Gemeenteblad van Aalten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aalten | Gemeenteblad 2016, 51457 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aalten | Gemeenteblad 2016, 51457 | Verordeningen |
Marktverordening weekmarkt Aalten 2016
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Deze verordening is van toepassing op de door burgemeester en wethouders ingestelde weekmarkt in Aalten.
Artikel 2. Inrichtingsplan en marktcommissie
Voor de markt wordt een adviescommissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet ingesteld die burgemeester en wethouders adviseert ten aanzien van marktaangelegenheden. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels ten aanzien van de samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van deze marktcommissie.
Artikel 3. Verbod uitoefening markthandel zonder vergunning
Het is verboden zonder een door of namens burgemeester en wethouders verleende standwerkvergunning als standwerker op te treden op de markt. Onder standwerker wordt verstaan iemand die publiek om zich heen verzamelt en dat door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen artikelen te kopen.
Hoofdstuk 2. Vaste standplaatsvergunningen
Artikel 5. Vrijgekomen standplaats; plaatsverbetering volgens anciënniteit
Ten aanzien van vrijgekomen vaste standplaatsen geldt het anciënniteitsstelsel. Dit houdt in dat:
burgemeester en wethouders een vrijgekomen vaste standplaats op verzoek kunnen toewijzen aan de vergunninghouder van een andere vaste standplaats. Wanneer meer vergunninghouders verzoeken om toewijzing van een vrijgekomen standplaats wordt de standplaats toegewezen aan degene die beschikt over de oudste vaste standplaatsvergunning. Als de standplaats bestemd is voor een specifieke branche of artikelgroep, komt alleen degene in aanmerking die aan dat vereiste voldoet.
Artikel 7. Overschrijven vaste standplaatsvergunning
In het geval de houder van een vaste standplaatsvergunning, die gedurende een onafgebroken periode van minimaal 3 jaar vergunninghouder is geweest, overlijdt, blijvend arbeidsongeschikt raakt, onder curatele wordt geplaatst of niet langer gebruik wenst te maken van de vaste standplaatsvergunning kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de vergunninghouder, zijn partner, zijn huisgenoot, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een andere persoon met wie hij minimaal 3 jaar duurzaam samenwoont.
De aanvraag tot overschrijving wordt geweigerd als niet wordt voldaan aan de uit dit artikel voortvloeiende eisen, als overschrijving van de vergunning in strijd is met de branche indeling als bedoeld in artikel 2 lid 2 sub c of als overigens niet wordt voldaan aan een eis waaraan een houder van een vaste standplaatsvergunning volgens deze verordening moet voldoen.
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 1, 2 en 3 alsmede van de in lid 4 genoemde termijn afwijken als de toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepalingen te dienen doelen.
Hoofdstuk 3. Dagplaatsen en standwerkers
Artikel 10. Dagplaatsvergunning
Een dagplaatsvergunning kan worden verleend voor het innemen van een standplaats voor het uitoefenen van markthandel op de markt op plaatsen die daarvoor ingevolge het inrichtingsplan in aanmerking komen en die niet worden ingenomen door de houder van een vaste standplaatsvergunning of zijn vervanger omdat voor de plaats geen vergunning geldt, de vergunning is vervallen of omdat de vergunninghouder of zijn vervanger niet in staat of bereid is de plaats in te nemen.
Voor een dagplaatsvergunning komen in aanmerking degenen die daarvoor op de marktdag vóór de aanvang van de markt bij de marktmeester een aanvraag hebben ingediend, die voldoen aan een eventueel van toepassing zijnd branche- of artikelgroepvereiste en die niet zijn uitgesloten omdat zij gedurende een of meer van de voorafgaande vier marktdagen:
De dagplaatsvergunning wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 lid 5, door de marktmeester verleend aan de in aanmerking komende gegadigde op volgorde van ontvangst van de aanvragen. Gegadigden die een artikel(soort) wensen te verkopen dat nog niet op de markt verkrijgbaar is, hebben daarbij voorrang.
Hoofdstuk 4. Algemene voorschriften voor vergunninghouders
De houder van een vaste standplaatsvergunning, zijn geregistreerde vervanger of de houder van een dagplaatsvergunning kan zich doen bijstaan door een of meer andere personen.
Degene die een standplaats of een standwerkplaats wenst in te nemen of inneemt op de markt is op eerste verzoek van de marktmeester, zijn vervanger of een andere toezichthouder verplicht zich te legitimeren en aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.
Artikel 15. Markt schoonhouden
Een vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat tijdens de door hem uitgeoefende verkoop op zijn standplaats vrij komt zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden meegenomen of verspreid. Hij voert het afval op geëigende wijze onmiddellijk na afloop van de markt af of laat het afvoeren.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen aangewezen toezichthouders.
Artikel 18. Onmiddellijke verwijdering
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling overtreedt of heeft overtreden.
Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
Een krachtens de Marktverordening Aalten 2005 verleende vergunning of ontheffing geldt als vergunning of ontheffing verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 20 april 2016.
De voorzitter, G. Berghoef
De griffier, M.A.J.B. Fiering
Het doel van deze verordening is in principe tweeledig. Ten eerste worden hiermee de kaders gecreëerd om de weekmarkt in Aalten zodanig te (her)organiseren dat de markt aantrekkelijk blijft voor zowel consumenten (een divers aanbod van goede kwaliteit) als marktkooplieden en de gemeentelijke belangen tegelijkertijd beschermd worden. Ten tweede heeft deze verordening tot doel dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten.
Op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Gemeentewet (hierna: Gemw.) kunnen burgemeester en wethouders jaarmarkten of gewone marktdagen instellen (en afschaffen of veranderen).
Nu de weekmarkt in Dinxperlo is verzelfstandigd heeft deze verordening alleen betrekking op de weekmarkt te Aalten op donderdagmorgen.
De regulering van andere ambulante handel dan waarop deze verordening van toepassing is, is te vinden in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) van de gemeente Aalten. De APV bevat bijvoorbeeld het vergunningstelsel voor evenementen, zoals braderieën en bepalingen over collecteren, venten, standplaatsen niet zijnde standplaatsen op markten en snuffelmarkten. Uit de in de APV opgenomen bepalingen blijkt steeds dat deze niet van toepassing zijn op door burgemeester en wethouders op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemw. ingestelde markten.
Artikel 2. Inrichtingsplan en marktcommissie
Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders voor de markt een op die markt toegesneden inrichtingsplan vaststellen en regelt wat daarin geregeld moet en kan worden. Het inrichtingsplan dient voorzien te zijn van een kaart waarop het in lid 2 genoemde is aangegeven. De verplichting om een inrichtingsplan vast te stellen vervangt de voorheen in de Marktverordening opgenomen bevoegdheid van het college om de inrichting van de markt te bepalen, nadere regels te stellen en een marktreglement vast te stellen. De in artikel 2 opgenomen opsomming van (al dan niet verplichte) onderdelen van het inrichtingsplan is niet limitatief. In het inrichtingsplan kan alles worden opgenomen dat voor het functioneren van de markt van belang is, zolang dat niet in strijd is met het bepaalde in deze verordening.
Burgemeester en wethouders stellen ten behoeve van de adviescommissie (marktcommissie) een reglement op waarin samenstelling, werkwijze en takenpakket worden vastgelegd (lid 4).
Artikel 3. Verbod uitoefening markthandel zonder vergunning
Vaste standplaatsvergunningen gelden in beginsel voor onbepaalde tijd, maar hier kan van worden afgeweken. Bijvoorbeeld als gewerkt wordt met een ‘proefperiode’. In bijzondere gevallen kan een andere standplaats worden aangewezen. Daarbij kan gedacht worden aan extreme weersomstandigheden, noodzakelijke reconstructiewerkzaamheden of bij evenementen.
Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijke persoon en de beperking tot één vergunning per persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van vergunningen nagestreefd. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder.
Doordat de eis van handelingsbekwaamheid niet gekoppeld is aan een minimumleeftijd komen ook zestien- en zeventienjarigen aan wie door de kantonrechter handlichting is verleend in aanmerking voor een vergunning. Er is geen reden om minderjarigen die in het rechtsverkeer als handelingsbekwaam beschouwd worden, van de vergunning uit te sluiten.
Het vereiste ‘gerechtigd in Nederland arbeid te verrichten’ ziet met name op vreemdelingen die een vergunning ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen nodig hebben.
Een verleende vergunning kan door de vergunninghouder niet worden overgedragen of verhandeld. Op grond van artikel 7 is overschrijving onder bepaalde omstandigheden wel mogelijk.
In het kader van de behandeling van de vergunningaanvraag dient de aanvrager een kopie van een geldig legitimatiebewijs over te leggen.
De bevoegdheid tot het instellen van het inrichtingsplan is bij artikel 2 lid 1 aan burgemeester en wethouders gedelegeerd. Het inrichtingsplan is van een zo centraal belang voor het ordenen van de markt dat ze door burgemeester en wethouders zelf behoren te worden vastgesteld en gewijzigd. Het toewijzen van vaste standplaatsvergunningen door middel van een selectiestelsel is fraudegevoelig. Het is daarom verstandig daarover niet te laten beslissen door een ambtenaar die geregeld met betrokkenen in aanraking komt.
Artikel 5. Vrijgekomen standplaats; plaatsverbetering volgens anciënniteit
Als een vaste standplaats vrijkomt geldt als uitgangspunt dat deze op aanvraag wordt toegewezen aan de houder van de oudste vergunning voor een vaste standplaats, tenzij die toewijzing in strijd is met het inrichtingsplan. Het anciënniteitstelsel is niet van toepassing wanneer een vaste standplaatsvergunning wordt overgeschreven als bedoeld in artikel 7.
In dit artikel is een selectiestelsel uitgewerkt waarmee aanvragen voor de te verlenen nieuwe vaste standplaatsvergunningen op bepaalde aspecten kunnen worden beoordeeld.
Voor elk van de onder lid 4 a tot en met c genoemde aspecten kunnen burgemeester en wethouders per gegadigde 0 tot en met 10 punten toekennen. De voorkeur van de adviescommissie/marktcommissie geldt als een vierde criterium. Dit criterium weegt in die zin zwaar dat de voorkeur van de marktcommissie voor een gegadigde altijd staat voor 10 punten (dus een kwart van het door een gegadigde maximaal aantal te verdienen punten). De marktcommissie dient haar voorkeur te motiveren.
Artikel 7. Overschrijven van de vaste standplaatsvergunning
Het overlijden van de houder van een vaste standplaatsvergunning, de onmogelijkheid van de vergunninghouder om nog langer zelf gebruik te maken van de vergunning of de wens van de vergunninghouder om niet langer gebruik te maken van zijn vergunning kan verstrekkende financiële gevolgen hebben voor zijn partner, zijn huisgenoot, zijn nabestaanden, de persoon die al langere tijd is geregistreerd als mede-eigenaar van diens bedrijf of zijn werknemer(s). Met het oog daarop regelt dit artikel de gevallen en voorwaarden waaronder het mogelijk is om, in afwijking van het selectiestelsel van artikel 6, een vaste standplaatsvergunning over te schrijven. Het gaat om overschrijving met alle daaraan verbonden voorwaarden en beperkingen, waaronder dus de nader bepaalde individuele standplaats.
Uit de redactie van artikel 7 blijkt dat het recht op overschrijving van de vergunning in afnemende mate toekomt aan:
Het selectiestelsel van artikel 6 is erop gericht een vrije standplaats toe te wijzen aan die marktondernemer die de meeste meerwaarde biedt voor de markt. Op dit principe wordt een uitzondering gemaakt voor de in dit artikel opgesomde (categorieën van) personen. Gegadigden voor overschrijving van de vergunning moeten aantonen dat ze aan de daaraan gestelde voorwaarden voldoen. De persoon waarmee de vergunninghouder duurzaam samenwoont of (in geval van overlijden) samenwoonde dient aan te tonen dat hij of zij gedurende minimaal de laatste 3 jaar met de vergunninghouder in dezelfde woning hoofdverblijf hield en met hem een gezamenlijke huishouding voerde. Een mede-eigenaar van het bedrijf kan dit bijvoorbeeld aantonen door de inschrijving bij de Kamer van Koophandel over te leggen. Een werknemer in loondienst toont zijn arbeidrelatie aan door het overleggen van fiscale jaaropgaven voor de inkomstenbelasting en een arbeidsovereenkomst. Met de termijn van 3 jaar worden geen kalenderjaren maar feitelijke jaren bedoeld.
Wanneer meer personen aanspraak maken op overschrijving van de vergunning en deze personen volgens de hierboven vermelde opsomming en de overige bepalingen van deze verordening een zelfde recht kunnen doen gelden (bijvoorbeeld kinderen of werknemers) schrijven burgemeester en wethouders de vergunning over op de persoon die, alle omstandigheden in aanmerking nemend, in redelijkheid het meest zou worden benadeeld door het afwijzen van zijn aanvraag tot overschrijving.
Overschrijving van een vaste standplaatsvergunning is niet mogelijk als dat in strijd is met de geldende branche-indeling/branchelijst, die onderdeel uitmaakt van het Inrichtingsplan. De branche-indeling kan door het college, op grond van gewijzigde omstandigheden en de marktcommissie gehoord, worden aangepast. Als die aanpassing inhoudt dat het aantal toegestane vergunningen in een bepaalde branche of artikelgroep wordt verminderd kan dat betekenen dat er gedurende een bepaalde periode meer vergunningen in die branche of artikelgroep zijn verleend dan de aangepaste branche-indeling toestaat. Reeds verleende vergunningen dienen immers te worden gerespecteerd omdat er sprake is van een verworven recht. Wanneer zo’n vergunning, om welke reden ook, vervalt prevaleert in beginsel het belang dat is gediend met de branche-indeling boven het individueel belang dat eventuele gegadigden hebben bij overschrijving van de vergunning. Overschrijving van de vergunning is dan dus niet mogelijk. Anders zou het immers zelfs op de langere termijn vrijwel onmogelijk zijn om de wijzigingen in de branche-indeling feitelijk te implementeren.
Nieuw in deze verordening is dat een vergunninghouder zich kan laten vervangen door vaste bij de gemeente geregistreerde vervangers (artikel 8) en dus dat niet meer strikt wordt vastgehouden aan de persoonlijke aanwezigheid van de vergunninghouder op zijn standplaats. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de in de loop der jaren gegroeide praktijk en de wens van de marktondernemers en de marktcommissie. Daar staat tegenover dat overschrijving van vergunningen alleen maar mogelijk is op personen waarvan duidelijk is dat zij een zekere feitelijke verbondenheid met de markt hebben. Deze verbondenheid blijkt uit het feit dat die persoon via de vergunninghouder al enige tijd bij de markt betrokken is, bijvoorbeeld de medevennoot van de vergunninghouder die dat al minimaal 3 jaar is of het kind van de vergunninghouder dat al 3 jaar werknemer is van de vergunninghouder. Door deze eis te stellen wordt voorkomen dat een vergunning op een persoon moet worden overgeschreven die met de markt geen enkele connectie of affiniteit heeft. Zonder die eis zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn dat het kind van een plotseling overleden vergunninghouder de vergunning op zijn naam kan laten overschrijven, terwijl hij nooit werkzaam is geweest op de markt en dat in de toekomst ook niet van plan is omdat hij zich wil laten vervangen door een vaste, bij de gemeente geregistreerde vervanger zodat hij zijn baan elders niet hoeft op te geven. Het is in het belang van (de kwaliteit van) de markt dat vergunninghouders ook daadwerkelijk bij de markt betrokken zijn en niet enkel een financieel belang daarbij hebben.
Door het stellen van de eis van 3 jaar verbondenheid wordt ook voorkomen dat de vaste standplaatsvergunning een verhandelbaar goed wordt. Zonder het stellen van die eis zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn dat een vergunninghouder korte tijd voor de dag waarop hij met de markthandel wil stoppen een werknemer in dienst neemt zodat het college gehouden is zijn vergunning aan de nieuwbakken werknemer over te schrijven. Als een standplaats vrij komt moet in beginsel iedereen in aanmerking kunnen komen voor die standplaats, waarbij het belang van de markt voorop staat. Een en ander is ook in overeenstemming met het doel van het eveneens in deze verordening geïntroduceerde selectiestelsel van artikel 6: een vrijgekomen standplaats wordt toegekend aan degene die in alle opzichten het meest een meerwaarde voor de weekmarkt betekent.
Het voorgaande neemt niet weg dat het strikt vasthouden aan de eis van 3 jaar verbondenheid onder bepaalde omstandigheden onredelijke en/of onwenselijke gevolgen kan hebben. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie dat het gezin van een plotseling overleden vergunninghouder onevenredig financieel zou worden benadeeld als de vergunning om formele redenen niet op een kind kan worden overgeschreven of de situatie waarin de partner van een plotseling overleden vergunninghouder formeel niet in aanmerking komt voor overschrijving van de vergunning omdat dit in strijd is met de voor de markt geldende branche-indeling. In dergelijke gevallen kan het college, alle omstandigheden in aanmerking nemend en alle belangen tegen elkaar afwegend, de in lid 5 opgenomen “hardheidsclausule” toepassen.
Artikel 8. Vervanging vergunninghouder en geoorloofde afwezigheid
Al langere tijd wordt de regel van persoonlijke aanwezigheid van de vergunninghouder op zijn standplaats niet meer strikt gehandhaafd. In artikel 8 van deze verordening is daarom opgenomen dat de vergunninghouder niet (meer) verplicht is om persoonlijk op de standplaats aanwezig te zijn en zich kan laten vervanger door maximaal twee bij de gemeente geregistreerde vaste vervangers. Voor de hand liggende vaste vervangers zijn bijvoorbeeld de werknemer of de partner van de vergunninghouder. Ten behoeve van de registratie van de vervanger wordt een kopie van een geldig identificatiebewijs overgelegd.
Het recht om gedurende maximaal 8 marktdagen (en maximaal 4 opeenvolgende marktdagen) per jaar de standplaats niet in te nemen stelt de vergunninghouder en zijn vaste vervangers in staat gedurende een aantal marktdagen andere activiteiten, zoals vakanties, te plannen zonder in strijd te geraken met de verplichting tot het innemen van de standplaats. De marktmeester registreert het aantal dagen dat de standplaats niet wordt ingenomen.
Het zou niet redelijk zijn een vergunninghouder het niet innemen van zijn standplaats als gevolg van een onvoorziene, plotseling opkomende en zwaarwegende omstandigheid tegen te werpen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een kortdurende ziekte, een ongeval, een sterfgeval in de familie of het niet op de weekmarkt kunnen verschijnen wegens zeer extreme weersomstandigheden. Het niet innemen van de standplaats vanwege dergelijke oorzaken gaat dan ook niet ten koste van het maximum van acht marktdagen “geoorloofde” afwezigheid als bedoeld in het tweede lid. Het college beslist over gegrondheid van de reden van afwezigheid.
Wanneer een vaste standplaats niet wordt ingenomen kunnen burgemeester en wethouders dan wel de marktmeester de vaste standplaats, al dan niet in de vorm van een dagplaats, tijdelijk aan een ander toewijzen. Aldus kan het ontstaan van lege plekken op de markt zoveel mogelijk worden voorkomen. Dezelfde standplaats wordt echter niet toegewezen aan een marktondernemer die in dezelfde branche als de vergunninghouder werkzaam is.
Artikel 9. Intrekking vaste standplaatsvergunning en vervallen vaste standplaatsvergunning bij niet innemen
Naar aanleiding van recente jurisprudentie (o.a. AB 2011/238) is ervoor gekozen om hier niet meer te spreken van schorsing maar van tijdelijke intrekking. Volgens artikel 5:4 van de Awb moet elke bestuurlijke sanctie een formeelwettelijke grondslag hebben; dat geldt voor herstelsancties evenzeer als voor bestraffende. Net als een schorsing wordt een intrekking veelal als een sanctie beschouwd, soms bestraffend, soms herstelsanctie. Bij een intrekking maakt de jurisprudentie over het algemeen echter geen punt van het eventueel ontbreken van een formeelwettelijke basis. De intrekkingbevoegdheid wordt zo nodig beschouwd als impliciet, als inbegrepen in de verleningsbevoegdheid.
Burgemeester en wethouders kunnen uiteraard gebruik maken van alternatieve middelen zoals het geven van een waarschuwing of het aanbieden van een betalingsregeling. Alvorens gebruik te maken van de relatief zware bevoegdheid tot het voor een bepaalde of onbepaalde tijd intrekken van de vergunning wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken.
Er is een algemeen belang mee gediend dat standplaatsen zoveel als mogelijk worden ingenomen. Lege plekken op de weekmarkt doen immers afbreuk aan de aantrekkelijkheid van de markt voor consumenten. Op den duur kan dat leiden tot verminderd bezoek en aantasting van de kwaliteit van de markt. Buiten de geoorloofde afwezigheid als beschreven in artikel 8 is afwezigheid enkel toegestaan vanwege bijzondere omstandigheden en (indien redelijkerwijs mogelijk) met voorafgaande kennisgeving aan de marktmeester en onder opgaaf van redenen. Burgemeester en wethouders oordelen over de gegrondheid van de reden van afwezigheid. De marktmeester administreert de afwezigheid. Als de vaste standplaats bij herhaling en/of gedurende een aaneengesloten periode van meer dan vier aaneengesloten marktdagen onaangekondigd en/of zonder legitieme reden niet wordt ingenomen besluiten burgemeester en wethouders omtrent de te ondernemen stappen.
Ingeval van tijdelijke intrekking kan tevens worden bepaald dat de standplaats vervalt. Dan zal de vergunninghouder na afloop van de intrekkingstermijn genoegen moeten nemen met een minder aantrekkelijke standplaats, hetgeen als een verzwaring van de maatregel moet worden beschouwd.
Wanneer een vergunninghouder of zijn vervanger de vaste standplaats bij aanvang van de markt niet heeft ingenomen kan de marktmeester op grond van artikel 10 resp. 11 voor die standplaats een dagplaatsvergunning of standwerkvergunning aan een ander afgeven. De weekmarkt in Aalten vangt aan om 08.00 uur.
Artikel 10. Dagplaatsvergunning
De dagplaatsvergunning wordt verleend door de door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen marktmeester.
Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de vergunning voor de betrokken plaats is vervallen voor die marktdag doordat de vergunninghouder of zijn vervanger niet tijdig is komen opdagen; zie artikel 9, vierde lid.
Het in aanmerking nemen van een langere termijn betekent dat langer dan vier marktdagen wordt ‘teruggekeken’ om te zien of de betrokkene zich heeft misdragen of in gebreke is gebleven met de betaling van zijn marktgeld.
De aanvrager van de vergunning dient te voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 3 lid 6 van deze verordening.
Artikel 11. Standwerkvergunning
De standwerkvergunning wordt eveneens verleend door de door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen marktmeester. De vergunningverlening volgt de systematiek van de dagplaatsvergunning.
Artikel 14. In acht nemen markttijden
Teneinde de markt tot het einde aantrekkelijk te houden voor het publiek en uit veiligheidsoverwegingen moet worden voorkomen dat standplaatsen al worden ontruimd voor de sluitingstijd van de markt.
Artikel 18. Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemw is bepaald dat het gemeentebestuur onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen de bevoegdheid heeft een last onder bestuursdwang op te leggen. Artikel 18 geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om een bijzondere vorm van bestuursdwang (verwijdering) toe te passen als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt of bij andere overtredingen van de marktverordening.
Bij deze vorm van bestuursdwang wordt spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:31, eerste lid, van de Awb, verondersteld. Dan kan de bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Wel dient het besluit in dat geval achteraf alsnog bekendgemaakt te worden overeenkomstig artikel 5:31, tweede lid, van de Awb jo. artikel 5:24, derde lid, van de Awb. Het hangt van de omstandigheden van het geval af of er sprake is van een spoedeisend geval, of misschien zelfs van een zeer spoedeisend geval.
Het mandateren van deze bevoegdheid is mogelijk.
Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
Deze marktverordening vervangt de oude marktverordening. Het op de oude markverordening gebaseerde marktreglement vervalt daarmee automatisch ook.
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden geen nieuwe marktondernemers meer op de wachtlijst geplaatst. Marktondernemers die voor die datum krachtens de Marktverordening gemeente Aalten 2005 op de wachtlijst werden geplaatst behouden hun rechten gedurende twee jaar na inwerkingtreding van deze verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-51457.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.