Gemeenteblad van Leiden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leiden | Gemeenteblad 2016, 68629 | Verordeningen |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leiden | Gemeenteblad 2016, 68629 | Verordeningen |
Subsidieregeling peuterspeelopvang en VVE, Leiden 2016 vastgesteld
Op 19 mei 2016 heeft de gemeenteraad de Subsidieregeling peuterspeelopvang en VVE, Leiden 2016 vastgesteld. Hierin wordt geregeld hoe de gemeente voldoende, kwalitatief hoogwaardige en over de stad verspreide peuterspeelopvang subsidieert. Doel is een bijdrage te leveren aan de opvoeding en ontwikkeling van kinderen vanaf twee jaar tot de leeftijd waarop ze naar de basisschool gaan. Ook is het doel dat de gemeente, net als voorheen, de inzet van een programma voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) in de peuterspeelopvang of het kinderdagverblijf subsidieert. Dit om ontwikkelingsachterstanden bij kinderen te verkleinen of te voorkomen en een betere doorstroom naar het basisonderwijs te realiseren.
De verordening treedt in werking op de dag na deze bekendmaking. Nadere informatie bij team Beleid Maatschappelijke Ontwikkeling, tel. 071 - 516 79 83.
Hoofdstuk 3. Subsidie voor peuterspeelopvang
Artikel 6. Hoogte van de subsidie
Voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag is subsidiabel het verschil tussen de kostprijs van een peuterplaats en de ouderbijdrage tot een maximaal normbedrag. Dit normbedrag wordt door het college vastgesteld en jaarlijks geïndexeerd conform de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Voor ouders die wel recht hebben op kinderopvangtoeslag kan de gemeente aan de houder een tegemoetkoming per peuterplaats betalen, tot een maximaal normbedrag. Dit normbedrag wordt door het college vastgesteld en jaarlijks geïndexeerd conform de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Hoofdstuk 4. Subsidie voor VVE-peuterspeelopvang
Artikel 8. Hoogte van de subsidie voor VVE-peuterspeelopvang
Het college stelt subsidie voor VVE in de peuterspeelopvang beschikbaar per groep waar VVE-peuterspeelopvang aangeboden wordt. De subsidie is bedoeld voor een tegemoetkoming in de kosten van de volgende producten:
Het college stelt hiervoor een normbedrag vast, dat jaarlijks geïndexeerd wordt conform
de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Hoofdstuk 5. Subsidie voor VVE in kinderdagopvang
Artikel 10. Hoogte van de subsidie
Het college stelt subsidie vast per groep kinderdagopvang waarop VVE plaatsvindt.
De subsidie is bedoeld voor een tegemoetkoming in de kosten van de volgende producten:
Het college stelt hiervoor een maximaal normbedrag vast, dat jaarlijks geïndexeerd wordt conform de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Hoofdstuk 6. Aanvraag en weigering van de subsidie
Een aanvraag voor subsidie voor peuterspeelopvang of het werken met een VVE programma wordt per jaar aangevraagd en dient uiterlijk 1 september voorafgaande aan het jaar waarin het product gerealiseerd wordt, schriftelijk bij het college te zijn ingediend. Aanvragen voor versterking van wijkgerichte netwerken en voor de doorlopende leerlijn kunnen het gehele jaar worden ingediend en worden voor maximaal een jaar aangevraagd.
Hoofdstuk 8. Overige bepalingen
Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze regeling niet voorziet. Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze regeling af te wijken.
Artikel 17. Overgangsbepalingen
Aanvragen voor het subsidiejaar 2016 die bij inwerkingtreding van de verordening reeds in behandeling zijn genomen, worden conform de werkwijze uit het verleden afgerekend tot het moment waarop de aanvrager de organisatorische veranderingen heeft doorgevoerd die horen bij de landelijke harmonisatie van voorschoolse voorzieningen.
Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze “Subsidieregeling peuterspeelopvang en VVE, Leiden 2016” kunnen geen aanvragen op basis van de “Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014” in behandeling worden genomen. De “Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014” wordt per 1 januari 2017 ingetrokken.
Toelichting op de Subsidieregeling peuterspeelopvang en VVE, Leiden 2016
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen toegelicht, dat in de verordening wordt gehanteerd.
Ad 2: de Leidse definitie van het begrip doelgroepkind is verder uitgewerkt in het lokale beleidsplan OnderwijsKansen “Samen werken aan OnderwijsKansen 2014-2017”.
Artikel 2. Doel van de verordening
Ad 2a: Door middel van de subsidieregeling voor peuterspeelopvang wil de gemeente een aanbod in de stad realiseren dat:
Deze peuterspeelopvang levert een pedagogische bijdrage aan de opvoeding en ontwikkeling van kinderen van 2 jaar tot de leeftijd waarop zij naar het basisonderwijs gaan. Daarnaast biedt het peuterspeelopvang een solide basis voor het lokale OnderwijsKansenbeleid (ad 2b).
Ad 2b en c: Door VVE te subsidiëren wil de gemeente ontwikkelingsachterstanden bij kinderen verkleinen en / of voorkomen en een betere instroom in het basisonderwijs faciliteren.
De gemeente streeft naar 100% bereik onder doelgroepkinderen en wil daarom een educatief voorschools aanbod realiseren voor alle doelgroepkinderen tussen de 2,5 en vier jaar.
Om zoveel mogelijk doelgroepkinderen te bereiken, betaalt de gemeente aan de houder van peuterspeelopvang de ouderbijdrage voor het derde en vierde dagdeel voor doelgroepkinderen. Hiermee wordt het derde en vierde dagdeel kosteloos aangeboden aan (ouders van) doelgroepkinderen.
Ad 2d en e: Om de ontwikkeling van laagdrempelige wijkgerichte netwerken en de doorgaande leerlijn in Leiden te bevorderen, kunnen voor deze zaken afzonderlijke subsidieaanvragen worden ingediend. Kader stellend hiervoor is het lokale Onderwijskansenbeleid. Aanvragen vanaf €10.000,00 worden voor advies voorgelegd aan de Regiegroep Onderwijskansen en de uitvoering wordt opgepakt in overleg met een gemeentelijke wijkregisseur.
Ad1: De raad stelt subsidieplafonds vast per beleidsterrein. Peuterspeelzaalwerk (7B) en VVE (7C) zijn verschillende beleidsterreinen, dus hiervoor worden verschillende subsidieplafonds vastgesteld.
Ad 1: De kwaliteit van de Leidse voorschoolse voorzieningen wordt jaarlijks getoetst door de GGD Hollands Midden. Dit gebeurt op landelijk vastgestelde criteria zoals veiligheid, gezondheid, groepsgrootte, aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen, pedagogische werkwijze, etc.
Het college geeft voorkeur aan voorzieningen die een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau realiseren. Pedagogische kwaliteit is daarbij doorslaggevend. Om de pedagogische kwaliteit zoveel mogelijk tot haar recht te laten komen, is het van belang dat voorzieningen niet geïsoleerd staan. Zij zijn zoveel mogelijk onderdeel van laagdrempelige wijkgerichte netwerken en verbanden voor spelen, ontmoeten en leren. Ook is van belang dat een doorgaande leerlijn wordt gerealiseerd. Voor de doorgaande leerlijn zijn de volgende punten van belang:
Ad 2: Voor een goede spreiding van peuterspeelopvang over de stad moeten aanbod en vraag op elkaar afgestemd zijn. Niet in elke wijk is vraag naar peuterspeelopvang, dit is vaak afhankelijk van het aantal 2-4 jarigen woonachtig in een wijk en de aanwezigheid van een basisschool. Peuterspeelzalen moeten op verzoek van de gemeente kunnen aantonen dat er vanuit de wijk waar zij gevestigd zijn, vraag is naar de voorziening (door middel van het aanleveren van postcode-informatie van de peuters).
Ad 4: Het college heeft als doelstelling een aanbod en bereik van 100% doelgroepkinderen. Locaties met veel doelgroepkinderen hebben de voorkeur. Het resultaat hiervan is een spreiding over de stad die aansluit bij de vraag naar voorschoolse educatie.
Ad 5: De gemeente streeft naar een goede spreiding van voorzieningen over de stad en een groot bereik van kinderen via deze voorzieningen. Dit weegt zwaarder dan het belang van afzonderlijke aanvragen voor versterking van wijkgerichte netwerken of de doorgaande leerlijn.
Aanvragen voor peuterspeelopvang en VVE hebben voorrang in de behandeling ten opzichte van aanvragen voor versterking van wijkgerichte netwerken en de doorlopende leerlijn. Eventueel kunnen aanvragen voor laagdrempelige wijkgerichte netwerken en de doorgaande leerlijn worden aangehouden tot de 1e september na indiening van deze aanvragen.
Artikel 6. Hoogte van de subsidie
Ad 1: De kostprijs van het Leidse peuterspeelopvang is gebaseerd op praktijkervaringen van de afgelopen jaren. De kosten worden conform de uitgangspunten van de brancheorganisatie verdeeld over huisvesting, groepsleiding, overheid en materiaal-/activiteitenkosten.
Ad 2: Leiden hanteert voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag een in overleg met de houder opgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdragentabel. Voor de berekening van de subsidiabele component van de kostprijs wordt met een gemiddeld gerealiseerde ouderbijdrage gerekend. Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag geldt een andere financieringssystematiek. Voor deze ouders hanteert Leiden een in overleg met de houder opgesteld uurtarief voor de opvang. De ouders betalen dit uurtarief en krijgen een tegemoetkoming van het rijk via de kinderopvangtoeslag. De gemeente kan de houder voor deze ouders een aanvullend bedrag betalen per peuterplaats tot een maximaal normbedrag. Dit ter compensatie van de hogere kosten voor peuterspeelzaalopvang vergeleken met de kosten voor kinderdagopvang (voor huisvesting en taakuren). De ouderbijdragentabel (voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag) wordt zoveel mogelijk in lijn gebracht met de tabel kinderopvangtoeslag van het rijk, eventueel in stappen. Hierdoor komen de inkomensafhankelijke bijdragen voor ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag uiteindelijk zoveel mogelijk overeen.
Artikel 7. Subsidieverplichtingen
Ad 1: Leidse peuterspeelopvang wordt primair gesubsidieerd voor Leidse kinderen. Vanuit de randgemeenten gaat een aantal kinderen in Leiden naar school en / of bezoeken een voorschoolse voorziening in Leiden. Aan de andere kant bezoekt een aantal kinderen uit Leiden ook een basisschool of voorschoolse voorziening in een randgemeente.
Ad 2: Dit bezettingspercentage is gebaseerd op ervaringen van de afgelopen jaren en ligt rond het landelijke gemiddelde.
Ad 4: In het peuterspeelzaalopvang worden landelijk de volgende drie ambitieniveaus erkend:
In Leiden wordt gewerkt op ambitieniveau 2.
Ad 5: Peuterspeelzalen worden conform de wet getoetst op kwaliteitseisen. Indien er tekortkomingen zijn, start de gemeente een handhavingstraject met als doel verbetering van de kwaliteit. Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert, heeft de gemeente als uiterste instrument de mogelijkheid om een peuterspeelzaal uit te schrijven uit het LRKP.
Ad 6: Gemeente Leiden heeft vanuit het jeugdbeleid en het OnderwijsKansenbeleid een stadsbreed protocol opgesteld voor overdracht van kinderen van de voorschoolse naar schoolse voorzieningen. Het gaat dan met name om zorgkinderen en doelgroepkinderen VVE. Partners uit het onderwijsveld, voorschoolse voorzieningen, welzijn en zorg en gemeente werken hierin samen.
Ad 8: Indien op verzoek van de gemeente een VVE-programma wordt ingevoerd, kan de gemeente daarvoor middelen beschikbaar stellen. De kaders hiervoor zijn vastgelegd in het lokale OnderwijsKansenbeleid.
Artikel 8. Hoogte van de subsidie voor VVE peuterspeelopvang
Indien de gemeente als gevolg van het subsidieplafond niet in staat is om voor 100% van de doelgroepkinderen een VVE -aanbod te realiseren, kan het college de verdeling van de middelen voor het OnderwijsKansenbeleid herzien. Het college kan dan besluiten om een hogere investering te doen in de voorschoolse periode.
Een VVE-programma is het meest effectief wanneer doelgroepkinderen minimaal 10 uur per week (meestal vier dagdelen) deelnemen. Om ouders hiervoor te motiveren worden in Leiden het derde en vierde dagdeel VVE peuterspeelopvang gratis toegankelijk gesteld voor doelgroepkinderen.
De houder kan voor alle doelgroepkinderen een subsidie voor het derde en vierde dagdeel aanvragen, die gelijk staat aan de gemiddelde ouderbijdrage per peuterplaats. Hiermee betaalt de gemeente de ouderbijdrage voor het derde en vierde dagdeel voor doelgroepkinderen en biedt de houder het derde en vierde dagdeel kosteloos aan.
Van belang is dat ouders van doelgroepkinderen die recht hebben op kinderopvangtoeslag, deze alleen aanvragen voor het eerste en het tweede dagdeel. De houder dient dit in het contract met deze ouders vast te leggen, zodat zij geen kinderopvangtoeslag voor het derde en vierde dagdeel kunnen aanvragen. Die dagdelen zijn immers al gratis beschikbaar gesteld door de gemeente.
Het normbedrag voor VVE is voor 2016 reeds door het college vastgesteld. Voor de periode vanaf 2017 wordt het normbedrag in het najaar van 2016 vastgesteld.
Artikel 9. Subsidieverplichtingen
Ad 3: 15% doelgroepkinderen wordt gesteld als ondergrens om de investering van een VVE-programma rendabel te achten. Het percentage doelgroepkinderen kan per jaar verschillen en daardoor net onder of boven de 15% uitkomen. Afgesproken is dat wordt gekeken naar het percentage doelgroepkinderen van de afgelopen drie jaar, om niet te veel fluctuatie in het aanbod aan te brengen en daarmee het risico te lopen om de opgebouwde expertise te verliezen.
Ad 4: Leiden heeft samen met de partners op het gebied van VVE afspraken gemaakt over de methodieken. Dit bevordert de doorgaande leerlijn van het kind bij de overgang van peuterspeelzaal of kinderdagverblijf naar het basisonderwijs.
Ad 5: De gemeente heeft een inspanningsverplichting om 100% doelgroepkinderen toe te leiden naar een VVE-aanbod. Bij het ontstaan van wachtlijsten is het daarom wenselijk om doelgroepkinderen voorrang te geven op VVE-peuterspeelzalen. Hierbij geldt dat deze doelgroepkinderen tijdig moeten zijn ingeschreven (voor zij 3 jaar en 6 maanden zijn).
Ad 6: zie toelichting artikel 7 lid 6.
Artikel 10. Hoogte van de subsidie
Artikel 11. Subsidieverplichtingen
Ad 2: Op kindercentra voor kinderdagopvang kan niet gestuurd worden op het totaal aantal Leidse kinderen. Het Leidse OnderwijsKansen beleid is gericht op Leidse kinderen met een mogelijke onderwijsachterstand. Vandaar dat de ondergrens gesteld wordt op 15% Leidse doelgroepkinderen. Zie verder toelichting artikel 9 lid 3.
Ad 3: zie toelichting artikel 9 lid 4.
Ad 4: zie toelichting artikel 7 lid 6.
Ad 1: Hier zijn in ieder geval de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de “Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011” van toepassing. Bij geconstateerde overtredingen op grond van deze regelgeving treedt het gemeentelijke handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen in werking. Een eerste stap daarin is een aanwijzing. Dit handhavingsinstrument zal nog niet van invloed zijn op het al dan niet toekennen of lager vaststellen van een subsidiebeschikking. Mogelijke vervolginstrumenten zijn een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, exploitatieverbod of het terugvorderen van subsidie. Deze instrumenten worden in principe alleen ingezet indien een houder zich niet voldoende inzet of niet bij machte is om de gewenste kwaliteitsverbetering te realiseren. Subsidieverlening is dan onwenselijk.
Artikel 17. Overgangsbepalingen
De Subsidieregeling peuterspeelopvang en VVE, Leiden 2016 houdt rekening met de landelijke harmonisatie van voorschoolse voorzieningen, waarbij financiering en kwaliteitskader voor de kinderdagopvang en de peuterspeelopvang worden gelijkgetrokken. Dit behelst een organisatorische verandering voor de peuterspeelzalen, waarbij de zalen landelijk geregistreerd worden als kinderopvang. Dit laatste geeft ouders de mogelijkheid gebruik te maken van kinderopvangtoeslag. Voor de periode waarin peuterspeelzalen nog niet geregistreerd staan als kinderopvang, gelden in de afrekening van de aanvraag de voorwaarden van de Subsidieregeling peuterspeelzaalopvang inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalopvang, Leiden 2014.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-68629.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.