Gemeenteblad van Berg en Dal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Berg en Dal | Gemeenteblad 2016, 86972 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Berg en Dal | Gemeenteblad 2016, 86972 | Beleidsregels |
Beleidsregels bijzondere bijstand 2016
De inhoud van de beleidsregels
De Beleidsregels bijzondere bijstand 2016 zijn beleidsregels in de zin van titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en geven aan in welke situaties bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet verstrekt kan worden en welke voorwaarden hieraan worden verbonden.
Deze beleidsregels hebben betrekking op de bevoegdheid genoemd in:
Deze beleidsregels zijn in concept opgesteld in overleg met consulenten en de coördinator van het cluster inkomen, Afdeling Sociale Zaken van de gemeente Berg en Dal. De beleidsregels hebben ter inzage gelegen van 15 april tot 27 maart. Er zijn twee zienswijzen ingediend, door de Seniorenraad en door de cliëntenraad Werk en Inkomen en de WMO-Adviesraad samen. De zienswijzen gaan in op artikel 16 en 16a, de maaltijdvoorziening en de personenalarmering. De organisaties spreken hun zorgen uit over het stoppen van de subsidie aan SWG voor een korting op de kosten van deze voorzieningen. Mensen moeten daardoor bijzondere bijstand hiervoor aanvragen. We nemen deze zorgen serieus. Het gaat niet inhoudelijk over de beleidsregels.
Er is één aanpassing gedaan naar aanleiding van de zienswijzen. Artikel 16 lid 3 is geschrapt. Hier stond in dat voor maximaal 4 maaltijden per week bijzondere bijstand wordt toegekend, behalve als het noodzakelijk is om meer maaltijden te bezorgen. Door lid 3 te schrappen is dat losgelaten.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
de op grond van paragraaf 3.2 van de Participatiewet op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, verminderd met de op grond van paragraaf 3.3 van de Participatiewet vastgestelde verlaging. In afwijking van de Participatiewet is de kostendelersnorm (artikel 22a van de Participatiewet) niet van toepassing;
Artikel 4 Aanleveren bewijsstukken
Als belanghebbende geen uitkering heeft op grond van de wet levert belanghebbende bewijsstukken aan die aantonen wat zijn inkomen en vermogen zijn op de datum van de aanvraag. Als belanghebbenden een uitkering hebben op grond van de IOAW/IOAZ dan zijn bewijsstukken over het vermogen voldoende. (dit is toegevoegd)
Voor de 18, 19 of 20 jarige met bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt bij het bepalen van de draagkracht voor bijzondere bijstand, niet zijnde bijzondere bijstand voor levensonderhoud, uitgegaan van de jongerennorm plus de bijzondere bijstand voor levensonderhoud als genoemd in artikel 9 van deze beleidsregel. Voor de 18, 19 of 20 jarige in een inrichting met bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt bij het bepalen van de draagkracht uitgegaan van de bijzondere bijstand als genoemd in artikel 10 van deze beleidsregel.
Bij het vaststellen van het vermogen voor bijzondere bijstand kan een extra vrijlating worden toegepast voor belanghebbenden die aan kunnen tonen dat zij niet beschikken over een adequate uitvaartverzekering, maar waarbij sprake is van een levensverzekering of spaarrekening die alleen bij overlijden uitkeert en niet tussentijds opvraagbaar of afkoopbaar is en waarvan de waarde overeenkomt met de kosten van een gangbare uitvaart.
Indien binnen de vastgestelde draagkrachtperiode sprake is van een inkomensstijging of daling, of een wijziging in de leefsituatie die leidt tot een andere bijstandsnorm waar het inkomen tegen wordt afgezet, dan wordt de draagkracht per de eerste van de maand waarin de wijziging plaatsvindt gewijzigd, als het een wijziging betreft van 15% of meer.
Indien een roerend goed deel uitmaakt van het vermogen van de aanvrager dan:
wordt bij een eerste auto of motor jonger dan 7 jaar de dagwaarde meegenomen in het vermogen als deze hoger of gelijk is aan € 4.500,– Bij een auto/motor van 7 jaar of ouder wordt het vermogen in de auto niet meegenomen, behalve als de auto/motor een duidelijk objectief vast te stellen dagwaarde heeft boven € 4.500,–
Artikel 6 Periodieke bijzondere bijstand
In afwijking van lid 1 van dit artikel kan, afhankelijk van de voorziening, de periodieke bijzondere bijstand worden toegekend voor langer dan een jaar, als belanghebbende een uitkering heeft op grond van de wet of op grond van de IOAW/IOAZ (artikel 5, lid 6 van deze beleidsregel is wel van toepassing) of als belanghebbende tot de doelgroep behoort waarvan de draagkracht wordt vastgesteld voor een langere periode: zie artikel 5 lid 4
Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten
Artikel 9 Aanvullende bijstand 18,19,20 jarigen niet in inrichting verblijvend
Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin zijn van toepassing zijnde norm in het kader van de Participatiewet voorziet en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, komen deze kosten in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Artikel 10 aanvullende bijstand 18,19,20 jarigen in inrichting verblijvend
Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar, in een inrichting verblijvend, hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de middelen van zijn ouders voorzien of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, komen deze kosten in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Artikel 16 Meerkosten bestelde maaltijden
De meerkosten bedragen per dag maximaal 1,5 maal de kosten van een warme maaltijd, zoals aangegeven in tabel 23 (kosten van voeding per persoon per dag) van de NIBUD prijzengids. Hierbij wordt uitgegaan van een warme maaltijd bij man en vrouw 65+, plus 10% ophoging wegens een eenpersoonshuishouden. Dit is ongeacht leeftijd en leefsituatie
Artikel 16a Kosten personenalarmering
De kosten van personenalarmering komen in aanmerking voor bijzondere bijstand als belanghebbende alleen woont, en de noodzaak van de personenalarmering is aangetoond door de zorgverzekeraar, middels een medisch advies of een advies van het sociaal team. Als belanghebbende 80 jaar of ouder is, wordt de noodzaak vastgesteld door de consulent Inkomen.
Een medisch advies kan worden aangevraagd om de noodzakelijkheid van bepaalde kosten vast te stellen tenzij de kosten van de voorziening minder bedragen dan € 500,00 en middels een verklaring van huisarts, tandarts of behandelend specialist de medische noodzakelijkheid afdoende kan worden vastgesteld.
Artikel 18 Gemeente zorgverzekering
In afwijking van artikel 5 van de beleidsregels komt belanghebbende op grond van artikel 35, lid 3 van de Participatiewet in aanmerking voor deelname aan de Gemeente zorgverzekering als hij een inkomen heeft dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan € 50.000. Hierbij wordt het vermogen in de eigen woning waarin men woont buiten beschouwing gelaten.
Artikel 21 Kosten vloerbedekking, gordijnen, verf en behang bij vervanging of eerste inrichting
In afwijking van lid 1 komen de kosten van vloerbedekking, gordijnen, verf en behang in aanmerking voor bijzondere bijstand om niet als er sprake is van eerste inrichting van een woning in de gevallen zoals aangegeven in artikel 22, lid 2 van deze beleidsregel of onder de voorwaarden zoals aangegeven in artikel 20, lid 2 van deze beleidsregel.
Artikel 22 Kosten eerste inrichting woning of eerste aanschaf duurzaam gebruiksgoed
Bij de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van een kosten overzicht die door belanghebbende wordt overlegd. De maximale vergoeding is 70% van de inventarispakketen zoals aangegeven in de prijzengids van het NIBUD, of lager als de feitelijke kosten lager uitvallen. Als belanghebbende al een gedeeltelijke inboedel heeft , dan wordt 35% van de NIBUD-normbedragen van deze inboedel in mindering gebracht op de te verstrekken leenbijstand. In het individuele geval kan hiervan worden afgeweken, als hiervoor zwaarwegende redenen zijn aan te voeren.
Artikel 23 Eerste huur en waarborgsom
In afwijking van lid 1 komen de kosten voor eerste huur en waarborgsom in aanmerking voor bijzondere bijstand indien belanghebbende vanuit een niet verwijtbare inkomens-loze situatie niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten. De bijzondere bijstand voor eerste huur is om niet en de bijzondere bijstand voor de waarborgsom is in de vorm van leenbijstand.
Artikel 23a Vooraf betalen tweede maand huur
Indien belanghebbende meer dan één maand huur vooraf moet betalen komen de kosten voor de tweede maand huur in aanmerking voor bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand.
Artikel 25 Woonkosten huurwoning
Woonkosten van een huurwoning komen in aanmerking voor bijzondere bijstand, indien belanghebbende een huurwoning bewoont, waarvan de hoogte van de huur niet hoger is dan de maximale huurgrens ingevolge artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op huurtoeslag. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag aan huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag, die, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand ontvangen zou worden, wanneer hierop wel recht zou hebben bestaan;
Woonkosten van een huurwoning komen in aanmerking voor bijzondere bijstand, indien er aanspraak bestaat op huurtoeslag berekend naar een inkomen dat voor de aanvraag van bijstandsverlening hoger was dan de laagste inkomenscategorie volgens de Wet op de huurtoeslag. De hoogte van de bijzondere bijstand is in dat geval gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de Wet op de huurtoeslag per maand zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.
Artikel 27 Woonkosten (eigen woning of huur) boven de maximale huurgrens
De bijzondere bijstand zoals bedoeld in lid 1 wordt toegekend voor de periode van maximaal één jaar. Verlenging van deze termijn is telkens met een periode van één jaar mogelijk, indien belanghebbende redelijkerwijs nog niet kan beschikken over huisvesting waarvan de woonkosten lager zijn dan de maximale huurgrens.
Artikel 28 Kosten van beschermingsbewind en bewindvoering in het kader van de WSNP
In het geval bijzondere bijstand wordt gevraagd voor een hoger bedrag dan de bedragen overeenkomstig de beloningsafspraken van de Regeling beloning, dient om vaststelling en goedkeuring van de toezichthoudende kantonrechter te worden gevraagd, waaruit blijkt dat de rechter deze hogere beloning heeft vastgesteld.
Artikel 30 Kosten van curatele
De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand voor de kosten van curatele, is gelijk aan het bedrag overeenkomstig de beloningsafspraken van de Regeling beloning. In het geval bijzondere bijstand wordt gevraagd voor een hoger bedrag dan de bedragen overeenkomstig de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (kortweg Regeling beloning), dient om vaststelling en goedkeuring van de toezichthoudende kantonrechter te worden gevraagd, waaruit blijkt dat de rechter deze hogere beloning heeft vastgesteld.
Artikel 31 Kosten van mentorschap
De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand voor kosten van mentorschap, is gelijk aan het bedrag overeenkomstig de beloningsafspraken van de Regeling beloning. In het geval bijzondere bijstand wordt gevraagd voor een hoger bedrag dan de bedragen overeenkomstig de beloningsafspraken van de Regeling beloning, dient om vaststelling en goedkeuring van de toezichthoudende kantonrechter te worden gevraagd, waaruit blijkt dat de rechter deze hogere beloning heeft vastgesteld.
Artikel 32 Kosten van rechtsbijstand
De kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien er op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend. Belanghebbende dient de toevoeging van de Raad voor de rechtsbijstand te overleggen. De kosten van rechtsbijstand zijn: de eigen bijdrage rechtsbijstand, de kosten van griffierecht en de kosten van een uittrekstel GBA.
In afwijking van lid 1 komen de kosten van rechtsbijstand niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, indien een beroep kan worden gedaan op een van onderstaande voorliggende voorzieningen:
Wet griffierechten in burgerzaken (Wgbz). Op grond van deze regeling kan worden volstaan met de betaling van een lager griffierecht. Voor zover belanghebbende op deze regeling een beroep kan doen, geldt deze regeling als een voorliggende voorziening en is alleen bijzondere bijstand mogelijk voor de lagere kosten;
Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de dag van bekendmaking en vervangen de beleidsregel bijzondere bijstand 2015 Gemeente Groesbeek. Bijzondere bijstand die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt beoordeeld op grond van de voorgaande beleidsregel bijzondere bijstand.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal, op 21 juni 2016.
De secretaris,
De burgemeester,
Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de Rijksoverheid vastgestelde Participatiewet (voorheen Wet werk en bijstand (WWB)). Dit is het wettelijke kader voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand. Specifieker staat in artikel 35 lid 1 Participatiewet:
Het college dient de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de betrokken persoon.
Uit oogpunt van een eenduidige en rechtmatige uitvoering van de bijzondere bijstand is het raadzaam om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de beoordeling van aanvragen bijzondere bijstand.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Lid 2c: Bij het begrip bijstandsnorm zoals gebruikt in deze beleidsregel is ervoor gekozen geen rekening te houden met de kostendelersnorm. De reden hiervoor is dat belanghebbende bijzondere kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, vaak niet kan delen.
Artikel 4 Aanleveren bewijsstukken
Welke bewijsstukken aangeleverd moeten worden is afhankelijk van de situatie en voor welke kosten een aanvraag ingediend wordt. Uitgangspunt is dat:
In dit artikel is de draagkracht geregeld. In lid 1 tot en met 7 zijn de algemene bepalingen van de draagkracht opgenomen.
In lid 7 is bepaald dat de draagkracht 35% van het meerinkomen is. Het minimum inkomen is 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het meerinkomen is het inkomen dat boven deze 110% zit.
Wat betreft het vermogen wordt 100% van het vermogen boven de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals deze is genoemd in artikel 34 van de Participatiewet meegenomen in de draagkracht berekening.
In lid 8 zijn enkele uitzonderingen genoemd. Bij de in dit lid genoemde kosten wordt uitgegaan van een draagkracht van 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Lid 9 geeft aan dat een spaarrekening of levensverzekering niet buitensporig hoog mag zijn, maar voldoende om een gangbare uitvaart te kunnen financieren.
Lid 10 geeft aan dat tussentijds de draagkracht aangepast kan worden. Indien dit aan de orde is wordt de draagkracht opnieuw voor een periode van 12 maanden vastgesteld. Ook de periodiek bijzondere bijstand wordt opnieuw voor een periode van 12 maanden toegekend (of korter indien de kosten niet meer gemaakt worden).
lid 11 sub a. Let er op dat een auto of motor van meer dan 7 jaar niet altijd een lage dagwaarde heeft. Bijvoorbeeld een oldtimer of grote Mercedes kan boven de grens van € 4.500 uitkomen.
Artikel 7 Hoogte van de bijzondere bijstand
Het tweede lid regelt dat algemeen gebruikelijke kosten in mindering worden gebracht op de hoogte van de bijzondere bijstand. Dit betekent dat alleen eventuele meerkosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen (het zogenaamde besparingsmotief). Dit is van toepassing op bijvoorbeeld maaltijdenvoorziening, meerkosten voor een medisch noodzakelijk dieet, meerkosten van bewassing en slijtage van kleding en beddengoed.
In lid 3 staat dat is afgezien van het hanteren van een drempelbedrag.
Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten
Artikel 9 aanvullende bijstand 18,19,20 jarigen niet in inrichting verblijvend
In principe kunnen jongeren van 18, 19 en 20 jaar voor hun algemeen noodzakelijke bestaanskosten een beroep doen op de algemene bijstand. De Participatiewet kent voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar aparte (lage) normen. Deze zijn afgeleid van de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet. Dit artikel is dus van toepassing op zowel de alleenstaande, de alleenstaande ouder als de gehuwden.
Indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (lees levensonderhoud) van de jongere hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm, is aanvulling mogelijk in de vorm van bijzondere bijstand. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 en 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten.
Artikel 10 aanvullende bijstand 18,19,20 jarigen in inrichting verblijvend
Indien een jongere van 18, 19 en 20 jaar in een inrichting verblijft bestaat geen recht op algemene bijstand voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten (lees levensonderhoud). Bijzondere bijstand is in bepaalde gevallen wel mogelijk. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 en 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten.
Artikel 11 Toeslag voormalig alleenstaande ouder
Het bereiken van de 18-jarige leeftijd door het jongste ten laste komende kind heeft voor een alleenstaande ouder financiële gevolgen. De alleenstaande ouder kop van het kind gebonden budget valt weg. Het heeft niet de voorkeur om deze inkomensdaling volledig te compenseren middels de bijzondere bijstand. De ouder zal moeten wennen aan een lager inkomen. Een afbouw en gewenningsperiode is wel sterk aan te raden. Zie hiervoor de bedragen in het tweede lid.
Als het meerderjarige kind het huis verlaat en binnen 3 maanden weer terugkeert, wordt de toeslag weer toegekend. Als het meerderjarige kind langer dan drie maanden uit huis gaat en daarna weer thuis komt wonen, wordt de toeslag niet meer toegekend.
In dit artikel is geregeld dat bijzondere bijstand voor medische kosten in principe niet mogelijk is. In lid 2 en 3 wordt de eigen bijdrage genoemd als uitzondering op lid 1. De eigen bijdrage is hier de eigen bijdrage die wordt opgelegd door de zorgverzekeraar of vanuit de Wet Langdurige zorg. Soms wordt deze vergoed vanuit de aanvullende verzekering. Als dat niet het geval is, komt de eigen bijdrage in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Met de eigen bijdrage wordt uitdrukkelijk niet bedoeld de kosten die overblijven na vergoeding door de zorgverzekering. Een voorbeeld is tandartskosten die vaak niet volledig worden vergoed door de zorgverzekeraar.
Opgemerkt wordt dat dit artikel buitenwettelijk begunstigend beleid is. De gemeente ziet deze kosten als noodzakelijk en vindt het nadeel dermate groot voor belanghebbende dat voor deze kosten een uitzondering wordt gemaakt. Hierbij gelden wel de beperkingen die worden genoemd in het artikel.
Artikel 15 Meerkosten als gevolg van ziekte of handicap
In dit artikel wordt met meerkosten bedoeld: de extra noodzakelijke kosten van bestaan die iemand maakt omdat hij een ziekte of handicap heeft, en die gezonde mensen niet maken.
Dat zijn de kosten die in het artikel staan, zoals extra bewassingskosten, extra kleding kosten, extra stookkosten, extra kosten voor eten. Het gaat hier niet om medische kosten voor medicijnen, ziekenhuisbezoek of hulpmiddelen.
Artikel 16 Meerkosten bestelde maaltijden
lid 1. Als de noodzaak onvoldoende kan worden aangetoond, kan een medisch advies worden opgevraagd of een advies van het sociaal team.
lid 2. Voorbeeld: een alleenstaande man van 85 vraagt bijzondere bijstand voor bestelde maaltijden. De maximale vergoeding per dag is dan 1,5 * (het bedrag dat staat in tabel 23 bij warme maaltijd voor man of vrouw 65+, plus de toeslag van 10% wegens eenpersoonshuishouden). Deze toeslag wordt er ook bij gedaan als het niet gaat om een eenpersoonshuishouden. In 2016 is de maximale vergoeding per dag:
1,5 * (2,00 (prijs warme maaltijd)+ 10 %) = 1,5 * 2,2 = € 3,30
Artikel 16a Kosten personenalarmering
Lid 1. De zorgverzekeraar vergoedt een deel van de kosten, als de zorgverzekeraar de personenalarmering noodzakelijk acht. Daarom moet eerst een aanvraag worden gedaan bij de zorgverzekeraar. Als de zorgverzekeraar de alarmering niet noodzakelijk vindt, en de aanvrager vindt het wel noodzakelijk, dan moet een medische advies worden opgevraagd, of moet het sociaal team de noodzaak beoordelen.
Artikel 18 Gemeente zorgverzekering
Op grond van artikel 35 lid 3 van de Participatiewet en dit artikel 18 van deze beleidsregel kan belanghebbende gebruik maken van de collectieve verzekering. Lid 1 geeft de voorwaarde van het inkomen en vermogen aan. De gemeente heeft een contract met VGZ en CZ. Voor belanghebbende is een keuze vrijheid omtrent een van deze verzekeringen. De vermogenstoets wijkt af van de algemene vermogenstoets in artikel 5. De reden hiervoor is om de toegang te vergroten voor chronisch zieken en gehandicapten.
Lid 2. Vanaf 1 januari 2015 zijn er meerdere pakketten waaruit de klant kan kiezen, met bijbehorend bedrag aan bijzondere bijstand.
Sub c: in 2016 kunnen mensen niet kiezen voor dit pakket.
Artikel 19 Computer/tablet schoolgaande kinderen.
In dit artikel wordt uitdrukkelijk aangegeven dat het onwenselijk is dat meer dan twee computers / laptops / tablets binnen een huishouden zijn. Echter het kan voorkomen dat er meer dan twee schoolgaande kinderen zijn en de laptop of tablet dagelijks mee naar school genomen moet worden. In dergelijke situaties moet het huishouden aantonen dat dit aan de orde is en kan overwogen worden om ook een derde of volgend apparaat toe te kennen. Overigens ook bij de eerste twee moet deze noodzaak aangetoond worden. Echter bij de derde en volgende speelt meer dat kinderen bijvoorbeeld ook samen gebruik kunnen maken van het apparaat. Enkel de noodzaak voor het maken van verslagen thuis is dan niet meer voldoende.
Indien belanghebbende kiest voor een tablet dient deze er uitdrukkelijk op gewezen te worden dat een tablet beperkte mogelijkheden heeft in vergelijking met een laptop. Uiteindelijk is het de keus aan belanghebbende.
Artikel 20 Vervanging duurzame gebruiksgoederen
Lid 2: De noodzaak van de vervanging van het gebruiksgoed moet voldoende zijn aangetoond. Het ontbreken van een gebruiksgoed in een huishouden betekent niet per definitie dat de aanschaf noodzakelijk is. Het hangt af van de situatie per persoon of gezin. Gebruiksgoederen als een televisie, computer, geluidsapparatuur en andere luxe apparaten worden als niet noodzakelijk aangemerkt in het kader van de bijzondere bijstand. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat reeds is nagegaan of gebruik kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening in de vorm van een lening bij een gemeentelijke kredietbank. Hierbij wordt opgemerkt dat als de gemeente op voorhand weet dat de lening bij de gemeentelijke kredietbank afgewezen zal worden (bijvoorbeeld door een schulden situatie) wij mensen niet onnodig gaan verwijzen.
Lid 5: Indien belanghebbende aangeeft toe te kunnen met een lager bedrag dan aangegeven door het NIBUD, moet de hoogte van de leenbijstand daarop worden vastgesteld. Dit is ook in het voordeel van de klant, die daarmee een lagere lening aangaat.
Artikel 22 Kosten eerste inrichting of eerste aanschaf duurzaam gebruiksgoed.
Lid 2: In dit lid staan de drie uitzonderingen waarbij bijzondere bijstand mogelijk is voor de kosten van eerste inrichting. Dit betekent dat de kosten van inrichting van een eerste woning na het verlaten van het ouderlijk huis uitdrukkelijk niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
Lid 3: Bij de hoogte van de leenbijstand wordt uitgegaan van maximaal 70% van de inventarispakket van het NIBUD, omdat kan worden aangenomen dat niet alle producten die worden aangegeven in de inventarispakket in dezelfde mate en voor dezelfde prijs nodig zijn. Belanghebbende gaat hierdoor ook een minder hoge schuld aan. Ook moet rekening worden gehouden met wat een klant al heeft.
Het inventarispakket is inclusief een bedrag voor stoffering van de woning. Bij de toekenning dient dan ook een deel in de vorm van leenbijstand verstrekt te worden en een deel om niet omdat dit stoffering betreft (zie artikel 21).
Artikel 23 Eerste huur en waarborgsom
Lid 2: de bijstand wordt om niet verstrekt met uitzondering van de waarborgsom. Deze kosten kan belanghebbende namelijk terug krijgen bij het verlaten van de woning.
Artikel 25 Woonkosten huurwoning
Zoals aangegeven in het eerste lid is de Wet op de huurtoeslag (WHT) aan te merken als een voorliggende voorziening. De bijzondere bijstand vult als het ware de gaten in, die de huurtoeslag (op grond van de Wet op de huurtoeslag), laat vallen. Hiermee wordt uitdrukkelijk niet bedoeld de situatie dat geen huurtoeslag wordt ontvangen door nalatigheid / verwijtbaarheid van een belanghebbende.
In het geval de huur pas halverwege de maand ingaat, bestaat er over die maand nog geen recht op huurtoeslag. Voor het gemis aan huurtoeslag over de periode waarin een belanghebbende wel al huurt, maar nog geen recht heeft op huurtoeslag, kan bijzondere bijstand toegekend worden tot de datum met ingang van wanneer er wel recht bestaat.
Bepaalde groepen huurders die uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de WHT zijn gelaten, bijvoorbeeld huurders van een kamer, hebben ook geen recht op bijzondere bijstand.
Lid 2 geeft aan dat de Belastingdienst Toeslagen de hoogte van het maandelijkse voorschot afstemt op een schatting van het jaarinkomen en niet rekent met het actuele inkomen per maand. Indien een wijziging in het inkomen die bij de Belastingdienst wordt doorgegeven, herberekent de Belastingdienst het jaarinkomen en wordt de hoogte van het voorschot aangepast. Bij een inkomensdaling – en een ongewijzigde huurprijs – kan op grond van deze bepaling bijzondere bijstand worden toegekend voor woonkosten. De hoogte is dan gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de WHT zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.
Artikel 26 Woonkosten eigen woning tot de maximale huurgrens
Hypotheekrenteaftrek is een aftrekpost voor een eigenaar van een eigen huis die hypotheekrente betaald. In het geval belanghebbende bij de Belastingdienst om een voorlopige teruggaaf heeft verzocht, ontvangt deze maandelijks de uitbetalingen van de Belastingdienst. Deze voorlopige teruggaaf wordt, voor de berekening van de woonkosten, op de te betalen woonkosten (hypotheekrente – eigenwoningforfait) in mindering gebracht.
Het kan ook zijn dat belanghebbende deze voorlopige teruggave niet heeft aangevraagd en dit bedrag bij de Belastingaangifte in eens terug krijgt. In deze gevallen wordt de bijzondere bijstand verstrekt met de verplichting de voorlopige teruggave aan te vragen. Na overlegging van de voorlopige teruggave wordt de bijzondere bijstand definitief berekend en een deel teruggevorderd.
Voor de berekening van de bijzondere bijstand wordt verwezen naar Schulinck. Hier is een berekeningsformulier aanwezig dat ingevuld kan worden.
Artikel 27 Woonkosten (eigen woning of huur) boven de maximale huurgrens
In lid 1 is aangegeven dat indien de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens zoals aangegeven in de Wet op de huurtoeslag (artikel 13) in individuele omstandigheden bijzondere bijstand toegekend kan worden.
Lid 2: Tegelijkertijd met de toekenning wordt de verplichting opgelegd tot aanvaarding van een goedkopere woonruimte, waarvan de lasten minder bedragen dan de maximale huurgrens. Let op de mogelijkheden van het aanvragen van een urgentieverklaring.
In het geval de woning een eigen woning betreft, geldt dat de woning zo spoedig mogelijk te koop wordt aangeboden, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het opleggen van deze verplichting dient expliciet te gebeuren in de beschikking waarin de bijzondere bijstand wordt toegekend. Van zwaarwegende belangen die zich verzetten tegen het zo spoedig mogelijk te koop aanbieden van de eigen woning kan bijvoorbeeld sprake zijn bij personen met een beperking, als de hoge kosten veroorzaakt wordt door voorzieningen die in de woning aangebracht zijn vanwege de beperking.
Lid 3 stelt dat de bijzondere bijstand toegekend wordt voor de periode van maximaal 1 jaar. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop met een periode van telkens met één jaar worden verlengd, indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt, hem niet te verwijten valt.
In lid 4 is aangegeven dat de bijzondere bijstand gelijk is aan de woonkosten per maand minus de maximale huurtoeslag waar recht op zou zijn als het een huurwoning zou betreffen.
Artikel 28 Kosten van beschermingsbewind en bewindvoering in het kader van de WSNP
Lid 1: Beschermingsbewind is een maatregel, die kan worden ingesteld door de kantonrechter, waarbij goederen van betrokkene geheel of gedeeltelijk onder bewind worden gesteld van een bewindvoerder. Beschermingsbewind is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om hun financiële belangen te behartigen. De wettelijke bepalingen inzake het zogenaamde beschermingsbewind zijn opgenomen in artikel 1:431 BW e.v.
Zoals aangegeven in lid 1 bestaat er recht op bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld en de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel zijn vastgesteld.
De hoofdregel zegt dat de kosten 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen beslaat. In de praktijk wordt door kantonrechters en bewindvoerders de 5%-regel als ‘achterhaald’ beschouwd. Indien de Kantonrechter de beloning van bewindvoerder afwijkend van de hoofdregel vaststelt, betreft dit over het algemeen een eenmalige vergoeding voor de intake en maandelijkse vergoeding voor de kosten. Hiervoor hanteert de Kantonrechter in beginsel de zogeheten REGELING BELONING tarieven. In dat geval is sprake van bijzondere kosten van bestaan waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is.
Bij een aanvraag voor bijzondere bijstand moet het vonnis van de Kantonrechter als bewijsstuk overlegd worden. De vergoeding wordt pas uitbetaald als de bewindvoerder heeft aangetoond, dat hij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt.
Als blijkt dat er meer werkzaamheden moeten worden verricht door de bewindvoerder, dan zal de bewindvoerder vooraf aan de Kantonrechter toestemming moeten vragen om extra uren in rekening te mogen brengen. Het kan dan gaan om activiteiten zoals deze staan in de lijst van niet tot de normale werkzaamheden behorende activiteiten van de bewindvoerder, bijvoorbeeld het regelen van zeer problematische schulden. Wanneer om die reden bijzondere bijstand wordt gevraagd voor een hoger bedrag dan de hierboven genoemde bedragen, dan zal om vaststelling en goedkeuring van de toezichthoudende kantonrechter moeten worden gevraagd waaruit blijkt dat de rechter deze hogere beloning heeft vastgesteld. In dat geval komen de kosten in verband met deze extra werkzaamheden in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Lid 2: De WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) is een wet die de rechter gebruikt om schulden te saneren. Dit kan pas worden ingesteld als blijkt dat er geen regeling kan worden getroffen met schuldeisers. De WSNPis bedoeld voor degenen die buiten hun schuld (te goeder trouw) in een problematische schuldsituatie terecht zijn gekomen. Indien een belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt geplaatst onder de WSNP is hij salaris voor de bewindvoerder verschuldigd. Dit salaris moet met voorrang worden betaald uit de boedel. Voor zover het salaris van WSNP-bewindvoerder uit de boedel kan worden betaald, is in deze kosten voorzien en is er om die reden in beginsel geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten (lid 2).
De CRvB heeft bepaald dat indien de rechter het salaris van de WSNP-bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald, de WSNP-bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald, niet bij belanghebbende in rekening mag brengen. Om die reden is er geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten bij bewindvoering in het kader van de WSNP, voor zover dat niet uit de boedel kan worden betaald.
Lid 3 bepaald dat de hoogte van de bijzondere bijstand conform de REGELING BELONING richtlijnen vastgesteld moet worden. Indien hiervan afgeweken wordt is een goedkeuring van de toezichthoudende kantonrechter noodzakelijk. Voor de beloningsafspraken van het REGELING BELONING wordt verwezen naar het handboek Schulinck: ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind’.
Lid 4 Voor de extra werkzaamheden die in rekening gebracht worden is bijzondere bijstand mogelijk. Voorwaarde is wel dat de rechter toestemming heeft gegeven voor deze werkzaamheden.
Artikel 29 Kosten budgetbeheer
Lid 1: Als in een schuldhulpverleningstraject bij PLANgroep budgetbeheer ingezet wordt, dan wordt het budgetbeheer vergoed uit het budget schuldhulpverlening. Als belanghebbende niet in een traject schuldhulpverlening zit, loopt de vergoeding via de bijzondere bijstand (als er een noodzaak is).
Artikel 30 Kosten van curatele
Een meerderjarige kan onder curatele worden gesteld, indien hij wegens een geestelijke stoornis, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand voor de kosten van curatele, zijn de regels en toelichting van artikel 28 van deze beleidsregel overeenkomstige van toepassing.
Artikel 31 Kosten van mentorschap
Lid 1: Mentorschap is bedoeld voor mensen die hun persoonlijke belangen (belangen van niet-vermogensrechtelijke aard) niet meer kunnen behartigen. Indien de rechter een mentor heeft benoemd, bestaat er recht op bijzondere bijstand voor kosten van mentorschap.
Lid 2: In het geval de rechter geen beloning heeft vastgesteld, dan is belanghebbende de mentor geen beloning verschuldigd en is er in dat opzicht dus geen sprake van noodzakelijke kosten.
Artikel 32 Kosten van rechtsbijstand
Lid 1: Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht. Indien de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht, dan vergoedt de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Indien een belanghebbende gebruik maakt van een advocaat, is een eigen bijdrage verschuldigd en soms komen daar ook nog andere kosten bij zoals griffierecht en uittreksel GBA.
De hoogte van de eigen bijdrage die wordt opgelegd is afhankelijk van het inkomen en vermogen van belanghebbende. Uit vaste jurisprudentie van de CRvB volgt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen, indien er op grond van de Wrb een advocaat is toegevoegd.
Lid 2 Er bestaat geen (volledig) recht op bijzondere bijstand indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, Wet griffierechten in burgerzaken en een rechtsbijstandsverzekering.
Lid 3: De volgende kosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
Lid 4: Opgemerkt wordt dat indien belanghebbende zich eerst meldt bij het juridisch loket, belanghebbende een korting van € 53 krijgt. Wij mogen dit niet zien als voorliggende voorziening. Wel mogen we de bijzondere bijstand afstemmen, wat betekent dat de bijzondere bijstand wordt verminderd met € 53. De afstemmingsverordening moet hier dan wel in voorzien. Ten tijde van het schrijven van deze beleidsregel voorziet de afstemmingsverordening hier nog niet in en kan belanghebbende enkel gewezen worden op deze mogelijkheid.
Artikel 34 Legeskosten voor verblijfsvergunning en naturalisatie
Hoofdregel is, zoals aangegeven in lid 1, dat legeskosten voor een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning of voor de verlenging van een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van bestaan. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient belanghebbende deze kosten in beginsel te voldoen uit de bijstandsnorm, hetzij door middel van reservering dan wel gespreide betaling. Indien er sprake is van een kredietmogelijkheid, zoals bijvoorbeeld bij een gemeentelijke kredietbank, dan moet deze mogelijkheid op grond van jurisprudentie als voorliggende voorziening worden beschouwd (zie CRvB 22-05-2007, nr. 06/4109 WWB).
Lid 2 bepaalt dat bij afwezigheid van de mogelijkheid om voor de legeskosten voor een verblijfsvergunning te reserveren en er geen mogelijkheid is om voor deze kosten een lening af te sluiten, het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen (zie CRvB 24-01-2006, nr. 04/6902 NABW). Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan verlening van verblijfsvergunningen van een groot gezin of een verlenging vlak na het verlaten van een asielzoekerscentrum. Indien het ontbreken van reserveringsruimte verband houdt met schulden, dan is bijzondere bijstand niet mogelijk (zie CRvB 26-10-2010, nrs. 09/2436 WWB e.a.).
Lid 3: De kosten van een ID kaart worden in mindering gebracht op de kosten. Deze kosten zijn namelijk algemene kosten die iedereen heeft.
lid 4: de legeskosten die zijn verbonden aan naturalisatie behoren niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Aangezien een (legale) vreemdeling ten aanzien van zijn recht op inkomensvoorziening dezelfde rechten en plichten heeft als een Nederlander, is het om die reden voor een vreemdeling niet noodzakelijk om zich te laten naturaliseren. Een belanghebbende kan zich legitimeren met een verblijfsdocument waarover hij beschikt en heeft hiervoor niet perse een Nederlands paspoort nodig. In dat opzicht is er eveneens geen sprake van een noodzaak tot naturalisatie (zie CRvB 23-08-2011, nr. 09/5008 WWB).
Lid 1: In het eerste lid wordt gesproken van het tijdelijk verstrekken van bijzondere bijstand voor reiskosten Hiermee wordt bedoelt dat als bijvoorbeeld de uithuisplaatsing van het kind permanent is, denk hierbij aan verstandelijk gehandicapte kinderen, bijzondere bijstand in beginsel niet mogelijk is. Een dergelijke situatie is namelijk vergelijkbaar met een kind dat zelfstandig gaat wonen. Voor het bezoeken van deze kinderen is ook geen bijzondere bijstand mogelijk, dit zijn reguliere kosten.
Lid 2: In het tweede lid wordt gesproken over de frequentie en dat deze passend moet zijn bij de situatie. Hiermee wordt bedoelt dat als een kind in het ziekenhuis ligt het begrijpelijk is dat de ouder hier dagelijks op bezoek komt. Echter indien een kind in detentie zit is bijvoorbeeld een bezoek van eens per twee weken passend bij de situatie. In bepaalde situaties kan het zijn dat bijvoorbeeld een externe organisatie aangeeft wat passend is, denk bijvoorbeeld aan uithuisplaatsingen (lid 1 sub c), hier zal jeugdzorg een rol spelen. Per situatie moet dus bekeken worden wat redelijk is (individualiseren).
Het tweede lid geeft aan dat uitgegaan moet worden van een sobere crematie of begrafenis. Kosten die in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand zijn hieronder aangegeven.
Kosten die uitdrukkelijk niet in aanmerking komen zijn kosten als volgauto’s, drukwerk en consumpties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-86972.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.