Verordening 2016 tot wijziging van de algemene plaatselijke verordening Zaanstad

De raad van de gemeente Zaanstad; gezien het voorstel van het college van 21 juni 2016;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende

 

verordening tot

wijziging van de Algemene plaatselijke verordening:

 

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene plaatselijke verordening wordt als volgt gewijzigd:

 

A. Artikel 2:10 komt te luiden aldus:

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg (z)

  • 1.

    Het is verboden zonder voorafgaande vergunning (objectvergunning) van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte of een andere openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie en bestemming daarvan.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17; en

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling het gebruik van een openbare plaats is toegestaan.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt tevens niet voor de volgende voorwerpen, mits wordt voldaan aan het bepaalde in de nadere regels uit hoofde van het vierde lid:

    • a.

      bouwobjecten;

    • b.

      plantenbakken en banken;

    • c.

      uitstallingen;

    • d.

      andere categorieën van voorwerpen die door het college zijn aangewezen.

  • 4.

    Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van de categorieën van voorwerpen als bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Het college kan de weg, een weggedeelte of een openbare plaats aangewijzen als gebied waarin geen voorwerpen geplaatst mogen worden (z)

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 7.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de provinciale wegenverordening.

  • 8.

    Op de vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

B. Artikel 2:11 komt te luiden aldus:

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Ongewijzigd

  • 3.

    Ongewijzigd

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Noord-Holland, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur.

  • 5.

    Ongewijzigd

     

C. Artikel 2:12 komt te luiden aldus:

Artikel 2:12 Omgevingsvergunning voor het maken, veranderen van een uitweg (z)

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

    • d.

      het gebruik van een uitweg te veranderen.

  • 2.

    Ongewijzigd

  • 3.

    Ongewijzigd

  • 4.

    Ongewijzigd

     

D. Artikel 2:25 komt te luiden aldus:

Artikel 2:25 Evenement (z)

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Ongewijzigd

  • 3.

    Ongewijzigd

  • 4.

    Ongewijzigd

  • 5.

    Ongewijzigd

  • 6.

    Naast op grond van de in artikel 1:8 genoemde weigeringsgronden kan de burgemeester de vergunning weigeren als naar zijn oordeel:

    • a.

      van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving te verwachten is;

    • b.

      het evenement verontreiniging tot gevolg heeft, afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving dan wel schade toebrengt aan groenvoorzieningen of voorzieningen van openbaar nut.

  • 7.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

     

E. Artikel 2:51 komt te luiden aldus:

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

(vervallen; opgenomen in artikel 5:12)

 

F. Artikel 2:52 komt te luiden aldus:

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

(vervallen; opgenomen in artikel 5:12)

 

G. Artikel 2:65 komt te luiden aldus:

Artikel 2:65 Bedelarij (z)

Het is verboden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

 

H. Artikel 2:76 komt te luiden aldus:

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

 

I. Artikel 4:1a komt te luiden aldus:

Artikel 4:1a Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    Ongewijzigd

  • c.

    Ongewijzigd

  • d.

    Ongewijzigd

  • e.

    Ongewijzigd

  • f.

    Ongewijzigd

     

J. Artikel 4:3 komt te luiden aldus:

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (z)

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal negen incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Ongewijzigd

  • 4.

    Ongewijzigd

  • 5.

    Ongewijzigd

  • 6.

    Ongewijzigd

  • 7.

    Ongewijzigd

  • 8.

    Ongewijzigd

     

K. Artikel 4:6a komt te luiden aldus:

Artikel 4:6a Mosquito

  • 1.

    In dit artikel wordt onder een mosquito verstaan: een apparaat dat een slechts voor jongeren hoorbare, hinderlijke hoge pieptoon produceert.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 4:6 kan de burgemeester in het belang van de openbare orde besluiten op een openbare plaats een mosquito aan te brengen bij gebleken ernstige overlast door jongeren op die plaats.

  • 3.

    De aanwezigheid van een mosquito wordt duidelijk kenbaar gemaakt op de plaats waar deze is aangebracht.

  • 4.

    Een mosquito is alleen in werking op die tijdstippen dat overlast redelijkerwijs valt te verwachten.

  • 5.

    Een mosquito wordt aangebracht voor een periode van ten hoogste 3 maanden. De burgemeester kan die periode telkens met een periode van ten hoogste 3 maanden verlengen.\

     

L. Artikel 4:9a komt te luiden aldus:

Artikel 4:9a Oplaten van ballonnen (z)

Het is verboden om sfeerballonnen op te laten.

 

M. Artikel 4:11 komt te luiden aldus:

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden (z)

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Ongewijzigd

  • 3.

    Ongewijzigd

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan aan de vergunning de voorwaarde verbinden dat pas gebruik mag worden gemaakt van de vergunning indien de daarmee samenhangende vergunning (bijvoorbeeld voor bouw, sloop , uitweg of aanleg) is verleend en de bezwaartermijn, c.q. beroepstermijn van de samenhangende vergunning verstreken is zonder dat de samenhangende vergunning is geschorst.

  • 5.

    Het college is bevoegd de in het eerste lid bedoelde Bomenlijst te actualiseren.

  • 6.

    Uitzondering op het in het eerste lid genoemde verbod is van toepassing op:

    • a.

      het kappen of rooien van bomen vanwege acuut gevaar i.v.m. instabiliteit, of besmettelijke ziekte;

    • b.

      dunning in bosachtige beplantingen.

  • 7.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

     

N. Artikel 5:12 komt te luiden aldus:

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets (z)

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Het is verboden om in door het college aangewezen openbare (brom) fietsstallingsgebieden een (brom)fiets langer dan vier weken onafgebroken te stallen, waar dat verbod is in het belang van het beheer van de openbare ruimte

  • 3.

    Het is verboden om een (brom)fiets te parkeren of geparkeerd te hebben in door het college in het belang van het beheer van de openbare ruimte aangewezen openbare (brom)fietsstallingsgebieden, voor een tijdsduur langer dan bij dat besluit is aangegeven.

  • 4.

    Het is verboden op of aan een openbare plaats een fiets, een bromfiets of een gelijksoortig voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel of muur van een gebouw dan wel in de ingang van een gebouw, indien:

    • a.

      dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van één of meer gebruikers van dat gebouw, of;

    • b.

      daardoor die ingang versperd wordt;

    • c.

      daardoor de doorgang voor invaliden en minder validen versperd wordt.

  • 5.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of een gelijksoortig voertuig op zodanige wijze op een voetpad, trottoir of openbare weg te plaatsen of te laten staan, dat de doorgang daardoor wordt belemmerd.

  • 6.

    Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, evenement, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

     

O. Artikel 5:17 komt te luiden aldus:

Artikel 5:17 Begripsbepaling

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Ongewijzigd

  • 3.

    Tijdelijke standplaatsvergunning: er is sprake van een tijdelijke/incidentele vergunning voor een standplaats als deze wordt ingenomen voor maximaal drie maanden. Verlenging van deze termijn is niet mogelijk. (z)

  • 4.

    Ongewijzigd

 

P. Artikel 5:25 komt te luiden aldus:

Artikel 5:25 Het innemen van een ligplaats (z)

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Ongewijzigd

  • 3.

    Het college kan aan het met een vaartuig innemen of hebben van een ligplaats dan wel aan het beschikbaar stellen van een ligplaats voor een vaartuig op openbare wateren welke krachtens het eerste lid zijn aangewezen:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne, de ordening van de haven (waaronder het aanzien van de gemeente);

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen;

    • c.

      beperkingen stellen aan de duur van een verblijf met een vaartuig ter plaatse van een ligplaats.

       

Q. Artikel 5:39 komt te luiden aldus:

Artikel 5:39 Het economisch opleggen van vaartuigen (z)

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Ongewijzigd

  • 3.

    Een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd op grond van de weigeringsgronden van artikel 1:8 en de ordening van de haven (waaronder het aanzien van de gemeente).

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

     

R. Artikel 5:42a komt te luiden aldus:

Artikel 5:42a Veilige toegang (z)

  • 1.

    Een afgemeerd vaartuig beschikt over een toegang, die geen gevaar of schade kan veroorzaken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, hoeft een vaartuig niet over een toegang te beschikken, indien:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad – of loshandelingen; of

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

       

R1. Artikel 5:54 komt te luiden aldus:

Artikel 5:54 Crossterreinen

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets voor recreatieve doeleinden te rijden of een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding, van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

     

S. Artikel 5:56 komt te luiden aldus:

Artikel 5:56 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Ongewijzigd

  • 3.

    Ongewijzigd

  • 4.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor het verbod op bepaalde dagen en tijden niet geldt.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 6.

    Het verbod geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Milieuverordening Noord-Holland.

  • 7.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

     

Artikel II Wijziging toelichting bij verordening

De toelichting bij de Algemene plaatselijke verordening wordt als volgt gewijzigd:

 

T. De toelichting bij artikel 2:10 komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij artikel 2:10

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing kan worden gedacht aan het plaatsen van reclameborden of containers. Het gaat om objecten die bedoeld zijn om ter plaatse blijvend te functioneren.

Feitelijk is met dit artikel voor burgers en bedrijven de zogeheten “zorgplicht” belegd. Er mogen voorwerpen worden geplaatst, zolang de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht en aan de andere voorwaarden in het eerste lid wordt voldaan. De burger dient datzelf af te wegen.

 

Eerste lid: naast weg of weggedeelte is ook "openbare plaats" toegevoegd. Hiermee wordt beoogd het artikel ook te kunnen gebruiken bij de aanpak van het illegaal in gebruik nemen van stukjes gemeentegrond door burgers. Dit artikel geeft een nieuwe rechtsgrond om op te treden tegen de in gebruikneming. De toevoeging van gevaar en schade voor personen is gedaan in verband met het plaatsen van objecten zoals bijvoorbeeld speeltoestellen. De gemeente is als grondeigenaar mede aansprakelijk voor schade door speeltoestellen die door particulieren in gemeentegrond zijn geplaatst. De basis hiervoor is de onrechtmatige daad.

De onrechtmatigheid betreft het niet voldoen aan de veiligheids- c.q. onderhoudseisen.

 

Vierde lid: om te bereiken dat bepaalde gebieden de gewenste uitstraling krijgen en houden, kunnen door college nadere regels worden vastgesteld. De bevoegdheid om dit te doen wordt door de raad hier verleend.

Er zijn nadere regels gesteld voor de plaatsing van voorwerpen zoals tijdelijke bouwobjecten,uitstallingen en plantenbakken en banken. Indien een te plaatsen object voldoet aan de criteria uit de nadere regels, kan volstaan worden met een melding. Deze melding kan via een digitaal formulier op de website van Zaanstad worden ingediend.

 

Vijfde lid: Om te bereiken dat bepaalde gebieden (met name Inverdan) de gewenste uitstraling krijgen en houden, kan het college gebieden aanwijzen waar het verboden is om voorwerpen te plaatsen. De bevoegdheid om dit te doen wordt door de raad hier verleend.

 

U. De toelichting bij afdeling 8 komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven

Algemeen: op openbare inrichtingen zijn naast de regels van de Drank- en Horecawet nog vele andere regels van toepassing. Onder andere de Wet milieubeheer, Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, Wet op de kansspelen, Opiumwet, Wet ruimtelijke ordening en Woningwet. Meer in het bijzonder geldt het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Geluidsnormen: het Activiteitenbesluit geeft standaard geluidsnormen voor zowel bestaande als nieuwe horeca-inrichtingen. Bovendien kan de gemeente technische voorschriften stellen aan een inrichting om aan de geldende geluidsnorm te voldoen. Daarnaast kan de gemeente afwijkende geluidsnormen voorschrijven voor de gehele activiteit of voor specifieke activiteiten, anders dan feestjes. Hierbij kunnen aanvullende eisen worden gesteld, bijvoorbeeld aan de duur van de activiteit.

 

Stemgeluid van een terras (er zijn uitzonderingen!) en onversterkte muziek zijn vrijgesteld van de geluidsnormen. Voor onversterkte muziek geldt dat de gemeente bij verordening afwijkende regels kan stellen.

 

V. De toelichting bij artikel 2:51 komt te vervallen

 

W. De toelichting bij artikel 2:52 komt te vervallen

 

X. De toelichting bij artikel 2:65 komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij artikel 2:65 Bedelarij (z)

Met name in de stadscentra wordt soms overlast ondervonden van bedelaars. Deze gedragen zich soms agressief en hinderlijk door passanten aan te klampen, te intimideren, de weg te versperren of te volgen. Hierdoor komt de openbare orde in het geding.

 

Omdat in 2000 de strafbaarstelling van bedelarij uit het Wetboek van Strafrecht (voormalig artikel 432) is verdwenen, kan de politie hiertegen niet of nauwelijks meer optreden. Bij de opheffing van de strafbaarstelling heeft de wetgever echter expliciet de mogelijkheid opengehouden om op basis van de gemeentelijke autonomie zo nodig een regeling ter zake van bedelarij in het leven te roepen, indien dit gedrag de openbare orde verstoort of dreigt te verstoren.

 

Y. De toelichting bij artikel 4:1 komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij artikel 4:1 Begripsbepalingen

Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer, hierna aangeduid als Besluit, biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening voorwaarden te stellen aan festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder. Het Besluit wordt vaak aangeduid als Activiteitenbesluit.

 

Inrichting: op grond van de Wet milieubeheer moeten inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken ofwel over een milieuvergunning beschikken, of voldoen aan een algemene maatregel van bestuur (AMvB), welke artikelen met betrekking tot de bescherming van het milieu bevat.

 

Z. De toelichting bij artikel 4:6a komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij artikel 4:6a Mosquito

Een “mosquito” is een apparaatje dat een hinderlijke hoge pieptoon veroorzaakt die alleen voor jongeren tot een leeftijd van ongeveer 25 jaar hoorbaar is. Dit apparaat wordt in meer dan honderd Nederlandse gemeenten gebruikt ter bestrijding van overlast door hangjongeren. Soms worden dergelijke apparaten ook gebruikt om dieren te verjagen. Het gebruik van de mosquito is effectief, maar omstreden. Hoewel uit onderzoek van onder meer TNO blijkt dat de mosquito bij normaal gebruik geen gezondheidsschade oplevert, wordt met het aanbrengen ervan in ieder geval de bewegingsvrijheid van jongeren beperkt, die wordt beschermd door artikel 2, vierde protocol Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM). Voor een uitvoeriger schets van de mensenrechtelijke en verdragsrechtelijke bezwaren verwijzen wij naar de notitie “Handreiking gebruik mosquito door gemeenten” die als bijlage is toegevoegd bij de ledenbrief van de VNG van 17 juni 2010: http://www.vng.nl/eCache/DEF/97/314.html

 

APV-artikel

Mede vanwege de omstreden status van de mosquito verdient het de voorkeur om een apart artikel in de APV op te nemen, en dat niet, zoals ook wel gebeurt, de gemeente zichzelf een ontheffing verleent van het artikel “overige geluidshinder” dat in de meeste APV’s is opgenomen.

 

AA. De toelichting bij artikel 4:9a komt te luiden aldus:

 

Toelichting artikel 4:9a

Een sfeerballon kan bestaan uit rubber of kunststof gevuld met een gas dat lichter is dan lucht of uit papier, gevuld met hete lucht, verwarmd met een vlam (zogenaamde wensballonnen).

 

Sfeerballonnen komen na het oplaten ongecontroleerd neer op het aardoppervlak en veroorzaken op de bodem en in het water schade aan het milieu. Dieren kunnen verstrikt raken in (de resten van) neergekomen ballonnen en zien deze aan voor voedsel. Ballonnen veroorzaken zo sterfte onder buiten levende dieren.

Ballonnen die opgelaten worden met hete lucht door middel van een brandertje (wensballonnen) leveren door de constructie en het open vuur ook een risico op schade en brand op.

Het is wenselijk het oplaten van sfeerballonnen te verbieden. Het gaat daarbij zowel om gas gevulde ballonnen als om heteluchtballonnen die onder allerlei fantasienamen in de handel zijn (herdenkingsballon, geluksballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon enzovoorts).

 

BB. De toelichting bij artikel 5:12 komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij artikel 5:12

In de praktijk wordt regelmatig overlast ondervonden van fietsen en bromfietsen die her en der buiten de daartoe bestemde fietsenstallingen worden geplaatst.

 

Lid 1 en 2:

Ter regulering van overlast van foutief geplaatste (brom)fietsen is in het eerste en tweede lid van dit artikel aan het college de bevoegdheid gegeven om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is (brom)fietsen neer te zetten buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen dan wel deze daar te laten staan.

 

Het college heeft van de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen gebruik gemaakt door middel van diverse aanwijzingsbesluiten.

 

Lid 3:

Voor forenzen die met trein en bus reizen is de fietsenstalling op de Noordschebos de aangewezen parkeervoorziening. Gebleken is dat zij echter ook veelvuldig gebruik wensen te maken van de parkeervoorzieningen op Rustenburg en omgeving. Hierdoor blijft er voor bezoekers van het centrumgebied onvoldoende parkeerruimte over op Rustenburg, tussen de Rozengracht en de Vinkenstraat. Dit op zijn beurt leidt dan tot excessief en ongewenst parkeergedrag van (brom)fietsers. Teneinde de aanwijzingsbesluiten op grond van het derde lid ongemoeid te kunnen laten en de borden niet te hoeven wijzigen, en om recht te doen aan het uitgangspunt dat het probleem van weesfietsen een wezenlijk ander is dan (brom)fietsparkeerproblemen, is lid 3 aan artikel 5:12 APV toegevoegd om kortparkeercapaciteit voor (brom)fietsen te waarborgen en zo het belang van het beheer van de openbare orde te beschermen.

 

Lid 4 en 5:

Het plaatsen van voertuigen is op verschillende plaatsen geregeld, steeds met een wisselende bedoeling: de instandhouding van het plantsoen, het tegengaan van diefstal of verkeersbelangen. In dit artikel gaat het om de voorkoming van overlast.

 

Het neerzetten van fietsen en bromfietsen tegen panden die niet door de eigenaren van de voertuigen worden bezocht of op plaatsen waar deze voertuigen hinder of schade kunnen veroorzaken, geeft vaak aanleiding tot klachten.

 

Lid 6:

Hier is een verbod opgenomen om de fiets of de bromfiets mee te voeren op terreinen, waar onder meer markt wordt gehouden, als dat marktterrein door het college is aangewezen als een voor fietsen en bromfietsen verboden terrein gedurende die tijd. In de mensenmenigte is een fiets hinderlijk. Het verbod moet wel aan de bezoekers van het terrein worden kenbaar gemaakt.

 

CC. De toelichting bij artikel 5:17 komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij artikel 5:17 Begripsbepaling

Dit artikel bevat een begripsomschrijving en voorziet voorts in uitzonderingen. Het hebben van een standplaats ziet op het te koop aanbieden van goederen vanaf een vaste plaats.

Ten dienste van de standplaats kunnen kleine objecten worden geplaatst zoals enkele (sta)tafels, enkele afvalbakken/prullenbakken, één aggregaat en bij de verkoop van kerstbomen mag één container worden geplaatst.

Het tweede lid bepaalt dat de definitie van het eerste lid niet bevat het innemen van een standplaats op een door de gemeente ingestelde markt op basis van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet.

Derde en vierde lid: in de legesverordening wordt het verschil gemaakt tussen een aanvraag voor een tijdelijke standplaats en een aanvraag voor een vaste standplaats. Er is echter nu nog nergens vastgelegd wat het verschil is tussen beide standplaatsen.

Omwille van de duidelijkheid is er in Zaanstad een definitie opgenomen in de APV. Het moet gaan om een korte periode voor bijvoorbeeld de verkoop van seizoensgebonden producten, promotieacties of het aanbieden van diensten. De tijdelijke standplaatsvergunning moet een incidenteel karakter hebben en kan slechts voor een beperkte tijd worden aangevraagd. Hierbij wordt een periode aangehouden van maximaal 3 maanden per branche. Er is sprake van een vergunning voor een vaste standplaats als deze wordt ingenomen voor een periode langer dan 3 maanden.

NB: voor het innemen van een standplaats op een bepaald evenement is geen vergunning krachtens afdeling 5.4 nodig. Op het evenement zijn de artikelen 2:24 en 2:25 van toepassing, waarbij de bepalingen met betrekking tot het innemen van een standplaats niet van toepassing zijn.

 

DD. De toelichting bij artikel 5:39 komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij artikel 5:39.

Dit artikel is opgenomen in de verordening omdat het in de haven regelmatig voorkomt dat schepen door de eigenaar worden onttrokken aan het economisch verkeer (worden “opgelegd”), of niet vrijwillig onttrokken worden aan het economisch verkeer, omdat schepen onder beslag worden gelegd, schepen geen nieuwe opdrachten ontvangen of dat schepen een vaarverbod krijgen opgelegd.

Dit artikel maakt het mogelijk om het economisch opleggen van (beroeps-)vaartuigen binnen Zaanstad te voorkomen en de ordening, veiligheid of het milieu ten aanzien van het schip en haar omgeving te waarborgen.

Het is onwenselijk dat een schip tijdenlang doelloos aangemeerd is, bijvoorbeeld wachtend op sloop, waardoor aanmeervoorzieningen voor in bedrijf zijnde vaartuigen beperkt worden, het aanzien van de gemeente (beperking dynamiek van de haven en mogelijke toename van achterstallig onderhouden vaartuigen) verminderd kan worden en de veiligheid, volksgezondheid en milieuhygiëne in het geding kan zijn. Bijvoorbeeld omdat bij een opgelegd vaartuig vaak (een deel van) de bemanning van boord wordt gehaald en het vaartuig bij een gevaarlijke situatie in de haven mogelijk niet onmiddellijk van ligplaats kan veranderen.

 

EE. De toelichting bij artikel 5:42a komt te luiden aldus:

 

Toelichting bij Artikel 5:42a

Dit artikel is toegevoegd aangezien er zich in de havenpraktijk bij de betreding van schepen regelmatig zeer gevaarlijke en onaanvaardbare situaties voordoen. In de Regionale Havenverordening is dit artikel ook opgenomen. Deze is echter alleen van toepassing op Zaans water binnen het Noordzeekanaalgebied. Met toevoeging van dit artikel in de APV gaat dit voor alle Zaanse wateren gelden.

 

In de Arbowetgeving is al geregeld dat een werkplek veilig moet kunnen worden betreden. Echter, er wordt niet altijd gewerkt. Er wordt op een schip ook gewoond en geleefd en ook dan dient een schip op veilige wijze te kunnen worden betreden. Het motief voor het onderhavige artikel is gelegen in het wonen en leven aan boord, met al het daartoe noodzakelijk maatschappelijk verkeer. In dit artikel wordt als norm gesteld dat het schip over een toegang dient te beschikken, waardoor in redelijkheid geen gevaar of schade voor personen kan ontstaan.

 

Voor binnenschepen is het in sommige gevallen niet mogelijk of zeer onpraktisch om een veilige toegang tot het schip te creëren. Enerzijds is dit het geval bij laad- of loshandelingen. Door het laden of lossen van lading aan boord van een binnenschip, kan het schip aanzienlijk bewegen. In dit soort situaties kan een veilige toegang niet worden gegarandeerd, sterker nog, een toegang is in dit soort gevallen juist onveilig. Anderzijds meert een binnenschip soms kort af, bijvoorbeeld om passagiers of een auto af te zetten. Om bij dit soort handelingen van een binnenschipper te eisen dat hij een veilige toegang creëert, zou een onevenredige belasting voor een binnenschipper opleveren.

 

Artikel III Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2016.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 juni 2016.

 

De voorzitter

De griffier

Naar boven