschrijving van wat verboden is tot onduidelijkheid leidt. Een suggestie van de adviseur mobiliteit is bewerkt en overgenomen, dit in overleg met de coördinator stadstoezicht.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a. (J R)
In lid 1 zijn redactionele wijzigingen aangebracht.
In lid 3 wordt “het Provinciaal wegenreglement” vervangen door: “de provinciale wegenverordening”, zodat naar de correcte regeling wordt verwezen. Ook de juiste landschapsverordening van de provincie wordt genoemd.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen (R)
In lid 1 is een redactionele wijziging aangebracht.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen (J)
Aan dit artikel is een lid 4 toegevoegd. Voor de vergunning voor het inzamelen van kleding wordt al jarenlang een lotingsysteem gehanteerd. Met lid 4 wordt hiervoor een juridische basis gelegd.
Artikel 5:14 Begripsbepaling (J R)
Lid 1 is redactioneel gewijzigd, zodat dit beter leesbaar is.
In lid 2 komt te vervallen: “of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22”. Dit artikel is vervallen, de snuffelmarkt is ondergebracht bij de evenementenvergunning. Voorts is het niet nodig om aan te geven dat verkoop e.d. vanuit een snuffelmarkt geen venten is. Venten vindt namelijk volgens de definitie plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis, terwijl een snuffelmarkt plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw. Dit sluit elkaar uit, behalve voor zover het venten of de snuffelmarkt plaatsvindt aan huis in een voor het publiek toegankelijk gebouw.
Lid 2 is zo gewijzigd dat op zondagmiddag ook gevent kan worden met bijvoorbeeld ijs. Dit is in overeenstemming met de Zondagswet.
In lid 3 wordt na het woord “Wegenverkeerswet” toegevoegd: “1994”. Zo is de verwijzing correct.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden (J R)
Aan dit artikel worden twee nieuwe leden (lid 2 en 3) toegevoegd. Hierdoor worden de daaropvolgende leden vernummerd. Hiermee wordt een juridische basis gelegd voor de standplaatsregels die al sinds lange tijd naar tevredenheid worden gehanteerd. Hierin heeft het college locaties aangewezen, waar standplaats kan worden ingenomen en een maximum aantal vastgesteld. Ook zijn regels opgenomen over de omvang van de standplaatsen. Verder is de toewijzing van de standplaatsen geregeld en is bepaald welke regels gelden bij het innemen van een standplaats. Voorts zijn regels opgenomen voor tijdelijke standplaatsen.
In lid 4 (lid 2 huidig) worden de woorden “weigert de vergunning” vervangen door: “kan de vergunning weigeren”. Zo is er nog ruimte voor afweging, als het ruimtelijke ordeningskader geen standplaats toelaat en afwijking hiervan mogelijk is.
In lid 4 (lid 2 huidig) wordt deels conform het VNG-model na het woord “bestemmingsplan” toegevoegd: “, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, tenzij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.”. Zo is de Apv ook op dit punt aangepast aan de Wabo. De zinsnede “tenzij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend” is een toevoeging ten opzichte van het VNG-model. Als het ruimtelijk kader de standplaats toe laat, kan de vergunning niet worden geweigerd op die grond.
In lid 5 (lid 3 huidig) wordt de verwijzing naar artikel 1:8 gewijzigd in artikel 1:5, omdat daar nu de algemene weigeringsgronden staan.
Verder worden in lid 5 (lid 3 huidig), onder a de woorden “eisen van redelijke welstand” vervangen door: “redelijke eisen van welstand”. Zo is een foutje gecorrigeerd.
Uit jurisprudentie volgt dat de nadere regels de belangen moeten dienen, die met de weigeringsgronden worden beschermd. De nadere regels, zoals die nu gelden en mogelijk zijn gemaakt met de leden 2 en 3 passen binnen de belangen die worden gediend met de weigeringsgronden in artikel 1:5 en artikel 5:18, vijfde lid.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen (J)
In lid 1 wordt “het Provinciaal wegenreglement” vervangen door: “de provinciale wegenverordening”, zodat naar de correcte regeling wordt verwezen.
Artikel 5:22 Begripsbepaling (J)
Deze bepaling komt te vervallen. De snuffelmarkt is onder de evenementenvergunning gebracht.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt (J)
Deze bepaling komt te vervallen. De snuffelmarkt is onder de evenementenvergunning gebracht.
Afdeling 7. Crossterreinen en verkeer in natuurgebieden (R)
In de kop zijn de woorden “gemotoriseerd en ruiter” verwijderd, zodat de titel de lading dekt.
Artikel 5:32 Crossterreinen (J R)
In lid 1 worden de woorden “als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990” vervangen door: “als bedoeld in artikel 1, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de wegenverkeerswet 1994”.
Zo zijn de verwijzingen correct en geldt het verbod ook voor motorvoertuigen en bromfietsen afzonderlijk.
In lid 3 wordt het woord “dat” verwijderd. Zo is een foutje hersteld.
In lid 4 is “Besluit geluidproductie sportmotoren” conform de citeertitel gespeld.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden (J R)
In lid 1 worden de woorden “als bedoeld in artikel 1, onder z, reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990” vervangen door: “als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de wegenverkeerswet 1994”. Zo zijn de verwijzingen correct.
In lid 3, onder a, wordt een redactionele wijziging aangebracht.
In lid 3, onder a, worden de woorden “minister van Verkeer en Waterstaat” vervangen door: “bevoegde minister”. Zo wordt voorkomen dat bij overgang van bevoegdheden van de ene naar de andere minister de bepaling niet meer klopt.
In lid 4, onder b, wordt “Provinciale verordening 'Stiltegebieden' gewijzigd in: “provinciale Milieuverordening Utrecht 2013”. Zo is de verwijzing correct.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken (R)
In lid 1 is een redactionele wijziging aangebracht.
In lid 4 wordt de verwijzing naar artikel 1:8 gewijzigd in artikel 1:5, omdat daar nu de algemene weigeringsgronden staan.
In lid 6 worden de woorden “als bedoeld onder” vervangen door: “bedoeld in het”. Dit is taalkundig beter.
Afdeling 10 Detecteren van voorwerpen
Artikel 5:37a Detectieverbod (O)
Op verzoek van de Adviseur Crisisbeheersing – Openbare Orde & Veiligheid is de mogelijkheid opgenomen om gebieden aan te wijzen waar een detectieverbod geldt. Als bijvoorbeeld bij de voormalige vliegbasis Soesterberg blijkt dat nog explosief materiaal in de grond zit, bestaat hiermee de mogelijkheid om gevaarlijke situaties te voorkomen. Waarschijnlijk zal in de Apv van Soest dezelfde bepaling worden opgenomen. Voor de inhoud van de bepaling is gebruik gemaakt van voorbeelden van de Apv’s van de gemeenten Naarden en Oisterwijk. Verwijzingen zijn geactualiseerd.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:1 Strafbepaling (J R)
De verwijzing naar artikel 1.4 wordt gewijzigd in artikel 1:6, omdat daar nu de voorschriften en beperkingen die aan een vergunning of ontheffing kunnen worden verbonden geregeld zijn.
Geïnspireerd door het VNG-model wordt een lid toegevoegd, waarmee duidelijk wordt dat de strafmaat anders is als de Wabo van toepassing is.
Artikel 6:2 Toezichthouders (J R)
In lid 1 wordt “§ de functionarissen van het Korps Regiopolitie Utrecht” vervangen door: “a. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering”. Sinds de afschaffing van de regionale politiekorpsen op 1 januari 2013 bestaat het Korps Regiopolitie Utrecht niet meer. Door te verwijzen naar het Wetboek van Strafvordering zijn de politiefunctionarissen, onafhankelijk van de organisatievorm bevoegd om toezichthoudende bevoegdheden uit te oefenen. Dit is conform het voorstel van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Midden Nederland ((RIEC MN).
In lid 1 wordt “§ de functionarissen van de GGD midden Utrecht” vervangen door: “b. de functionarissen van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) regio Utrecht;”. Zo is de naam van de GGD correct. Voor de volgende opsommingen in lid 1 worden respectievelijk de letters c., d. en e. geplaatst. Zo is het gemakkelijker om de desbetreffende bepaling aan te halen.
In lid 1, onder e, wordt “APV toezicht” vervangen door: “Apv-toezicht”. Dit is taalkundig beter.
Naar aanleiding van de Ronde Tafel op 09 mei geven wij de volgende aanvullende toelichting:
In deze bepaling is een aantal functionarissen aangewezen als toezichthouder voor alle domeinen. Dit is overgenomen uit de huidige Apv, maar is niet logisch.
Artikel 6:2, eerste lid, is dan ook gewijzigd.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening (J R)
De leden 1 en 2 worden omgedraaid. Dit is logischer.
In het nieuwe lid 1 wordt “8e” vervangen door: “achtste”. Dit is iets duidelijker.
Aan het nieuwe lid 2 wordt toegevoegd dat de Apv 2011 wordt ingetrokken als de nieuwe Apv in werking treedt. Zo kan hierover geen onduidelijkheid bestaan.
Artikel 6:5 Overgangsbepaling (R)
Vanwege de wijziging van artikel 6:4 is “eerste” vervangen door “tweede”.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-102455.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.