Gemeenteblad van Rhenen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rhenen | Gemeenteblad 2016, 66758 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rhenen | Gemeenteblad 2016, 66758 | Beleidsregels |
Gemeente Rhenen - Vastgestelde Sanctiestrategie en Richtlijn dwangsombedragen en –termijnen
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen maakt bekend dat zij in het kader van het handhavingsbeleid Rhenen 2013-2016 op 10 mei 2016 het volgende besluit heeft genomen:
Vastgestelde Sanctiestrategie en Richtlijn dwangsombedragen en –termijnen
•Sanctiestrategie met Landelijke Handhavingsstrategie en Richtlijn dwangsombedragen en –termijnen. Dit besluit treedt in de plaats van de huidige sanctiestrategie uit het Handhavingsbeleid 2013-2016 en uit de Nalevingsstrategie 2012-2016. Met dit besluit wordt een uniforme sanctiestrategie en een richtlijn voor het hanteren van dwangsommen en begunstigingstermijnen voor de Omgevingsdienst regio Utrecht en alle aangesloten gemeenten gerealiseerd. Hiermee wordt een eenduidige strategie en aanpak voor alle betrokken partijen bewerkstelligd. Met de Landelijke Handhavingsstrategie wordt een gelijk speelveld voor bedrijven en burgers gerealiseerd ten aanzien van handhaving in de taakvelden milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid en in de openbare ruimte.
Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2016. Tegen dit besluit kan geen bezwaar worden gemaakt.
Aan het college van b&w alle gemeente
Ons kenmerk: REG1560.G101/1742
Behandeld door: D. Verkade-Vermeulen
Ond e r w e r p: Voorstel implementatie Landelijke Handhavingstrategie /
actualisatie gemeentelijk handhavingsbeleid
Op 24 september 2015 heeft het algemeen bestuur (AB) van de Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU), waarin ook uw gemeente is vertegenwoordigd, ingestemd met de inhoud van de Landelijke Handhavingstrategie (LHS) en het hoofdstuk ‘Sanctiestrategie’. Dit hoofdstuk is bedoeld als ondersteuning van de aangesloten gemeenten bij de implementatie van de LHS. Het AB geeft positief advies aan de deelnemende gemeenten om de LHS te implementeren in uw gemeentelijk handhavingsbeleid.
Wij stellen aan uw college voor om uw gemeentelijk handhavingsbeleid te actualiseren met ingang van 1 juni
2016 aan de hand van de volgende bijgevoegde documenten:
• Landelijke Handhavingstrategie: Een passende interventie bij iedere bevinding;
• Richtlijn dwangsombedragen en termijnen.
Met de ambtelijke vertegenwoordigers van uw gemeente en de veertien andere in ODRU deelnemende gemeenten hebben wij meerdere keren gesproken over de totstandkoming van een uniforme sanctiestrategie en een richtlijn voor het hanteren van dwangsombedragen en termijnen (ook wel genoemd: sanctietabel).
Het doel is een eenduidige strategie en aanpak voor alle betrokken partijen, zoals de gemeenten, ODRU, VRU, waterschappen, het Openbaar Ministerie en politie.
Het bijgevoegde hoofdstuk ‘Sanctiestrategie’ vormt een onderdeel van het gemeentelijke
handhavingsbeleid. In de ‘Sanctiestrategie’ is kort ingegaan op en verwezen naar de (daarbij gevoegde bijlagen) LHS en de Richtlijn dwangsombedragen en termijnen. Het voorstel is nu om de voorgestelde
‘Sanctiestrategie’, met als bijlagen de LHS en de Richtlijn dwangsombedragen en termijnen, vast te stellen
en op te nemen in uw huidige handhavingsbeleid. Dit heeft tot gevolg dat (een deel van) uw huidige strategie en uw eventueel bestaande sanctietabel vervallen en gewijzigd worden door de voorgestelde
‘Sanctiestrategie’. De overige in uw handhavingsbeleid opgenomen strategieën over toezicht, gedogen of
Kwaliteitsdocument, versie 12.0, 13 november 2014
Door deze actualisatie van uw handhavingsbeleid wordt het doel bereikt om binnen de regio van alle deelnemende gemeenten uniform handhavend op te treden conform de LHS. Afgesproken is dat alle deelnemende gemeenten zich inspannen om de voorgestelde documenten vast te stellen en in werking te laten treden met ingang van 1 juni 2016, zodat wij binnen het werkgebied van de ODRU vanaf die datum conform de LHS handhavend kunnen optreden. Uw besluit tot actualisatie van het gemeentelijke handhavingsbeleid dient te worden gepubliceerd en zal in werking treden op 1 juni 2016.
Voor een uitgebreide toelichting rondom het proces tot implementatie van de LHS verwijzen wij u naar bijlage I bij deze brief. De toelichting op een aantal technische inhoudelijke argumenten staat in bijlage II. Verder is bij deze brief gevoegd in bijlage III het hoofdstuk ‘Sanctiestrategie’ met als bijlagen de LHS en de Richtlijn dwangsombedragen en termijnen.
Uit de voorbereiding met ambtelijk vertegenwoordigers is het doel benoemd om de LHS toepasbaar te laten zijn voor alle omgevingstaken. Dat betekent dat de LHS van toepassing wordt op de taakvelden milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid en openbare ruimte. Hiermee wordt een gelijk speelveld voor bedrijven en burgers gerealiseerd. Mocht uw gemeente willen afwijken van het bovenstaande voorstel dan vragen wij in dat geval uw bijzondere aandacht voor het volgende.
Om als ODRU effectief en efficiënt te kunnen werken is het ook voor uw gemeente van belang dat alle
gemeenten de sanctiestrategie met sanctietabel voor alle aan ODRU overgedragen taken uniform vaststellen. Voor andere taakvelden kunnen individuele gemeenten afwijken van het bovenstaande voorstel met de kanttekening dat uniformiteit in de regio wezenlijk bijdraagt aan een gelijk speelveld en aan de effectiviteit van handhaving.
Na d e r e ond e r s t e un i n g
Het vaststellen van een nieuwe sanctiestrategie is nog een veelomvattende opdracht. ODRU kan hierbij ondersteunen, bijvoorbeeld bij het opstellen van het collegevoorstel, het informeren van ambtenaren of bestuurders en bij de beantwoording van vragen. Voor veel gemeenten zijn hiervoor uren gereserveerd in het UVP van 2015.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Danielle Verkade, projectleider Leidraad voor integrale handhaving, telefoon: 088 - 022 50 33, e mailadres: d.verkade@odru.nl.
bijlagen: Bijlage I: Toelichting proces
Bijlage II: Toelichting technisch inhoudelijk Bijlage III: Hoofdstuk Sanctiestrategie Bijlage IV: Landelijke Handhavingstrategie
Bijlage V: Richtlijn dwangsombedragen en termijnen c.c. Regievoerders
Bijla g e I T o elic ht i n g p r o ces
Zoals bekend is de LHS (versie 1.7; 24 april 2014) tijdens het Bestuurlijk Omgevingsberaad van 4 juni 2014 vastgesteld. Het doel is dat handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de politie op eenzelfde manier optreden bij geconstateerde overtredingen op het gebied van de Wabo. Zo ontstaat er een gelijk speelveld voor natuurlijke of rechtspersonen voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt. Daarnaast mag de samenleving ervan uit gaan dat handhavers zodanig optreden dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.
A f s t e m m i n g b i nn en d e p r o v i n cie U t r ec h t
In het Besluit omgevingsrecht zijn procedurele kwaliteitscriteria opgenomen. De essentie van deze criteria is dat handhavende instanties handelen volgens de basisaanpak voor het bestuursrechtelijk/strafrechtelijk optreden bij overtredingen. Deze basisaanpak is vastgelegd in de sanctiestrategie.
Er is landelijk een breed draagvlak voor het werken met de LHS. Diverse gemeenten en andere overheden
hebben LHS in hun eigen handhavingsbeleid verwerkt of geheel overgenomen als eigen strategie. Binnen de provincie Utrecht werkt de RUD Utrecht sinds 1 oktober 2015 met de LHS. Voor zowel ODRU als de RUD Utrecht bevordert het gebruik van de LHS een efficiënte werkwijze en een effectieve afstemming met de partners.
G e z a m e n lij k e a a np ak i s e ff icië n t
Zoals hierboven vermeld heeft ODRU ambtelijke sessies georganiseerd met de vijftien gemeenten, waarbij ook andere partijen zoals het OM, VRU, waterschappen en de politie waren uitgenodigd. Tijdens de sessies is de wens uitgesproken voor een uniforme werkwijze om redenen van efficiëntie, effectiviteit en het creëren van een gelijk speelveld voor alle betrokkenen (bedrijven en inwoners) als het gaat om toezicht en handhaving. De LHS is niet alleen voor milieutaken toepasbaar maar ook voor de overige taakvelden binnen het omgevingsrecht (denk hierbij aan bouwen, brandveiligheid en ruimtelijke ordening). Voor een gezamenlijke aanpak heeft een grote meerwaarde om de LHS voor alle taakvelden van het Integraal Handhavingsbeleid van toepassing te verklaren.
I mp leme nt a t ie L H S : hoo f d s tu k ‘ S a n c t ies t r a t e g i e ’
Implementatie van de LHS betekent in de eerste plaats dat de deelnemende gemeenten de LHS vaststellen als eigen sanctiestrategie. In de tweede plaats houdt implementatie in dat de betrokken partijen de LHS concreet gaan toepassen en leerervaringen gaan uitwisselen. Het hoofdstuk ‘Sanctiestrategie’ is gedurende de ambtelijke voorbereiding in onderling overleg met de gemeentelijke vertegenwoordigers tot stand gekomen en dient als aanvulling op de LHS en ter ondersteuning van de deelnemende gemeente om LHS
te implementeren in het eigen gemeentelijke handhavingsbeleid. De vast te stellen voorgestelde
‘Sanctiestrategie’ met als bijlagen de LHS en de Richtlijn dwangsombedragen en termijnen (zie hierna) vervangt (een deel van) de eigen gemeentelijke sanctiestrategie, hetgeen de eenduidigheid ten goede komt. Afgesproken is dat alle deelnemende gemeenten zich inspannen om de voorgestelde documenten vast te stellen en in werking te laten treden met ingang van 1 juni 2016, zodat wij binnen het werkgebied van de ODRU vanaf die datum conform de LHS handhavend kunnen optreden.
T o elic ht i n g t ec hn isch i n h oud elijk
A f w ij k i n g s t a pp en b ij op l e gg en LO D / LO B
In het hoofdstuk Sanctiestrategie is expliciet aandacht besteed aan één van de interventies uit de LHS, namelijk: het opleggen van een last onder dwangsom (LOD) of een last onder bestuursdwang (LOB). Volgens de LHS wordt een LOD of een LOB opgelegd volgens zorgvuldig te volgen stappen (voorkeursstappenplan). Als eerste stap kent het traject een zogenoemde bestuurlijke waarschuwing, d.w.z. het bekend maken van het voornemen om een LOD / LOB op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken. Daarna volgt een controle. Als blijkt dat de overtreding niet tijdig ongedaan is gemaakt dan volgt de sanctiebeschikking (LOD of LOB).
Gedurende de ambtelijke sessies met de deelnemende partijen is uitgesproken dat volstaan kan worden met een bestuurlijke waarschuwing (voornemen) zonderhersteltermijn en zonder tussencontrole. D.w.z. dat aan de overtreder enkel een termijn gegund wordt om zijn of haar zienswijze naar voren te brengen. Daarna wordt het voornemen omgezet in een definitieve sanctiebeschikking (LOD of LOB). Door deze voorkeurswerkwijze te hanteren, wordt afgeweken van het voorkeursstappenplan behorend bij de interventie LOD en LOB (zoals opgenomen in Bijlage 2 van de LHS). In het hoofdstuk ‘Sanctiestrategie’ is deze werkwijze verwerkt. Hiermee realiseren wij een uniforme aanpak binnen de provincie Utrecht (de RUD Utrecht hanteert immers eenzelfde werkwijze) en bestaat een overtreding niet langer dan nodig.
Ric ht lijn d w a ng s omb e d r a g en en t e r m ij n en
Een aantal gemeenten heeft in het eigen handhavingsbeleid een tabel en/of een richtlijn opgenomen over de te hanteren dwangsommen en termijnen. Dit verschilt per gemeente. De ene tabel is volledig met
vermelding van divers veelvoorkomende overtredingen binnen het omgevingsrecht en de andere tabel is slechts beperkt tot overtredingen op het gebied van bouwen, zonder aandacht aan het onderdeel milieu. Om uniformiteit te creëren bij de uitvoering van het gemeentelijke handhavingsbeleid voor alle partijen binnen
het ODRU-werkgebied is het wenselijk om één richtlijn toe te passen. In gezamenlijk overleg is de uniforme sanctietabel opgesteld. In de ‘Sanctiestrategie’ is ook verwezen naar de nieuwe sanctietabel (Richtlijn dwangsombedragen en termijnen). Als nieuwe werkwijze geldt dat bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom een koppeling wordt gelegd met de interventiematrix van de Landelijke handhavingstrategie . Dit levert in veel gevallen een vermindering van de toezichtlast op. Dat is zowel effectief als efficiënt. In de Richtlijn dwangsombedragen en termijnen wordt die werkwijze nader toegelicht.
Bi j l a ge III Sa n c t i e s t r a t e gie
Dit hoofdstuk beschrijft de sanctiestrategie; andere strategieën zoals preventie-, toezichts- of gedoogstrategie zijn hierin niet inbegrepen. De sanctiestrategie is bepalend voor de wijze waarop de gemeente optreedt bij geconstateerde overtredingen. Het opleggen en uitvoeren van sancties draagt eveneens bij aan preventie bij anderen en zorgt ervoor dat regels beter worden nageleefd.
Tot s t a nd k o mi ng , vis i e en w e r ki n g L a n d elij k e Ha n d h avi ng s t r a t e g ie
Tijdens het Bestuurlijk Omgevingsberaad van 4 juni 2014 is de eindversie van de Landelijke Handhavingstrategie (versie 1.7; 24 april 2014) door het Interprovinciaal overleg en het Openbaar Ministerie aangeboden aan de staatssecretaris. De Landelijke Handhavingstrategie is het eerste gezamenlijke product van het Openbaar Ministerie, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Inspectie Leefomgeving en Transport, de Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Nationale Politie en de vereniging van omgevingsdiensten. Alle betrokken partijen spraken zich uit voor implementatie van de Landelijke Handhavingstrategie. Handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de politie treden dan op eenzelfde manier op bij geconstateerde overtredingen op het gebied van de Wabo. De strategie komt voort uit de behoefte van de betrokken instanties om eenduidig handhavend op te treden en de afstemming van bestuurs- en strafrecht te optimaliseren. Zo ontstaat een gelijk speelveld waarbij men ervan uit kan gaan dat handhavers zodanig optreden dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.
Met het overnemen en invoeren van de Landelijke Handhavingstrategie wordt aangesloten bij de landelijke ontwikkelingen op het gebied van de kwaliteitscriteria op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-kwaliteitscriteria) voor Wabo bevoegde overheden. Dit waarborgt landelijke eenduidigheid (en rechtsgelijkheid) in twee opzichten:
• iedere bevinding krijgt een passende interventie, en
• het proces om tot een passende interventie te komen verloopt overal hetzelfde.
De Landelijke Handhavingstrategie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
De Landelijke Handhavingstrategie bevat een stappenplan voor het bepalen van de reactie/interventie op een bevinding. De reactie/interventie is afhankelijk van de (mogelijke) gevolgen van de bevinding en het gedrag van de overtreder. Daarbij worden ook eventuele verzwarende (of verlichtende) aspecten meegewogen. De strategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren, gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. Daarnaast is overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geregeld. Handhavingsorganisaties kiezen afhankelijk van de situatie weloverwogen voor alleen
bestuursrechtelijk, bestuurs- èn strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. Uitgangspunt is dat het bestuur en het Openbaar Ministerie, elk handelend vanuit de eigen verantwoordelijkheid, hun
handelen afzonderlijk en in combinatie richten op het naleven van wet- en regelgeving.
B e s tuu rsr e c h t e l ij k o pt r e d en
Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, conform de wet- en regelgeving, opdat vastgesteld beleid wordt geëffectueerd. De keuze van de in te zetten bestuursrechtelijke interventie(s) vindt plaats aan de hand van de in hoofdstuk 3 van de Landelijke Handhavingstrategie opgenomen interventiematrix, waarbij het spoedig herstellen van de situatie voor de bevinding de eerste prioriteit is.
S t r af r e c h t e l ij k o pt r e d en
Het strafrecht komt in beeld als de (mogelijke) gevolgen van belang zijn of aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar. Het strafrecht komt mede in beeld als het gedrag van de overtreder daar aanleiding toe geeft. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel.
G e m ee nt eli j ke to e p assi n g v an d e L a nd elij k e H a ndh a v i ng s t r a t e g ie
De Landelijke Handhavingstrategie (bijgevoegd) maakt onderdeel uit van deze sanctiestrategie. De gemeente hanteert deze strategie, mede gelet op de geldende wettelijke verplichtingen en haar deelname in de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht. Daarnaast vindt zij duidelijkheid en eenduidigheid voor de burgers, bedrijven, verenigingen en instellingen van groot belang. De gemeente past dan ook de Landelijke Handhavingstrategie toe voor de gehele fysieke leefomgeving. Deze is immers niet alleen voor milieutaken toepasbaar maar ook voor de overige taakvelden binnen het omgevingsrecht (bouwen, brandveiligheid, ruimtelijke ordening en overige taakvelden) met het oog op de komst van de Omgevingswet in 2018.
Bij het constateren van een overtreding, bijvoorbeeld naar aanleiding van een reguliere controle, een klacht of een verzoek om handhaving, is de interventiematrix uit de Landelijke Handhavingstrategie leidend.
Als de toezichthouder een overtreding heeft geconstateerd stelt hij of zij met behulp van de interventiematrix de sanctie vast. Daarbij zijn de volgende stappen aan de orde:
1. P o s i t i o n e r i n g b e v i n d i n g i n d e i n te rv en t i e m at r i x
De handhaver bepaalt in welk segment van de interventiematrix de bevinding gepositioneerd kan worden door:
2. B e p a l en v e r z wa r e n de a s p e c ten
De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven.
3. O nde r z oek s a m enwe rki ng be s tuu r , po l i t i e en O p en ba ar M i n i s te r i e
De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2).
4. O pt r eden m e t de i n te rv en t i emat r i x
De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van de interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 heeft gepositioneerd. Vervolgens kiest de handhaver voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte.
De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden volgens de geldende procedure(s) vastgelegd.
Voor een nadere uitleg over voornoemde stappen wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de Landelijke
T o elic ht i n g i nt e r v e nt ies
Om eventuele ongelijkheid van interpretatie van een aantal interventies te voorkomen en om de sanctionering naar aanleiding van overtredingen zoveel mogelijk gelijk te trekken wordt hierna de volgende toelichting opgenomen als aanvulling op Bijlage 2 van de Landelijke Handhavingstrategie.
Het opleggen van een last onder dwangsom (LOD) of een last onder bestuursdwang (LOB) gebeurt volgens zorgvuldig te volgen stappen. Binnen het werkgebied van de gemeente gelden bij de interventie LOD en LOB de volgende stappen:
In de hiervoor genoemde bestuurlijke waarschuwing wordt, anders dan hetgeen in Bijlage 2 van Landelijke Handhavingstrategie is opgenomen, geen hersteltermijn opgenomen teneinde de overtreding niet langer te laten voortbestaan en vanwege het uniformeren van de praktijk met het oog op de strategieën van overige handhavende instanties (gemeenten) binnen de provincie Utrecht. Er kan wel, als gevolg van de ingediende zienswijzen, aanleiding bestaan voor een (extra) controlemoment voordat er overgegaan wordt tot het definitief opleggen van de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang. Redenen hiervoor kunnen zijn bijvoorbeeld het reeds ongedaan maken van de overtreding door de overtreder of onduidelijkheid over het (nog voort)bestaan van de overtreding.
P r o c e s-v e r baal ( P V )
Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het Openbaar Ministerie dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.
Het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie is standaard als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen:
• Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, in combinatie met het weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en/of poging tot omkoping.
• Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.
Ric ht lijn d w a ng s omb e d r a g en en t e r m ij n en
Voor het bepalen van de hoogte van dwangsommen en de lengte van (begunstigings)termijnen geldt een vaste richtlijn. De (bijgevoegde) Richtlijn dwangsombedragen en termijnen bevat een weergave van de in de praktijk veelal toegepaste dwangsombedragen en termijnen bij diverse veelvoorkomende overtredingen binnen het omgevingsgebied. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom is er relatie gelegd met de interventiematrix van de Landelijke handhavingstrategie. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de Richtlijn dwangsombedragen en termijnen.
De Richtlijn is ontwikkeld om binnen de regio op een uniforme wijze op te treden bij het hanteren van dwangsombedragen en termijnen voor eenzelfde soort overtredingen. Een uniforme aanpak draagt bij aan een gelijk speelveld voor bedrijven, burgers en betrokkenen.
Landelij k e h a nd h a v ingst r a t egie
Een passende interventie bij iedere bevinding
2. V i s i e l a n d e li j ke h a n d h a v i n g st r ategie
3. R e al i s a t i e l a n d e li j ke h a n d h a v i n g st r ategie – stap p e n plan
Toelichting interventies van licht naar zwaar
1 .1 A c h t e rgrond e n aa nl e iding
Op 11 april 2013 zijn de grondslagen van het nieuwe stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) 1 voor de Wabo bestuurlijk vastgesteld. Het nieuwe stelsel beoogt een robuuste professioneel werkende uitvoeringsstructuur, waarin de Omgevingsdiensten een centrale rol vervullen, die:
knelpunten oplost, zoals die onder andere zijn vastgesteld door de Commissie
Herziening Handhavingstelsel VROM-regelgeving 2;
bijdraagt aan de realisatie van beleidsdoelen in de fysieke leefomgeving (een schoner milieu, natuur en water, veiliger leefomgeving, betere naleving);
leidt tot vermindering van de door het bedrijfsleven ervaren regel- en toezichtsdruk en tot een gelijk speelveld voor bedrijven.
een heldere rolverdeling regelt en ook eenvoudige en effectieve afstemming tussen het bestuurs- en strafrecht.
Het nieuwe VTH-stelsel is in 2013 en wordt gedurende 2014 verder ontwikkeld en geïmplementeerd op drie essentiële onderdelen:
1.generieke condities waaronder het stelsel kan functioneren en waaronder een (verdere)
verbetering van de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving kan plaatsvinden. Hierbij valt te denken aan een infrastructuur voor kennis- en informatie- uitwisseling en training en opleiding van handhavers;
2.onderling afgestemd en effectief handelen van alle instanties die een rol hebben in de handhaving van het omgevingsrecht, waaronder het maken van afspraken over de
afstemming van landelijke en regionale prioriteiten en het zo effectief mogelijk bestuurs- en/of strafrechtelijk aanpakken ervan;
3.monitoring, verantwoording en zo nodig bijsturing van het (gezamenlijke)
overheidsoptreden in het nieuwe stelsel.
De onderhavige landelijke handhavingstrategie is primair uitgewerkt voor onderdeel 2, in de vorm van een instrument voor alle overheden om eenduidig te interveniëren naar aanleiding van tijdens het toezicht gedane bevindingen.
De landelijke handhavingstrategie heeft ook raakvlakken met de onderdelen 1 en 3. Met onderdeel 1 vanwege het uitwisselen van ervaringen met (het toepassen van) de landelijke handhavingstrategie, teneinde de (uitvoering van de) strategie stap voor stap te verbeteren. Met onderdeel 3 vanwege de monitoring en verantwoording van de toepassing van de landelijke handhavingstrategie en de op termijn voorziene evaluatie van het VTH-stelsel en de landelijke handhavingstrategie.
Voor het opstellen van de landelijke handhavingstrategie is gebruik gemaakt van bestaande strategieën. Met de toepassing van de landelijke handhavingstrategie komen de bestaande handhavingstrategieën, die daarin goeddeels zijn geïncorporeerd, te vervallen.
1 Het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de Wabo, Uitvoering met ambitie.nl, Vastgesteld BO 11 april 2013.
1 .2 B e oog d e br e de w e r k ing, d o e l e n p o s it i onering
B e o o g de brede w e r k i ng
De landelijke handhavingstrategie is ontwikkeld vanuit het milieurecht, met oog voor het bredere omgevingsrecht, en heeft in eerste instantie betrekking op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten 3. Toepassing van de landelijke handhavingstrategie leidt tot afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk handelen. Daarom is de landelijke handhavingstrategie breder toepasbaar dan alleen op het omgevingsrecht.
De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van de wetgeving. Voor wat het omgevingsrecht betreft ligt de basis van deze verantwoordelijkheid voor het bestuur in diverse bijzondere wetten, de Algemene wet bestuursrecht en in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de zogenoemde beginselplicht tot handhaven 4. Voor het OM ligt de basis van deze verantwoordelijkheid in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie en in de Europese richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht 5. Uitgangspunt is dat bestuur en OM, elk handelend vanuit de eigen verantwoordelijkheid, hun handelen afzonderlijk en in combinatie richten op het naleven van wet- en regelgeving.
Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid is het doel van de landelijke handhavingstrategie, voortbouwend op de hiervoor geschetste verantwoordelijkheden van bestuur en OM: uitvoeringgevenaan debeginselplichttot handhaven,passend interveniërenbij iedere bevinding,in vergelijkbare situaties vergelijkbarekeuzes maken en interventiesop vergelijkbarewijzekiezen en toepassen,landsbreeddoorhet bestuurlijk bevoegdgezag/de Omgevingsdiensten, landelijke inspecties,politieenhet OM. Hiertoe bevat de landelijke handhavingstrategie een duidelijke visie op handhaven (hoofdstuk 2) en een uitgeschreven en geïnstrumenteerde aanpak (hoofdstuk 3).
Handhavinginstanties moeten op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een nalevingstrategie hebben, bevattende een toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. De landelijke handhavingstrategie ondersteunt dit, door één lijn te brengen in hoe instanties reageren op tijdens het toezicht gedane bevindingen. In figuur 1 is de positionering van de landelijke handhavingstrategie weergegeven.
De term ‘handhavingstrategie’ drukt uit dat interveniëren breder is dan het opleggen van sancties naar aanleiding van overtredingen. Omdat interveniëren ook tijdens toezicht kan plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm van aanspreken en informeren, raakt de landelijke handhavingstrategie in figuur 1 de toezichtstrategie aan. De landelijke handhavingstrategie
3 Op de publicatiedatum van onderhavig document is hoofdstuk 5 van de Wabo (‘Bestuursrechtelijke handhaving’) voor wat betreft de handhaving van toepassing op de volgende wetten, voor zover dit bij of krachtens deze wetten is bepaald: de Flora- en faunawet, de Monumentenwet 1988, de Natuurbeschermingswet 1998, de Ontgrondingenwet, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet en de Woningwet. De Kernenergiewet en de Wet bescherming Antarctica ontbreken in voornoemde opsomming, omdat de landelijke handhavingstrategie daarop (vooralsnog) niet van toepassing is.
4 Geformuleerd in ABRvS 7 juli 2004, LJN AP8242.
5 EG richtlijn nr. 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008.
gaat niet over het toezicht als zodanig (prioriteiten, manieren van toezicht houden, en dergelijke).
De landelijke handhavingstrategie raakt in figuur 1 ook de gedoogstrategie aan. Dit betekent dat de landelijke handhavingstrategie erkent dat er omstandigheden kunnen zijn om van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien. Dit laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet 6.
Figuur 1 toont tot slot dat er specifieke strategieën, die sporen met de landelijke handhaving- strategie, onder de landelijke handhavingstrategie kunnen hangen voor gebieden (bijvoorbeeld Natura 2000), groepen van normadressaten (BRZO bedrijven) of speciale thema’s. Indien een met de landelijke handhavingstrategie sporende specifieke strategie voorhanden en bestuurlijk vastgesteld is, wordt deze specifieke strategie gevolgd. Reeds onderkend is dat het voor bepaalde domeinen, zoals ‘water’, ‘erfgoed’ en ‘bouwen en
wonen’, noodzakelijk kan zijn om spoedig een specifieke, met de landelijke handhaving- strategie sporende, handhavingstrategie te ontwikkelen.
Ho e bere i k e n w e na le v ing e n w a t i s d e ro l v a n handh a v in g ?
Ho e houde n w e t o e z i c h t ?
Ho e t rede n w e o p b ij o v er t red in gen ?
W annee r e n ho e z ien w e v a n handha v e n a f ?
Land el i jk e handh a v i ngs t r ate g i e
P as s en d i n t er v en ië re n b ij ie der e t ij den s t oe z i c h t gedan e be v in d ing
G e b i e ds - , do e l groep- of t hem as pe c i f i ek e handh avi ngs t r ate g i eë n
F i g u ur 1 : P os it i o n e ring l a n d e l i j k e h a n d h a v i n g s trat e g i e
1 .3 We r k ing, im p l em e n t a t ie e n monit o ring e n e v a lu a tie
Voor de Wabo en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten 7 is de landelijke handhavingstrategie voor gebruik in het VTH-stelsel opgeleverd aan het Bestuurlijk omgevingsberaad.
6 Gedogen in Nederland 25085, nr 2, 1996-1997.
7 Vooralsnog met uitzondering van de Kernenergiewet en de Wet bescherming
Het overnemen en invoeren van de landelijke handhavingstrategie is onderdeel van de VTH kwaliteitscriteria voor Wabo bevoegde overheden 8. Dit waarborgt landelijke eenduidigheid in twee opzichten, te weten:
Lokale/regionale bestuurlijke afwegingsruimte zit gezien het voorgaande in keuzes over toezichtprioriteiten en de manier van toezicht houden, maar niet in het toepassen van de landelijke handhavingstrategie. De landelijke handhavingstrategie is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat iedereen volgt om van bevinding naar interventie te komen. Dit onderstreept dat de landelijke handhavingstrategie vooral een instrument is voor uitvoerders.
Als stelselverantwoordelijke VTH voor de Wabo, draagt de minister van IenM voor wat betreft het omgevingsrecht zorg voor het monitoren en evalueren van de toepassing van de landelijke handhavingstrategie en het zo nodig voorstellen van maatregelen naar aanleiding hiervan. Alle partijen die met de landelijke handhavingstrategie werken kunnen voorstellen voor maatregelen doen. Besluitvorming over voorgestelde maatregelen vindt voor wat betreft het omgevingsrecht plaats in het Bestuurlijk omgevingsberaad.
8 Paragraaf 5.2.4 Kwaliteitscriteria 2.1 voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de
Wabo, Uitvoering met ambitie.nl, 7 september 2012.
2. V i s i e l a nd e l i j ke h a ndh a v i ng st r at e g i e
Als richtinggevende visie zijn de volgende vijf uitgangspunten van het nieuwe VTH-stelsel voor de Wabo voor de handhaving geoperationaliseerd.
2 .1 O n a f h a nk e l i j k he i d – s te r ke , s l a g k r a c h t ige e n onaf h a n ke l i j k e handh a v ingin s tanties
Handhavinginstanties en hun medewerkers handelen consequent en vasthoudend op basis van de geldende wet- en regelgeving en de landelijke handhavingstrategie. Het belang van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties is groot. Provincies en gemeenten dragen hier als bevoegd gezag voor de Wabo aan bij, door voor de aan hun Omgevingsdiensten opgedragen taken een duidelijk en ruim mandaat te verstrekken, op grond waarvan de directeur bevoegd is tot het toepassen van bestuursrechtelijke interventies, waaronder sancties.
2 .2 P rofe s s ion a l i teit e n v ak m a ns c hap – t r a ining, opl e iding, k e n ni s - e n informati e - ui t w i s s e l i ng
Handhavers wegen de ernst van de bevinding, het gedrag van de normadressaat en de feiten en omstandigheden van de situatie. Handhavers bepalen vervolgens welke interventie in het specifieke geval passend is. Dit vereist professionaliteit en vakmanschap. Handhaving- instanties brengen en houden daarom de voor handhaven vereiste 9 kennis en kunde op peil en ondersteunen binnen hun organisaties een cultuur waarin (elkaar aanspreken op) kennis en informatie uitwisselen, samenwerken en handhavers die zich blijven ontwikkelen vanzelfsprekend zijn.
Ook uitwisseling van kennis en leerervaringen tussen handhavinginstanties is van groot belang. De landelijke handhavingstrategie op papier is immers het begin, maar waar het vervolgens om gaat is dat alle instanties de papieren strategie op soortgelijke wijze blijven toepassen en daarover met elkaar in contact blijven en leerervaringen en beste praktijken uitwisselen. Anders zullen praktijken ongewild toch weer uit elkaar gaan lopen.
Landelijk overleg over de implementatie en uitvoering van de landelijke handhavingstrategie gebeurt tijdens de implementatieperiode voor wat het omgevingrecht betreft in het Implementatieberaad. Regionaal overleg ter zake vindt plaats in (de voorportalen van) het door de provincie geïnitieerde Bestuurlijk Handhavingsoverleg (BHO) van de bevoegde overheden en het Functioneel Parket van het OM.
2 .3 B e tro u w b a ar h e id – beg i n s e lpl i c ht tot h a ndha v e n e n v e r a n t w oording a flegg e n
Handhavinginstanties hebben een beginselplicht tot handhaven 10. Handhavend optreden is zowel eerlijk tegenover normadressaten uit het oogpunt van een gelijk speelveld, als tegenover de maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.
In het VTH-stelsel is de primaire verantwoordingsrelatie die van het bevoegd gezag aan het eigen democratisch controlerend orgaan (bijvoorbeeld Gemeenteraad en Provinciale Staten
9 Onder andere voldoen aan de voor het VTH-stelsel voor de Wabo gedefinieerde kwaliteitscriteria.
10 Geformuleerd in ABRvS 7 juli 2004, LJN AP8242.
in het geval van gemeenten respectievelijk provincies). De toepassing van de landelijke handhavingstrategie is onderdeel van deze verantwoordingsrelatie.
2 .4 E e n v oud – ee n p a sse nde i n t e r v e n t ie bij ie de r e b e v inding e n hoe d aa r toe te k om e n
Met de landelijke handhavingstrategie wordt ingezet op een passende interventie bij iedere bevinding. Handhavers hanteren de landelijke handhavingstrategie bij iedere bevinding en maken daarbij gebruik van de in de strategie opgenomen instrumenten. Omwille van rechtsgelijkheid waarborgt dit passend interveniëren en eenduidig optreden, dat wil zeggen: het in vergelijkbare zaken maken van vergelijkbare keuzes en het op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen van interventies, landsbreed.
Een passende interventie wil zeggen dat de interventie, gegeven de verzamelde feiten en de beoordeling van de aard en/of omstandigheden van de bevinding en de normadressaat, zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de situatie voor de bevinding, naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft daar waar dit passend is of noodzakelijk om de normadressaat tot naleven te bewegen, dan wel de norm te bevestigen.
Dit betekent dat twee keuzen noodzakelijk zijn:
Hoe wordt opgetreden is vastgelegd in hoofdstuk 3 van deze landelijke handhavingstrategie. Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, dat wil zeggen op het in overeenstemming brengen met de wet- en regelgeving, opdat vastgesteld beleid wordt geëffectueerd. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel. Bestuurs- en strafrechtelijk optreden dienen daarnaast allebei tot ontmoediging, ofwel tot individuele en algemene preventie. Omdat deze aspecten vaak tegelijk aan de orde zijn, is een weloverwogen inzet van het bestuursrecht en/of het strafrecht conform de landelijke handhavingstrategie noodzakelijk.
De keuze van de in te zetten bestuursrechtelijke interventie(s) vindt plaats aan de hand van de in hoofdstuk 3 van de landelijke handhavingstrategie opgenomen interventieladder en interventiematrix, waarbij het spoedig herstellen van de situatie voor de bevinding de eerste prioriteit is.
2 .5 G e z a m e nli j k he i d – o v e rl e g, a fstemmi n g e n pl a n m a tig e n in f orm a tieg es t u urd gez a m e nli j k optre d e n
Toezicht houden gebeurt op basis van door bevoegde overheden bestuurlijk vastgestelde handhavingprogramma’s, inclusief financiering en menskracht, die zijn afgestemd met alle bij het omgevingsrecht betrokken instanties. Afgestemde handhavingprogramma’s en de landelijke handhavingstrategie borgen in combinatie dat de overheden planmatig gezamen- lijk optreden, bij het toezicht en bij bevindingen die tijdens dat toezicht zijn gedaan 11 . Informatie is voor goede risicoanalyses en daarop gebaseerde handhavingprogramma’s onontbeerlijk.
11 Beperking toezichtlast: naleving bewerkstelligen tegen zo gering mogelijke kosten.
3. R e a l i sat i e l a nd e l i j ke h a ndh a v i ng s t r ate g i e – sta pp e np l an
Dit hoofdstuk geeft een stappenplan voor het toepassen van de in hoofdstuk 2 opgenomen visie. Startpunt van het stappenplan is een tijdens het toezicht gedane bevinding.
3 .1 S t a p 1 – P o s ition e ring be v inding i n de i n t e r v e n t i e m a trix
A a n zi e n li jk , dr e i gend e n / of 4
Bewust belem- merend en/of risico nemend
G E D R A G V A N D E OV E R T R E D E R
Figuur 2 : De i n t e r v e nt i e ma tr i x
De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van de in figuur 2 opgenomen interventiematrix hij de bevinding positioneert 12 door: (1) het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en (2) het typeren van de normadressaat.
12 Geldt enkel voor bevindingen die een overtreding zijn.
De gevolgen van bevindingen beoordeelt de handhaver als:
of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft; of
4.aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar – onder andere het geval als de overtreding maatschappelijke onrust en/of ernstige milieuschade, ernstige natuurschade, ernstige waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft.
De handhaver typeert de normadressaat als:
C.is opportunistisch en calculerend, er is sprake van het bewust belemmeren van controlerenden, er is sprake van mogelijkheidsbewustzijn, maar de gevolgen van het
handelen worden op de koop toe genomen, bewust risico nemend; of
D.bewust en structureel de regels overtredend en/of crimineel of deel uitmakend van een criminele organisatie, houdt zich bezig met fraude, oplichting of witwassen.
Bij de typering van de normadressaat kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavinghistorie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de normadressaat te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.
De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.
Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de landelijke handhavingstrategie en de interventiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de interventiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid.
Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’ 13 bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afziebare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.
13 Gedogen in Nederland 25085, nr 2, 1996-1997.
3 .2 S t a p 2 – Bep a l e n v e rz w a r e nde as p e c t e n
De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de interventiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:
S t atus v erdachte / v o o r b e e l d f u n c t i e. De normadressaat is: een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende of bekende (rechts)persoon, een overheid, een toonaangevend brancheonderdeel, een certificerende instelling, een persoon die een openbaar ambt bekleedt, de eigen organisatie.
M e d e w er k i n g v an d e s k u n di g e d e r d e n. De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en).
N or m b e v esti g i n g. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheid van het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect.
W aa r h ei ds v i n di n g. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.
3 .3 S t a p 3 – Bep a l e n of o v e rl e g v a n h e t be s t u ur m e t politie e n OM, dan w e l v a n politie e n OM m e t het b es t u ur, o v e r de toep ass ing v a n h e t be s t uur s - e n/of s trafr ec ht ge ï nd i c e e r d is
De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap
1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen
inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is
derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.
Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de interventiematrix. Overleg
kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er op
grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten.
In situaties waarin een handhavinginstantie een BSBm oplegt is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde.
Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavinginstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien, zullen apart door handhavinginstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie.
Tenslotte is, afgezien van de interventiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezicht- houders de volgende ernstige bevindingen doen:
Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, zoals het weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en poging tot
Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van
3 .4 S t a p 4 – Op t r e den m e t de inter v e n t i e m a trix
De landelijke handhavingstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix van figuur 3 daarbij als volgt:
De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte. In bijlage 2 staan alle interventies eveneens van licht naar zwaar toegelicht.
Waar in de matrix van figuur 3 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen handhavinginstantie en OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de in figuur 3 aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke interventies om te overwegen, en ook de BSBm als strafrechtelijke interventie.
A a n zi e n li jk , dr e i gend e n / of 4
G E D R A G V A N D E OV E R T R E D E R
F i g u ur 3 : De i nt e r v e nt i e ma tr i x v o o r h e t be p a l e n v a n de e e rste i n t e r v e nt ie ( s ) – z ie o ok b i j l a g e 2
De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:
Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of
In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor
investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die
Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de interventiematrix worden aangepakt. Uiteraard kunnen handhavinginstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in de zin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie, et cetera.
3 .5 S t a p 5 – V as tlegg i ng
De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavinginstantie geldende administratieprocedures en - systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiverings- beginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.
B ijl a g e 1 – B e gr i p p en
B ij l a g e 2 – To e li c h t i n g i n t e r v e n t i es v an l i c h t n a a r z w a a r
Best u u r s r e c ht h e r ste l le n d
Aans p r e k e n/in f o r m e r en
Aanspreken/informeren is een informele interventie (geen wettelijke basis) naar aanleiding van een inspectie die ertoe moet leiden dat de normadressaat naleeft of in staat is na te leven. Aanspreken/informeren gebeurt mondeling, door het verstrekken van schriftelijke informatie of door verwijzing naar websites. Aanspreken/informeren is vooral aan de orde bij goedwillende normadressaten die onbedoeld niet naleven en die gemotiveerd zijn de niet naleving zo snel mogelijk zelf op te lossen.
W a a r s c hu w en – b r ief met her s te l t e r mijn
Waarschuwen betekent dat de normadressaat naar aanleiding van een inspectie een waarschuwingsbrief ontvangt. Daarin is opgenomen welke maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden om na te leven en binnen welke (redelijke) termijn. In de brief staat ook dat de handhavinginstantie verdergaande bestuursrechtelijke interventies zal nemen (LOB, LOD), als blijkt dat de in de waarschuwingsbrief opgenomen maatregelen of voorzieningen niet zijn getroffen na het verstrijken van de termijn.
Een bestuurlijk gesprek met (de leiding van) de normadressaat in kwestie is een aanvullende escalerende interventie op waarschuwen.
Verscherpt toezicht als interventie betreft het naar aanleiding van een inspectie meer of intensiever toezicht houden op de normadressaat. Een bestuurlijk gesprek zal hier vaak aan vooraf gaan.
Verscherpt toezicht moet worden aangekondigd, als ook onder welke voorwaarden het verscherpt toezicht weer zal worden opgeheven.
La s t o n der d w an g som – LO D
Een last onder dwangsom is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van overtredingen en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtreding. De normadressaat krijgt een verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen door iets te doen of na te laten op straffe van het verbeuren van een dwangsom wanneer de last niet tijdig
wordt uitgevoerd. De op te leggen dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen. Een last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als hiervoor een wettelijke
Het opleggen van een last onder dwangsom gebeurt volgens zorgvuldig te volgen stappen. In het algemeen worden de volgende stappen doorlopen:
La s t o n der b e st u u r sd w a n g – L O B
Een last onder bestuursdwang is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van
een overtreding waarbij de handhavinginstantie, wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, op kosten van de overtreder, een overtreding beëindigt door zelf daadwerkelijk in te (laten) grijpen. Een last onder bestuursdwang kan alleen worden toegepast als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.
Voor de last onder bestuursdwang gelden dezelfde zorgvuldig te doorlopen stappen als voor de last onder dwangsom. Ook hier kan, bijvoorbeeld in spoedeisende situaties, van deze stappen worden afgeweken:
In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de last onder bestuursdwang de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie. De handhavinginstantie kan verzoeken om onmiddellijke beëindiging van de overtreding. Als blijkt dat de normadressaat niet bereid is aan dit verzoek te voldoen, kan de handhavinginstantie zelf en in spoedeisende gevallen zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet de handhavinginstantie zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen.
Tijdelijk stilleggen betekent dat activiteiten of voertuigen als gevolg van de overtreding tijdelijk worden stilgelegd, tot de overtreding is hersteld en van naleving sprake is. Er kan aanleiding zijn om bij tijdelijk stilleggen beleid en/of politiek te informeren. Tijdelijk stilleggen kan onder de LOB vallen.
Best u u r s r e c ht b e straf f e n d
Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke bestraffende sanctie die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Een bestuurlijke boete houdt de onvoorwaardelijke verplichting in tot betaling van een geldsom en kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het opstellen van het boeterapport gebeurt door de toezichthouder/handhaver, maar de kennisgeving, beschikking en inning gebeuren door het boetebureau (o.a. CJIB). De maxima en bandbreedtes van boetebedragen zijn veelal vastgelegd in de wetgeving. Een belangrijk verschil met de BSBm is dat bezwaar en beroep bij het bestuursorgaan dienen te worden aangetekend, terwijl de normadressaat tegen de BSBm in verzet kan komen bij het OM.
S ch o r s e n of in t r e k k en v e r gunnin g , c e r t if i c a at o f er k e nning
Als de normadressaat houder is van een begunstigend besluit (vergunning of ontheffing), dan kan het geheel of gedeeltelijk intrekken van dat besluit een passende interventie zijn. Deze interventie is met name passend als de normadressaat niet in actie komt naar aanleiding van eerdere correctieve interventies, zoals een last onder dwangsom. Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een begunstigend besluit is een vergaande interventie die zorgvuldig moet worden voorbereid.
E xpl o itati e v e r bod, s lui t i n g
Voor niet vergunningplichtige normadressaten bestaat de mogelijkheid op basis van de Fraudewet om het bedrijf te sluiten of de exploitatie ervan te verbieden. Ook dit zijn vergaande interventies die zorgvuldig moeten worden voorbereid en waarbij het informeren van beleid en politiek noodzakelijk is.
Best u u r li j ke straf b e s chi k king milieu – B S Bm
De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die daartoe bevoegde handhavinginstanties zonder tussenkomst van het OM kunnen opleggen. Voor feiten uit het zogenoemde ‘Feitenboekje Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu- en Keurfeiten’ wordt een combibon uitgeschreven (geldboete) die ter afdoening wordt gezonden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De BSBm kan los van (óf óf), parallel met (én én) of volgtijdelijk aan (eerst…dan…) op herstel gerichte interventies worden ingezet.
De BSBm is bedoeld voor relatief eenvoudige overtredingen, waarbij er over de schuldvraag geen twijfel bestaat. De ‘Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingbevoegdheid milieu- en keurfeiten’ geeft in paragraaf 2.7 de beleidsvrijheid binnen gestelde grenzen aan en in paragraaf 2.8 de contra-indicaties
voor het uitvaardigen van een BSBm. Als geen BSBm kan worden uitgevaardigd is in veel gevallen overleg met het OM noodzakelijk.
Pr o c es - v e r ba a l ( P V )
BOA’s die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden dat in deze landelijke handhavingstrategie is geregeld. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.
R ic h t l i j n d w a ng s om b e dr a g e n e n t e rmi j n e n
In de onderstaande tabel zijn voor de meest voorkomende overtredingen de maximale dwangsombedragen en de maximale lengte van de (begunstigings)termijnen opgenomen. De tabel geeft een richtlijn aan en biedt enig houvast bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en de te stellen termijn. De tabel is niet uitputtend bedoeld. Voor overtredingen die niet in deze tabel zijn opgenomen wordt de hoogte van de dwangsom en de te stellen termijn per specifieke situatie nader bepaald.
Afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het individuele geval kan gemotiveerd worden
afgeweken van de in de tabel genoemde waarden.
D w a ng s o m en mod a li t eit
De dwangsom dient voldoende prikkelend te werken om de overtreding te (laten) beëindigen. De dwangsombedragen dienen in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Het opleggen van een last onder dwangsom geschiedt in verschillende wettelijk voorgeschreven vormen
(modaliteiten). Deze modaliteiten zijn vastgelegd in artikel 5:32b, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht: een bedrag ineens; een bedrag per tijdseenheid dat de last niet is uitgevoerd dan wel per overtreding van de last. Het bestuursorgaan komt beleidsvrijheid toe bij de keuze voor een van deze modaliteiten.
Be gun s t i g i ng s t e r m ijn
Een last onder dwangsom omvat naast de te nemen herstelmaatregelen ook een termijn, waarbinnen de overtreder de door het bestuursorgaan opgelegde lastgeving kan uitvoeren zonder dat deze het dwangsombedrag verbeurt. Deze begunstigingstermijn mag niet wezenlijk langer worden gesteld dan noodzakelijk om de overtreding te kunnen opheffen.
V as t s t e lli n g hoogt e dw a n g s o m v o l g e n s d e i nt e r v e nt i e m a t r ix L HS
De vaststelling van de hoogte van de dwangsom wordt afhankelijk gesteld van de gepositioneerde bevinding in de interventiematrix volgens de Landelijke Handhavingstrategie. Er zijn drie bevindingen te onderscheiden:
-De bevinding is gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1,A2,A3,B1,B2 enC1). In die situatie wordt de dwangsom per tijdseenheid of per overtreding vastgesteld op (plusminus) één derde van het maximumbedrag; het te stellen maximum is het in de tabel opgenomen maximumbedrag. Als de modaliteit ‘ineens’ is omschreven blijft het dwangsombedrag
‘ineens’ gelijk aan het maximumbedrag. Een voorbeeld ter illustratie: in de tabel is een maximumbedrag van € 5.000 opgenomen voor een overtreding die binnen de lichte segmenten van de interventiematrix valt. De modaliteit is ‘per week’ omschreven. De dwangsom wordt in dat geval vastgesteld op € 5.000 / 3 = ± € 1.667 per week met een maximum van € 5.000.
-De bevinding is gepositioneerd in de middensegmenten van de interventiematrix (A4,B3,B4,C2,D1 enD2). In die situatie wordt de dwangsom per tijdseenheid of per overtreding vastgesteld op de helft van het maximumbedrag; het te stellen maximum is het in de tabel opgenomen maximumbedrag. Als de modaliteit ‘ineens’ is omschreven blijft het dwangsombedrag ‘ineens’ gelijk aan het maximumbedrag. Een voorbeeld ter illustratie: in de tabel is een maximumbedrag van € 4.000 opgenomen voor een overtreding die binnen de middensegmenten van de interventiematrix valt. De modaliteit is ‘per overtreding’ omschreven. De dwangsom wordt in dat geval vastgesteld op € 4.000 /
2 = € 2.000 per overtreding met een maximum van € 4.000.
-De bevinding is gepositioneerd in de zware segmenten van de interventiematrix (C3,C4,D3enD4).
In die situatie wordt de dwangsom (per tijdseenheid, per overtreding of ineens) vastgesteld op het maximumbedrag. Een voorbeeld ter illustratie: in de tabel is een maximumbedrag van € 3.000 opgenomen voor een overtreding die binnen de zware segmenten van de interventiematrix valt.
De modaliteit is ‘per week’ omschreven. De dwangsom wordt in dat geval vastgesteld op € 3.000 per week waarbij een maximum geldt van € 3.000.
Na het bereiken van het maximale bedrag kan besloten worden om een nieuwe last onder dwangsom, dan wel een last onder bestuursdwang op te leggen. Indien sprake is van herhaling van een overtreding – door dezelfde overtreder op een bepaald perceel – waarvoor in het verleden (binnen de afgelopen twee jaren) reeds een dwangsombeschikking is afgegeven, wordt de te stellen dwangsom verhoogd met 100%.
preventieonderzoek, bodemonderzoek, energiebesparingsonderzoek, akoestisch onderzoek etc. |
||||
O v e r t r e d i ng en m il i eu
O v e r t r e d i ng en aa n le gg e n , bou w en en sl op en
O v e r t r e d i ng en b r a nd v eil i gh eid
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-66758.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.