Gemeenteblad van Lelystad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lelystad | Gemeenteblad 2016, 65838 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lelystad | Gemeenteblad 2016, 65838 | Overige besluiten van algemene strekking |
Het college van de gemeente Lelystad,
gelezen het verslag van het gevoerde op overeenstemming gerichte overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen;
gelet op de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Lelystad 2016;
gelet op de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs;
vast te stellen de navolgende Nadere regels voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Lelystad 2016
Sinds de decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting van het rijk naar gemeenten in 1997 dienen gemeenten te beschikken over een verordening waarin de regels en procedures betreffende voorzieningen huisvesting onderwijs zijn vastgelegd. Net als de meeste andere gemeenten is voor het opstellen van deze verordening in Lelystad gebruik gemaakt van een daartoe door de VNG opgestelde modelverordening.
In Lelystad is er echter, in overeenstemming met de betrokken bevoegde gezagsorganen, van meet af aan voor gekozen om voor wat betreft de te volgen procedures af te wijken van hetgeen hierover in de modelverordening is opgenomen.
De essentie van de afwijkende procedures die in Lelystad worden gevolgd, is een integrale en beleidsrijke invulling van de gemeentelijke taak op het gebied van de onderwijshuisvesting. Dit betekent dat de gemeente en de bevoegde gezagsorganen en andere instellingen gezamenlijk trachten te komen tot een zo goed mogelijk voorzieningenniveau in de stad. De diverse en soms tegenstrijdige belangen van de betrokken partijen kunnen daardoor goed worden afgewogen en gezamenlijk kan worden gestreefd naar de beste oplossingen. Het jaarlijks opstellen van een huisvestingsprogramma op basis van een door bevoegde gezagsorganen te volgen schriftelijke aanvraagprocedure, conform de VNG-modelverordening, leent zich niet goed voor de genoemde beleidsrijke en integrale invulling van de gemeentelijke taak. Daarnaast maakt deze procedure het moeilijker om flexibel op actuele situaties in te spelen en brengt het een grotere administratieve lastendruk met zich mee. Het is daarom gewenst de werkwijzen zoals de afgelopen jaren gevolgd te continueren.
Door veranderende wetgeving ten aanzien van het onderhoud en de aanpassing van schoolgebouwen is het noodzakelijk gebleken om de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2013 en de bijbehorende procedureregels voor onderwijshuisvestingsvoorzieningen, zoals vastgelegd in de Nadere regels voorzieningen huisvesting onderwijs, te actualiseren. De raad van de gemeente Lelystad heeft daartoe de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Lelystad 2016 (hierna te noemen: de Verordening) vastgesteld.
De procedureregels betreffende onderwijshuisvestingsvoorzieningen zijn in de voorliggende Nadere regels voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Lelystad 2016 (hierna te noemen: de Nadere regels) op deze veranderingen zodanig aangepast, dat met de vaststelling ervan een rechtmatige uitvoering van het onderwijshuisvestingsprogramma kan plaatsvinden zonder dat de essentie van de reeds bestaande werkwijzen wijzigt. Door de procedureregels voor de verschillende onderwijshuisvestingsvoorzieningen zoveel mogelijk bij elkaar te brengen in één document, wordt tevens beoogd de helderheid en leesbaarheid van de toetsingskaders voor onderwijshuisvestingsvoorzieningen te vergroten.
De bepalingen in deze Nadere regels zijn aanvullend op de bepalingen van de Verordening en bedoeld om tijdig en juist te kunnen voorzien in de wettelijke taak om zowel het basis-, voortgezet als (voortgezet) speciaal onderwijs adequate huisvesting te bieden. Ze verschaffen duidelijkheid omtrent de (volgorde van) uit te voeren werkzaamheden en het tijdspad waarbinnen deze werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. Daarnaast verschaffen ze helderheid over de (wijze van) beoordeling van aanvragen voor onderwijshuisvestingsvoorzieningen voor die zaken waarin de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs en de Verordening niet of onvoldoende voorzien.
Achtereenvolgens zijn hieronder de Nadere regels weergeven voor de volgende processen:
Hoofdstuk 2 Integraal Huisvestingsplan Onderwijs
Hoofdstuk 4 Gebruik lokalen bewegingsonderwijs voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs (inroostering gebruik);
In deze Nadere regels zijn daarnaast nadere bepalingen opgenomen voor:
Hoofdstuk 5 Verzekering van onderwijshuisvestingsvoorzieningen en vergoedingen in geval van schade.
Hoofdstuk 6 Medegebruik en verhuur van schoolgebouwen
In Hoofdstuk 7 tenslotte zijn enkele slotbepalingen opgenomen.
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 1.1. In deze Nadere regels wordt verstaan onder:
Raadde raad van de gemeente Lelystad;
College het college van de gemeente Lelystad;
Bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente Lelystad;
school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra;
school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Verordening: de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Lelystad 2016;
Voorziening: één van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de
Aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag indient;
Aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening of om bekostiging van bouwvoorbereiding als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Verordening;
WPO Wet op het primair onderwijs;
WEC Wet op de expertisecentra;
WVO Wet op het voortgezet onderwijs.
OOGO Op Overeenstemming Gericht Overleg
Hoofdstuk 2. Integraal Huisvestingsplan Onderwijs
Het programma zoals bedoeld in de Verordening maakt onderdeel uit van het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP). Het IHP is het instrument op basis waarvan de integrale afweging wordt gemaakt tussen de diverse huisvestingswensen van de bevoegde gezagsorganen en de beschikbare middelen. Het geeft inzicht in de huisvestingswensen in meerjarenperspectief en de bijbehorende benodigde gelden. Het IHP heeft betrekking op de voorzieningen die zijn omgeschreven in artikel 2 onder a, b, c en d van de Verordening en de bouwvoorbereiding zoals omschreven in artikel 3 van de Verordening. Het betreffen kortgezegd investeringen in nieuwbouw, uitbreiding, verplaatsing, het terrein, eerste inrichting alsmede de bekostiging van bouwvoorbereiding daarvan.
Ten aanzien van het IHP-proces gelden de volgende algemene uitgangspunten:
Vanaf het derde jaar (t+2) heeft het IHP een intentioneel karakter. De hierin opgenomen voorzieningen geven geen garantie voor feitelijke realisatie ervan in het aangegeven jaar. De definitieve beoordeling van de noodzaak, omvang en kosten van te treffen voorzieningen vindt namelijk plaats bij de vaststelling van het IHP voorafgaande aan het jaar waarin de voorziening is gepland;
Wanneer voor het eerste jaar (t) van de betreffende IHP-periode voorzieningen noodzakelijk zijn, gelet op de voortgang van het onderwijs, en waarmee in de voorafgaande IHP‘s nog geen rekening is gehouden, wordt voor deze voorzieningen een spoedprocedure gevolgd, conform hoofdstuk 3 van de Verordening1.
Bij de hieronder beschreven te volgen stappen in het IHP proces, wordt onderscheid gemaakt tussen de totstandkoming van de planning van het IHP en de uitvoering van het IHP.
Artikel 2.1 Inventariseren – eerste IHP-overleg
Artikel 2.2. Leerlingenprognose
Artikel 2.3. Afstemmen – Tweede IHP-overleg
Indien nodig vindt nader overleg plaats met individuele bevoegde gezagsorganen en/of voorzien bevoegde gezagsorganen over hun aanvragen van een nadere onderbouwing (artikel 5 en 8 van de Verordening) tot uiterlijk 15 januari van het jaar waarin het IHP wordt vastgesteld waarop hun aanvraag betrekking heeft.
Op basis van de uitkomsten van de overleggen met de bevoegde gezagsorganen wordt een concept IHP
opgesteld door het college, waarin de aangevraagde voorzieningen in meerjarig perspectief worden geplaatst en worden voorzien van een beleidsmatige, juridische en financiële onderbouwing.
Artikel 2.5. Op Overeenstemming Gericht Overleg
Artikel 2.6. Besluitvorming college en raad
Artikel 2.7 Bekendmaken besluit IHP
Binnen vier weken na de datum van vaststelling van het IHP wordt het programma en het overzicht van voorzieningen door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen.
Artikel 2.8. Eerste inrichtingsvoorzieningen (onderwijsleerpakketten en meubilair)
Op grond van de bepalingen in de Verordening heeft een basisschool of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs recht op middelen voor de aanschaf van aanvullende onderwijsleerpakketten en meubilair wanneer het aantal leerlingen is gegroeid. Voor alle onderwijssectoren is de bekostiging van de eerste inrichting gekoppeld aan het aantal m2 bruto vloeroppervlakte waarvoor de voorziening nieuwbouw of uitbreiding wordt toegekend en er nog niet eerder bekostiging heeft plaatsgevonden. De basis voor het vaststellen van de toegenomen omvang van een school wordt gevormd door de 1 oktober leerlingentelling van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanspraak op de middelen bestaat. Voor de toekenning van middelen voor onderwijsleerpakketten en meubilair geldt daarom een versnelde procedure. De middelen voor uitbreiding van eerste inrichtingsvoorzieningen worden op basis van de voorafgaande 1 oktober -telling meegenomen voor het eerste jaar van het IHP. Het betreffende bevoegd gezag ontvangt uiterlijk 1 oktober van het jaar waarin de aanspraak op de middelen bestaat een beschikking op basis waarvan de middelen beschikbaar worden gesteld. Over de besteding van deze middelen hoeft door het bevoegd gezag geen verantwoording te worden afgelegd.
De bepalingen in artikelen 2.9 t/m 2.12 zijn op de afhandeling van besluiten over de toekenning van eerste inrichtingsgelden niet van toepassing.
Artikel 2.9 Overleg over wijze van uitvoering
uitvoering van de voorziening;
Artikel 2.10.a Goedkeuring bouwplan (bouwheerschap bevoegd gezag )
Artikel 2.10. b Overeenstemming bouwplan (bouwheerschap gemeente)
Indien het bouwheerschap van een toegekende voorziening bij de gemeente is belegd, wordt pas tot
uitvoering van het plan overgegaan indien met het bevoegd gezag overeenstemming is bereikt over het
accountant bij uitgaven hoger dan € 2.500.000,00, of
-een financieel verslag dat vergezeld gaat van afschriften van facturen bij uitgaven lager dan
Een spoedprocedure wordt uitsluitend gevolgd voor een aanvraag om vergoeding van een voorziening in de huisvesting die
gelet op de voortgang van het onderwijs (aantoonbaar) geen uitstel kan lijden (bijvoorbeeld in geval van brand)
2 Omdat de onderbouwing voor aanvragen voor uitbreiding van de capaciteit meestal volgt uit de door de gemeente opgestelde
leerlingenprognoses en omdat voor veel onderwijshuisvestingsvoorzieningen maximale normbedragen zijn vastgelegd in de
Verordening, is het niet altijd nodig dat bevoegde gezagsorganen een aanvraag schriftelijk indienen. Schriftelijke vastlegging
van een aanvraag in het verslag van het (eerste of tweede) IHP-overleg waarin de aanvraag is ingebracht volstaat dan.
Afhankelijk van de aard van de aanvraag en indien noodzakelijk voor een goede beoordeling ervan, kan het college op grond
van artikel 5 van de Verordening het bevoegd gezag wel verzoeken de aanvraag schriftelijk nader te onderbouwen. Ook dit
verzoek zal in het verslag van het betreffende overleg schriftelijk worden vastgelegd dan wel op andere wijze schriftelijk aan
het betreffende bevoegd gezag kenbaar worden gemaakt
3 D.i. een medewerker onderwijshuisvesting van de afdeling beleid, tenzij of totdat de gemeentelijke betrokkenheid bij de
uitvoering van de voorziening wordt overgedragen aan een gemeentelijke projectleider of aan het gemeentelijk team
gebouwenbeheer en het bevoegd gezag hiervan op de hoogte is gebracht.
Sinds 1 januari 2015 is het bevoegd gezag verantwoordelijk voor het gehele onderhoud van een niet door de gemeente in stand gehouden school. Hiertoe krijgt het bevoegd gezag middelen in de lumpsum bekostiging. Wanneer niet het bevoegd gezag maar de gemeente (juridisch) eigenaar is van het schoolgebouw is de gemeente verantwoordelijk voor het onderhoud en de exploitatie van het gebouw. Het bevoegd gezag draagt hiertoe het groepsafhankelijke deel van de rijksvergoeding voor materiële instandhouding over aan de gemeente.
Artikel 3. 1 . Hoogte van de vergoeding en het beschikbaar s tellen van de middelen
Het bevoegd gezag stelt jaarlijks het groepsafhankelijke deel van de vergoeding voor materiële instandhouding aan de gemeente beschikbaar waarbij de gemeente zich verplicht de gebouwen te exploiteren en minimaal conform de NEN2767-meting op conditieniveau 3 te onderhouden. Voor het bereken van de vergoeding voor het (voortgezet) speciaal onderwijs wordt aangesloten bij de methodiek van het basisonderwijs en omgerekend naar het aantal vierkante meter gebruik. Wanneer een bevoegd gezag zelf (een deel van) de exploitatielasten op zich neemt, bijvoorbeeld schoonmaak, wordt dit in mindering gebracht.
A rtikel 3. 2 . Onderhoud b rede schoolpleinen
Het bevoegd gezag ontvangt voor het onderhoud van de schoolpleinen een rijksvergoeding in de materiële instandhouding. In Lelystad zijn enkele schoolpleinen ingericht als breed schoolplein die buiten schooltijden toegankelijk zijn voor kinderen in de wijk. Het onderhoud van een breed schoolplein is derhalve een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag draagt voor elk breed schoolplein de middelen voor het tuinonderhoud afkomstig uit de materiële instandhouding jaarlijks over aan de gemeente.
Hoofdstuk 4 Gebruik lokalen bewegingsonderwijs voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs (inroostering gebruik)
Jaarlijks dient voor het gebruik van lokalen bewegingsonderwijs door het basisonderwijs en (voorgezet) speciaal onderwijs een rooster te worden opgesteld voor de verdeling van de beschikbare capaciteit. Bevoegde gezagsorganen dienen hiertoe ieder jaar vóór 1 april opgave te doen van het gewenste onderwijsgebruik van lokalen bewegingsonderwijs in het daarop volgende schooljaar. Deze opgave wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 7 van de Verordening, met dien te verstande dat voor de afhandeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit hoofdstuk geldt. De in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen zijn aanvullend op de in artikel 29 van de Verordening opgenomen bepalingen. Ze zijn opgesteld om uitvoering te kunnen geven aan het in het kader van het ‘Visiedocument School, Sport en Bewegen (2010)’ genomen besluit van het college om - in overeenstemming met de betrokken bevoegde gezagsorganen - de inroostering van het gebruik van lokalen bewegingsonderwijs onder te brengen bij Stichting SchOOL. De uitvoering van dit besluit gebeurt op basis van de volgende bepalingen.
Stichting SchOOL stelt op basis van de ingediende aanvragen en op basis van de bepalingen, zoals opgenomen in artikel 29 van de Verordening, een voorstel tot inroostering op van het onderwijsgebruik door scholen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen lokalen bewegingsonderwijs.
Het college stelt voor aanvang van de zomervakantie de definitieve inroostering van het gebruik van de lokalen bewegingsonderwijs vast voor het volgende schooljaar. Indien het college daarbij afwijkt van de bedenkingen zoals bedoeld onder artikel 4.1, lid 3 sub b of indien het afwijkt van het voorstel van Stichting SchOOL dan wordt dit schriftelijk gemotiveerd in de onder artikel 4.1, lid 5 bedoelde mededeling.
Hoofdstuk 5 Verzekering van onderwijshuisvestingsvoorzieningen en vergoedingen
De gemeente kan op basis van artikel 92 van de WPO, artikel 76c van de WVO en artikel 90 van de WEC worden aangesproken voor herstel van schade aan onderwijsgebouwen, onderwijsleerpakketten en meubilair als gevolg van bijzondere omstandigheden. In de navolgende artikelen is uitgewerkt hoe de gemeente met dit soort situaties omgaat.
Artikel 5 . 1 Begripsbepalingen
In aanvulling op de in hoofdstuk 1 opgenomen begripsomschrijvingen wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:
1.Inboedel:Alle roerende zaken in het schoolgebouw behorende tot het onderwijsleerpakket,
inclusief automatiseringsapparatuur, met uitzondering van:
Artikel 5 . 2 Door de gemeente te vergoeden schade en uitsluiting van schadevergoeding
Schade veroorzaakt doordat een dader zich de toegang tot het gebouw, waarin de inboedel zich bevindt, heeft verschaft door inbraak gepleegd in bedoeld gebouw, alsmede de beschadiging ten gevolge van een en ander aan de inboedel gebracht. Dit geldt uitsluitend indien sporen van braak aan de buitenzijde van het gebouw geconstateerd kunnen worden of - doch uitsluitend indien het gebouw verhuurd is aan of mede in gebruik is bij derden, waardoor de verzekerde geen toezicht kan uitoefenen op de aldus bij derden in gebruik zijnde gedeelte(n) van het gebouw – indien sporen van braak geconstateerd kunnen worden aan het gedeelte van het gebouw, waarin de goederen/zaken aanwezig zijn;
automatiseringsapparatuur, zoals PC`s, beeldschermen, laptops aanwezig binnen de school,
dekking indien de apparatuur aantoonbaar niet ouder is dan 3 jaar. Voor automatiseringsapparatuur,
conform de daarvoor geldende verzekeringsvoorschriften, bevestigd aan een wand of plafond, zoals bijvoorbeeld beamers en digiborden, wordt een andere termijn gehanteerd, te weten de in de boekhouding opgenomen afschrijvingstermijn. De school is zelf verantwoordelijk voor een overzicht van de aangekochte apparatuur met de datum van aankoop, inclusief (kopie) aankoopbewijs, alsmede een
boekhoudkundig overzicht ten aanzien van de afschrijving voor het automatiseringsapparatuur bevestigd
aan een wand of plafond conform de daarvoor geldende voorschriften.
waarbij sprake is van schuld of nalatigheid van het bevoegd gezag of haar personeel zowel onderwijzend als niet-onderwijzend, door het bevoegd gezag aangesteld en/of daaraan ondergeschikt, zoals beschreven is in boek 6, artikel 162 van het Burgerlijk Wetboek veroorzaakt door bewuste roekeloosheid, met opzet of goedvinden van het bevoegd gezag en/of haar personeel, zowel onderwijzend als niet- onderwijzend, door het bevoegd gezag aangesteld en/of daaraan ondergeschikt;
Artikel 5 . 3 Verplichtingen van het bevoegd gezag
4. Het bevoegd gezag dient, tenzij hierover met de gemeente schriftelijk afwijkende afspraken zijn gemaakt, binnen 1 maand na constatering een aanvraag om schadevergoeding in bij het college vergezeld van:
De door de gemeente verzekerde waarde van de inventaris, op basis van nieuwwaarde, wordt voldoende geacht voor de maximale vergoeding voor de gehele inventaris in het schoolgebouw waarvoor de gemeente de wettelijke verplichting heeft deze te vergoeden in geval van schade en tevens voor het deel dat door het bevoegd gezag zelf is aangeschaft. Indien het bevoegd gezag de verzekerde waarde onvoldoende acht, zal zij dit middels een taxatierapport moeten aantonen.
3. Als de schade meer bedraagt dan € 2.500,-, zal de vaststelling van de omvang van de schade geschieden door inschakeling van de verzekeraar van de gemeente.
Wanneer gelden door de gemeente of haar verzekeraar beschikbaar zijn gesteld ter voldoening van de geleden schade en na verloop van tijd de dader(s) van het gepleegde feit bekend wordt (worden), dan treedt de gemeente dan wel haar verzekering in alle rechten die het bevoegd gezag ter zake van die schade tegen derden mocht hebben.
Hoofdstuk 6 M edegebruik en verhuur van schoolgebouwen
Voor het gebruik van leegstand maken de WPO, WEC en WVO onderscheid in medegebruik en verhuur. Medegebruik van een leegstaand schoolgebouw kan alleen door onderwijspartijen of culturele, maatschappelijke of recreatieve instellingen die door de overheid worden bekostigd. Aan andere partijen wordt het schoolgebouw verhuurd door het bevoegd gezag en moet k een commerciële huurprijs c.q. marktconforme huurprijs worden berekend. Dit betekent dat de huurprijs in ieder geval de stichtings- en exploitatiekosten moet dekken. Ook kinderopvang is sinds de inwerkingtreding van de Wet op kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen een commerciële activiteit. Gelet op de definitie van (mede-)gebruik is het voor gemeenten niet mogelijk om ruimte in een schoolgebouw in medegebruik te geven aan een kinderopvangorganisatie.
Artikel 6 . 1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op de in hoofdstuk 1 opgenomen begripsomschrijvingen, wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:
lestijden niet door de school in gebruik is.
Artikel 6 . 3 Medegebruikstarieven
De medegebruikende instelling betaalt aan de eigenaar van het gebouw voor het gebruik van leegstand een vergoeding conform artikel 25 van de Verordening.
Artikel 6 .4 Verhuur, verzoek tot verhuur en procedure
Het bevoegd gezag brengt bij de huurder van leegstaande ruimte(n) in het schoolgebouw, waarvan het bevoegd gezag eigenaar is, een marktconforme huurvergoeding in rekening.
Artikel 6 .6 V ergoeding stichtingskosten
Artikel 6 .7 Medegebruik en verhuur bij eigendom gemeente
Voor de verhuur aan commerciële instellingen en/of ten behoeve van commerciële activiteiten, sluit de gemeente een huurovereenkomst af, waarmee de hoogte van en de betaling van de huurvergoeding wordt geregeld en de wijze waarop de kosten van het beheer, de exploitatie- en de stichtingskosten worden doorberekend.
Artikel 6 . 8 Vervangende huisvesting
De huurder kan bij het college nimmer aanspraak maken op vervangende huisvesting wanneer de huurovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 6.4, lid 7 en 6.7, lid 2, wordt beëindigd.
Artikel 6 . 9 Onderhoudsverplichtingen
Verhuur van leegstand ontslaat het bevoegd gezag niet van de onderhoudsverplichtingen, zoals vermeld in de artikel 106 WPO, artikel 104 WEC en artikel 76q WVO. Indien er sprake is van nalatigheid op dit gebied kan het college het bevoegd gezag aansprakelijk stellen voor de kosten van de gevolgschades.
Artikel 6 . 1 0 Aanpassingen aan het gebouw
Artikel 6 . 1 1 Overgangsbepaling
Artikel 7 .1 Ontheffing, hardheidsclausule, onvoorzien
a.Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van één of meerdere verplichtingen van deze
b.Indien naar het oordeel van het college in bijzondere individuele gevallen de toepassing van een artikel
van deze Nadere regels leidt tot een onbillijke situatie, dan is het college bevoegd hiervan af te wijken.
c.In gevallen die uitvoering van deze Nadere regels betreffen en waarin deze Nadere regels noch de Verordening voorzien, beslist het college.
Artikel 7 .2 Citeertitel en inwerkingtreding
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 29 maart 2016
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-65838.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.