Verordening tot achtste wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Súdwest-Fryslân

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 juni 2016;

gelet op artikel 147 Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Verordening tot achtste wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Súdwest-Fryslân

  • I.

    De Algemene plaatselijke verordening gemeente Súdwest-Fryslân wordt gewijzigd als volgt:

  • A.

    Artikel 2:6a komt te vervallen.

  • B.

    Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:8.

Huidig e tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:8 Straatverkoop

1. Het is verboden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen het publiek te benaderen met het doel lid, klant of abonnee te worden, dan wel anderszins verplichtingen aan te gaan.

2. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

C. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:9.

Huidige tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

1. Het is verboden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen plaatsen, op te treden als straatartiest of met andere activiteiten die er op gericht zijn het publiek vermaak te bieden als dan niet met de intentie daarvoor een bijdrage te ontvangen.

2. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

D. Artikel 2:10 wordt gewijzigd als volgt:

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in stri jd met de publieke functie ervan

1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

c. het beoogde gebruik voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak overlast tot gevolg kan hebben.

1. Het bevoegd bestuursorgaan kan met het oog op de belangen in het eerste lid en in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen.

2. Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. terrassen waarvoor een vergunningplicht geldt als bedoeld in artikel 2:28a;

c. handelsreclame als bedoeld in artikel 4:15;

d. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18.

1. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of de Wegenverordening provincie Fryslân.

2. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

a. het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer en onderhoud van de weg;

b. het gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

2. Het college kan met het oog op de belangen in het eerste lid en in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen.

3. Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

4. In afwijking van het derde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

5. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. terrassen als bedoeld in artikel 2:28a;

c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18.

6. Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voor:

a. vormen van reclame die passen binnen de door het college vastgestelde beleidsregels;

b. vormen van reclame indien met de aanbieder een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten die voorziet in de plaatsing daarvan.

7. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Wegenverordening provincie Fryslân.

8. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

E. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:14.

Huidige tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

1. Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt is verplicht deze:

a. te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken, en

b. terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.

2. Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.

3. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

  • F.

    Artikel 2:28: de leden 8 en 9 worden verplaatst naar artikel 2:28a en daarin opgenomen als de leden 2 en 3. Lid 10 wordt vernummerd tot lid 8.

  •  

  • G.

    Artikel 2:28a wordt gewijzigd als volgt:

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:28a Terrasvergunning

1. Het is verboden een terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester voor openbare inrichtingen die vallen onder de categorie natte horeca gelegen in gebied 1.

Artikel 2:28a Exploitatie terras

1. Het is voor openbare inrichtingen die vallen onder de categorie natte horeca gelegen in gebied 1, verboden een terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. Het is verboden op en nabij het terras een tapinstallatie voor zwak-alcoholische dranken te plaatsen.

3. In geval van een evenement kan de burgemeester ontheffing verlenen van het verbod in het tweede lid.

4. Op de vergunning en de ontheffing zijn paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

H. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:49.

Huidige tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

1. Het is verboden:

a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

b. zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

 

I. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:50.

Huidige tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor een publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor het openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijk ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

 

J. Artikel 2:59 wordt gewijzigd als volgt:

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond te voorzien te houden van een muilkorf die:

a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1. Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond te voorzien te houden van een muilkorf die:

a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is;

c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

5. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder e, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

K. Artikel 3:2 wordt gewijzigd als volgt:

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:2 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

- advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;

- beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;

De overige begripsbepalingen blijven ongewijzigd.

Artikel 3:2 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

- advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;

- beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;

- bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;

De overige begripsbepalingen blijven ongewijzigd.

 

L. Artikel 3:3 wordt gewijzigd als volgt:

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:3 Vergunning

1. Het is verboden is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning.

2. De burgemeester beslist binnen twaalf weken op de aanvraag om een vergunning.

3. De in het tweede lid gestelde termijn kan door de burgemeester met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

5. Een vergunning kan mede voor één seksinrichting worden verleend.

6. De vergunning wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld. De vergunning is niet overdraagbaar.

7. De vergunning kan worden verlengd.

Artikel 3:3 Vergunning

1. Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

2. Het bevoegde bestuursorgaan draagt zorg voor een onpartijdige en transparante verlening van beschikbare vergunningen.

3. Op een aanvraag om een vergunning wordt binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

5. Een vergunning kan mede voor één seksinrichting worden verleend.

6. De vergunning wordt voor bepaalde tijd verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld. De vergunning is niet overdraagbaar.

7. De vergunning kan ten hoogste tweemaal worden verlengd.

 

M. Artikel 4:11 wordt gewijzigd als volgt:

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1. Het is verboden een houtopstand die onderdeel uitmaakt van een groencluster of ís opgenomen in het bomenregister, zoals vastgesteld in het bomenbeleidsplan, zonder vergunning van het bevoegd gezag te vellen of te doen veilen.

2. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor:

a. een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet, in geval van plotselinge gevaarzetting of krachtens een aanschrijving op last van het bevoegd gezag;

b. het periodiek vellen van hakhout en bosplantsoen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

c. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelabeerde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

3. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdige beslissen) van toepassing.

5. Van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van de houtopstand(en) mag pas gebruik worden gemaakt indien:

a.binnen de daarvoor geldende termijn van de desbetreffende rechtsmiddelen geen gebruik is gemaakt of;

b.in hoogste rechterlijke instantie is beslist of de verleende omgevingsvergunning, tot het vellen of doen vellen van een houtopstand, in stand blijft.

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1. Het is verboden een houtopstand die onderdeel uitmaakt van een groencluster of ís opgenomen in het bomenregister, zoals vastgesteld in het bomenbeleidsplan, zonder vergunning van het bevoegd gezag te vellen of te doen veilen.

2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

a. een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet, in geval van plotselinge gevaarzetting of krachtens een aanschrijving op last van het bevoegd gezag;

b. het periodiek vellen van hakhout en bosplantsoen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

c. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelabeerde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

3. Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleend voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

4. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdige beslissen) van toepassing.

6. Van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van de houtopstand(en) mag pas gebruik worden gemaakt indien:

a. binnen de daarvoor geldende termijn van de desbetreffende rechtsmiddelen geen gebruik is gemaakt of;

b. in hoogste rechterlijke instantie is beslist of de omgevingsvergunning in stand blijft.

 

N. Artikel 4:15 wordt gewijzigd als volgt:

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:15 Ontsierende-, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.

1. Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf een openbare plaats zichtbaar is.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:

a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die kennelijk niet gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

b. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;

c. opschriften en aankondigingen kleiner dan 0,50m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:

• een openbare verkoping of aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

• het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd.

d. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

e. opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;

f. opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan van tevoren door of vanwege de rechthebbende of de hoofdgebruiker van de onroerende zaak schriftelijke kennisgeving is gedaan aan het college en dit college niet binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken. Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 9 weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.

3. Het college kan met betrekking tot het tweede lid nadere regels stellen.

4. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:

a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

b. in het belang van de verkeersveiligheid;

c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

5. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Landschapsverordening Fryslân;

b. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken;

c. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

d. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor voorwerpen die passen binnen de door het college vastgestelde beleidsregels.

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke, gevaarlijke of ontsierende reclame

1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht, ernstige hinder ontstaat voor de omgeving of het uiterlijk aanzien van de gemeente wordt aangetast.

2. Het college kan met betrekking tot het eerste lid nadere regels stellen.

3. Het verbod geldt niet voor vormen van handelsreclame die passen binnen de door het college vastgestelde beleidsregels.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

O. Artikel 5:24 wordt gewijzigd als volgt:

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.

3. De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.

3. De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

4. Van de melding wordt kennis gegeven in het elektronisch gemeenteblad

5. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

P. Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd als volgt.

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:1 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 6:1 Strafbepaling

1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11, tweede lid, 2:12, eerste lid en 4:11, eerste lid.

 

Q. De redactie van de artikelen genoemd in onderstaande tabel, aan te passen zoals aangegeven in de derde kolom van de tabel.

Artikel(-lid)

Huidige redactie

Nieuwe r edact ie

 

 

 

2:12, lid 1

Het is verboden zonder vergunning van het college ..

Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college ..

2:38

.. naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

.. naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

2:57a, lid 1, onder a

binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond;

binnen de bebouwde kom op de weg;

2:57a, lid 2

Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.

Het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

2:58, lid 2

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd bepaalde plaatsen aan te wijzen waar de in lid 1 gestelde verplichting niet van toepassing is.

De verplichting in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

3:5, lid 2

De burgemeester kan ..

Het bevoegde bestuursorgaan kan ..

3:6, lid 1

.. van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

.. van een door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld formulier.

3:6, lid 2

Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld ..

Bij de aanvraag wordt vermeld ..

3:6, lid 4

Als de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

Het bevoegde bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.

3:7, lid 1, onder h en i

de exploitant of beheerder minder ..

de exploitant of de beheerder minder ..

3:7, lid 1, onder i

.. geldboete van 500,- euro of meer ..

.. geldboete van € 500,- of meer ..

3:7, lid 1, onder j

5°. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

5°. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

3:7, lid 2, onder b

.. tenzij de geldsom minder dan 375,- euro bedraagt.

.. tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

3:7, lid 5, onder b

als niet is voldaan aan de bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door de burgemeester gestelde termijn aan te vullen;

als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

3:7, lid 5, onder e

als het bedrijfsplan niet voldoet aan het bepaalde bij artikel 3:15, eerste en tweede lid;

als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;

3:8, lid 1, onder a

de exploitant;

de naam van de exploitant;

3:8, lid 1, onder b

indien van toepassing, de beheerder;

indien van toepassing, die van de beheerder;

3:8, lid 1, onder 9

de voorschriften of beperkingen ..

de voorschriften en beperkingen ..

3:8, lid 1, onder h

de geldigheidsduur van de vergunning;

indien van toepassing, de geldigheidsduur van de vergunning;

3:8, lid 2,

.. en tevens aan de buitenzijde ..

.. en tevens dat aan de buitenzijde ..

3:10

.. zo spoedig mogelijk aan de burgemeester.

.. zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan.

3:11, lid 1

Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:3, 3:6, 3:7, 3:8 en 3:15, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover de burgemeester al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.

Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:3, 3:5, 3:6, 3:7, 3:8 en 3:15, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bevoegde bestuursorgaan al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.

3:15, lid 4

De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan de burgemeester. De wijziging wordt na goedkeuring van de burgemeester als onderdeel van het bedrijfsplan ..

De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan ..

3:17, onder f

onverwijld aan de burgemeester ..

onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan ..

4:1, onder a

Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;

II. Dit besluit treedt in werking op 25 juli 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 juli 2016

drs. H.H. Apotheker,

voorzitter

G.W. Stegenga,

griffier.

Naar boven