Gemeenteblad van Zaanstad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaanstad | Gemeenteblad 2016, 93900 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaanstad | Gemeenteblad 2016, 93900 | Beleidsregels |
Verordening 2016 tot wijziging van de algemene plaatselijke verordening Zaanstad
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (z)
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal negen incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden (z)
Het bevoegd gezag kan aan de vergunning de voorwaarde verbinden dat pas gebruik mag worden gemaakt van de vergunning indien de daarmee samenhangende vergunning (bijvoorbeeld voor bouw, sloop , uitweg of aanleg) is verleend en de bezwaartermijn, c.q. beroepstermijn van de samenhangende vergunning verstreken is zonder dat de samenhangende vergunning is geschorst.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets (z)
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, evenement, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 5:25 Het innemen van een ligplaats (z)
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets voor recreatieve doeleinden te rijden of een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding, van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing kan worden gedacht aan het plaatsen van reclameborden of containers. Het gaat om objecten die bedoeld zijn om ter plaatse blijvend te functioneren.
Feitelijk is met dit artikel voor burgers en bedrijven de zogeheten “zorgplicht” belegd. Er mogen voorwerpen worden geplaatst, zolang de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht en aan de andere voorwaarden in het eerste lid wordt voldaan. De burger dient datzelf af te wegen.
Eerste lid: naast weg of weggedeelte is ook "openbare plaats" toegevoegd. Hiermee wordt beoogd het artikel ook te kunnen gebruiken bij de aanpak van het illegaal in gebruik nemen van stukjes gemeentegrond door burgers. Dit artikel geeft een nieuwe rechtsgrond om op te treden tegen de in gebruikneming. De toevoeging van gevaar en schade voor personen is gedaan in verband met het plaatsen van objecten zoals bijvoorbeeld speeltoestellen. De gemeente is als grondeigenaar mede aansprakelijk voor schade door speeltoestellen die door particulieren in gemeentegrond zijn geplaatst. De basis hiervoor is de onrechtmatige daad.
De onrechtmatigheid betreft het niet voldoen aan de veiligheids- c.q. onderhoudseisen.
Vierde lid: om te bereiken dat bepaalde gebieden de gewenste uitstraling krijgen en houden, kunnen door college nadere regels worden vastgesteld. De bevoegdheid om dit te doen wordt door de raad hier verleend.
Er zijn nadere regels gesteld voor de plaatsing van voorwerpen zoals tijdelijke bouwobjecten,uitstallingen en plantenbakken en banken. Indien een te plaatsen object voldoet aan de criteria uit de nadere regels, kan volstaan worden met een melding. Deze melding kan via een digitaal formulier op de website van Zaanstad worden ingediend.
Vijfde lid: Om te bereiken dat bepaalde gebieden (met name Inverdan) de gewenste uitstraling krijgen en houden, kan het college gebieden aanwijzen waar het verboden is om voorwerpen te plaatsen. De bevoegdheid om dit te doen wordt door de raad hier verleend.
U. De toelichting bij afdeling 8 komt te luiden aldus:
Toelichting bij Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Algemeen: op openbare inrichtingen zijn naast de regels van de Drank- en Horecawet nog vele andere regels van toepassing. Onder andere de Wet milieubeheer, Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, Wet op de kansspelen, Opiumwet, Wet ruimtelijke ordening en Woningwet. Meer in het bijzonder geldt het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Geluidsnormen: het Activiteitenbesluit geeft standaard geluidsnormen voor zowel bestaande als nieuwe horeca-inrichtingen. Bovendien kan de gemeente technische voorschriften stellen aan een inrichting om aan de geldende geluidsnorm te voldoen. Daarnaast kan de gemeente afwijkende geluidsnormen voorschrijven voor de gehele activiteit of voor specifieke activiteiten, anders dan feestjes. Hierbij kunnen aanvullende eisen worden gesteld, bijvoorbeeld aan de duur van de activiteit.
Stemgeluid van een terras (er zijn uitzonderingen!) en onversterkte muziek zijn vrijgesteld van de geluidsnormen. Voor onversterkte muziek geldt dat de gemeente bij verordening afwijkende regels kan stellen.
V. De toelichting bij artikel 2:51 komt te vervallen
W. De toelichting bij artikel 2:52 komt te vervallen
Toelichting bij artikel 2:65 Bedelarij (z)
Met name in de stadscentra wordt soms overlast ondervonden van bedelaars. Deze gedragen zich soms agressief en hinderlijk door passanten aan te klampen, te intimideren, de weg te versperren of te volgen. Hierdoor komt de openbare orde in het geding.
Omdat in 2000 de strafbaarstelling van bedelarij uit het Wetboek van Strafrecht (voormalig artikel 432) is verdwenen, kan de politie hiertegen niet of nauwelijks meer optreden. Bij de opheffing van de strafbaarstelling heeft de wetgever echter expliciet de mogelijkheid opengehouden om op basis van de gemeentelijke autonomie zo nodig een regeling ter zake van bedelarij in het leven te roepen, indien dit gedrag de openbare orde verstoort of dreigt te verstoren.
Toelichting bij artikel 4:1 Begripsbepalingen
Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer, hierna aangeduid als Besluit, biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening voorwaarden te stellen aan festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder. Het Besluit wordt vaak aangeduid als Activiteitenbesluit.
Inrichting: op grond van de Wet milieubeheer moeten inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken ofwel over een milieuvergunning beschikken, of voldoen aan een algemene maatregel van bestuur (AMvB), welke artikelen met betrekking tot de bescherming van het milieu bevat.
Toelichting bij artikel 4:6a Mosquito
Een “mosquito” is een apparaatje dat een hinderlijke hoge pieptoon veroorzaakt die alleen voor jongeren tot een leeftijd van ongeveer 25 jaar hoorbaar is. Dit apparaat wordt in meer dan honderd Nederlandse gemeenten gebruikt ter bestrijding van overlast door hangjongeren. Soms worden dergelijke apparaten ook gebruikt om dieren te verjagen. Het gebruik van de mosquito is effectief, maar omstreden. Hoewel uit onderzoek van onder meer TNO blijkt dat de mosquito bij normaal gebruik geen gezondheidsschade oplevert, wordt met het aanbrengen ervan in ieder geval de bewegingsvrijheid van jongeren beperkt, die wordt beschermd door artikel 2, vierde protocol Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM). Voor een uitvoeriger schets van de mensenrechtelijke en verdragsrechtelijke bezwaren verwijzen wij naar de notitie “Handreiking gebruik mosquito door gemeenten” die als bijlage is toegevoegd bij de ledenbrief van de VNG van 17 juni 2010: http://www.vng.nl/eCache/DEF/97/314.html
Mede vanwege de omstreden status van de mosquito verdient het de voorkeur om een apart artikel in de APV op te nemen, en dat niet, zoals ook wel gebeurt, de gemeente zichzelf een ontheffing verleent van het artikel “overige geluidshinder” dat in de meeste APV’s is opgenomen.
Een sfeerballon kan bestaan uit rubber of kunststof gevuld met een gas dat lichter is dan lucht of uit papier, gevuld met hete lucht, verwarmd met een vlam (zogenaamde wensballonnen).
Sfeerballonnen komen na het oplaten ongecontroleerd neer op het aardoppervlak en veroorzaken op de bodem en in het water schade aan het milieu. Dieren kunnen verstrikt raken in (de resten van) neergekomen ballonnen en zien deze aan voor voedsel. Ballonnen veroorzaken zo sterfte onder buiten levende dieren.
Ballonnen die opgelaten worden met hete lucht door middel van een brandertje (wensballonnen) leveren door de constructie en het open vuur ook een risico op schade en brand op.
Het is wenselijk het oplaten van sfeerballonnen te verbieden. Het gaat daarbij zowel om gas gevulde ballonnen als om heteluchtballonnen die onder allerlei fantasienamen in de handel zijn (herdenkingsballon, geluksballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon enzovoorts).
In de praktijk wordt regelmatig overlast ondervonden van fietsen en bromfietsen die her en der buiten de daartoe bestemde fietsenstallingen worden geplaatst.
Ter regulering van overlast van foutief geplaatste (brom)fietsen is in het eerste en tweede lid van dit artikel aan het college de bevoegdheid gegeven om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is (brom)fietsen neer te zetten buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen dan wel deze daar te laten staan.
Het college heeft van de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen gebruik gemaakt door middel van diverse aanwijzingsbesluiten.
Voor forenzen die met trein en bus reizen is de fietsenstalling op de Noordschebos de aangewezen parkeervoorziening. Gebleken is dat zij echter ook veelvuldig gebruik wensen te maken van de parkeervoorzieningen op Rustenburg en omgeving. Hierdoor blijft er voor bezoekers van het centrumgebied onvoldoende parkeerruimte over op Rustenburg, tussen de Rozengracht en de Vinkenstraat. Dit op zijn beurt leidt dan tot excessief en ongewenst parkeergedrag van (brom)fietsers. Teneinde de aanwijzingsbesluiten op grond van het derde lid ongemoeid te kunnen laten en de borden niet te hoeven wijzigen, en om recht te doen aan het uitgangspunt dat het probleem van weesfietsen een wezenlijk ander is dan (brom)fietsparkeerproblemen, is lid 3 aan artikel 5:12 APV toegevoegd om kortparkeercapaciteit voor (brom)fietsen te waarborgen en zo het belang van het beheer van de openbare orde te beschermen.
Het plaatsen van voertuigen is op verschillende plaatsen geregeld, steeds met een wisselende bedoeling: de instandhouding van het plantsoen, het tegengaan van diefstal of verkeersbelangen. In dit artikel gaat het om de voorkoming van overlast.
Het neerzetten van fietsen en bromfietsen tegen panden die niet door de eigenaren van de voertuigen worden bezocht of op plaatsen waar deze voertuigen hinder of schade kunnen veroorzaken, geeft vaak aanleiding tot klachten.
Hier is een verbod opgenomen om de fiets of de bromfiets mee te voeren op terreinen, waar onder meer markt wordt gehouden, als dat marktterrein door het college is aangewezen als een voor fietsen en bromfietsen verboden terrein gedurende die tijd. In de mensenmenigte is een fiets hinderlijk. Het verbod moet wel aan de bezoekers van het terrein worden kenbaar gemaakt.
Toelichting bij artikel 5:17 Begripsbepaling
Dit artikel bevat een begripsomschrijving en voorziet voorts in uitzonderingen. Het hebben van een standplaats ziet op het te koop aanbieden van goederen vanaf een vaste plaats.
Ten dienste van de standplaats kunnen kleine objecten worden geplaatst zoals enkele (sta)tafels, enkele afvalbakken/prullenbakken, één aggregaat en bij de verkoop van kerstbomen mag één container worden geplaatst.
Het tweede lid bepaalt dat de definitie van het eerste lid niet bevat het innemen van een standplaats op een door de gemeente ingestelde markt op basis van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet.
Derde en vierde lid: in de legesverordening wordt het verschil gemaakt tussen een aanvraag voor een tijdelijke standplaats en een aanvraag voor een vaste standplaats. Er is echter nu nog nergens vastgelegd wat het verschil is tussen beide standplaatsen.
Omwille van de duidelijkheid is er in Zaanstad een definitie opgenomen in de APV. Het moet gaan om een korte periode voor bijvoorbeeld de verkoop van seizoensgebonden producten, promotieacties of het aanbieden van diensten. De tijdelijke standplaatsvergunning moet een incidenteel karakter hebben en kan slechts voor een beperkte tijd worden aangevraagd. Hierbij wordt een periode aangehouden van maximaal 3 maanden per branche. Er is sprake van een vergunning voor een vaste standplaats als deze wordt ingenomen voor een periode langer dan 3 maanden.
NB: voor het innemen van een standplaats op een bepaald evenement is geen vergunning krachtens afdeling 5.4 nodig. Op het evenement zijn de artikelen 2:24 en 2:25 van toepassing, waarbij de bepalingen met betrekking tot het innemen van een standplaats niet van toepassing zijn.
Dit artikel is opgenomen in de verordening omdat het in de haven regelmatig voorkomt dat schepen door de eigenaar worden onttrokken aan het economisch verkeer (worden “opgelegd”), of niet vrijwillig onttrokken worden aan het economisch verkeer, omdat schepen onder beslag worden gelegd, schepen geen nieuwe opdrachten ontvangen of dat schepen een vaarverbod krijgen opgelegd.
Dit artikel maakt het mogelijk om het economisch opleggen van (beroeps-)vaartuigen binnen Zaanstad te voorkomen en de ordening, veiligheid of het milieu ten aanzien van het schip en haar omgeving te waarborgen.
Het is onwenselijk dat een schip tijdenlang doelloos aangemeerd is, bijvoorbeeld wachtend op sloop, waardoor aanmeervoorzieningen voor in bedrijf zijnde vaartuigen beperkt worden, het aanzien van de gemeente (beperking dynamiek van de haven en mogelijke toename van achterstallig onderhouden vaartuigen) verminderd kan worden en de veiligheid, volksgezondheid en milieuhygiëne in het geding kan zijn. Bijvoorbeeld omdat bij een opgelegd vaartuig vaak (een deel van) de bemanning van boord wordt gehaald en het vaartuig bij een gevaarlijke situatie in de haven mogelijk niet onmiddellijk van ligplaats kan veranderen.
Dit artikel is toegevoegd aangezien er zich in de havenpraktijk bij de betreding van schepen regelmatig zeer gevaarlijke en onaanvaardbare situaties voordoen. In de Regionale Havenverordening is dit artikel ook opgenomen. Deze is echter alleen van toepassing op Zaans water binnen het Noordzeekanaalgebied. Met toevoeging van dit artikel in de APV gaat dit voor alle Zaanse wateren gelden.
In de Arbowetgeving is al geregeld dat een werkplek veilig moet kunnen worden betreden. Echter, er wordt niet altijd gewerkt. Er wordt op een schip ook gewoond en geleefd en ook dan dient een schip op veilige wijze te kunnen worden betreden. Het motief voor het onderhavige artikel is gelegen in het wonen en leven aan boord, met al het daartoe noodzakelijk maatschappelijk verkeer. In dit artikel wordt als norm gesteld dat het schip over een toegang dient te beschikken, waardoor in redelijkheid geen gevaar of schade voor personen kan ontstaan.
Voor binnenschepen is het in sommige gevallen niet mogelijk of zeer onpraktisch om een veilige toegang tot het schip te creëren. Enerzijds is dit het geval bij laad- of loshandelingen. Door het laden of lossen van lading aan boord van een binnenschip, kan het schip aanzienlijk bewegen. In dit soort situaties kan een veilige toegang niet worden gegarandeerd, sterker nog, een toegang is in dit soort gevallen juist onveilig. Anderzijds meert een binnenschip soms kort af, bijvoorbeeld om passagiers of een auto af te zetten. Om bij dit soort handelingen van een binnenschipper te eisen dat hij een veilige toegang creëert, zou een onevenredige belasting voor een binnenschipper opleveren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-93900.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.