Gemeenschappelijke Regeling Amstelland-Meerlandenoverleg

 

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

 

Begrippen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemende gemeente een aan de regeling deelnemende gemeente;

  • b.

    overlegorgaan het orgaan als bedoeld in artikel 3 van de regeling;

  • c.

    raad, college en burgemeester de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de deelnemende gemeente(n);

  • d.

    regeling deze gemeenschappelijke regeling;

  • e.

    Wgr Wet gemeenschappelijke regelingen.

Aanhaling van artikelen

Artikel 2

Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of regeling van toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van “de gemeente”, “de raad c.q. algemeen bestuur”, “burgemeester en wethouders” en “de burgemeester” telkens gelezen: “het overlegorgaan”, “het plenair overleg”, “het dagelijks bestuur” en “de voorzitter”.

 

Openbaar lichaam en samenwerkingsgebied

Artikel 3
  • 1.

    Er is een overlegorgaan genaamd: Amstelland-en Meerlandenoverleg, welke is gevestigd in Haarlemmermeer.

  • 2.

    De regeling geldt voor het samenwerkingsgebied.

Belang en Doelstelling

Artikel 4
  • 1.

    Het overlegorgaan heeft zich ten doel gesteld de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten ten aanzien waarvan eenheid van beleid met het oog op een evenwichtige ontwikkeling in het gebied nodig is;

  • 2.

    De in lid 1 genoemde taak omvat:

    • a.

      Het voeren van bestuurlijk overleg over vraagstukken welke direct of indirect van belang (kunnen) zijn voor de deelnemende gemeenten;

    • b.

      Het waar mogelijk op elkaar afstemmen van het in elk van de deelnemende gemeenten te voeren beleid met betrekking tot grensoverschrijdende vraagstukken;

    • c.

      Het streven naar het innemen van gemeenschappelijke standpunten en waar mogelijk en wenselijk het naar buiten brengen ervan;

    • d.

      Het stimuleren en intensiveren van contacten met andere gemeenten en regioverbanden.

  • 3.

    Het overlegorgaan voert de in lid 1 genoemde taak uit door over de daarvoor in aanmerking komende belangen te beraadslagen en te besluiten c.q. de besluitvorming door de deelnemende gemeenten afzonderlijk voor te bereiden.

  • 4.

    Het overlegorgaan zal bevorderen dat ten aanzien van voor de deelnemende gemeenten van belang zijnde onderwerpen, waarover een gemeenschappelijk standpunt is ingenomen en die tot de competentie van de raden behoren door de colleges van burgemeester en wethouder aan de raden voorstellen van gelijke strekking worden voorgelegd.

Hoofdstuk II Het bestuur van de regeling

 

Bestuursorganen

Artikel 5

De bestuursorganen van het overlegorgaan zijn:

  • a.

    Het plenair overleg;

  • b.

    Het dagelijks bestuur;

  • c.

    De voorzitter.

De samenstelling

Artikel 6
  • 1.

    Het plenair overleg bestaat uit de (alle) leden van de colleges van burgemeester en wethouders. De vergaderingen van het plenair overleg worden bijgewoond door de secretarissen van de deelnemende gemeenten. Zij hebben daarin een adviserende stem.

  • 2.

    In het plenair overleg hebben de gemeentesecretarissen geen stemrecht.

  • 3.

    De zittingsperiode van de leden van het plenair overleg is gelijk aan de zittingsperiode van de raad.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het plenair overleg eindigt van rechtswege indien een lid ophoudt lid te zijn van het college van de deelnemende gemeente, dan wel de functie van gemeentesecretaris niet langer uitoefent.

Artikel 7
  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de volgende leden;

    • a.

      De voorzitter;

    • b.

      De plaatsvervangend voorzitter;

    • c.

      Eén lid van elke deelnemende gemeente, voor zover zij niet reeds een functie als bedoeld onder a en b van dit artikellid uitoefenen.

  • 2.

    De leden worden uit het midden van het plenair overleg benoemd. Een deelnemende gemeente kan slechts één lid in het dagelijks bestuur hebben.

  • 3.

    Eén gemeentesecretaris, aan te wijzen door en uit het plenair overleg, woont de vergaderingen van het dagelijks bestuur als toehoorder en zonder stemrecht bij.

  • 4.

    Degene die ophoudt lid te zijn van het plenair overleg, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de voorzitter.

  • 6.

    In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk door het plenair overleg een nieuw lid benoemd.

Artikel 8

De voorzitter, alsmede een plaatsvervangend voorzitter, worden door het plenair overleg uit zijn midden benoemd. Voor zover op basis van artikel 14 een commissie, bestaande uit de portefeuillehouders bestuurszaken is ingesteld, doet deze hiertoe een aanbeveling.

Hoofdstuk III De bevoegdheden van de bestuursorganen

 

De bevoegdheden van het plenair overleg

Artikel 9

Alle bevoegdheden in het kader van de Wgr en deze regeling, die niet zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter, behoren aan het plenair overleg.

De bevoegdheden van dagelijks bestuur

Artikel 10

Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:

  • a.

    Het voorbereiden van al hetgeen aan het plenair overleg ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

  • b.

    Het voorstaan van de belangen van het overlegorgaan bij andere overheden, instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het overlegorgaan van belang is;

  • c.

    Het uitvoeren van de besluiten van het plenair overleg;

  • d.

    Het houden van toezicht op al wat het overlegorgaan aangaat.

De bevoegdheden van de voorzitter

Artikel 11
  • 1.

    De voorzitter is zowel de voorzitter van het plenair overleg als van het dagelijks bestuur. Hij is belast met de leiding van de vergadering van deze bestuursorganen, en ondertekent de stukken die van deze bestuursorganen uitgaan.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de uitvoering van de besluiten van de bestuursorganen van het overlegorgaan.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het overlegorgaan in rechte.

Hoofdstuk IV De werkwijze van de bestuursorganen

 

De werkwijze van het plenair overleg

Artikel 12
  • 1.

    Het plenair overleg vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of wanneer tenminste drie leden hier schriftelijk om verzoeken met opgave van redenen. Het reglement van orde bepaalt binnen welke termijn in dit laatste geval een vergadering wordt gehouden.

  • 2.

    De voorzitter bepaalt de plaats, datum en tijdstip van de vergadering.

  • 3.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk op.

  • 4.

    De vergadering vindt geen doorgang in geval niet meer dan de helft van de leden is opgekomen, blijkende uit de presentielijst.

  • 5.

    Het verslag van de vergadering wordt zo spoedig mogelijk aan de raden van de deelnemende gemeenten ter kennisneming toegezonden.

  • 6.

    Het plenair overleg stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

  • 7.

    Het reglement van orde en eventuele wijzigingen daarop worden ter kennisneming aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden.

  • 8.

    Op de vergadering van het plenair overleg zijn de artikelen 22 en 23 Wgr van overeenkomstige toepassing, voor zover daar in deze regeling niet van is afgeweken.

De werkwijze van het dagelijks bestuur

Artikel 13
  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste drie leden van het dagelijks bestuur hier schriftelijk om verzoeken met opgave van redenen.

  • 2.

    Op de vergadering van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 54, leden 1 en 2, 98 en 99 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk V Commissies

Artikel 14
  • 1.

    Met inachtneming van artikel 24 van de Wgr kunnen commissies worden ingesteld. Het orgaan dat een commissie instelt, regelt tevens de taak en bevoegdheden van de commissie.

  • 2.

    De commissies vergaderen zo vaak de voorzitter van de commissie dit nodig acht of ten minste drie leden dit schriftelijk met opgave van redenen verzoeken.

Hoofdstuk VI De Ambtelijk Secretaris

Artikel 15
  • 1.

    Het dagelijks bestuur benoemt, gehoord het plenair overleg, een ambtelijk secretaris. Het college van de plaats van vestiging stelt hiervoor een ambtenaar beschikbaar.

  • 2.

    De ambtelijk secretaris ondersteunt de bestuursorganen in alles wat hen aangaat.

  • 3.

    De ambtelijk secretaris heeft een adviserende stem.

  • 4.

    De rechtspositie van de plaats van vestiging is van toepassing op de ambtelijk secretaris.

  • 5.

    Bij afwezigheid, ziekte e.d. wordt de ambtelijk secretaris vervangen op de wijze als genoemd in het eerste lid.

Hoofdstuk VII Financiën

 

Algemeen

Artikel 16
  • 1.

    De uit deze regeling voortkomende kosten komen naar rato van het aantal inwoners van de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is, voor rekening van de deelnemende gemeenten. Voor de vaststelling van het aantal inwoners wordt gebruik gemaakt van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2.

    Het plenair overleg kan besluiten bepaalde kosten buiten de verrekening van de deelnemende gemeenten te houden.

 

 

 

 

Begroting

Artikel 17
  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de algemene en financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar uiterlijk voor 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 30 april een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar en stuurt deze, voorzien van een toelichting, aan de raden van de deelnemende gemeenten. De deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur uiterlijk voor 1 juli hun zienswijzen over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 15 juli, de ontwerpbegroting, de opmerkingen van de deelnemende gemeenten en eventueel een nota van wijzigingen, aan het plenair overleg.

  • 4.

    Het plenair overleg stelt de begroting voor 1 augustus vast en zendt terstond afschriften aan de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stuurt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststelling doch uiterlijk voor 1 augustus aan gedeputeerde staten.

Rekening en jaarverslag

Artikel 18
  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt over elk verstreken kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en uitgaven onder overlegging van de daarop betrekking hebbende bescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur overleg zendt uiterlijk voor 15 april de ontwerprekening en het concept jaarverslag aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren brengen.

  • 4.

    Het plenair overleg stelt de rekening voor 15 juli vast, welke vaststelling leidt tot decharge van het dagelijks bestuur, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt binnen twee weken na vaststelling doch uiterlijk 15 juli de vastgestelde rekening en het jaarverslag aan gedeputeerde staten.

  • 7.

    De voorschriften omtrent de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van de gemeente van vestiging zijn van toepassing.

Hoofdstuk VIII Toetreding, uittreding en opheffing

 

Toetreding

Artikel 19
  • 1.

    Voor de toetreding van een gemeente kan, na overleg met het plenair overleg, worden volstaan met een daartoe strekkend besluit van de raad, het college en de burgemeester van die gemeente.

  • 2.

    Bij de in het eerste lid bedoelde toetreding stelt het plenair overleg de voorwaarden vast, waaronder deelneming aan de regeling wordt toegestaan.

  • 3.

    Alvorens besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden genomen, hoort het plenair overleg de raden van de deelnemende gemeenten over de voorgenomen toetreding en de daarvoor opgestelde voorwaarden.

Uittreding

Artikel 20
  • 1.

    Een deelnemende gemeente kan uit de regeling treden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van de raad, het college en de burgemeester van die gemeente aan het plenair overleg.

  • 2.

    Het plenair overleg regelt de gevolgen van de uittreding, de financiële gevolgen daaronder begrepen.

  • 3.

    Alvorens besluiten als bedoeld in het tweede lid worden genomen, hoort het plenair overleg de raden van de overige deelnemers.

  • 4.

    De uittreding gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het besluit tot uittreding openbaar is gemaakt.

Wijziging

Artikel 21
  • 1.

    Het plenair overleg, het dagelijks bestuur of een deelnemende gemeente kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.

  • 2.

    De regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de raden, colleges en burgemeesters van ten minste de meerderheid van de deelnemende gemeenten.

Opheffing

Artikel 22
  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij eensluidende besluiten van de raden, colleges en burgemeesters van ten minste de meerderheid van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het besluit tot opheffing wordt door het dagelijks bestuur ter kennisgeving aan gedeputeerde staten gestuurd, en treedt in werking op de eerste dag van de daarop volgende maand.

  • 3.

    In geval van opheffing besluit het plenair overleg tot liquidatie en stelt daar voor de benodigde regels vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4.

    Het plenair overleg stelt, gehoord de deelnemende gemeenten, een liquidatieplan vast. Het liquidatieplan voorziet in de financiële gevolgen, welke de opheffing heeft. Ten aanzien van de liquidatierekening is artikel 18 voor zoveel mogelijk van toepassing.

  • 5.

    Zo nodig blijven de bestuursorganen ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

Hoofdstuk IX Archief

Artikel 23
  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van het overlegorgaan, De voorschriften omtrent de zorg, bewaring en het beheer alsmede die omtrent het toezicht van de gemeente van vestiging zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De ambtelijk secretaris is belast met de bewaring en het beheer als bedoeld in het vorige lid.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

 

Inwerkingtreding, duur en titel van de regeling

Artikel 24
  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin deze is bekendgemaakt.

  • 2.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3.

    Het college van de gemeente Haarlemmermeer is belast met de bekendmaking in alle deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Binnen een maand na vaststelling van de regeling dragen de colleges van de gemeenten zorg voor de opname van de regeling in het register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    Het college van de gemeente Haarlemmermeer zendt de regeling aan gedeputeerde staten.

  • 6.

    Het bepaalde in het derde tot en met het vijfde lid is ook van toepassing op besluiten tot toetreding en uittreding tot de regeling alsmede tot wijziging en opheffing van de regeling.

  • 7.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Amstelland- Meerlandenoverleg.

Aldus vastgesteld door de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, De Ronde Venen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel en Uithoorn.

Naar boven