Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen

 

 

De raad van de gemeente Den Haag,

 

gezien het voorstel van het college van 9 mei 2017,

 

gelet op:

  • -

    artikel 2 tweede lid van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en

  • -

    artikel 149 van de Gemeentewet

     

besluit vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen:

 

Artikel I

A In artikel 1 wordt na onderdeel 7 een nieuw onderdeel 8 ingevoegd, dat luidt als volgt:

8.Ombudsman: ombudsman als bedoeld in de Verordening gemeentelijke ombudsman 2006.

 

B Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2 Aanwijzing antidiscriminatievoorziening

Als antidiscriminatievoorziening wordt aangewezen de ombudsman.

 

C Na artikel 2 wordt een nieuw artikel 2a ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 2a Onafhankelijkheid antidiscriminatievoorziening

  • 1.

    De ombudsman is ten aanzien van de uitoefening van zijn taken als antidiscriminatievoorziening niet ondergeschikt aan de raad, het college of enig ander gemeentelijk gezag.

  • 2.

    De beoordeling en begeleiding van de ombudsman hebben geen betrekking op de wijze waarop hij zijn taken als antidiscriminatievoorziening vervult.

  • 3.

    Disciplinaire straffen worden de ombudsman niet opgelegd ten aanzien van de behandeling van klachten op het gebied van de antidiscriminatievoorziening.

     

Artikel II

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 8 juni 2017.

De griffier, Ineke Seuren en de voorzitter, Pauline Krikke

Naar boven