Gemeenteblad van Voorschoten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Voorschoten | Gemeenteblad 2016, 97305 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Voorschoten | Gemeenteblad 2016, 97305 | Verordeningen |
Algemene subsidieverordening Voorschoten 2016
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
een rechtspersoon, naar burgerlijk recht of als bedoeld in Boek 2 van het BW of een rechtspersoon i.o., die zich zonder winstoogmerk als hoofddoel stelt het behartigen van belangen, het organiseren van activiteiten waarop deze verordening van toepassing is, met uitzondering van openbare lichamen die zijn ingesteld krachtens de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, publiekrechtelijke instanties en aanvragers van een monumentensubsidie. Voor de monumentensubsidie kunnen ook natuurlijke personen in aanmerking komen.
Deze verordening is van toepassing op verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23 lid 3 van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten, naast de activiteiten genoemd in het door de raad vastgestelde subsidieplan, in aanmerking kunnen komen voor subsidie.
Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval, wanneer:
de aanvrager een vrij besteedbaar vermogen heeft dat ten minste vier keer zo hoog is als het subsidiebedrag waarvoor hij op grond van een positieve beoordeling in aanmerking zou komen als het eigen vermogen niet meetelt. Monumentensubsidies, innovatiesubsidies, overige subsidies tot en met € 1.000, categorie 3 subsidies en aanvragers die in hoofdzaak afhankelijk zijn van meerdere subsidiegevers zijn uitgezonderd van deze weigeringsgrond.
Artikel 9 De aanvraag (niet: aanvraag monumentensubsidie)
Hoofdstuk 3 Verplichtingen en vaststelling
Artikel 13 Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Het college stelt subsidies tot en met € 5.000,- per jaar direct vast voor een periode van vier jaar. Wel zal het college steekproefsgewijs om een verantwoording vragen. Uitgezonderd is de monumentensubsidie: deze dient te worden verantwoord en vastgesteld zoals een subsidie van meer dan € 5.000 (zie artikel 14 en 15).
Artikel 14 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000
De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval:
Bij een subsidie boven de € 50.000 bevat de verantwoording ook een balans van het (einde van het) afgelopen jaar, een resultatenrekening met een toelichting daarop en een onafhankelijke accountantsverklaring. Bij subsidies hoger dan € 50.000 wordt in de beschikking tot subsidieverlening de vorm van de accountantsverklaring bepaald.
Artikel 15 Besluit tot subsidievaststelling
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Hoofdstuk 4 Hardheidsclausule en slotbepalingen
Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor die subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Voorschoten, gehouden op 7 juli 2016.
de griffier,
de voorzitter,
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Voorschoten 2016
Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.
Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag nodig is.
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.
Met dit artikel verstrekt de raad het college de bevoegdheid om op basis van door de raad vastgesteld beleid, in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, te subsidiëren activiteiten te bepalen die (nog) niet zijn opgenomen in het door de raad vastgestelde subsidieplan.
In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het aanvullen van de weigeringsgronden, het afwijken van de indieningsvereisten, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie.
Artikel 4. Europees steunkader
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.
Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4).
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen om de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.
Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (derde lid).
Artikel 6. Meerjarige subsidie
Hierin wordt bepaald dat voor maximaal 4 boekjaren een subsidie kan worden verleend. Deze mogelijkheid is opgenomen om een meerjarenbeleid gestalte te geven.
Artikel 7 Weigerings- en intrekkingsgronden
In het eerste lid zijn verplichte weigeringsgronden opgenomen.
In het tweede lid zijn facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.
De leden één a tot en met één g spreken voor zich.
Lid 1 onder h stelt dat het college de noodzaak van de subsidie vast op basis van het vrij besteedbaar vermogen. Het vrij besteedbare vermogen wordt berekend op basis van de volgende formule: vlottende activa minus, bestemmingsreserves, voorzieningen en schulden. Indien dit vrij besteedbaar vermogen hoger is dan viermaal het bedrag waarvoor de aanvrager in aanmerking zou komen als er geen ander beletsel is, wordt subsidie geweigerd.
Het weigeren van subsidie kan in sommige gevallen leiden tot ongewenste effecten. Subsidie is bij uitstek bedoeld om bepaalde activiteiten te ontplooien en te stimuleren, die de levendigheid, leefbaarheid en/of uitstraling van het dorp en zijn inwoners ten goede komen.
Deze weigeringsgrond is daarom niet van toepassing op:
aanvragers die in hoofdzaak afhankelijk zijn van verschillende subsidiegevers en waarvan de subsidie die zij aan de gemeente Voorschoten vragen een relatief kleine bijdrage betreft. In deze gevallen wordt gerekend met het totaalbedrag dat bij alle subsidiegevers in structurele mate wordt aangevraagd en verleend. Het vrij besteedbare vermogen mag niet meer zijn dan vier keer dit totaalbedrag.
De leden twee a tot en met e spreken voor zich.
Lid 3 geeft ten slotte het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per jaar worden verstrekt, en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid.
Het eerste lid bepaalt dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Een aanvraag kan ook per email worden ingediend. Een aanvraag kan ook digitaal worden gedaan als het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.
Met het tweede lid kan het college een standaardformulier vaststellen en is de aanvrager verplicht dit formulier te gebruiken.
Lid drie tot en met vijf bepalen welke stukken en gegevens die bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.
Lid zes geeft aan dat voor meer, opeenvolgende jaren subsidie kan worden aangevraagd, tot maximaal vier jaar. Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken (zevende lid).
Artikel 10. Aanvraag monumentensubsidie
Dit artikel geeft aan, welke gegevens bij de aanvraag moeten worden ingediend, in aanvulling op de eisen vanuit artikel 4:1 en artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast moet de aanvraag worden ondertekend en dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:
Verder geldt in zijn algemeenheid de bepaling dat de aanvrager die gegevens en bescheiden op verzoek moet overhandigen, die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijze de beschikking kan krijgen.
Het college kan besluiten dat bepaalde gegevens niet nodig zijn bij een aanvraag (vierde lid).
Lid drie geeft aan dat het college geen besluit neemt zonder het advies van de Commissie Welstand en Cultureel Ergoed.
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of boekjaar, en andere. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).
Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Het eerste lid bevat een meldingsplicht en informatieplicht die voor alle subsidieontvangers geldt.
Het tweede lid bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in dit lid gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 12). Achteraf kan steekproefsgewijs een controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.
Verder wordt het subsidiebedrag als voorschot per jaar, jaarlijks voor 1 februari verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden beperkt.
Het derde lid spreekt voor zich.
Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000
In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie van meer dan € 5.000 aan het college dienen te verantwoorden. Er is een onderscheid tussen de verantwoording voor subsidies tussen € 5.000 en € 50.000 en subsidies van meer dan € 50.000. Er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste en tweede lid).
De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. Met betrekking tot het inhoudelijk en financieel verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.
Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten.
Het vierde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.
Artikel 15. Besluit tot subsidievaststelling
Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd.
De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.
De Awb regelt in artikel 4:46 de gronden wanneer subsidie lager kan worden vastgesteld dan in de subsidieverlening is vermeld. Deze gronden zijn:
De hier benoemde gronden moeten niet verward worden met een lagere vaststelling van de subsidie die afhankelijk gesteld is van de werkelijk gemaakte kosten. Daarvoor geldt dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald dat de subsidievaststelling wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het bij die subsidieverlening toegekende bedrag.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-97305.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.