Wijzigingsbesluit beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015 (i.v.m. Wet taaleis)

 

Het college van de gemeente Zaanstad,

Gelet op artikel 18b van de Participatiewet,

BESLUIT

vast te stellen het "Wijzigingsbesluit beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015 (i.v.m. Wet taaleis)".

Artikel I Wijziging beleidsregels

De beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015, gepubliceerd in Gemeenteblad nr.: 84037, d.d.: 18 december 2014, worden als volgt gewijzigd:

 

A

Aan artikel 1.1 Begripsbepalingen wordt toegevoegd:

toets: toets die het college bij belanghebbende van een bijstandsuitkering, als bedoeld in artikel 18 b tweede lid, van de wet, afneemt om te beoordelen of hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst.

 

B

Hoofdstuk 4 is vanaf 1 juli 2015 vervallen. Dit hoofdstuk is beschikbaar voor de beleidsregels met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal, zoals bedoeld in 18b van de wet. Het opschrift van hoofdstuk 4 (nieuw) komt te luiden:

Hoofdstuk 4 Beheersing van de Nederlandse taal

 

C

In het nieuwe hoofdstuk 4 Beheersing van de Nederlandse taal worden de volgende artikelen opgenomen:

Artikel 4.1 Aantonen beheersing Nederlandse taal.

  • 1.

    Als belanghebbende gedurende zijn leerplichtige leeftijd tenminste acht jaar in Nederland heeft gewoond wordt ervan uitgegaan dat belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd en neemt het college geen toets af bij belanghebbende, zoals bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de wet.

  • 2.

    Als belanghebbende niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, dan wordt de beheersing van taalniveau 1F aangetoond door diploma’s en/of certificaten te overleggen.

Artikel 4.2 Beheersing taalniveau 1F

Belanghebbende wordt geacht de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen op taalniveau 1F, als belanghebbende een van de volgende opleidingen heeft gevolgd en dit met bewijsstukken kan aantonen:

  • 1.

    MBO-, VO-, HBO- of universitaire Nederlandstalige opleiding in Nederland, de Nederlandse Antillen, Suriname of België;

  • 2.

    een certificaat van een erkende/gecertificeerde opleiding/onderwijsinstelling waaruit blijkt dat de werkzoekende de Nederlandse taal op 1F (A2) niveau beheerst;

  • 3.

    een diploma leerlingwezen, uitgereikt op grond van de vroegere Wet op het leerlingwezen of de vroegere Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;

  • 4.

    het certificaat op grond van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) alsmede de verklaring van het regionaal opleidingscentrum (ROC) op grond waarvan dat certificaat is afgegeven, indien uit die verklaring blijkt dat voor het onderdeel Nederlands als tweede taal ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal is behaald;

  • 5.

    certificaat voor oudkomers, zoals bedoeld in de Regeling certificaat inburgering oudkomers, indien uit de vermelding daarop blijkt dat ten minste het niveau NT2 voor de onderdelen luisteren, spreken, lezen en schrijven is behaald;

  • 6.

    diploma staatsexamen NT2;

  • 7.

    certificaat Nederlandse Naturalisatietoets van een in Bonaire, Sint Eustatius, Saba, Aruba, Curaçao of Sint Maarten.

  • 8.

    Of ander document waaruit blijkt dat belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst op niveau 1F.

Artikel 4.3 Geen toets

Belanghebbende wordt geacht in voldoende mate de Nederlandse taal te beheersen, noodzakelijke voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden en het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, zoals bedoeld in artikel 18b, eerste lid van de wet, waardoor geen toets wordt afgenomen, als:

  • 1.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst op het niveau 1F;

  • 2.

    belanghebbende die een uitkering had in een andere gemeente en in die gemeente al een toets met succes heeft afgelegd. De toetsresultaten kunnen worden overgenomen, tenzij deze onvoldoende zekerheid bieden over de actuele taalvaardigheid.

  • 3.

    uit zijn aard kortdurende bijstand wordt aangevraagd. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij op handen zijnde emigratie, bij een terminale ziekte of het op korte termijn bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;

  • 4.

    belanghebbende bezig is met zijn inburgeringstraject in het kader van de Wet inburgering 2013;

  • 5.

    belanghebbende deelneemt aan een re-integratietraject, waarbij een taaltraject is opgenomen dat leidt tot tenminste het taalniveau 1F;

  • 6.

    belanghebbende een traject volgt gericht op oriëntatie op het zelfstandig ondernemerschap, waarbij een taaltraject is opgenomen dat leidt tot tenminste het taalniveau 1F;

  • 7.

    belanghebbende een taaltraject volgt bij Vluchtelingenwerk, waarbij het taaltraject opleidt tot tenminste het taalniveau 1F;

  • 8.

    zowel belanghebbende als het college van mening zijn dat belanghebbende de Nederlandse taal niet of niet in voldoende mate beheerst, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden en het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid en belanghebbende zich bereid verklaart zich te willen inspannen om het vereiste niveau te behalen, zoals bedoeld in artikel 18b, zesde lid, onderdeel a van de wet.

Artikel 4.4 Ontbreken verwijtbaarheid

Een inspanningsverplichting om de Nederlandse taal te leren wordt niet opgelegd als elke vorm van verwijtbaarheid bij belanghebbende ontbreekt, zoals bedoeld in artikel 18b, zesde lid, onderdeel b van de wet. Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt:

  • 1.

    bij de bijstandsgerechtigde:

    • a.

      die ontheven is van de inburgeringsplicht op grond van onvoldoende leervermogen na aantoonbare inspanning of volledig en blijvend arbeidsongeschikt is;

    • b.

      die aantoonbaar niet over leervermogen beschikt;

    • c.

      die ontheven is van de arbeidsverplichting op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek;

    • d.

      van wie om persoonlijke redenen blijvend niet verlangd kan worden dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst of zal beheersen, onder meer als belanghebbende om medische en/of psychosociale redenen niet leerbaar wordt geacht en/of een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als er sprake is van: dyslexie, analfabetisme, cognitieve problemen, audio-visuele beperkingen, doofheid, leerproblemen, medische gronden en andere in de persoon gelegen factoren.

  • 2.

    bij de bijstandsgerechtigde indien en zolang :

    • e.

      hij op grond van tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid een tijdelijke ontheffing om dringende redenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de wet heeft gekregen voor de verplichting tot het zoeken naar betaalde arbeid en tot het verrichten van een tegenprestatie, of

    • f.

      van hem om persoonlijke redenen niet verlangd kan worden dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst of zal beheersen, onder meer indien hij om medische en/of psychosociale redenen niet leerbaar wordt geacht en/of een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft;

    • g.

      op grond van individuele omstandigheden geen inspanningsverplichting van belanghebbende verlangd kan worden;

    • h.

      een ontheffing is verleend op grond van een andere regeling waarin een verplichting is opgenomen gericht op beheersing van de Nederlandse taal.

Artikel 4.5 Beoordelen voortgang

  • 1.

    Als belanghebbende een taalcursus volgt bij een instelling of organisatie kunnen de onderstaande instrumenten (eventueel in combinatie) gehanteerd worden om de voortgang van de inspanning van belanghebbende te beoordelen:

    • a.

      presentielijsten;

    • b.

      voortgangsrapportage;

    • c.

      indrukken van de leerkracht/cursusleider; en/of (voortgangs)toets.

  • 2.

    Als belanghebbende niet bij een instelling of organisatie aan de verbetering van zijn taalbeheersing werkt, kan de voortgang individueel beoordeeld worden door middel van:

    • d.

      reguliere gesprekken met de consulent/klantmanager die op basis van het gesprek toetst of belanghebbende voldoende inspanningen verricht;

    • e.

      het toetsen van het niveau met behulp van de Taalmeter;

    • f.

      portfolio;

    • g.

      inzet van de toets (de nulmeting of voortgangsmeting).

       

Artikel II Publicatie en inwerkingtreding

Na publicatie in het gemeenteblad treedt dit wijzigingsbesluit met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 in werking en wordt opgenomen in de "Beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015".

 

Artikel III Citeertitel

Dit wijzigingsbesluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit beleidsregels gemeentelijke werk- en inkomensvoorzieningen Zaanstad 2015 (i.v.m. Wet taaleis).

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 7 juni 2016.

Mr. G.H. Faber, burgemeester

Ir. J.C. van Ginkel MCM, gemeentesecretaris

Naar boven