Gemeenteblad van Zaanstad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaanstad | Gemeenteblad 2016, 97092 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaanstad | Gemeenteblad 2016, 97092 | Beleidsregels |
Wijzigingsbesluit beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015 (i.v.m. aanpassing berekening boete)
Het college van de gemeente Zaanstad,
Gelet op artikel 18b van de Participatiewet,
vast te stellen het "Wijzigingsbesluit beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015 (i.v.m. aanpassing berekening boete)".
Artikel I Wijziging beleidsregels
De beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015, gepubliceerd in Gemeenteblad nr.: 84037, d.d.: 18 december 2014, worden als volgt gewijzigd:
Aan dit artikel worden de volgende nieuwe begrippen toegevoegd:
Benadelingsbedrag: het netto bedrag aan uitkering dat als gevolg van het niet, niet behoorlijk of niet tijdig voldoen aan de inlichtingenplicht ten onrechte is ontvangen door belanghebbende;
Boete: de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 18a, eerste lid van de PW, artikel 20a, eerste lid van de IOAW en artikel 20a, eerste lid van de IOAZ;
Inlichtingenplicht: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
Hoofdstuk 12 Inwerkingtreding wordt als volgt gewijzigd:
Na hoofdstuk 11 Schulddienstverlening wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd dat gaat luiden: Hoofdstuk 12 Boete bij schending inlichtingenplicht
Aan het nieuwe hoofdstuk 12 Bestuurlijke boete worden de volgende artikelen toegevoegd:
Artikel 12.1 Boete bij schending inlichtingenplicht
De hoogte van de boete, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid, wordt als volgt vastgesteld:
er wordt een boete van 100% van het benadelingsbedrag opgelegd indien sprake is van opzet. Van opzet is sprake indien de belanghebbende de inlichtingenplicht willens en wetens heeft geschonden met de bedoeling een hogere uitkering te verkrijgen of te behouden dan waar recht op bestaat. Dat willens en wetens gehandeld is, is aan de orde bijvoorbeeld indien de belanghebbende de feiten en omstandigheden anders heeft voorgedaan dan ze in werkelijkheid zijn;
er wordt een boete van 75% van het benadelingsbedrag opgelegd indien van grove schuld sprake is. Van grove schuld is sprake indien de belanghebbende heeft nagelaten bepaalde feiten en omstandigheden tijdig, juist en op de voorgeschreven wijze te melden. Tevens moet hierbij vaststaan vast dat de belanghebbende:
er wordt een boete van 50% van het benadelingsbedrag opgelegd indien de belanghebbende heeft nagelaten om een of meer wijzigingen van feiten en omstandigheden waarvan de belanghebbende weet of redelijkerwijs kan en behoort te weten dat deze van belang zijn voor de uitkering, tijdig en op de voorgeschreven wijze te melden;
Van herhaald zoals genoemd in het zesde lid is sprake indien de belanghebbende binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van het begaan van de overtreding een bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie opgelegd heeft gekregen wegens een eerdere schending van de inlichtingenplicht, bestaande uit eenzelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.
Indien er geen sprake is van een benadelingsbedrag worden bij schending van de inlichtingenplicht de volgende situaties onderscheiden:
er wordt een waarschuwing gegeven in plaats van een boete indien de vereiste inlichtingen als nog uit eigen beweging verstrekt worden binnen een termijn van uiterlijk 60 dagen gerekend vanaf het moment dat de inlichtingen voor belanghebbende beschikbaar zijn en vóórdat de schending van de inlichtingenplicht is geconstateerd
Artikel 12.2 Criteria verminderde verwijtbaarheid
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
de belanghebbende is feitelijk in staat geweest om aan de inlichtingenplicht te voldoen. Tevens heeft de belanghebbende aangetoond dat deze is geconfronteerd met onvoorziene en ongewenste omstandigheden die zo ontwrichtend waren dat het de belanghebbende niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
door de belanghebbende is met bewijsstukken aangetoond of anderszins aannemelijk gemaakt dat in verband met diens geestelijke toestand het niet volledig valt aan te rekenen dat niet tijdig en/of volledig aan de inlichtingenplicht is voldaan. Tevens is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat diens geestelijke toestand het in de weg stond een andere persoon in te schakelen om namens de belanghebbende aan de verplichting te voldoen;
Artikel 12.3 Maximale wettelijke boete
Artikel 12.4 Afstemming van de boete op de omstandigheden
Indien belanghebbende de op grond van de artikelen 12.1, 12.2 en 12.3 van deze beleidsregels berekende boete wegens financiële omstandigheden niet in één keer kan betalen, wordt de maximale hoogte van de op te leggen boete als volgt bepaald:
bij recidive zoals omschreven in artikel 12.1, zesde en zevende lid, bedraagt de maximale boete een bedrag van 150% van de uitkomsten, voorafgaand aan afronding, van de op grond van het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel gemaakte berekeningen waarbij de uitkomsten naar beneden worden afgerond op een veelvoud van €10,–;
indien de belanghebbende ten tijde van het opleggen van de boete andere inkomsten heeft dan een uitkering en bekend is hoe hoog deze inkomsten zijn, dan wordt de hoogte van de boete vastgesteld door 90% van de op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm in mindering te brengen op het netto besteedbare inkomen en het verschil bij opzet met 24 te vermenigvuldigen, bij grove schuld met 18, bij normale verwijtbaarheid met 12 en bij verminderde verwijtbaarheid met 6;
indien de belanghebbende ten tijde van het opleggen van de boete andere inkomsten heeft dan een uitkering en géén medewerking verleent om inzicht te bieden in de hoogte van de inkomsten, dan wordt de boete vastgesteld op basis van een geschat inkomen, waarbij onder andere gebruikgemaakt kan worden van de informatie die de gemeente kan verkrijgen uit Suwinet-Inkijk.
Indien in Suwinet-Inkijk aanwezig wordt bij voorkeur uitgegaan van het Sociaal Verzekeringsloon, anders het nabij gelegen hogere bedrag. Indien in Suwinet-Inkijk geen of geen betrouwbare gegevens opgenomen zijn, wordt de boete uitsluitend op grond van de artikelen 12.1, 12.2 en 12.3 vastgesteld;
indien de belanghebbende ten tijde van het opleggen van de boete een uitkering heeft op grond van de IOAW of de IOAZ, dan wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de bijstandsnorm die op belanghebbende van toepassing zou zijn indien belanghebbende een uitkering op grond van de wet zou ontvangen.
Artikel 12.5 Dringende redenen
Van dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 18a, zevende lid, onderdeel b, van de wet is sprake bij bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Zeker bij opzet dan wel bij grove schuld, moet zeer terughoudend worden omgegaan met het aannemen van dringende redenen. Slechts in zeer exceptionele omstandigheden kan daarvan sprake zijn.
Als er wordt afgezien van het opleggen van een boete wegens dringende redenen, kan deze schending van de inlichtingenplicht wel gevolgen hebben bij het opleggen van een boete in geval van een toekomstige schending van de inlichtingenplicht (recidive).
Artikel 12.6 Matiging wegens inspanningsverplichting tot gedragsverandering
Bij het voornemen tot het opleggen van een boete wegens normale verwijtbaarheid of verminderde verwijtbaarheid kan belanghebbende in de gelegenheid gesteld worden om onder begeleiding van het sociaal wijkteam en binnen het kader van de maatwerkgedachte hulp te aanvaarden gericht op het wegnemen van de omstandigheden die geleid hebben tot de informatiefraude.
Artikel II Publicatie en inwerkingtreding
Na publicatie in het gemeenteblad treedt dit wijzigingsbesluit met terugwerkende kracht tot en met 11 januari 2016 in werking en wordt opgenomen in de "Beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015".
Dit wijzigingsbesluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015 (i.v.m. aanpassing berekening boete).
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 12 juli 2016.
Ir. J.C. van Ginkel MCM, gemeentesecretaris
Hoofdstuk 12 Boete bij schending inlichtingenplicht
De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2014, 25 juni 2015 en 11 januari 2016 vormen de basis voor deze beleidsregels. Voor de transparantie en eenduidige uitvoering is er voor gekozen deze uitspraken in de beleidsregels op te nemen. Genoemde uitspraken bieden het college ook de ruimte om meer Zaans beleid toe te voegen, waardoor de verbinding gelegd kan worden tussen de handhavings- en de zorgtaak van het college.
Het recht op een uitkering brengt voor belanghebbende verplichtingen met zich mee, zoals het verstrekken van informatie aan de gemeente die van belang is voor het bepalen van het recht op de uitkering en de hoogte daarvan. Wie deze verplichting niet of niet behoorlijk nakomt pleegt fraude. Het college is van mening dat fraude met uitkeringen nooit mag lonen. Als er dan ook sprake is van fraude zal het college daar tegen opgetreden. De ten onrechte ontvangen uitkering moet worden terugbetaald.
Naast deze handhavingstaak is het terugdringen van armoede is een belangrijke ambitie van het college. Deze ambitie is verwoord in de notitie ‘Armoedeopgave, Visie en Strategie’. Daarin wordt aangegeven dat het college armoede op verschillende niveaus wil oppakken als integrale aanpak binnen het sociaal domein. Het college streeft ernaar dat iedereen naar vermogen en op eigen wijze kan participeren in de Zaanse samenleving. Een belangrijke opgave is om met bewoners, organisaties, ondernemers en initiatiefnemers in de wijk de armoede onder Zaanse huishoudens zo veel mogelijk te voorkomen, terug te dringen of te stabiliseren. Zaanse huishoudens die armoede of sociale uitsluiting ervaren, kunnen zo de regie over hun leven weer oppakken.
In het hoofdstuk ‘boete bij schending van de inlichtingenplicht’ komen de handhavingstaak en zorgtaak samen door strenge regels vast te stellen als er sprake is van het ‘willens en wetens’ plegen van fraude. In situaties waarbij geen sprake is van het ‘willens en wetens’ plegen van fraude, maar de fraude het gevolg is van de problemen bij belanghebbende of diens gezin, komt de zorgtaak op de voorgrond.
Fraude kan dan een signaal zijn dat er sprake is van problemen die belanghebbende niet zonder hulp kan oplossen. Het opleggen van een straf in de vorm van een boete zal dan geen gedragsverandering tot gevolg hebben. Een boete zal eerder de problemen vergroten en staat haaks op het beleid, zoals verwoord in de notitie ‘Armoedeopgave, Visie en Strategie’. Daarnaast wijst de praktijk uit dat in veel situaties de maatschappelijke kosten in kader van bewindvoering, bijzondere bijstand en/of schuldsanering vaak vele malen hoger zijn dan de opgelegde boete. Door bij het bepalen van de boete ook te kijken naar de gevolgen voor de totale financiële situatie van het huishouden kunnen dus dergelijke maatschappelijke kosten worden voorkomen. Het college kiest er daarom ook voor om bij normale verwijtbaarheid en verminderde verwijtbaarheid individueel maatwerk toe te passen gericht op gedragsverandering door belanghebbende en zijn gezin hulp aan te bieden. Accepteert belanghebbende deze hulp en verricht hij voldoende inspanning gericht op de gedragsverandering, dan betrekken wij deze inspanning bij onze beoordeling over de mate van verwijtbaarheid. Als uit het advies van het sociaal wijkteam blijkt dat sprake is van voldoende inspanning kan deze inspanning voor ons college aanleiding zijn de boete lager of zelfs op nul vast te stellen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-97092.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.