Gemeenteblad van Breda
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2016, 98280 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2016, 98280 | Verordeningen |
Derde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2014
Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 13 juli 2016 heeft besloten de Verordening tot vaststelling van de derde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2014 vast te stellen.
De verordening wordt van kracht met ingang van de achtste dag na die van deze bekendmaking.
Tegen vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.
Verordening tot vaststelling van de derde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2014
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Afzetten: onderhouds- c.q. beheermaatregel binnen een Landschapselement, in de vorm van het periodiek kappen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud, waarbij de houtopstand tot op enkele (tientallen) centimeters boven de grond wordt afgezaagd met als doel, naast eventuele houtoogst, het verjongen van de houtopstand ter verbetering en bestendiging van het ecologisch functioneren van de houtopstand.
Boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven met een minimale hoogte van 200 centimeter en een duidelijke - al dan niet betakte - stam en een duidelijke kroon, met dien verstande dat, indien een duidelijke kroon ontbreekt als gevolg van het knotten deze houtopstand tevens wordt aangemerkt als boom.
Dunnen: onderhouds- c.q. beheermaatregel binnen een Landschapselement, in de vorm van kap als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand waardoor een betere structuur in de houtopstand wordt gecreëerd, met als doel, naast eventuele houtoogst, het bevorderen van de groeiomstandigheden (zowel boven- als ondergronds) van de overblijvende houtopstanden en eventueel het beïnvloeden van de soortensamenstelling ter verbetering en bestendiging van het ecologisch functioneren van de houtopstand, een en ander met behoud van het boskarakter.
Vellen: rooien; kappen; kandelaberen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van knotten of kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die tot de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand kunnen leiden.
Artikel 4:8 Ambtshalve of op verzoek aanwijzen Waardevolle houtopstanden
Voor houtopstanden waarvoor een verzoek dan wel een ambtshalve voornemen als bedoeld in lid 1 van toepassing is, treedt een verbod op het (doen) vellen van de houtopstanden in werking vanaf de dag waarop het verzoek of het ambtshalve voornemen bekend is gemaakt. Dit verbod wordt pas opgeheven indien het college besluit de houtopstanden niet aan te wijzen als Waardevolle houtopstand of het besluit geen rechtskracht heeft gekregen.
Artikel 4:9 Verbod op het vellen van Waardevolle houtopstanden
Het in het eerste lid bedoelde verbod op het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden is niet van toepassing op:
houtopstanden waarvoor een vergunningplicht geldt voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald (artikel 2.1, eerste lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht);
Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden kan enkel worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken.
Indien de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1, op het moment van aanvraag redelijkerwijs, bijvoorbeeld bij acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, niet beschikt over een herplantplan en de wel verstrekte gegevens voldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag wordt, in afwijking van hetgeen bepaald in lid 3 van dit artikel, het herplantplan op een later tijdstip, doch niet later dan 6 weken na de beslissing op de aanvraag, overlegd.
Artikel 4:11 Herplant-/instandhoudingsplicht
Aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden overgegaan tot geheel of gedeeltelijke herplant, al dan niet overeenkomstig het bij aanvraag overlegde en door het college goedgekeurde Herplantplan.
Indien redelijkerwijs niet (volledig) kan worden voldaan aan de herplantplicht kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel en aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden het voorschrift verbinden dat een financiële bijdrage wordt gestort.
Artikel 4:12 Moment benutting omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden die is verleend in relatie tot (bouw)werkzaamheden, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat pas mag worden overgegaan tot het (doen) vellen van houtopstanden bij het starten van de (bouw)werkzaamheden.
Artikel 4:13 Illegaal vellen / tenietgaan van houtopstanden
Als zonder omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden is overgegaan tot het (laten) vellen van deze Waardevolle houtopstanden, dan wel dat deze Waardevolle houtopstanden op andere wijze teniet zijn gegaan, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar de verplichting opleggen dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen moet worden herplant.
Afdeling 4 Algemene bepalingen betreffende houtopstanden
Artikel 4:16 Bestrijding van boomziekten
Als zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten en schimmels, is de eigenaar, als hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4:17 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 4:18 Uitzicht belemmerende beplanting
De eigenaar van een boom, heg, struik of andere beplanting die aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daaraan op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het bevoegd gezag, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
Artikel 4:19 Overgangsbepalingen
Besluiten, genomen krachtens de Bomenverordening 2001 en Bomenverordening 2010 en de daarbij behorende Regeling waardevolle bomen en bomenstructuren, Regeling Herplantplicht Bomenverordening Breda 2010 en, Lijst van waardevolle bomen en Gemeentelijke Bomenstructuur, blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in Hoofdstuk 4, Afdeling 3 en 4 van deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 4, Afdeling 3 en 4 van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordeningen, regelingen en lijst als bedoeld in lid 1, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 4, Afdeling 3 en 4 van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van Hoofdstuk 4, Afdeling 3 en 4 van deze verordening toegepast.
Bijlage I: Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden
http://breda.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=605cfa90a130440dabb91ba8e4f7c2da
Bijlage II - Toelichting op de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2014, hoofdstuk 4, Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden en Afdeling 4 Algemene bepalingen betreffende houtopstanden
Voor zover de gehanteerde begrippen niet op voorhand al voldoende duidelijk zijn, dan wel in de latere toelichting niet nader worden beschreven volgt hieronder een korte toelichting:
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de term bevoegd gezag gebruikt. De reden hiervoor is dat niet in alle gevallen de bevoegdheden bij burgemeester en wethouders liggen. Het kan voorkomen dat het College van gedeputeerde staten het bevoegd gezag is of de minister.
Het bevoegd gezag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden, als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het college van burgemeester en wethouders en kan, desgewenst, door gemandateerd worden tot lager in de gemeentelijke organisatie.
De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde gezag.
Waardevolle bomen worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA moet uitgevoerd worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw, aanleg en het afgeven van een vergunning.
Er wordt voor het begrip ‘boom’ geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven boom. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of ‘bij vergissing’ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.
Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom. Waar in deze verordening sprake is van de omvang van een boom die meerstammig is wordt steeds de omvang van de dikste stam bedoeld.
Onder de Bomenverordening werd het begrip boom gebruikt om de tekst van de verordening zo eenvoudig mogelijk te maken. Toch wordt ervoor gekozen om in de nieuwe regeling te spreken van “houtopstanden”. Dit begrip omvat alle houtachtige gewassen en daarmee wordt voorkomen dat waardevol groen dat niet bestaat uit bomen buiten het beschermingsregiem valt. Bovendien wordt met het gebruiken van het begrip “houtopstanden” aangesloten bij de terminologie van de Wabo.
Artikel 4:7 Waardevolle houtopstanden
Op basis van de APV regeling is het college bevoegd tot het aanwijzen van Waardevolle houtopstanden. De aangewezen Waardevolle houtopstanden worden opgenomen op de Bomenkaart; vergunningsplichtige houtopstanden (hierna: ‘Bomenkaart’).
Houtopstand worden aangewezen als Waardevolle houtopstanden wanneer deze bijzondere waarde heeft op één of meer van onderstaande gebieden:
In het onderstaande worden de criteria nader toegelicht.
Het overgrote deel van het gemeentelijke bomenbestand is jonger dan 60 jaar. Aangenomen wordt dat dit tevens geldt voor het particuliere bomenbestand, gezien het feit dat Breda en de omliggende dorpen pas na 1955 op grote schaal zijn gaan uitbreiden. Bomen die voor 1955 zijn aangeplant zijn dan ook relatief zeldzaam en worden in cultuurhistorisch opzicht als waardevol beschouwd.
Wanneer de aanwezigheid van bomen een karakteristiek kenmerk is bij bepaalde bouwhistorisch waardevolle bebouwing of bij bepaalde historisch geografisch waardevolle structuren èn de omvang en/of ouderdom van de desbetreffende bomen benadrukt de ouderdom van de bebouwing/structuur, dan is er sprake van ensemblewaarde. Voorbeelden van bomen met ensemblewaarde zijn oude leibomen voor de (zuid)gevel van een oude boerderij, oude/grote bomen langs een oude (voormalige) landweg, bomen rondom een kapel of oude/grote bomen die deel uitmaken van de historische tuinaanleg van oude landgoederen, kloosters etc.
De meeste herdenkingsbomen zijn aangeplant naar aanleiding van een belangrijke gebeurtenis bij het koningshuis (de kroning van een koning(in), de geboorte van een prins(es), een huwelijk of een jubileum), maar ook de bevrijding na de Tweede Wereldoorlog en andere gedenkwaardige momenten of personen hebben een herdenkingsboom gekregen. In sommige gevallen werd er een oorkonde bij begraven en/of een bord bij geplaatst.
Een boom is beeldbepalend in het totale straat- of landschapsbeeld, wanneer deze vanwege zijn omvang en verschijningsvorm de aandacht naar zich toe trekt en tevens de belangrijkste drager vormt voor de ruimtelijke kwaliteit van het desbetreffende straat- of landschapsbeeld.
De groene functie en/of de kwalitatieve verblijfservaring van Groengebieden is voor een groot deel afhankelijk van de aanwezigheid van bomen. Voorbeelden van Groengebieden zijn: parken, begraafplaatsen, grote tuinen van o.a. villa’s, kloosters, kerken, ziekenhuizen, kantoren, bejaardentehuizen en voormalige bossen die zijn omgezet naar woongebied zoals het Montensbos (Ruitersbos) en Landhuizengebied Valkenstraat (Teteringen).
Grote en middelgrote bomen (stamomtrek > 65 cm) die onmisbaar zijn voor de groene functie en/of de kwalitatieve verblijfservaring van een Groengebied, hebben een bijzondere belevingswaarde.
Breda kent een aantal wijken die relatief stenig en boomarm zijn, zoals bijvoorbeeld het grootste deel van het centrum (het gebied binnen de singels), Tuinzigt en delen van Belcrum, Zandberg, Sportpark en Ginneken. De bomen met een relatief grote omvang dragen in deze wijken in belangrijke mate bij aan de fysieke leefomgevingskwaliteit en zijn in die zin stedenbouwkundig waardevol.
Bomen vormen vanaf een bepaalde leeftijd (ca. 75+) een leefgebied voor meerdere beschermde soorten vanwege holtes en spleten die zijn ontstaan. Bijvoorbeeld voor holenbroeders als mezen, spechten en boomkruipers, maar ook voor boombewonende vleermuizen.
Daarnaast zijn er jongere houtopstanden die een belangrijke ecologische stapsteen vormen omdat ze dienen als schuilplaats, om te rusten/slapen en/of te nestelen, zoals bijvoorbeeld een aantal boomgroepen in Brabantpark die elk jaar wordt bezocht door een spreeuwenkolonie.
Landschapselementen hebben een hoge ecologische waarde door de combinatie van bomen, struiken, planten, mossen, schimmels en/of een strooisellaag, waarbij tussen de verschillende lagen belangrijke symbiotische relaties kunnen bestaan en waardoor een landschapselement voor zeer veel soorten planten en dieren geschikt is als leef- en foerageergebied.
Door klimaatverandering krijgen we te maken met meer extreme weersituaties. Dit betekent meer hevige of langdurige neerslag, langere perioden van droogte en meer en vaker hitte. Naar verwachting is het in de toekomst minimaal 20 dagen per jaar warmer dan 30°C. Hittestress heeft invloed op de gezondheid en het welbevinden van mens en dier. Hitte en hittestress leiden tot slecht slapen, verlaagde arbeidsproductiviteit, hoger alcoholgebruik, meer (verkeers)ongevallen en meer agressie.
Grote bomen met relatief dichte kronen zorgen voor verkoeling op warme dagen. Grote bomen langs recreatieve routes zorgen voor schaduwrijke ontspanningsmogelijkheden op warme dagen en zijn in die zin waardevol.
Voor kwetsbare doelgroepen zoals ouderen, zieken, kinderen etc. is het van belang om de grote bomen en boomgroepen op verharde schoolpleinen, grote parkeerterreinen bij ziekenhuizen en zorgcentra etc. te beschermen.
Het boek ‘De Nederlandse Dendrologie’ van Dr. B.K. Boom wordt als leidraad gebruikt bij de waardering van het aspect zeldzame soort of variëteit.
Bijzondere groeivormen zoals meerstammigheid, oude snoeivormen bij bijzondere soorten (zoals knoteik), bomen met heksenbezems en vrijuit groeiende exemplaren zijn in dendrologisch opzicht waardevol wanneer deze relatief weinig voorkomen in de gemeente Breda.
Wanneer een vergunningplichtige houtopstand toch gekapt dient te worden, dan dient er middels herplant evenredige compensatie plaats te vinden van de waarde(n) die verloren gaat/gaan. Herplant wordt hierna nader toegelicht.
Uitgangspunt is dat de houtopstand die wordt aangeplant in het kader van de herplant- en instandhoudingsplicht, uiteindelijk op termijn vergelijkbare bijzondere waarde(n) gaat vertegenwoordigen als de te kappen houtopstand. Het is dan ook belangrijk dat deze herplant direct beschermd wordt tegen kap.
Op het moment van herplant is het niet waarschijnlijk dat de houtopstand beschikt over één of meer van de bovengenoemde waarden (cultuurhistorie, stedenbouw en/of landschap, ecologie, klimaat en dendrologie). De herplant zal op basis daarvan dan ook niet aangewezen kunnen worden als Waardevolle houtopstand. Om die reden is expliciet de bepaling opgenomen dat ook herplant aangewezen wordt als Waardevolle houtopstand.
Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden
Op basis van de APV regeling is het college bevoegd tot het aanwijzen van Waardevolle houtopstanden. De aangewezen Waardevolle houtopstanden worden opgenomen op de Bomenkaart; vergunningsplichtige houtopstanden (hierna: ‘Bomenkaart’).
De Bomenkaart wijzigt als er nieuwe Waardevolle houtopstanden worden aangewezen of als er Waardevolle houtopstanden gekapt mogen worden. Dit zal in de volgende gevallen aan de orde (kunnen) zijn:
Er wordt gestreefd naar een Bomenkaart die op ieder moment een actuele weergave van de te beschermen houtopstanden geeft.
Met het doorlopend actueel houden van de Bomenkaart wordt vooruitgelopen op de systematiek van de Omgevingswet. De actualiseringsplicht van eens in de 10 jaar is losgelaten, in plaats daarvan wordt een Omgevingsplan actueel gehouden middels doorlopende actualiseringen, bijvoorbeeld bij het inpassen van gewijzigde beleidsopvattingen en verleende omgevingsvergunningen voor afwijkactiviteiten in het Omgevingsplan.
Artikel 4:8 Ambtshalve of op verzoek aanwijzen Waardevolle houtopstanden
Op basis van de APV regeling is het college bevoegd tot het aanwijzen van Waardevolle houtopstanden. De aangewezen Waardevolle houtopstanden worden opgenomen op de Bomenkaart; vergunningsplichtige houtopstanden (hierna: ‘Bomenkaart’).
Belanghebbenden kunnen een verzoek in dienen tot het aanwijzen van Waardevolle houtopstanden. Als belanghebbende wordt aangemerkt degene die een persoonlijk belang heeft bij het strenge beschermingsregiem dat uitgaat van de status Waardevolle houtopstand. Dit persoonlijk belang is bijvoorbeeld aanwezig wanneer belanghebbende op geringe afstand van de houtopstand woont of vanuit de woning daarop zicht heeft. Daarnaast worden organisaties die in hun statuten de bescherming van en het behoud van natuur of bomen als doelstelling hebben opgenomen als belanghebbende gezien.
Ook het college kan ambtshalve besluiten tot het aanwijzen van Waardevolle houtopstanden.
Voordat de gemeente Breda beslist op een aanvraag of het ambtshalve voornemen stelt het de aanvrager respectievelijk de belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen. Dit volgt uit artikel 4.7 en 4.8 Awb.
Om te voorkomen dat houtopstanden in deze fase alsnog worden geveld, geldt er vanaf het moment dat aanvrager en/of eigenaar, dan wel andere belanghebbenden in kennis is gesteld van de aanvraag/het voornemen het verbod de houtopstand te vellen. Dit verbod wordt pas opgeheven indien het college besluit de houtopstanden niet aan te wijzen als Waardevolle houtopstand of het besluit geen rechtskracht heeft gekregen.
Na het besluit op de aanvraag/het voornemen is bezwaar en (hoger) beroep mogelijk. Nadat het besluit onherroepelijk is geworden wordt de Waardevolle houtopstand opgenomen op de Bomenkaart.
Artikel 4:9 Verbod op het vellen van Waardevolle houtopstanden
In de nieuwe Afdeling van de APV is gekozen voor een ontheffingenstelsel met als uitgangspunt een “nee, tenzij principe”. Dit houdt in dat er een algeheel kapverbod geldt voor houtopstanden die door het college zijn aangewezen als Waardevolle houtopstand en als zodanig zijn opgenomen op de Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden (hierna ”Bomenkaart”). De Bomenkaart wordt als bijlage 1 bij de APV opgenomen.
Met het opnemen met een ontheffingenstelsel wordt benadrukt dat het in principe verboden is een waardevolle houtopstand te vellen. Een ontheffing van dit verbod middels een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden wordt slechts bij hoge uitzondering verleend.
Daarnaast sluit een ontheffingenstelsel beter aan bij de toekomstige systematiek en werkwijzen onder de Omgevingswet.
Alle houtopstanden die niet zijn aangewezen als Waardevolle houtopstand en zijn opgenomen op de Bomenkaart mogen zonder vergunning worden geveld. Tevens zijn er een aantal situaties benoemd waarvoor ook geen vergunning vereist is, hieronder nader toegelicht.
Bomen van een beperkte omvang binnen een Groengebied
Stadsparken, grote particuliere tuinen en begraafplaatsen zijn aangewezen als groengebied. De kleinere bomen binnen deze gebieden worden uitgezonderd van het kapverbod en aan de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar overgelaten. Grotere bomen kunnen een substantiële bijdrage leveren aan het groene karakter van de wijk of het gebied. Deze bomen worden daardoor van algemeen belang geacht en daardoor is het wenselijk deze bomen te beschermen.
De Boswet heeft als doel het in stand houden van het bosareaal in Nederland. De Boswet geeft aan in welke gevallen een provincie of gemeente niet bevoegd is regels te stellen ten aanzien van de bescherming van houtopstanden. In die gevallen zal dan ook geen (gemeentelijk) kapverbod (mogen) gelden.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk
In diverse gebieden (met name in het buitengebied) bevinden zich belangrijke natuur- en landschapswaarden. Deze waarde(n) worden via de toegekende bestemming reeds beschermd, denk een de toegekende bestemming Natuur of Agrarisch met waarden. Binnen deze bestemmingen is het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (waaronder het vellen of rooijen van houtgewas) zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verboden. Een dubbele vergunningsplicht is onnodig en kan bovendien voor verwarring zorgen.
Plantziektenwet of een aanschrijving
Houtopstanden die moeten worden geveld op grond van de Plantziektenwet of een aanschrijving van het bevoegd gezag;
Periodiek onderhoud van houtopstanden
Periodiek onderhoud van houtopstanden kan bestaan uit dunnen, afzetten en/of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel als noodzakelijke beheermaatregel.
Hieronder worden dunnen en afzetten nader toegelicht:
Dunnen: “kap die uitsluitend als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd”. Het doel van dunning is het bevorderen van de groeiomstandigheden (zowel boven- als ondergronds) van de overblijvende bomen en struiken. Bij dunning is er dus altijd sprake van houtopstanden in de vorm van een aantal bomen en/of struiken die in een groep staan. Het boskarakter dient behouden te blijven. Door dunning wordt een betere structuur in de houtopstand gecreëerd. Daarnaast kan het beïnvloeden van de soortensamenstelling een doel zijn van dunning.
Afzetten: “periodiek kappen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud”. Afzetten is een beheermaatregel waarbij de bomen of struiken op enkele tot enkele tientallen centimeters boven de grond worden afgezaagd. Periodiek regulier onderhoud van bomen bestaat uit het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen hakhout. Bij afzetten is er altijd sprake van houtopstanden in de vorm van een aantal bomen of struiken die in een groep staan. De bij wijze van afzetten gekapte bomen of struiken moeten weer uit de achtergebleven stobben uitlopen. Het doel van afzetten is het verjongen van de houtopstand waardoor een differentiatie in dichtheid en hoogte van de struiklaag bereikt wordt en door de verschillende lichtinval ook een differentiatie in de kruidlaag; hierdoor wordt het ecologisch functioneren van de houtopstand verbeterd en bestendigd. Voorkomen dat de houtopstand zo hoog wordt dat op landbouwpercelen hinder ontstaat ten gevolge van drup of schaduwwerking kan een bijkomend doel zijn. Afzetten vindt plaats volgens een vaste beheercyclus (bijvoorbeeld 1x per 10 jaar) in zelfstandige hakhout- en struweelopstanden en in de randen van opgaand bos. Afzetten moet daarnaast gefaseerd (maximaal de helft van de houtopstand per onderhoudsbeurt) en buiten het groeiseizoen te gebeuren.
Dunnen en afzetten zijn vormen van onderhoud die enkel van toepassing zijn bij Landschapselementen.
Middels het verlenen van een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden, als bedoel in artikel 2.2, lid 1, sub g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan worden afgeweken van het kapverbod. Een dergelijke ontheffing middels een omgevingsvergunning kan enkel bij uitzondering worden verleend. Op basis van een integrale afweging, waarbij alle aspecten uit de fysieke leefomgeving een rol spelen, alsmede aspecten als de bijzondere waarde(n) van de houtopstand, het verwijderingsbelang, economische ontwikkeling, verstedelijking, bereikbaarheid, leefbaarheid, milieu, veiligheid en ruimtelijke kwaliteit een rol spelen. Of het belang van het (doen) vellen als voldoende zwaarwegend is aan te merken moet per geval/aanvraag beoordeeld worden.
Op voorhand moet in ieder geval duidelijk zijn dat behoud van de houtopstand op de huidige locatie niet mogelijk is, alternatieven voor het vellen moeten dan ook goed zijn onderzocht. Vervolgens wordt het belang van behoud op basis van aanwezige waarden afgewogen tegen het belang van het vellen.
Het belang van het (doen) vellen kan zijn gelegen in:
het voorkomen, herstellen en/of ongedaan maken van overlast en/of hinder als (in)direct gevolg van de houtopstand, waarbij de mate van overlast en/of hinder niet in verhouding staat tot het behoud van de boom, denk hierbij aan aantoonbare schade aan gevels en/of funderingen van gebouwen, aantoonbare schade aan het (openbare) riolering-/afvoervoerstelsel, aantoonbare schade aan openbare verharding die met behoud van de houtopstand niet hersteld en/of ongedaan kan worden gemaakt. Uitdrukkelijk moet het gaan om overlast en/of hinder vanwege een houtopstand die het belang van het behoud van de houtopstand overschrijdt. Hieronder wordt in ieder geval NIET verstaan overlast en/of hinder door:
het realiseren van een project van maatschappelijk belang dat de steun heeft van het college en/of dat een groot aantal inwoners van Breda ten goede komt en/of is aan te merken is als een project van nationaal dan wel provinciaal belang, denk hierbij in ieder geval aan (grote) infrastructurele werken, bouwwerkzaamheden in verband met een ziekenhuis of een station.
Bij acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid geldt nog steeds een kapverbod. Ook in deze situaties is herplant namelijk wenselijk, de herplantplicht wordt verbonden aan de omgevingsvergunning voor het vellen. Zonder deze vergunning is het opleggen van herplant (veelal) niet mogelijk. Het bevoegd gezag kan, indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.
De afweging tussen het behoud en het vellen moet realistisch zijn. Hierbij kunnen stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke, boomtechnische, economische en/of financiële overwegingen een (doorslaggevende) rol spelen.
De indieningsvereisten bij een aanvraag om een omgevingsvergunning zijn in de Wabo geregeld.
De gegevens en bescheiden die de aanvrager moet overleggen bij een aanvraag van een omgevingsvergunning zijn op grond van artikel 2.8 van de Wabo uniform geregeld. Deze indieningsvereisten zijn nader uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor), artikel 4.4, en in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor), artikel 1.3 en 7.5.
Daarnaast geldt artikel 4:2, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten de mogelijkheid andere/ nadere gegevens te vragen in verband met de beoordeling van de aanvraag.
In aanvulling hierop is bepaald dat een aanvraag enkel kan worden ingediend door de eigenaar, danwel aan degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de Waardevolle houtopstand(en) te beschikken.
Aanvrager kan iedereen zijn met toestemming van de eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een boom. Zakelijk gerechtigden zijn degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de boom.
Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de boom is, overleggen. De eigenaar van een boom kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot vergunningaanvraag verlenen.
Ook de gemeente zelf, waterschappen, hoogheemraadschappen of andere publiekrechtelijke instanties (Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, enz) kunnen aanvrager zijn. Zij volgen dezelfde procedure als andere aanvragers.
Daarnaast wordt in de APV nader geregeld dat bij de aanvraag een herplantplan moet worden overlegd, tenzij dit als gevolg van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang niet mogelijk is. Dan kan het herplantplan later worden overlegd.
Het herplantplan moet op een duidelijk leesbare schaal worden aangeleverd, minimaal 1:500. Op de tekening moeten zowel de te vellen Waardevolle houtopstand(en) als de voorgestelde compensatie duidelijk, eventueel met verschillende symbolen of kleuren, worden aangegeven. De tekening moet voorzien zijn van een duidelijke maatvoering.
Van de te vellen Waardevolle houtopstand dient
In beide gevallen dient gemotiveerd te worden aangegeven waarom de Waardevolle houtopstand geveld moet worden.
Van de compensatie (herplant) moet duidelijk aangeven zijn om welk aantal, welke soort(en) en op welke plek deze wordt uitgevoerd.
Hoofdlijn is dat de compensatie 1:1 plaatsvind.
Indien de te vellen Waardevolle houtopstand een boom betreft mag de te herplanten boom van een andere soort zijn. De herplant moet op termijn net zo groot kunnen worden als de te vellen Waardevolle houtopstand (1e, 2e of 3e grootte). Daarbij geldt een minimale omtreksmaat van 16-18 (centimeter).
Indien de te vellen Waardevolle houtopstand een landschapselement betreft, dient de herplant of compensatie van gelijke oppervlakte te zijn. Ter compensatie van een landschapselement kan ook op een andere wijze worden gecompenseerd, bijvoorbeeld in de vorm van natuurontwikkeling (poelen, schraal grasland, wadi’s). Het gaat er uiteindelijk om dat de waarde(n) die teniet gaan bij het vellen van de Waardevolle houtopstand gecompenseerd worden.
Bij de inrichting van de herplant dient rekening te worden gehouden met de volgende eisen:
Wanneer het voornemen is geen herplant uit te voeren of af te wijken van bovenstaande zal dat duidelijk gemotiveerd moeten zijn.
Bij beoordeling van de aanvraag kan het bevoegd gezag een compensatie voorstellen die afwijkt van het herplantplan, zoals dat bij aanvraag is overlegd. Hiertegen is bezwaar en (hoger) beroep mogelijk.
Artikel 4:11 Herplant-/instandhoudingsplicht
Wanneer een Waardevolle houtopstand toch gekapt dient te worden, dan dient er middels herplant evenredige compensatie plaats te vinden van de waarde(n) die verloren gaat/gaan.
Of herplant mogelijk is wordt in ieder individueel geval afzonderlijk beoordeeld, hiertoe dient bij de aanvraag een herplantplan te worden ingediend, zie ook hetgeen hiervoor toegelicht. Daarbij wordt de situatie zoals die is op het moment waarop de vergunning is aangevraagd als vertrekpunt genomen.
Centraal in het herplantplan moet de vraag staan of er voldoende ruimte is voor een nieuwe houtopstand om op deze plek tot volle wasdom te komen. Daarbij wordt rekening gehouden met het soort houtopstand dat op dat moment op de plek staat of stond en de wensen van de eigenaar ten aanzien van het soort houtopstand.
Als het herplantplan uitwijst dat herplant mogelijk is kan in de omgevingsvergunning worden aangegeven op welke locatie, van welk soort en van welke grootte een nieuwe houtopstand moet worden herplant. De voorschriften kunnen concreet worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, soort of grootte.
Uitgangspunt voor het herplantplan is dat de houtopstand die wordt aangeplant in het kader van de herplant- en instandhoudingsplicht, uiteindelijk op termijn vergelijkbare bijzondere waarde(n) gaat vertegenwoordigen als de te kappen houtopstand op dit moment doet.
Dit betekent dat, als de te kappen houtopstand bijzondere waarde heeft op een of meerdere gebieden van:
Evenredige compensatie van de waarde(n) die verloren gaat/gaan betekent dus niet automatisch één-op-één herplant (kwantitatieve compensatie) en betekent ook niet automatisch dat herplant op dezelfde locatie plaatsvindt als waar gekapt wordt. De herplantplannen sturen aan op de gewenste situatie dat de gemeente Breda ook over 50 jaar een substantieel areaal houtopstanden met bijzondere waarde(n) heeft.
De bijdrage die gevraagd wordt is afhankelijk van de grootte en de boomwaarde van de te kappen (of bij illegale kap; gekapte) boom. Hierbij wordt de gebruikelijke indeling in drie soorten bomen gehanteerd.
Categorie 3 (= 3e grootte, uiteindelijke hoogte 6 tot 10 meter)
De hoogte van de bijdrage wordt gebaseerd op de waarde van de gevelde boom. Deze zgn. boomwaarde (de monetaire waarde van een boom) komt tot stand op basis van een taxatie volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB).
Ook indien er zonder omgevingsvergunning wordt overgegaan tot het vellen van een houtopstand die is opgenomen op de Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden kan zowel compensatie in de vorm van herplant c.q. een financiële bijdrage worden gevraagd als een geldboete worden opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte van de financiële compensatie en de geldboete kan rekening worden gehouden met de waarde van de boom. Deze boomwaarde komt tot stand op basis van een taxatie volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB).
Artikel 4:12 Moment benutting omgevingsvergunning
Onder start van de (bouw)werkzaamheden wordt verstaan het moment waarop wordt begonnen met de bouw (het verrichten van een constructieve handeling) maar ook het verrichten van voorbereidende handelingen zoals het bouwrijp maken van de gronden, het verrichten van graafwerkzaamheden en/of het aanleggen van infrastructurele werken. Dit voorschrift heeft als doel om het aanwezige groen zo lang mogelijk te beschermen en te voorkomen dat al tot het (doen) vellen is overgegaan voordat zeker is of het (bouw)plan, waarvoor het (doen) vellen van houtopstanden vereist is, (feitelijk) doorgang zal gaan vinden.
Artikel 4:16 Bestrijding van boomziektes
Gevaar van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is vooralsnog enkel aan de orde bij Iepziekte.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-98280.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.