Vierde wijziging Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de concerndirecteur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van 5 april 2016, registratienummer 16MO4367;

 

gelet op artikel 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015;

besluit vast te stellen:

 

Vierde wijziging van de Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikel I

De Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt gewijzigd als volgt:

 

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

  • a.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Het college kan een maatwerkvoorziening voor een langere periode dan vijf jaar verstrekken, als dit gezien de aard van de maatwerkvoorziening en de omstandigheden van de cliënt verantwoord is.

  • b.

    Onder vernummering van het vijfde tot het vierde lid, vervalt het vierde lid.

B

Artikel 10a komt te luiden als volgt:

 

Artikel 10a Blijk van waardering voor mantelzorgers

  • 1.

    De attentie die het college jaarlijks op grond van artikel 21 van de verordening beschikbaar stelt bestaat uit een Rotterdampas.

  • 2.

    Om in een kalenderjaar in aanmerking te komen voor een attentie, moet de mantelzorger vóór 15 december een mantelzorgverklaring aanvragen bij de gemeente.

  • 3.

    De mantelzorger heeft recht op maximaal één Rotterdampas per kalenderjaar, ongeacht voor hoeveel personen hij mantelzorger is.

  • 4.

    Het college stelt per kalenderjaar voor maximaal 25.000 mantelzorgers een Rotterdampas beschikbaar, waarbij de toekenning op volgorde van binnenkomst wordt afgehandeld.

  • 5.

    Als de Rotterdampas door toedoen van de mantelzorger onrechtmatig is verstrekt en het college gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 21, derde lid, van de verordening, sluit het college de mantelzorger uit van het recht op een attentie voor een periode van:

    a. één kalenderjaar als de attentie de eerste keer onrechtmatig is verkregen;

    b. drie kalenderjaren als er sprake is van recidive bij het verkrijgen van een attentie.

C

Artikel 10b komt te luiden als volgt:

 

Artikel 10b Tegemoetkoming meerkosten zorg

  • 1.

    De persoon op wie de meerkosten in een peiljaar, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de verordening, betrekking hebben dient op de datum waarop de aanvraag door het college is ontvangen woonachtig te zijn in Rotterdam.

  • 2.

    Als de meerkosten betrekking hebben op een persoon die op de aanvraagdatum nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, wordt de aanvraag gedaan door de ouder die op de datum van ontvangst van de aanvraag woonachtig is in Rotterdam of een door de rechter benoemde wettelijk vertegenwoordiger.

  • 3.

    Meerkosten worden aannemelijk geacht als de persoon tot de doelgroep van de Tegemoetkoming meerkosten zorg behoort en er in het peiljaar sprake was van:

    • a.

      een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget in het kader van de wet;

    • b.

      extra kosten in verband met zijn beperking, chronische ziekte of chronisch psychisch of psycho-sociaal probleem, zoals:

      • 1°.

        bewassing;

      • 2°.

        verwarming van de woning;

      • 3°.

        kledingslijtage;

      • 4°.

        een door een arts of diëtiste voorgeschreven dieet;

      • 5°.

        maaltijdservice;

      • 6°.

        niet vergoede medicijnen op voorschrift van een arts.

  • 4.

    Als meerkosten worden in ieder geval niet aangemerkt de kosten waarvoor een vergoeding mogelijk is op grond van de zorgverzekering, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet.

  • 5.

    Als gedurende het peiljaar de situatie van de persoon wijzigt, waardoor een ander toetsingsinkomen van toepassing wordt, wordt het toepasselijke toetsingsinkomen naar rato vastgesteld.

  • 6.

    Als de meerkosten betrekking hebben op een minderjarig kind, worden de inkomsten en het toetsingsinkomen in aanmerking genomen van degene die op grond van artikel 2.1.5 van de wet als bijdrageplichtige ouder(s) kan/kunnen worden aangemerkt, tot de maand na de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

  • 7.

    De hoogte van de tegemoetkoming meerkosten zorg bedraagt € 250.– per kalenderjaar.

  • 8.

    De beschikking wordt gegeven binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.

D

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘vóór 1 januari 2016 of hij de indicatie uiterlijk vanaf 1 januari 2016’ gewijzigd in: vóór 1 januari 2017 of hij de indicatie.

Artikel II

De toelichting bij de Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt gewijzigd als volgt:

 

A

De toelichting bij artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

  • a.

    In de eerste alinea wordt na de eerste zin (Uitgangspunt is.... vijf jaar geldt) de volgende tekst ingevoegd:

    In sommige situaties kan de maatwerkvoorziening ook voor een langere periode dan vijf jaar worden verstrekt. Hierbij spelen de aard van de voorziening en de omstandigheden van de cliënt een rol.

    Zo zal een woningaanpassing vaak voor langere tijd (of zelfs onbeperkt) worden verstrekt. Hetzelfde geldt voor hulpmiddelen, zoals een scootmobiel, of een rolstoel. Immers, het gebeurt zelden dat iemand daar slechts voor een paar jaar gebruik van hoeft te maken.

    Als omstandigheden van de cliënt kunnen diverse aspecten relevant zijn. Bijvoorbeeld:

    – zijn de beperkingen blijvend of tijdelijk, progressief of stabiel;

    – wat is de leeftijd van de cliënt;

    – als de verstrekking van de maatwerkvoorziening mede afhankelijk is geweest van de leefsituatie: zijn er in die leefsituatie wijzigingen te verwachten?

    Een afwijking van de termijn van vijf jaar is voor alle maatwerkvoorzieningen in principe mogelijk, al zal dat in de situatie dat een arrangement op meerdere resultaatgebieden wordt verstrekt niet snel aan de orde zijn. Bij een enkelvoudig arrangement voor huishoudelijke verzorging kan een langere termijn wel aan de orde zijn. Bijvoorbeeld voor een ouder persoon waarbij redelijkerwijs geen vooruitgang meer te verwachten valt.

    De periode waarvoor de maatwerkvoorziening wordt verstrekt laat onverlet dat er door een wijziging in de omstandigheden, al dan niet op verzoek van de cliënt tussentijds een herziening aan de orde kan zijn. Dit geldt ook als door bijvoorbeeld gewijzigde wet- en regelgeving of beleid de maatwerkvoorziening niet langer meer tot het voorzieningenpakket behoort.

  • b.

    De derde en vierde alinea (Als duidelijk is .....op welke termijn.) vervallen.

B

De toelichting bij artikel 10a wordt gewijzigd als volgt:

  • a.

    In de tweede alinea wordt het tekstdeel ‘Als een mantelzorger al …… komen voor de Rotterdampas’ gewijzigd in:

    De mantelzorger moet een mantelzorgverklaring aanvragen bij de gemeente, waarmee hij vervolgens de Rotterdampas kan verkrijgen. De mantelzorgverklaring kan in persoon of digitaal worden aangevraagd.

  • b.

    In de derde alinea wordt het tekstdeel ‘Er worden voor 2015 …. opnieuw bezien.’ gewijzigd in:

    Er worden per kalenderjaar maximaal 25.000 attenties beschikbaar gesteld op basis van de mantelzorgverklaring en daarbij geldt dat deze op volgorde van binnenkomst van de verzoeken ter beschikking worden gesteld.

C

De toelichting bij artikel 10b komt te luiden als volgt:

Op grond van de verordening spelen bij de beoordeling van het recht op een Tegemoetkoming meerkosten zorg het inkomen en de meerkosten over het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend relevant. Dat is het peiljaar.

 

In het eerste lid is geregeld dat de persoon op wie de meerkosten betrekking hebben, op de datum waarop de aanvraag door het college is ontvangen, woonachtig moet zijn in Rotterdam.

Dit geldt voor het minderjarig kind, als de meerkosten daar betrekking op hebben.

Dit geldt voor de volwassene, als de meerkosten betrekking hebben op een volwassene.

Op grond van het tweede lid geldt ten aanzien van het minderjarig kind dat op de datum van ontvangst van de aanvraag ook de ouder woonachtig moet zijn in Rotterdam.

 

Meerkosten worden op basis van twee situaties aannemelijk geacht:

  • er was in het peiljaar sprake van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget voor de persoon;

  • er was geen maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget, maar de persoon kan aannemelijk maken dat hij als gevolg van zijn beperking, chronische ziekte, chronisch psychisch of psychosociaal probleem meerkosten heeft.

    In het derde lid, onderdeel b, staan voorbeelden genoemd wanneer zulke meerkosten aannemelijk zijn.

Kosten die vergoed kunnen worden op grond van de basis ziektekostenverzekering worden niet aangemerkt als meerkosten in het kader van deze regeling.

 

Iemand komt slechts in aanmerking voor een tegemoetkoming, als zijn inkomen niet meer bedraagt dan het toetsingsinkomen. Dit toetsingsinkomen bedraagt 130% van het bruto minimum inkomen voor gehuwden en 70% van dit bedrag voor alleenstaanden met of zonder kinderen.

Bij gehuwden (of anderszins samenwonenden) wordt het inkomen van beide partners meegenomen om te bepalen of er recht bestaat op een tegemoetkoming.

 

In het vijfde lid is geregeld dat als de situatie gedurende het peiljaar is gewijzigd, waardoor een ander toetsingsinkomen relevant wordt, de berekening en vaststelling van het relevante toetsingsinkomen naar rato wordt vastgesteld. Bijvoorbeeld: iemand gaat samenwonen, of juist scheiden. Over een deel van het peiljaar wordt dan het toetsingsinkomen (naar rato) van een alleenstaande en over een deel het toetsingsinkomen van een gehuwde aangehouden.

 

In het zesde lid is geregeld dat voor een minderjarig kind het inkomen van de ouder(s) relevant is, die ook een eigen bijdrage had(den) moeten betalen als er een woningaanpassing voor het kind zou zijn verstrekt.

 

In het zevende lid is de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld. Dit bedrag geldt per persoon die aanspraak heeft op een tegemoetkoming.

 

In het laatste lid is geregeld dat de afhandelingstermijn voor een aanvraag drie maanden bedraagt, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, onverlet de mogelijkheden die de Algemene wet bestuursrecht biedt om deze termijn op te schorten of te verlengen.

 

D

In de toelichting bij artikel 12, laatste alinea, wordt ‘in 2015’ gewijzigd in: vóór 1 januari 2017.

Artikel III

Paragraaf 4 (GGZ extramuraal) van Bijlage 1 bij de Regeling maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015, wordt gewijzigd als volgt:

  • a.

    in de tabel ‘Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning’ wordt na de eerste regel een regel ingevoegd die luidt:

    Opvoedondersteuning

    (O)GGZ in opvang

    € 49,81

    € 99,61

    € 199,61

  • b.

    in de tabel ‘Maximum pgb bij inzet van informele hulp’ wordt na de eerste regel een regel ingevoegd die luidt:

    Opvoedondersteuning

    (O)GGZ in opvang

    € 34,53

    € 69,06

    € 138,13

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na de maand waarin het in het Gemeenteblad is gepubliceerd en werkt terug tot en met:

  • a.

    1 januari 2016 wat betreft de artikelen I, onderdelen A en D en II, onderdelen A en D;

  • b.

    1 maart 2016 wat betreft de artikelen I, onderdeel B en II, onderdeel B;

  • c.

    1 april 2016 wat betreft artikel III;

  • d.

    1 mei 2016 wat betreft de artikelen I, onderdeel C en II, onderdeel C, voor zover de inwerkingtreding ligt op een later tijdstip dan 1 mei 2016.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 april 2016.

De secretaris,

Ph.F.M. Raets

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Toelichting

Algemene toelichting

De Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015 (Rmor) is een regeling die zijn grondslag heeft in (o.a.) artikel 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 (hierna: verordening).

 

Gebleken is, dat de Rmor op een aantal onderdelen gewijzigd moet worden, mede in verband met de ervaringen daarmee in het eerste jaar na de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) op 1 januari 2015.

 

De wijzigingen hebben betrekking op vijf onderdelen:

  • de duur waarvoor een maatwerkvoorziening verstrekt kan worden;

  • het combi-arrangement (O)GGZ met kinderen in de opvang;

  • de blijk van waardering voor mantelzorgers;

  • de Tegemoetkoming meerkosten zorg;

  • de hoogte van het persoonsgebonden budget.

Deze wijzigingen worden artikelsgewijs nader toegelicht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, A en artikel II, A

De wijzigingen van artikel 3 hebben betrekking op de duur waarvoor een maatwerkvoorziening verstrekt kan worden. Uitgangspunt is, dat een maatwerkvoorziening voor maximaal vijf jaar wordt verstrekt. Hiervan kan zowel naar beneden als naar boven worden afgeweken.

Met deze wijziging wordt duidelijk gemaakt dat hiervoor de omstandigheden van de cliënt én de aard van de maatwerkvoorziening relevant zijn.

Artikel I, B en artikel II, B

In 2015 werd voor het eerst een waardering voor mantelzorgers verleend in de vorm van een Rotterdampas. Gezien de late invoering werd besloten dat mantelzorgers die al de beschikking hadden over een Rotterdampas ook een activiteit op hun pas konden laten zetten. De praktijk van de Rotterdampas gecontinueerd. Nu kunnen mantelzorgers al vanaf de start van het Rotterdampasjaar een aanvraag indienen voor een attentie. Om die reden komt de activiteit als alternatief te vervallen.

Er blijft een maximum gelden van 25.000 Rotterdampassen die per kalenderjaar beschikbaar worden gesteld.

Artikel I, C en artikel II, C

In 2015 werd voor het eerst een zogenaamde Tegemoetkoming meerkosten zorg verleend (TMZ). Ook in 2016 wordt deze TMZ verstrekt. In de praktijk is gebleken dat de uitvoering verduidelijking behoeft.

Dit is met de nieuwe tekst van artikel 10b gedaan.

Artikel I, D en artikel II, D

Deze wijziging betreft het tweede lid van artikel 12 met betrekking tot het overgangsrecht voor extramuraal verzilverde GGZ-C-indicaties.

De plicht om voor 1 januari 2016 een keuze te maken voor òf een maatwerkvoorziening extramuraal òf intramurale verzilvering van het GGZ-overgangsrecht wordt verlengd tot 1 januari 2017.

Artikel III

Er verblijven op een willekeurig moment rond de 600 kinderen in de opvang. In een aantal gevallen is opvoedondersteuning hierbij aan de orde. Zorgaanbieders die daarvoor zijn gecontracteerd kunnen deze huisvesting van en opvoedondersteuning aan het kind vergoed krijgen via een zogenaamd combi-arrangement.

Bij alle vormen van dienstverlening is in plaats van een maatwerkvoorziening ook een persoonsgebonden budget mogelijk, mits de cliënt aan de voorwaarden voldoet.

De wijziging van de tabel voorziet in de toevoeging van een pgb-bedrag voor deze lichte opvoedondersteuning.

Artikel IV

De inwerkingtreding van de wijzigingen is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de wijziging van de verordening, doch de wijzigingen kunnen onafhankelijk hiervan in werking treden.

De correctie van de herindicatie van personen die een GGZ-C-indicatie extramuraal verzilveren vindt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 plaats. Ook de verduidelijking over de indicatieduur vindt met terugwerkende kracht plaats tot en met 1 januari 2016.

De wijzigingen met betrekking tot de mantelzorgwaardering hebben terugwerkende kracht tot en met 1 maart 2016 (de start van het nieuwe Rotterdampasjaar).

De PGB-tarieven voor opvoedondersteuning (O)GGZ in de opvang gelden vanaf 1 april 2016, de datum waarop ook de arrangementen voor kinderen in de opvang in werking zijn getreden.

De wijziging met betrekking tot de Tegemoetkoming meerkosten zorg treedt in werking op 1 mei 2016.

Dit gemeenteblad 2016, nummer 49, is uitgegeven op 20 april 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven