Wijziging van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Oegstgeest

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 april 2017 nr. Z/17/101932/194163;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.8, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

gezien het advies van de commissie Burger van 18 mei 2017;

besluit

vast te stellen de volgende wijziging van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Oegstgeest:

Artikel 1: Wijzigingen in de verordening

A: Artikel 4.2.3 wordt

De hoogte van een persoonsgebonden budget:

  • a.

    wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het persoonsgebonden budget gaat besteden;

  • b.

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het persoonsgebonden budget toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en;

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

 

B: Artikel 4.2.4 wordt

Het college stelt nadere regels ten aanzien van de berekeningswijze van persoonsgebonden budgetten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en, voor zover van toepassing, in ieder geval in verband met de relevante opleiding, de relevante werkervaring en de inschrijving bij de Kamer van Koophandel of opname in een relevant beroepsregister.

 

C: Artikel 4.2.5 wordt

Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

  • a.

    de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

  • b.

    deze persoon niet heeft aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt;

  • c.

    deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van hetgeen in artikel 4.2 3e en 4e lid bepaalde; en

  • d.

    tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

 

D: Artikel 4.11 wordt

  • 1.

    Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor:

    • a.

      vervoer per eigen auto bedraagt: € 576,- per jaar;

    • b.

      verhuiskosten bedraagt: € 1.975,- eenmalig;

    • c.

      aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel bedraagt: € 2.500,- per drie jaar.

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2017.

  • 4.

    Het college draagt zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

 

E: Artikel 5.1.1 wordt

Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van de algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning ter hoogte van € 22,20 per uur.

 

F: Artikel 5.1.2 wordt

Op de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, is een korting van toepassing van

  • a.

    € 22,20 voor cliënten met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm;

  • b.

    € 9,60 voor cliënten met inkomen vanaf 110% van de bijstandsnorm;

    voor maximaal 125 uur per kalenderjaar.

 

G: Artikel 5.2.2 wordt

De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is ten hoogste gelijk aan de maximale bijdrage die mogelijk is op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij geldt dat

  • a.

    de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget nooit hoger is dan de kostprijs van de voorziening;

  • b.

    de bijdrage voor een persoonsgebonden budget ten behoeve van begeleiding of dagbesteding wordt verlaagd naar maximaal 53% van het persoonsgebonden budget.

  • c.

    de bijdrage voor een persoonsgebonden budget ten behoeve van beschermd wonen wordt verlaagd naar maximaal 40% van het persoonsgebonden budget indien sprake is van ondersteuning door een professional.

  • d.

    voor woningaanpassingen geldt een maximale bijdrage van maximaal 75% van de kostprijs .

 

H: Artikel 5.2.4 wordt

In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget door het CAK vastgesteld en geïnd.

 

I: Artikel 7.4 wordt

  • 1:

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1°.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2°.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2:

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3:

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

 

J: Artikel 7.4 wordt

Artikel 7.5 Sociaal Team

Het gestelde in artikel 7.1 tot en met 7.4 is onverkort van toepassing op aanbieders die onderdeel zijn van het Sociaal Team Oegstgeest.

 

K: Artikel 10.4 wordt

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Artikel 7.4 treedt in werking op de dag dat het met een artikel 5.4 uitgebreide Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in werking treedt.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van Oegstgeest op 1 juni 2017.

de griffier

F. Kromhout

de voorzitter

E.R. Jaensch

Naar boven