Beleidsregels Wmo & Jeugdhulp    

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onderstaand zijn de begrippen algemene voorziening, collectieve voorziening en individuele voorziening toegelicht.

Algemene voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Deze diensten en/of producten zijn voor iedereen toegankelijk en/of verkrijgbaar, zonder toets of beschikking.

Wanneer het niveau van algemene voorzieningen in de gemeente hoog is, is er minder reden voor inwoners om aanspraak te maken op collectieve of individuele voorzieningen. Veel inwoners kunnen dan, ondanks eventuele beperkingen, langer blijven “meedoen”.

Algemene voorzieningen worden deels door de overheid aangestuurd en gefinancierd. Dit zijn vaak basisvoorzieningen die in iedere gemeente aanwezig moeten zijn. Maar ook initiatieven van particulieren of vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan het aanbod van algemene voorzieningen. Met het verder ontwikkelen van de Civil Society en sociale netwerken, zal dit laatste aanbod naar verwachting verder toenemen.

Algemee n gebruikelijke voorziening

Definitie: E en voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten.

definitie: 

Een specifieke vorm van een algemene voorziening is een “Algemeen gebruikelijke voorziening”.

Volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening algemeen gebruikelijk, als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt. Het betreft met name producten die in een normale winkel te koop zijn en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel. De prijs is niet (aanzienlijk) duurder dan vergelijkbare producten/diensten.

Collectieve voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat bedoeld is voor een groep mensen met specifieke kenmerken en hiervoor makkelijk toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Deze voorzieningen zijn bestemd voor doelgroepen met specifieke kenmerken. Het gebruik van een collectieve voorziening wordt vaak gedeeld met anderen.

Juridisch gezien is een collectieve voorziening hetzelfde als een individuele voorziening. Dus er zijn handtekeningen nodig en bezwaar en beroep is mogelijk. In de uitvoering is er echter nog steeds een verschil: de collectieve voorzieningen kennen een andere toegangsroute en er zijn meer professionals bevoegd ze in te zetten. En collectieve voorzieningen worden zowel in de Wmo als de Jeugdwet ingezet.

Individuele voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, middels een beschikking toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Deze voorziening wordt speciaal voor de inwoner georganiseerd of gemaakt. Maatwerk is hierbij belangrijk. De voorziening wordt aangepast aan de persoonlijke omstandigheden. Een individuele voorziening wordt bij beschikking toegekend en de inwoner heeft de mogelijkheid voor bezwaar en beroep.

Soms is er sprake van een “maatwerkarrangement”. Dan wordt het geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon. Een onderdeel van dit geheel kan een individuele voorziening zijn.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

Het aanbod van jeugdhulp wordt geordend naar 4 hoofdgroepen onderverdeeld in de volgende categorieën (de uitwerking van de 4 hoofdgroepen is niet limitatief):

  • 1.

    ambulant (kan ook geleverd worden vanuit daghulp)

    • pedagogische thuisbegeleiding

    • begeleiding bij zelfstandig wonen (waaronder Foyer de Jeunesse)

    • training naar zelfstandig wonen

    • omgangsbegeleiding nadruk ligt op ernstige gedragsproblemen

    • jeugd ggz ambulant

    • crisis

  • 2.

    daghulp

    • dagbesteding (behalen van doelen leidt niet tot uitstroom)

    • dagbegeleiding (behalen van doelen leidt tot uitstroom)

      • 2-6 jaar

      • 6-12 jaar

      • BSO+

      • daghulp niet schoolgaande jeugd (ook wel onderwijs/zorg arrangement)

    • dagbehandeling (is gericht op vermindering of verdwijnen van de problematiek)

  • 3.

    residentieel

    • gezinshuizen

    • residentiële groepen

    • specialistische residentiële groepen

      • jeugd ggz klinisch (bijv. Amares, Ithaka)

      • met nadruk op ernstige gedragsproblemen (bijv. jeugdzorg plus, de Vliethoeve, de kering, crisis).

  • 4.

    pleegzorg

    • pleegzorg

    • pleegzorg plus

    • crisispleegzorg

    • behandelgezinnen (is pleegzorg met behandeling op maat)

De categorieën ambulant en daghulp worden beschouwd als collectieve voorziening.

De categorieën residentieel en pleegzorg worden beschouwd als individuele voorziening.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

De kwaliteit van de (via het PGB te verwerven) ondersteuning moet naar het oordeel van het college gewaarborgd zijn. Voor de ondersteuning en zorg, die wordt ingekocht met het PGB, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Er is wel een duidelijk verschil tussen de kwaliteitseisen in de Wmo en de Jeugdwet. Dit wordt hieronder kort beschreven.

Kwaliteit in de Wmo

In het geval van de Wmo heeft de budgethouder zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget inkoopt. Daarmee krijgt hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende zijn gegarandeerd.

De kwaliteitseisen, die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura, kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het PGB. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De cliënt moet in het ondersteuningsplan inzichtelijk maken waar hij zijn ondersteuning zal inkopen, op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid en hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning zijn gewaarborgd. Na “akkoord” hierop wordt een beschikking inclusief een PGB afgegeven op basis van het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan spreken cliënt/budgethouder en gemeente af op welke termijn ze de behaalde resultaten met het PGB en de daaraan verbonden voorwaarden evalueren, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

Kwaliteitseisen in de Jeugdwet

Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp, die ingezet worden in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het uitgangspunt van de wetgever is dat jeugdhulp beter, efficiënter en effectiever op lokaal niveau geregeld kan worden. Daarmee worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering.

Bij de financiering van de jeugdhulp kunnen gemeenten via het contract kwaliteitseisen stellen aan de te leveren diensten. Verder kunnen gemeenten gebruik maken van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. De wetgever acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform zijn vastgelegd.

De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders (dus ook die via een PGB ingekocht worden):

  • De norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten.

  • Gebruik van een ondersteuningsplan als onderdeel van verantwoorde hulp.

  • Systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder.

  • Verklaring omtrent gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering.

  • De verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • De meldplicht calamiteiten en geweld.

  • Verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

Artikel 4 Betrekken van inwoners bij beleid

  • Het college betrekt inwoners bij het beleid voor Wmo & Jeugdhulp op verschillende manieren (maatwerk). Afhankelijk van het onderwerp en doel wordt op basis van het gemeentelijk communicatiebeleid de best passende manier vastgesteld. Hiervoor kunnen vervolgens verschillende instrumenten worden ingezet (te denken valt aan bijv. klankbordgroepen, Wmo-cafés, burgerpanels, één-op-één gesprekken, etc.). Bestaand beleid inzake communicatie en burgerparticipatie staat in onderstaande nota’s/verordeningen:

    • Inspraakverordeningen van Middelburg, Vlissingen en Veere

    • Nota Burgerparticipatie en wijkgericht werken (gem. Middelburg)

    • Nota ‘Op zoek naar de ja (gem. Middelburg)

    • Communicatienota 2013 (gem. Veere)

    • Verordening burgerparticipatie Wmo (gem. Veere)

    • Communicatienota ‘Vlissingen op de kaart’ (gem. Vlissingen)

    • Samenwerkingsovereenkomst B&W gemeente Vlissingen en Wmo-adviesraad Vlissingen (gem. Vlissingen)

  • De Walcherse gemeenten betrekken de huidige Wmo-(advies)raden (of toekomstig te vormen participatieraden) in een zo vroeg mogelijk stadium van de beleidsvorming of het evalueren van reeds vastgesteld beleid.

  • De Wmo-raden hanteren een vaste vergaderfrequentie van tenminste 1 keer per maand. De gezamenlijke Wmo-raden vergaderen zo vaak als nodig.

  • Afhankelijk van specifieke onderwerpen gaat het college de dialoog aan met andere groeperingen, die specifieke en waardevolle kennis kunnen delen (te denken valt aan cliëntenraden, jeugdraden, etc.). Naast groeperingen kunnen ook individuele burgers of belangenbehartigers van individuen gevraagd worden mee te denken over te vormen beleidskaders. Dit gebeurt vooral via www.walcherenvoorelkaar.nl.

Artikel 5 Waardering mantelzorgers

De gemeente heeft oog voor de inzet van mantelzorgers. Dit wordt erkend en gewaardeerd. De inzet van mantelzorgers verdient steun en waardering. Zij maken de beoogde participatiesamenleving mede tot werkelijkheid. De gemeente wil de waardering vormgeven op twee manieren.

1. Waardering in geldelijke bijdrage

De mantelzorgwaardering bestaat uit een geldelijke bijdrage. De Stichting Manteling voert de regeling uit.

Om voor een waardering in aanmerking te komen, meldt een mantelzorger zichzelf en de hulpvrager tussen 1 januari en 1 april aan bij Stichting Manteling. Zij toetsen via een telefonische intake van maximaal 20 minuten of er in het voorgaande jaar voldaan is aan de volgende criteria:

  • Meer dan 8 uur per week mantelzorg

  • Voor minimaal drie maanden

  • Geen vrijwillige keus

Komt een mantelzorger in aanmerking voor een bijdrage dan wordt dit overgemaakt op de rekening van de hulpvrager. De hulpvrager kan zelf een (eventuele) verdeling bepalen. Ten opzichte van de oude regelingen brengen wij voortaan ook de inzet van de mantelzorger in beeld. Op die manier willen we de regeling eerlijker maken.

2. Noodfonds

Via Porthos (of andere vindplaatsen) kan het noodfonds worden ingezet voor het ontzorgen van (bijna) overbelaste mantelzorgers. Uit het noodfonds kan ingezet worden op tijdelijke extra ondersteuning of respijtzorg, zodat een mantelzorger even tijd voor zichzelf kan maken. Deze ondersteuning is altijd onderdeel van het maatwerkarrangement.

Hoofdstuk 2 Individuele voorzieningen

Artikel 6 Aanvraag individuele voorziening

Ondersteuningsplan

Met een ondertekend ondersteuningsplan kan een aanvraag worden ingediend (artikel 6.1). Onder het ondersteuningsplan wordt ook verstaan het familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 4.1.2 van de Jeugdwet.

Het ondersteuningsplan:

  • Is persoonlijk;

  • Betrekt, waar dit relevant is, de situatie van alle betrokkenen als er sprake is van een huishouden dat bestaat uit meerdere personen (één huishouden, één plan);

  • Is gericht op bevordering van, behoud van of ondersteunen bij de zelfredzaamheid en participatie van het huishouden;

  • Behandelt de leefgebieden: activiteiten in huis, activiteiten in de samenleving, onderwijs en leren, arbeid en dagbesteding, opvoeden en zorgen voor een kind, gedrag en veiligheid, belangenbehartiging, regelgeving en geldzaken, gezondheid en welzijn, sociale activiteiten;

  • Is de drager van het proces en is de samenvatting van het onderzoek (wat is er aan de hand, welke zorgen zijn er), beschrijft doelen, de in te zetten ondersteuning en zorg (wat gaan we doen, wie doet wat en wanneer) en de te behalen resultaten;

  • Wordt ondertekend door de cliënt of het huishouden en (indien van toepassing) de professional, geeft richting aan de ondersteuning in de praktijk (professionele sturing), het is richtinggevend voor ondersteunende en uitvoerende werkers en bindend voor alle betrokkenen;

  • Beschrijft de benodigde ondersteuning die bijdraagt aan de kwaliteit van bestaan.

  • Is gericht op ondersteunen van het huishouden, rekening houdend met zijn mogelijkheden en beperkingen, waarbij het huishouden zo veel mogelijk de regie heeft;

  • Is het resultaat van de dialoog tussen het huishouden, zijn sociaal netwerk, de sleutelwerker en eventueel andere betrokken professionals via een vorm van een netwerkberaad;

  • Is consistent, de doelen van het plan en de doelen in het plan houden verband met elkaar: er is samenhang;

  • Is doelgericht en methodisch en heeft een cyclisch karakter;

  • Benoemt de sleutelwerker die overzicht over alle afspraken heeft, deze coördineert en bewaakt (wie/wat/wanneer, één regisseur). Ook draagt deze zorg voor evaluatie van het ondersteuningsplan, eventuele bijstelling en afronding.

6 .5

Spoedeisende gevallen

In geval van spoed, crisis en dwang treft het college direct een tijdelijke voorziening (artikel 6.5). Het college beschikt achteraf.

Voor spoed: beschikking achteraf is mogelijk mits:

  • Er multidisciplinair overleg met het netwerk is geweest (tenzij de veiligheid dat verhindert, professional moet dit kunnen motiveren).

  • Gemotiveerd kan worden waarom deze zorg, met spoed, noodzakelijk is.

Voor crisis en dwang: beschikking achteraf is mogelijk mits:

  • Protocol met Raad voor de Kinderbescherming toegepast werd.

  • Gemotiveerd kan worden waarom deze zorg noodzakelijk is.

Individuele voorziening op doorverwijzing

Vooralsnog kan elke professional verwijzen naar algemene voorzieningen. De professionals werkzaam in het loket van Porthos en de professionals van de gebiedsteams kunnen doorverwijzen naar collectieve voorzieningen.

Het is de ambitie om professionals de ruimte te geven om door te verwijzen naar door de gemeente gecontracteerde ondersteuning en zorg, waarna het college met een beschikking die doorverwijzing bevestigt. Dat betekent dat de noodzakelijk geachte ondersteuning direct kan starten.

Hierbij geldt:

  • De doorverwijzing, de noodzaak van de in te zetten ondersteuning en zorg, de te behalen resultaten zijn met de klant en de omgeving besproken;

  • De klant en zijn omgeving zijn akkoord met de doorverwijzing;

  • De motivering wordt neergelegd in het ondersteuningsplan;

  • Het college wordt zo snel mogelijk geïnformeerd.

Voor de jeugdhulp spelen nog andere professionals een rol. In de Jeugdwet is vastgelegd dat het doorverwijzen naar alle vormen van jeugdhulp (waaronder collectieve en individuele voorzieningen) te allen tijde mogelijk is voor:

  • Veilig Thuis

  • huisarts, jeugdarts en medisch specialist,

  • gecertificeerde instelling, wanneer er sprake is van dwang.

Het college kan besluiten dat de gekozen hulpverlening na een doorverwijzing niet past bij het wettelijk kader of het gemeentelijke beleid. In dat geval wordt gemotiveerd waarom de beschikking niet wordt gegeven en wordt de hulp teruggedraaid. Daartegen kan bezwaar worden gemaakt.

6.6

Te allen tijde een aanvraag indienen

Een cliënt heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht het recht een aanvraag in te dienen bij het college. In het geval dat cliënten worden doorverwezen naar algemene of collectieve voorzieningen is hier formeel geen mogelijkheid om bezwaar en beroep in de zin van de Awb in te dienen. Een cliënt kan wel een aanvraag voor een individuele voorziening indienen conform de Awb. Tegen de beschikking die dan afgegeven wordt, staat wel bezwaar en beroep open.

Artikel 7 Dialooggestuurde aanpak

Conform de pentekening wordt uitvoering gegeven aan de dialooggestuurde aanpak. De professionals die hierin een rol spelen zijn bekend met de algemene en inhoudelijke uitgangspunten, waarden, gedrag en rollen zoals deze beschreven staan in de pentekening. Zij zijn in staat om deze zichtbaar toe te passen in de uitvoering.

Een dialooggestuurde aanpak vormt de basis voor het ondersteuningsplan (w.o. familiegroepsplan).

De cliënt, het gezin en het betrokken netwerk krijgt zo de mogelijkheid om hun wensen, mogelijkheden en oplossingen vorm te geven in een (eigen) plan. De professional heeft procesvaardigheden en de juiste attitude om de eigen-kracht-oplossing van de cliënt en zijn netwerk te ondersteunen.

De professional is in staat hierin te sturen en dit met respect voor en op behoefte van de cliënt af te stemmen. Uitgangspunt hierbij is dat de professional de aansluiting zoekt bij de sterke kanten van de cliënt en zijn betrokken netwerk. De professional signaleert en motiveert aan de cliënt en het betrokken netwerk, de redenen om af te wijken van de eigen wens en eigen oplossingen.

De professionals zijn opgeleid conform de professionele standaarden van de betreffende beroepsgroep(en). Hiernaast verzorgt Porthos een opleidingsprogramma. Dit is gericht op de werkwijze, functies en rollen zoals deze vastgelegd zijn in de Pentekening. Het opleidingsprogramma is verplicht voor iedere Porthos-medewerker en kent onderdelen als gesprekstechnieken, oplossingsgericht werken, signaleren van kansen (eigen kracht) en dialooggestuurde aanpak.

Artikel 8 Resultaten van ondersteuning, zorg en jeugdhulp

De individuele voorziening die het college biedt, levert een passende bijdrage aan de in de verordening omschreven resultaten. In de beschikking wordt dit gemotiveerd.

De resultaten

De Wmo 2015 geeft in artikel 1.1.1 begripsbepalingen, de resultaten van de ondersteuning en zorg. Onder het begrip ‘maatwerkvoorziening’ worden deze resultaten als volgt omschreven:

  • 1.

    Ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen.

  • 2.

    Ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen.

  • 3.

    Ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

De Jeugdwet bepaalt in artikel 2.3 dat het college voorzieningen treft waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:

  • 1.

    gezond en veilig op te groeien;

  • 2.

    te groeien naar zelfstandigheid, en

  • 3.

    voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,

Waarbij rekening wordt gehouden met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

Het begrip zelfredzaamheid is in de Wmo als volgt gedefinieerd:

In staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Artikel 1.2.1 Wmo geeft een nadere invulling en inkadering van de doelgroep.

Afwegingsinstrumenten

Artikel 1.2.1 van de Wmo geeft de ‘volgorde’ van ondersteuning helder weer (Wmo-filosofie). Deze volgorde komt tot uitdrukking in onderstaande afbeelding. De eigen kracht staat hierin altijd centraal. Alle beoordelingen van aanvragen voor individuele voorzieningen worden volgens dit kader benaderd. In de beschikking (dan wel met verwijzing naar het ondersteuningsplan) wordt hiervan een beschrijving gegeven.

1. Mensen zorgen voor zichzelf, eigen sociaal netwerk gebruiken.

  • 2.

    Mensen zorgen voor elkaar, mantelzorg, verenigingsleven, algemene voorzieningen.

  • 3.

    Collectieve voorzieningen, alleen waar nodig.

  • 4.

    Professionele inzet van de overheid als achtervang en sluitstuk.

Het geheel van activiteiten en diensten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp zien we als het maatwerkarrangement.

Handvaten

-Richtlijn gebruikelijke hulp (zie bijlage 1)

Wettelijke definitie: ‘hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouder, inwonende kinderen of andere huisgenoten.’

De gemeenten hanteren een richtlijn, waarin is omschreven wat wordt verstaan onder ‘algemeen aanvaarde opvatting’ op het gebied van huishoudelijke taken.

-Regisserend vermogen toetsen wij via de richtlijn regisserend vermogen (zie bijlage 2) en de ZelfRedzaamheidsMatrix (ZRM).

Artikel 9 Advisering

Het is mogelijk advies van deskundigen te vragen wanneer dit van belang is om een aanvraag voor een individuele voorziening te beoordelen.

Artikel 10 Financiële tegemoetkoming

Een tegemoetkoming op maat behoort tot de mogelijkheden om een gewenst resultaat binnen de Wmo of Jeugdhulp te bereiken. De tegemoetkoming is een geldbedrag dat het mogelijk maakt om de eigen oplossing van de cliënt(en) en zijn betrokken netwerk te realiseren. De eigen oplossing wordt beschreven in een ondersteuningsplan (w.o. familiegroepsplan) en door middel van zorgvuldig onderzoek beoordeeld. Belangrijke afwegingen hierbij zijn of het gaat om de best passende oplossing, de mate of hoogte van het eigen aandeel/inspanning en of het bijdraagt aan het gewenste resultaat. Het

zorgvuldig onderzoek richt zich zowel op de cliënt zelf als op het betrokken netwerk.

Er kan dan gekozen worden voor een financiële tegemoetkoming die de cliënt en zijn betrokken netwerk in staat stelt de eigen oplossing uit te voeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het vervoersoplossing voor een woongroep van mensen met geestelijke beperkingen, die de bestaande vervoersvormen niet de beste passende oplossing vinden. De eigen wens om gebruik te maken van eigen bussen met inzet van vrijwilligers en ouders kan middels de tegemoetkoming gerealiseerd worden.

De financiële tegemoetkoming wordt niet toepast als financieel vangnet voor mensen met een beperkt inkomen die aangewezen zijn op het gebruik van algemene en collectieve voorzieningen. Dit maakt wel onderdeel uit van het Armoedebeleid.

Artikel 11 Regels voor PGB

Het uitgangspunt van de wet is dat de cliënt de individuele voorziening “in natura” krijgt. Waarbij we wel kijken of ZIN passend is. De Walcherse gemeenten streven er naar om alle mogelijke zorg in natura aan te bieden. ZIN is de vorm met de minste administratieve lasten voor iedereen, dus ook voor de cliënt. Daarom heeft deze de voorkeur. Een PGB kan daarom alleen worden toegekend als aan de (wettelijke) voorwaarden is voldaan.

Voorwaarden

Het college vormt zich een oordeel of de cliënt voldoet aan de wettelijke voorwaarden (artikel 2.3.6 Wmo en artikel 8.1.1. Jeugdwet) om in aanmerking te komen voor een PGB (evt. hulpmiddel: www.pgb-test.nl).

Trekkingsrecht SVB

Het persoonsgebonden budget wordt op basis van trekkingsrecht via de Sociale verzekeringsbank (SVB) uitgevoerd. Dit is een wettelijke verplichting. De afspraken die het college heeft gemaakt met betrekking tot de uitvoering van het trekkingsrecht met de SVB zijn in bijlage 3 opgenomen. Het betreft afspraken over diverse kosten die al dan niet uit het PGB mogen worden betaald.

Plan

Het ondersteuningsplan gaat ook in op PGB. Hierin concretiseert de aanvrager welke zorg hij zou willen inkopen met het budget, op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid en hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd.

Betaling van het eigen netwerk is alleen mogelijk als dit leidt tot betere en effectievere ondersteuning.

Dit wordt bepaald aan de hand van de volgende afwegingscriteria:

  • het type hulp dat wordt geleverd

  • de frequentie van de hulp

  • of er sprake is van een tijdelijke hulpvraag of van hulp over een lange periode

  • de mate van verplichting: kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk?. Dit laatste aspect wordt gezien als zwaarwegend punt.

Uitsluiten van vertegenwoordigers

Op basis van de huidige ervaringen in de uitvoering worden in ieder geval de volgende situaties uitgesloten bij volwassen vertegenwoordigers:

• Ongezonde relatie tussen PGB-houder en vertegenwoordiger

• Vermoeden van manipulatie van de PGB-houder door de vertegenwoordiger

• Geen vaste woon/verblijfplaats van de vertegenwoordiger

Hoogte PGB

Voor 2016 gelden de volgende tarieven voor het PGB:

1.Inhuur sociaal netwerk € 25,- per uur

met een maximum van een modaal jaarsalaris (is in 2016 € 36.000,- per jaar en € 2.773 bruto per maand)

Het maximale jaarsalaris stellen we vast op het (door het CPB geschatte) modale salaris voor dat jaar. Het modale salaris is het meest voorkomende inkomen in Nederland en daarmee het inkomen waarmee de meeste mensen in staat zijn om rond te komen. De vaststelling daarvan doen we op basis van een schatting vooraf: Het CPB publiceert 4x per jaar een korte termijn raming. De CPB kortetermijnraming september 2015 (is de versie die voor de Macro Economische Verkenning gebruikt wordt) schat het modaal inkomen 2016 op € 36.000,- per jaar en € 2.773 bruto per maand. We gaan daar achteraf niet op corrigeren.

Met ons uurtarief kun je daarmee circa 28 uur per week werken. Wij vinden dat een redelijke aantal uren zorg. Daarnaast is immers ook nog sprake van gebruikelijke hulp en mantelzorg en we willen overbelasting voorkomen.

  • 2.

    Inhuur professionele zorg

  • 1.

    Huishoudelijke Zorg € 22,- per uur

  • 2.

    Begeleiding en persoonlijke verzorging € 34,- per uur

  • 2.

    Kortdurend verblijf € 120,- per etmaal

  • 3.

    Dagbesteding € 33,- per dagdeel

Deze tarieven zijn gebaseerd op een gemiddelde van de huidige tarieven ZIN, met een korting van 20%.

Familie in de 1 e /2 e graad is altijd tarief voor sociaal netwerk en niet professioneel tarief

Personen in de 1e en 2e graad van de zorgvrager kunnen met een PGB nooit als professional worden betaald, ook al heeft deze persoon een geschikte opleiding. Het tarief is dus altijd dat voor inhuur sociaal netwerk.

Controle

De controle vindt minimaal 1 keer per jaar plaats. Per individuele beschikking wordt de frequentie van de controle vastgelegd. De controle richt zich op de afspraken in het ondersteuningsplan.

Hoofdstuk 3 Bijdrage in de kosten en terugvordering

Artikel 12 Bijdrage in de kosten van individuele Wmo-voorzieningen

Eigen bijdrage individuele Wmo-voorziening

Er geldt een eigen bijdrage voor individuele voorzieningen op grond van de Wmo. De gemeente houdt zich hierbij aan de kaders en de grenzen van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De eigen bijdrage wordt berekend en geïnd door het Centraal Administratiekantoor (CAK). Deze instantie is hiervoor wettelijk aangewezen.

Basis eigen bijdrage

  • De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • De kostprijs van een individuele voorziening is maximaal gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de individuele voorziening afneemt.

  • De kostprijs van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag van het persoonsgebonden budget.

Eigen bijdrage opvang (Artikel 12.6 Verordening)

De Wmo geeft in artikel 2.1.4 lid 7 gemeenten de ruimte om een instantie aan te wijzen anders dan het CAK die de eigen bijdrage vaststelt en int.

Het college wijst de centrumgemeente aan om de eigen bijdrage voor opvang vast te stellen en te innen. Het college van de centrumgemeente draagt er zorg voor dat de eigen bijdrage die de cliënt moet betalen, wordt doorgegeven aan het CAK.

Korting algemene voorziening

De gemeente Middelburg kent een regeling voor Persoonsvolgend budget (PVB). Dit is een korting op de kosten voor het gebruik van een algemene voorziening voor hulp bij het huishouden.

Er ligt een sterke relatie met het Armoedebeleid. Het Armoedebeleid, voorziet in regelingen die het gebruik van algemene voorzieningen/ collectieve voorzieningen mogelijk maakt voor minima.

Hoofdstuk 4 Inwerkingtreding en heronderzoek

Artikel 13 Terugvordering

Dit artikel heeft geen nadere toelichting of nadere regelgeving nodig.

Artikel 14 Intrekking en heronderzoek

Dit artikel heeft geen nadere toelichting of nadere regelgeving nodig.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel heeft geen nadere toelichting of nadere regelgeving nodig.

Bijlage 1 Richtlijn gebruikelijke hulp en ondersteuning

1.Inleiding

Binnen de Wmo en Jeugdwet vinden we het gebruikelijk dat ouders, partners, inwonende kinderen en huisgenoten in bepaalde mate de zorg en ondersteuning voor een gezinslid of huisgenoot op zich nemen. Dit heet gebruikelijke hulp en ondersteuning. De richtlijn gebruikelijke hulp en ondersteuning beschrijft wat over het algemeen normaal wordt gevonden om tenminste voor elkaar te betekenen. Voor de duidelijkheid: wanneer er sprake is van gebruikelijke hulp en ondersteuning, is er geen beroep mogelijk op ondersteuning of hulpverlening vanuit de Wmo of Jeugdwet.

Gebruikelijke hulp en ondersteuning

Het hangt af van de sociale relatie welke hulp en ondersteuning mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer hulp en ondersteuning mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar hulp en ondersteuning bieden, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot het mogelijke beroep op een individuele (maatwerk)voorziening op basis van Wmo en Jeugdwet, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen. Bij gebruikelijke hulp en ondersteuning wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.

Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp en ondersteuning langer dan drie maanden nodig zal zijn.

2.1 Algemeen beoordelingskader bij kinderen

Het onderzoek door Porthos naar mogelijk beroep op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet in relatie tot gebruikelijke hulp en ondersteuning van ouders aan kinderen richt zich allereerst op het bepalen van de benodigde hulp en ondersteuning.

Vervolgens wordt beoordeeld:

  • Welk deel van deze hulp en ondersteuning onder de gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen valt.

  • Welk deel van de benodigde hulp en ondersteuning als aanvullend kan worden gezien.

Om vast te stellen op welke hulp en ondersteuning het kind redelijkerwijs is aangewezen, wordt door Porthos, gelet op de omstandigheden van het betrokken kind, beoordeeld welke hulp en ondersteuning op het gebied van persoonlijke verzorging en hulpverlening uitgaat boven de hulp en ondersteuning die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Bij die beoordeling dienen de leeftijd van het kind, de aard van de zorghandelingen, de frequentie van deze zorghandelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd te worden betrokken. Deze thema’s worden hieronder uitgelegd. Tevens wordt beoordeeld of sprake is van een of meer uitzonderingen die van invloed kunnen zijn bij het bepalen van de gebruikelijke hulp en ondersteuning van ouders aan kinderen. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die situaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare hulp en ondersteuning en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.

2.1.1 Leeftijd

Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Bij de beoordeling van wat tot gebruikelijke hulp en ondersteuning van ouders voor hun kinderen behoort, past daarom een zekere marge. Ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd kan de hulp en ondersteuning die het ene kind nodig heeft meer of minder zijn dan de hulp en ondersteuning die een ander kind nodig heeft. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan het andere kind.

%1.%2.1Aard van de (zorg)handelingen

Op zorghandelingen die het kind zelfstandig kan uitvoeren, is dat kind redelijkerwijs niet aangewezen. Gebruikelijke hulp en ondersteuning bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten. Of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen. Bij gebruikelijke hulp en ondersteuning gaat het om handelingen zoals omschreven in de paragrafen persoonlijke verzorging en begeleiding (zie 2.2.2 en 2.2.3). Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke hulphandelingen vervangen kunnen zijn: het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een kind met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.

2.1.3 Frequentie en patroon van de (zorg)handelingen

Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp en ondersteuning aan een kind, zoals drie keer eten per dag, kunnen als gebruikelijke hulp en ondersteuning worden aangemerkt. Voorbeeld: Als een kind bij het ontbijt en het naar bed gaan medicatie aangereikt moet krijgen, loopt dit mee in de het normale patroon van dagelijkse hulp en ondersteuning aan een kind en wordt dit als gebruikelijke hulp en ondersteuning aangemerkt. Hetzelfde geldt voor het aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, bij kinderen met een lichamelijke beperking. Een voorbeeld van zorghandelingen die niet meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp en ondersteuning van ouders aan een kind, is het meerdere malen per nacht bieden van hulp van ouders aan een ouder kind. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.

2.1.4 Omvang van de met de (zorg)handelingen gemoeide tijd

De omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke hulp en ondersteuning sprake is. Voorbeeld: alle kinderen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp en ondersteuning gezien.

2.2 Gebruikelijke hulp per situatie

2.2.1 Huishoudelijke hulp

Van gebruikelijke zorg is sprake als er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die (ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze) één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt.

Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprak is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen

Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren, bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen met de afwas, enz.

Bij gebruikelijke zorg wordt (vanaf 18 jaar) uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als het schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel zorg worden toegekend.

2.2.2 Persoonlijke Verzorging

A Partners onderling, in kortdurende situaties

Persoonlijke verzorging van de volwassen cliënt door zijn partner is gebruikelijke hulp en ondersteuning als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een individuele voorziening op grond van de Wmo daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Van partners wordt in die situatie verwacht dat zij elkaar alle persoonlijke verzorging bieden. De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichaamsgebonden zorg in de vorm van assistentie en overname bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening. Bijvoorbeeld als de partner een been breekt. Cliëntsoevereiniteit is bij partners onderling niet van toepassing, dus ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben; tenzij de veiligheid in het geding is of sprake is van een situatie zoals aangegeven onder G van dit artikel.

B.Partners onderling, in langdurige situaties

Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat deze een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp en ondersteuning. Er hoeft dan niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke hulp en ondersteuning’ door partners geleverd te worden, alvorens een individuele voorziening kan worden toegekend.

C.Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Persoonlijke verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp en ondersteuning.

D.Ouders aan kinderen, in kortdurende situaties

Alle persoonlijke verzorging door de ouder aan het kind is gebruikelijke hulp en ondersteuning als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Voorbeeld: het (extra) verschonen bij buikgriep.

E.Ouders aan kinderen, in langdurige situaties

Een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet is het best passend wanneer het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke hulp en ondersteuning in vergelijking tot kinderen zonder een chronische hulpvraag van dezelfde leeftijdscategorie volgens de in de bijlage opgenomen richtlijn wordt overschreden. Gebruikelijke hulp en ondersteuning bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten, of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden zoals het geven van medicijnen. Voorbeeld: het toedienen van eten en drinken door een ouder aan een kind van 2 jaar is gebruikelijke hulp en ondersteuning, ook als het om sondevoeding gaat. Als het voeden van dit kind via de sonde meer tijd kost, of vaker moet gebeuren dan de normale dagelijkse eet- en drinkmomenten, kan er mogelijk beroep worden gedaan op een individuele voorziening zijn.

Als een kind een handeling zelf kan uitvoeren, is er op grond van het begrip ‘redelijkerwijs’ geen beroep mogelijk op een individuele voorziening, zoals het legen of wisselen van een katheterzakje.

F.Aanleren

Het aanleren van handelingen op het gebied van persoonlijke verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp en ondersteuning. Als anderen dan de gebruikelijke hulpverlener de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke hulpverlener niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke hulpverlener verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.

  • G.

    Uitzonderingen

  • Voor zover een partner of ouder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging ten behoeve van cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht.

  • Voor zover een partner of ouder overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven.

  • Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen gebruikelijke persoonlijke verzorging verwacht van een partner of ouder.

  • H.

    Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvang

De opvang/zorg die instanties voor kinderopvang plegen te bieden is gebruikelijke hulp en ondersteuning. Alleen voor de hulp en ondersteuning die aanvullend nodig is aan de opvang/zorg zoals instanties voor kinderopvang die plegen te bieden, kan er mogelijk beroep worden gedaan op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. De niet-uitstelbare persoonlijke verzorging en verpleging kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden. Persoonlijke verzorging tijdens onderwijs

De school biedt gangbare en normale dagelijkse hulp en ondersteuning, zoals het strikken van veters, het aantrekken van een jas en hulp bij toiletgang bij kleuters. Voor deze gangbare en normale dagelijkse hulp en ondersteuning kan geen individuele voorziening worden ingezet. Gedurende de tijd dat een kind de school bezoekt, is er voor de niet-uitstelbare hulp en ondersteuning geen verplichting voor de ouders om deze gebruikelijke hulp en ondersteuning op school te leveren. Deze hulp en ondersteuning kan dus worden toegekend. De onderwijsregelgeving is voorliggend op een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet tijdens schooltijd.

2.2.3 Begeleiding

A.Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling, kortdurende situaties

Alle begeleiding van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp en ondersteuning als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een individuele voorziening daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

B.Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling, langdurende situaties

Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen cliënt gebruikelijke hulp en ondersteuning wanneer die begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:

  • Het geven van begeleiding aan een cliënt op het terrein van de maatschappelijke participatie.

  • Het begeleiden van de cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.

  • Het bieden van hulp en ondersteuning bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie, regie voeren over het huishouden of het uitvoeren van huishoudelijke (schoonmaak)taken zoals schoonmaak. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte cliënt werd uitgevoerd.

  • C.

    Ouders aan kinderen, in kortdurende situaties

Alle begeleiding door de ouder aan het kind is gebruikelijke hulp en ondersteuning als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een individuele voorziening daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

D.Ouders aan kinderen, in langdurige situaties

Een kind is aangewezen op een individuele voorziening als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke begeleiding in vergelijking tot een gezond kind c.q. een kind zonder beperkingen van dezelfde leeftijdscategorie volgens de in de bijlage wordt overschreden.

E.Aanleren

Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de cliënt is gebruikelijke hulp en ondersteuning.

  • F.

    Uitzonderingen

  • Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenot(en) geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke begeleiding ten behoeve van cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren wordt van hen geen bijdrage verwacht.

  • Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:

  • Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot.

  • G.

    Aandachtspunten

Ouderlijk toezicht aan kinderen is gebruikelijke hulp en ondersteuning. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Dit toezicht wordt anders van aard naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt. Zie de bijlage bij dit hoofdstuk.

2.2.4 Beschermende woonomgeving en kinderen

  • A.

    Ouders aan kinderen

  • Het door de ouders aan het kind bieden van een beschermende woonomgeving moet afhankelijk van de levensfase van het kind als gebruikelijke hulp en ondersteuning worden aangemerkt, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. In de bijlage zijn per levensfase richtlijnen ten aanzien van de Gebruikelijke hulp en ondersteuning van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel opgenomen.

  • Als een kind niet bij (een van) de ouder(s) kan wonen, vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), is verblijf op grond van de Jeugdwet aan de orde.

Daarnaast kan er in deze situaties bij kinderen met een aandoening, stoornis of beperking aanspraak zijn op verblijf op grond van de Wet Langdurige zorg als de zorg noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een therapeutisch leefklimaat en/of permanent toezicht.

Het bieden van een beschermende woonomgeving waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden, is gebruikelijk tot een leeftijd van 18 jaar. Dit betekent dat kinderen (tot 18 jaar) alleen in aanmerking komen voor Verblijf als er een noodzaak is voor een therapeutisch leefklimaat en/of permanent toezicht.

B.Uitzonderingen

Er zijn geen uitzonderingen ten aanzien van het bieden van een beschermende woonomgeving aan kinderen.

Bijlage: wat is gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel (ter vergelijking bij aanvragen van individuele voorzieningen op grond van Wmo en Jeugdwet)

  • 1.

    Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • 1.

    Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • 1.

    Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • 1.

    Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • -

    ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Bijlage 2 Regisserend vermogen

Gezien de filosofie van de Wmo is het van belang om éérst in kaart te brengen wat de ondersteuningsbehoefte en de specifieke situatie van de burger is, voordat er wordt gesproken over oplossingen. Een onderdeel van de specifieke situatie van de burger is of de burger zelfredzaam is of kan zijn. Om dit (weer) te kunnen zal er sprake moeten zijn van een bepaalde mate van regisserend vermogen. Als er sprake is van regisserend vermogen, wat moet de cliënt en/of zijn omgeving dan kunnen?

Uitgangspunten hierbij zijn:

  • Als gesproken wordt over cliënt, dan wordt bedoeld het cliëntsysteem. Dit is cliënt en zijn omgeving; hiertoe behoren het (sociale) netwerk: partner, kinderen (in- of uitwonend), vrienden, buren, maar bijv. ook hulpverleners vanuit andere sectoren.

  • De te bereiken resultaten van de cliënt zijn: een schoon en leefbaar huis en/of beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften en/of beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en/of het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

  • Het gaat uitsluitend om de activiteiten die de cliënt in zijn eigen omgeving niet geregeld krijgt (of die niet voor hem geregeld kunnen worden) om bovenstaande resultaten te bereiken.

  • De hulpvraag kan zowel kortdurend als langdurend zijn

  • Ten aanzien van de vraag of een cliënt onder de Wmo of Jeugdwet valt, zijn de beperkingen en participatieproblemen van de cliënt leidend en niet het feit of er sprake is van regisserend vermogen

  • Bij de inschatting of er sprake is van (voldoende) regisserend vermogen, hoeft de cliënt niet over alle vaardigheden (evenveel) te kunnen beschikken.

Bijlage 3 Trekkingsrecht SVB

1.Verantwoordingsvrij bedrag

Hanteert de gemeente een verantwoordingsvrij bedrag? X Ja ☐ Nee

Toelichting (o.a. hoogte van verantwoordingsvrij bedrag):

€ 250,--……………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………

2.Reiskosten

Mogen deze reiskosten uit het PGB betaald worden?

☐ Ja X Nee

3.Eenmalige uitkering bij einde PGB

Is de betaling van een eenmalige uitkering uit het PGB toegestaan?

☐ Ja X Nee

4.Feestdagenuitkering

Mag het PGB worden gebruikt om deze feestdagenuitkering te betalen?

☐ Ja X Nee

5.Bemiddelingskosten

Mogen bemiddelingskosten uit het PGB betaald worden?

☐ Ja X Nee

6.Salarisadministratie bij opting-in

Mogen budgethouders kiezen voor opting in in combinatie met Trekkingsrecht?

X Ja ☐ Nee

Toelichting:

Heeft een budgethouder een arbeidsovereenkomst met zijn zorgverlener voor maximaal drie dagen per week? Of is er een overeenkomst met een freelancer, partner of familielid? Dan is de budgethouder niet verplicht om belasting en premies op het loon in te houden.

Budgethouder en zorgverlener kunnen samen kiezen voor opting in: wij houden elke maand de loonheffingen in op het loon. Hiermee wordt voorkomen dat de zorgverlener deze bedragen na afloop van het jaar zelf moet afdragen.

De kosten voor het gebruik van de salarisadministratie (€ 27,50 per loonstrook) brengen wij in rekening bij uw gemeente.

7.Administratiekosten

Mogen de administratiekosten uit het PGB betaald worden?

X Ja ☐ Nee

Toelichting:

Zorgaanbieders kunnen administratiekosten rekenen, bijvoorbeeld wanneer er niet via automatische incasso wordt betaald.

Naar boven