Algemene subsidieverordening gemeente Krimpenerwaard 2017

 

Geconsolideerde tekst van de regeling

Artikel 1 Toepasselijkheid van deze verordening en begripsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Bij subsidieregeling kan van deze verordening worden afgeweken, maar niet van de artikelen 2, 3, 6 en 9.

  • 3.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 4.

    Op deze verordening zijn de artikelen en begrippen uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 5.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • 6.

    De-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • 7.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • 8.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • 9.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Subsidieregelingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (‘subsidieregeling’) bepalen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 2.

    Een subsidieregeling vermeldt in ieder geval:

    • a.

      het maatschappelijke effect waar de gesubsidieerde activiteiten een bijdrage aan dienen te leveren;

    • b.

      de activiteiten en, in voorkomend geval, de personen of instellingen die voor subsidie in aanmerking kunnen komen;

    • c.

      indien van belang: het subsidieplafond en de wijze waarop de beschikbare middelen worden verdeeld.

  • 3.

    Een subsidieregeling kan verder bepalen dat de subsidie kan worden vastgesteld zonder voorafgaande verleningsbeschikking, alsmede dat afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

  • 4.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat aan een subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kunnen worden opgelegd, als ze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 5.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat een subsidieontvanger aan burgemeester en wethouders een vergoeding van vermogenswaarden verschuldigd is als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 6.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat aan een subsidieontvanger verplichtingen kunnen worden opgelegd die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan. Het ontwerp van een dergelijke subsidieregeling wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website; daarbij wordt aan eenieder de gelegenheid geboden gedurende een maand na de publicatie wensen en zienswijzen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

Artikel 3 Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. Bij subsidieregeling kunnen zij de wijze van verdeling van de betrokken subsidie bepalen. Indien geen wijze van verdeling is bepaald, zal het beschikbare budget op basis van de criteria "bijdrage aan de doelstellingen" en de "prijs- kwaliteitsverhouding" verdeeld worden. Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit wijzigen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4.

    Subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de raad wordt vastgesteld.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders verstrekken de raad jaarlijks ter informatie een overzicht van de toegewezen en de al dan niet gedeeltelijk afgewezen subsidies.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1.

    Voor zover voor het aanvragen van een subsidie niet een formulier is voorgeschreven waaruit blijkt welke gegevens moeten worden verstrekt: vermeldt een aanvraag in elk geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van de kosten van de activiteiten en een dekkingsplan. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve als bedoeld in artikel 10 op het moment van de aanvraag.

    • e.

      als de aanvrager een onderneming is:

1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

2.Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, legt een exemplaar van zijn statuten over, een opgaaf van de zittende bestuursleden alsmede een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt welke personen de rechtspersoon kunnen vertegenwoordigen, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het jaar voorafgaande aan de aanvraag.

Artikel 5 Aanvraag- en beschikkingstermijnen

  • 1.

    Een aanvraag van een subsidie die per kalenderjaar wordt aangevraagd (‘jaarsubsidie’) wordt uiterlijk 1 juni voor het begin van het betrokken jaar ingediend. Daarop wordt uiterlijk op 1 november beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden uiterlijk acht weken voor het begin van de te subsidiëren activiteiten ingediend. Daarop wordt zo mogelijk binnen vier, maar in elk geval binnen acht weken beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders de termijn verlengen.

  • 3.

    Bij aanvragen om een subsidie die, overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 6 Algemene weigeringsgronden

  • 1.

    Een subsidie wordt in elk geval geweigerd voor zover de verlening een steunmaatregel zou vormen die in strijd is met artikel 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 2.

    Een subsidie kan in elk geval worden geweigerd:

    • a.

      voor zover te subsidiëren activiteiten in strijd zijn met een wettelijke regeling;

    • b.

      voor zover activiteiten niet verenigbaar zijn met het gemeentelijke beleid;

    • c.

      voor zover activiteiten zich niet in hoofdzaak richten op de gemeente of haar inwoners, tenzij de subsidie wordt gedekt door een specifieke uitkering van het Rijk die mede is bestemd voor andere gemeenten;

    • d.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • e.

      als ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt

      • om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

      • om strafbare feiten te plegen,

een en ander als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur;

  • f.

    voor zover bepaalde groepen van deelname aan de activiteiten worden uitgesloten en daarmee naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet een nuttig doel wordt gediend, zodat sprake is van ontoelaatbare discriminatie;

  • g.

    voor zover activiteiten gericht zijn op het uitdragen van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen;

  • h.

    voor zover activiteiten zijn gericht op het maken van winst;

  • i.

    als de aanvrager een bij of krachtens deze verordening gestelde verplichting niet nakomt of als hij niet voldoet aan een daar gestelde voorwaarde om voor de subsidie in aanmerking te kunnen komen.

Artikel 7 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 8 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 9 Wijzigen en intrekken, terugvorderen subsidie

  • 1.

    a. Als na de verlening blijkt dat de subsidiëring een steunmaatregel vormt die in strijd is met artikel 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt de subsidie gewijzigd of ingetrokken en eventueel teruggevorderd.

    • b.

      Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    De subsidie kan worden gewijzigd of ingetrokken als na de verlening alsnog blijkt dat ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt

    • om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

    • om strafbare feiten te plegen,

een en ander als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur.

Artikel 10 Egalisatiereserve

  • 1.

    Is een jaarsubsidie verleend voor een in de loop van een kalenderjaar uit te voeren activiteitenplan en blijkt dat daarvoor niet de gehele subsidie nodig was, dan vormt de subsidieontvanger een egalisatiereserve van ten hoogste tien procent van het subsidiebedrag. Bedraagt het overschot meer dan tien procent, dan wordt het meerdere door burgemeester en wethouders teruggevorderd.

  • 2.

    De ontvanger van een andere dan een jaarsubsidie kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. Dan is het vorige lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de reserve een zeker bedrag niet te boven mag gaan en dat ze slechts binnen een zekere termijn kan worden gebruikt. Is de reserve gedurende deze termijn niet geheel gebruikt, dan wordt het restant door burgemeester en wethouders teruggevorderd.

Artikel 11 Aanvraag om vaststelling

  • 1.

    Een aanvraag om vaststelling van een jaarsubsidie wordt uiterlijk 1 juni na het betrokken jaar ingediend. Daarop wordt uiterlijk op 1 november beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.

  • 2.

    Een aanvraag om vaststelling van een andere subsidie wordt ingediend uiterlijk acht weken nadat de laatste gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn verlengen. Op de aanvraag wordt zo mogelijk binnen vier maar in elk geval binnen acht weken beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.

  • 3.

    Is een aanvraag om vaststelling niet tijdig ingediend, dan kunnen burgemeester en wethouders een nieuwe termijn stellen. Is de aanvraag niet binnen die termijn ingediend, dan kunnen zij de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 12 Rekening en verantwoording

  • 1.

    Een subsidie van niet meer dan € 5.000 wordt ambtshalve vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen verlangen dat de gesubsidieerde aantoont dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden, en dat hij rekening en verantwoording aflegt over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2.

    Een aanvraag om vaststelling van een subsidie van meer dan € 5.000 gaat vergezeld van een inhoudelijk verslag en een financieel verslag of jaarrekening. In een inhoudelijk verslag moet worden aangegeven of de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd. Een financieel verslag of jaarrekening bevat de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten en een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3.

    Bij een subsidie van meer dan € 50.000 wordt aan burgemeester en wethouders bij de verantwoording een accountantsverklaring overlegd.

Artikel 13 Voorschotten

Burgemeester en wethouders kunnen op een verleende subsidie voorschotten verlenen voordat ze is vastgesteld.

Artikel 14 Hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1en 2, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2.

    Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 15 Slotbepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Gemeente Bergambacht 2009, de Subsidieverordening lokaal sociaal beleid gemeente Nederlek 2006, Algemene subsidieverordening gemeente Nederlek 2002 de Algemene subsidieverordening Ouderkerk 2011, Kadernotitie subsidiebeleid Ouderkerk, Deelsubsidieverordening peuterspeelzalen Ouderkerk, de Algemene subsidieverordening Schoonhoven 2013 – 2016, de Algemene Subsidieverordening Vlist 2009, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Bergambacht, Verordening subsidiering godsdienst onderwijs 2005, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Nederlek, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Ouderkerk, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Schoonhoven, Fonds zorgzame buurt, Subsidieregeling Deskundigheidsbevordering Vrijwilligerswerk, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Vlist, de Subsidieverordening Brede Scholen Vlist, Verordening subsidiëring inzamelen oud papier 2006, Monumenten subsidieverordening gemeente Nederlek 2007 en Subsidieverordening Gemeentelijk Beschermd Dorpsgezicht vervallen zodra ze zijn uitgewerkt.

  • 2.

    Het vaststellen van subsidies die op grond van de in het eerste lid genoemde verordeningen zijn verleend geschiedt op basis van de daarin geldende bepalingen.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerstvolgende dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 april 2016. Ze is voor het eerst van toepassing op subsidies voor activiteiten die in het jaar 2017 worden uitgevoerd.

  • 4.

    Op de subsidiëring van voordien uit te voeren activiteiten zijn de in lid 1 van dit artikel genoemde verordeningen van toepassing.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Krimpenerwaard 2017.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op donderdag 29 maart 2016.

de griffier,

de voorzitter,

 

 

drs. K.E. Driehuijs

mr. T.P.J. Bruinsma

Bijlage 1 - ALGEMENE TOELICHTING

A.Waarom een nieuwe Algemene subsidieverordening?

Het vaststellen van een nieuw algemeen procedureel kader om subsidies te verstrekken is een direct gevolg van de gemeentelijke herindeling van de Krimpenerwaard. Het vervallen en vervangen van de verordeningen uit de vijf voormalige gemeenten biedt de gelegenheid om het subsidie-instrument opnieuw in te richten. Het biedt de gemeente de kans om te komen tot een benadering waarbij het doel van de activiteiten en de daarbij beoogde effecten centraal worden gesteld.

B.Subsidieverstrekking als beleidsinstrument

De gemeenteraad stelt op basis van een coalitieakkoord en beleidskaders vast dat er bepaalde effecten en doelstellingen dienen te worden gestimuleerd of nagestreefd. Die effecten en doelen krijgen een plaats en een budget in de programmabegroting. Voor de raad is het van groot belang dat de vastgestelde doelen worden behaald binnen het budget dat hij daarvoor beschikbaar stelt. Het college committeert zich aan de uitvoering van het beleid waarmee die effecten en doelstellingen worden behaald. Voor die uitvoering heeft het college verschillende beleidsinstrumenten tot zijn beschikking. Het college is verantwoordelijk voor het kiezen van een zo effectief mogelijke mix van instrumenten. Het verstrekken van subsidies is één van de instrumenten die het college kan inzetten.

Met het verstrekken van subsidies worden bepaalde activiteiten, die een bijdrage leveren aan het door de gemeenteraad vastgestelde beleid, van organisaties of particulieren financieel ondersteund. De bevoegdheid van het college om het subsidie-instrument in te zetten is een uitwerking van de dualistische rolverdeling tussen raad en college. De raad stelt a) het procedurele kader van de Algemene Subsidieverordening (hierna: ASV) vast, b) de inhoudelijke kaders van het beleid en c) stelt indicatoren vast in de begroting met het oog op de controlerende taak. De bevoegdheid tot vaststelling en wijziging van subsidieplafonds door het college biedt de ruimte om de budgetten en –doelstellingen aan te passen op actuele ontwikkelingen en nieuwe inzichten. Vanzelfsprekend is het college daarbij gehouden aan de financiële én het inhoudelijke kaders die de raad gesteld heeft voor het betreffende begrotingsprogramma.

C.Opzet van de nieuwe verordening

In de ASV wordt de hoofdstructuur van het subsidieproces geregeld. De beleidsinhoudelijke elementen worden vervolgens in nadere regels, subsidieregelingen, vastgelegd. Dit leidt ertoe dat de ASV, als uniforme hoofdregel, op subsidieverstrekking van elk beleidsterrein van toepassing kan zijn. De subsidieregeling kan namelijk ingericht worden op de specifieke eisen die op een bepaald beleidsterrein gelden. De bevoegdheid tot het vaststellen van subsidieregelingen wordt in artikel 2 van de ASV gedelegeerd aan het college. In een subsidieregeling wordt in ieder geval vastgesteld welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie. Verder kan worden vastgesteld wat de doelgroep van de subsidie is, welke kosten in aanmerking komen, hoe het beschikbare budget wordt verdeeld over de aanvragen, etc. Ook kan op punten worden afgeweken van de hoofdregels zoals neergelegd in de ASV. Hierdoor is het mogelijk een subsidieregeling op maat te snijden. Zeker waar een subsidieregeling onder een Europees steunkader wordt gebracht verdient dit aandacht.

Een aantal hoofdregels dat in de meeste gevallen zal worden toegepast, is in de ASV opgenomen: aanvraag- en beschikkingstermijnen, belangrijke weigeringsgronden (die kunnen worden aangevuld in een subsidieregeling, aangezien daar de specifieke voorwaarden zullen worden genoemd om voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen), de mogelijkheid om verplichtingen te verbinden aan een subsidie, de mogelijkheid om voorschotten te verlenen, het wijzigen of intrekken van de subsidie na de verlening, de rekening en verantwoording en de definitieve vaststelling van de subsidie nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht – dat zijn de belangrijkste onderwerpen. Het voorgestelde systeem is flexibel. De meeste regels van de ASV zullen normaliter kunnen gelden; maar voor enkele typen subsidie is dat op onderdelen te zwaar (denk aan de waarderingssubsidies, waarvoor heel lichte condities gelden), soms zullen aanvullende eisen nodig zijn. Daarom is bepaald dat een subsidieregeling kan afwijken van de ASV (behalve van artikel 2 en 3 en van de in de artikelen 6 en 9 opgenomen weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden).

Onderscheid subsidieregelingen en beleidsregels

De door het college vast te stellen subsidieregelingen zijn algemeen verbindende voorschriften en dienen bekend gemaakt te worden én opgenomen te worden in de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving. Een beleidsregel heeft een andere juridische karakter dan een subsidieregeling. Het gebruik van beleidsregels dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Beleidsregels vullen in hoe er toepassing wordt gegeven aan een bestaande bevoegdheid van het bestuursorgaan (artikel 4:81, eerste lid, van de Awb). Beleidsregels binden alleen het bestuursorgaan zelf en werken niet extern. Met beleidsregels kunnen niet rechtstreeks verplichtingen aan burgers worden opgelegd. In ieder geval kunnen zaken als termijnen en subsidieverplichtingen niet worden geregeld via een beleidsregel. Het is wel mogelijk om een omschrijving van regels die een uitleg geven aan bepalingen uit de ASV en subsidieregelingen, zoals de afweging van belangen of de vaststelling van feiten, op te stellen in de vorm van beleidsregels. Zodra het echter gaat om normstelling dient de norm te worden verwerkt in de artikelen van een algemeen verbindend voorschrift.

D.De Algemene Subsidieverordening in relatie tot de Algemene Wet Bestuursrecht

In de Algemene wet bestuursrecht stelt de wetgever in artikel 4:23 lid 1 dat een bestuursorgaan slechts subsidie kan verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

De wetgever heeft de gemeente uitgebreid gefaciliteerd om de inzet van het subsidie-instrument af te bakenen ten opzichte van andere instrumenten en een algemeen procedureel kader te regelen. Dat is nuttig, omdat de gemeente daarmee niet het hele instrument opnieuw hoeft te ‘regelen’ of vast te leggen in een verordening. De Algemene wet bestuursrecht regelt veel op subsidiegebied, zoals de uitwerking van begrippen als ‘aanvraag’, ‘verlening’, ‘subsidieplafond’ en bijvoorbeeld ook een aantal algemene weigeringsgronden. De gemeente dient wel een voorschrift vast te stellen om daarmee de bevoegdheden van raad en college af te bakenen en zaken te regelen die passen bij onze gemeente, zoals de termijnen voor indiening van aanvragen én de te subsidiëren activiteiten. De ASV is voor de gemeente het wettelijk voorschrift dat in artikel 2 lid 1 regelt dat burgemeester en wethouders bij subsidieregeling kunnen bepalen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Middels de ASV kan het subsidie-instrument bij subsidieregeling op maat worden gesneden op bijvoorbeeld administratieve lastenverlichting.

E.Subsidiestructuur ASV 2017

De raad stelt, als hoogste bestuursorgaan van de gemeente, vast dat er bepaalde effecten en doelstellingen zijn die dienen te worden gestimuleerd of nagestreefd. Die ambities krijgen een plaats en een budget in de programmabegroting. De raad stelt jaarlijks de programmabegroting vast. De programmabegroting bestaat uit een aantal programma's. Elk programma heeft, afhankelijk van de structuur van de begroting, één of meerdere doelstellingen met een beoogd effect. Het college bepaalt de beleidsinstrumenten om die doelstelling te bereiken, en bepaalt daarbij ook welk gedeelte van dit budget als subsidie ingezet kan worden. Het college stelt het subsidieplafond, het maximaal beschikbare budget per subsidiedoelstelling, vast in een subsidiestaat. Op de subsidiestaat staan, geordend per programma, alle subsidiedoelstellingen verzameld met daarbij het door het college bepaalde maximale budget. De subsidiestaat wordt elk jaar rond de vaststelling van de kadernota vastgesteld door het college en gepubliceerd op de gemeentelijke website, onder voorbehoud van de vaststelling van de programmabegroting in november. Het wijzigen van een subsidieplafond, bij beleidsbijsturing, of het toevoegen van een nieuwe subsidiedoelstelling kan middels een besluit van het college. De subsidiestaat wordt daarna aangepast gepubliceerd.

Een subsidieregeling is de concrete uitwerking van de subsidiedoelstelling en voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie. Een subsidiedoelstelling bestaat bij voorkeur uit één subsidieregeling, maar meerdere subsidieregelingen per subsidiedoelstelling is ook mogelijk. Een subsidieplafond geldt voor de gehele subsidiedoelstelling. Een subsidieaanvraag afwijzen op grond van onvoldoende budget kan alleen als het subsidieplafond is bereikt. Als één subsidiedoelstelling is verdeeld over meerdere subsidieregelingen, geldt dus het subsidieplafond van de subsidiedoelstelling en niet van de afzonderlijke subsidieregeling. Bijvoorbeeld door middel van een openbaar subsidieregister kunnen potentiële aanvragers nagaan of het subsidieplafond al is bereikt.

Op basis van de subsidieregeling en de gepubliceerde subsidiestaat kunnen aanvragers een aanvraag indienen voor te subsidiëren activiteiten. Zij weten daarmee voor welke doelstelling/activiteiten subsidie kan worden aangevraagd, welke voorwaarden van toepassing zijn en wat het maximale budget is dat de gemeente wil uitgeven aan een bepaalde subsidiedoelstelling.

Bijlage 2 - ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.Toepasselijkheid van deze verordening en begripsbepalingen

In het eerste lid wordt beschreven voor welke subsidies deze verordening geldt.

De ruime afwijkingsmogelijkheid van de ASV bij subsidieregeling, die in de algemene toelichting reeds ter sprake kwam, geldt niet voor alle artikelen uit de ASV. Afwijking van de weigeringsgronden van artikel 6 lijkt niet nodig, en meestal ook ronduit onwenselijk. Zo moet de weigeringsgrond ‘verboden staatssteun’ (artikel 6, eerste lid) altijd kunnen worden toegepast. Ook de bibob-toets (artikel 6, tweede lid, onderdeel e) moet altijd kunnen worden uitgevoerd. Voor artikel 9 geldt hetzelfde.

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de begrippen in de Algemene wet bestuursrecht om te voorkomen dat daarover verwarring kan ontstaan.

Artikel 2.Subsidieregelingen

Met dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels, subsidieregelingen, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. De door het college vast te stellen subsidieregelingen zijn algemeen verbindende voorschriften en dienen net als ieder ander algemeen verbindend voorschrift bekend gemaakt te worden én opgenomen te worden in de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving.

Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren. De subsidieregeling is gericht op bepalen van de te subsidiëren activiteiten én het ‘op maat snijden’ van indienings- en verantwoordingseisen op die activiteiten. Aanvraagformulieren en verantwoordingsformulieren kunnen op de specifieke regeling worden aangepast, zodat een aanvrager niet meer of minder gegevens hoeft aan te leveren dan noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag.

Lid 2 sub b bepaalt dat de subsidieregeling ook vermeldt aan welk maatschappelijke effect de gesubsidieerde activiteiten een bijdrage moeten leveren. Dit effect heeft een directe relatie met een vastgestelde beleidsnota of een doelstelling uit de programmabegroting.

Lid 3 bepaalt dat een subsidieregeling kan bepalen dat een verstrekte subsidie direct wordt vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening. Daarnaast kan afdeling 4.2.8 uit de Awb (per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen) van toepassing worden verklaard.

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt; vandaar de leden 4 en 5. Die grondslag is in artikel 2 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Artikel 4:37, eerste lid, van de Awb noemt een aantal verplichtingen dat aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. De wet staat ook andere verplichtingen toe, maar eist daarvoor een basis in een wettelijk voorschrift;

Het vierde lid betreft verplichtingen die buiten het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit liggen. Ter illustratie de volgende situatie. Als een jeugdsportvereniging, die traditioneel alleen is gericht op het lichamelijk welzijn van de jongeren, daarnaast iets wil doen aan hun sociale ontwikkeling en dáárvoor subsidie vraagt, kunnen verplichtingen welke eisen stellen aan de kwaliteit van die inspanningen, ‘gewoon’ worden opgelegd op grond van het eerste lid: die verplichting hangt dan rechtstreeks samen met het doel van de verleende subsidie. Maar wenst het gemeentebestuur dat jeugdsportverenigingen, die het eigenlijk voldoende vinden dat ze iets doen voor het lichamelijk welzijn van de jeugd, daarvoor alleen subsidie kunnen krijgen als ze daarnaast aandacht gaan besteden aan het sociale welzijn van de sportende jeugd, dan wordt van deze verenigingen iets verlangd wat bovenop hun normale activiteiten komt, iets wat zij normaliter niet tot hun doel zouden rekenen. Dat is de situatie waarop het vierde lid van artikel 2 ziet. Voorgesteld wordt om, aansluitend bij de bestaande praktijk, ook dat mogelijk te maken. Maar dan is er reden om de totstandkoming van een subsidieregeling die daarin voorziet, van enkele extra waarborgen te voorzien. Daarom wordt een enigszins verzwaarde totstandkomingprocedure voorgesteld: het ontwerp van de regeling moet een maand tevoren worden gepubliceerd op het internet. De beslissing blijft uiteindelijk in handen van B&W; wel moeten zij motiveren waarom zij de mogelijkheid dringend nodig vinden. De definitieve subsidieregeling moet vervolgens, net als alle andere, worden bekendgemaakt door plaatsing in het elektronisch Gemeenteblad; zie artikel 139 Gemeentewet.

Artikel 3.Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud

Om open-einde regelingen te voorkomen heeft de wetgever de mogelijkheid geboden om subsidieplafonds in te stellen. De gemeente kan hiermee onder voorwaarden een maximaal budget instellen bij subsidiering van bepaalde activiteiten. Uit het oogpunt van werkbaarheid en in overeenstemming met de uitgangspunten van het dualisme ligt de vaststelling van de subsidieplafonds bij het college. Het college besluit op basis van de programmabegroting welk deel van de begroting wordt ingezet voor subsidies, ter uitvoering van het beleid dat de gemeenteraad heeft vastgesteld. Op basis van de kadernota stelt het college de subsidieplafonds onder voorbehoud van de programmabegroting voorlopig vast voor het volgende subsidiejaar. Het college stelt de subsidieplafonds bij indien de vaststelling van de programmabegroting daar aanleiding toe geeft.

Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). De subsidieplafonds worden bekend gemaakt voor de periode, waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiele aanvragers tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. De subsidieaanvragen kunnen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is.

Bij bekendmaking van het subsidieplafond dient ook de volgorde van verdeling van het beschikbare budget te worden vermeld. Dat kan de eenvoudige regel ‘wie eerst komt, eerst maalt’ zijn; een andere mogelijkheid is dat alle gegadigden zich vóór een bepaalde datum moeten melden en dat het beschikbare bedrag volgens een bepaalde sleutel over alle ‘reële’ aanvragen wordt verdeeld; of dat wordt gekeken welke aanvragen de meest urgente of de meest nuttige zijn; loting is ook toegestaan. Een subsidieplafond kan er in de praktijk toe leiden dat aanvragers die wel aan de inhoudelijke criteria voldoen toch een afwijzende beschikking krijgen omdat er geen middelen (meer) beschikbaar zijn. In de gemeentelijke praktijk zal het voorkomen dat er behoefte is om aanvragen tegen elkaar af te wegen en een keuze te maken voor de aanvraag die het meest op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen aansluit. Er is voor gekozen om de verdeling 'bijdrage aan de doelstellingen' en 'prijs- kwaliteitsverhouding' als standaardverdeling van de subsidieplafonds te gebruiken.

Als er een subsidie wordt verleend, maar de gemeentebegroting is nog niet vastgesteld, dan moet er een zogenoemd begrotingsvoorbehoud (lid 4) worden opgenomen. Er is in dat geval namelijk formeel nog geen financiële ruimte. De subsidie wordt in dat geval slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen. Het college moet hier binnen 4 weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op doen, anders vervalt het begrotingsvoorbehoud (art 4:34, lid 3 Awb).

De raad stelt de programmabegroting vast, wat niet wegneemt dat hij geïnformeerd wil worden over op welke wijze de beschikbare middelen worden ingezet, om dit te borgen is in het 5e lid bepaald dat het college de raad jaarlijks informeert over de toegewezen en al dan geheel of gedeeltelijk afgewezen subsidieaanvragen.

Artikel 4.Aanvraag

In dit artikel is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden. Indien een subsidie wordt aangevraagd op basis van een subsidieregeling zal de subsidieregeling en het aanvraagformulier vermelden welke specifieke indieningsvereisten worden gevraagd. Voor subsidieaanvragen gelden naast de vereisten van artikel 4 en van het eventuele aanvraagformulier de eisen waaraan elke aanvraag om een beschikking moet voldoen volgens artikel 4:2 Awb. Dat zijn: vermelding van naam en adres van de aanvrager, datum en aanduiding van wat men wenst. terwijl andere relevante gegevens moeten worden vermeld of bijgesloten. Uit de aanvraagformulieren zal natuurlijk blijken dat ook al deze gegevens nodig zijn.

Artikel 5.Aanvraag- en beschikkingstermijnen

De indienings- en beschikkingstermijnen voor de jaarsubsidies voor het nieuwe jaar lopen parallel aan die voor de vaststellingsbeschikkingen voor het vorige jaar. De vroege indiening is van belang omdat met deze aanvragen rekening moet kunnen worden gehouden bij het voorbereiden van de begroting; het gaat soms om aanzienlijke bedragen, die én voor de instelling én voor de gemeente van gewicht zijn. Doordat op 1 juni ook de stukken voor de afrekening over het vorige jaar moeten zijn ingeleverd, kunnen de gegevens over het te verantwoorden jaar worden betrokken bij de beslissing over de subsidieaanvraag voor het volgende jaar.

Voor de subsidieaanvrager is het ook van belang, ruim vóór het nieuwe jaar te weten waarop men waarschijnlijk (zie het begrotingsvoorbehoud van artikel 3) mag rekenen. Daarom is de beschikkingstermijn gesteld op vier maanden, een termijn die normaliter moet kunnen worden gehaald. Het kan zo zijn dat de door de raad vastgestelde begroting het nodig maakt dat minder subsidie kan worden verleend dan genoemd in de eerdere verleningsbeschikking (of zelfs dat in het geheel geen subsidie kan worden gegeven). In dat geval zullen de ‘rectificerende beschikkingen’ zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de begroting aan de betrokkenen worden toegezonden.

De termijn van ‘acht weken tevoren’ in andere gevallen (lid 2) zal soms onhaalbaar zijn, bijv. als om goede redenen heel plotseling het idee opkomt om iets op héél korte termijn te organiseren waarvan ook het gemeentebestuur vindt dat dat echt wenselijk is. Dan zijn er twee mouwen die daaraan kunnen worden gepast. Soms zal de subsidieregeling al een kortere termijn geven, of wellicht zelfs bepalen dat in bijzondere gevallen een aanvraag-achteraf nog mogelijk is. En ten tweede is er de algemene hardheidsclausule voor te knellende termijnen.

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (derde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 6.Algemene weigeringsgronden

Weigeringsgronden voor subsidies zijn denkbaar op drie niveaus. Allereerst geeft de Awb een aantal altijd geldende weigeringsgronden: overschrijding subsidieplafond (artikel 4:25), de activiteiten zullen waarschijnlijk niet worden uitgevoerd, of het is aannemelijk dat de aanvrager de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet zal nakomen of dat hij geen behoorlijke rekening en verantwoording zal afleggen, onjuiste of onvolledige inlichtingen die B&W op het verkeerde been zetten, of faillissement, surséance van betaling of schuldsaneringsregeling is aan de orde (artikel 4:35). In de tweede plaats kan de ASV weigeringsgronden bevatten. En ten derde kan de ASV bepalen dat ook de subsidieregelingen eigen weigeringsgronden kunnen bevatten.

Artikel 6 betreft in hoofdzaak het tweede niveau. Het geeft dan – in aanvulling op de Awb – algemene weigeringsgronden die altijd van belang zijn. Als een weigeringsgrond spreekt van ‘voor zover ...’, betekent het dat de geconstateerde situatie niet tot weigering van de gehele subsidie hoeft te leiden. Het verdient aanbeveling, in zo’n geval eerst contact op te nemen met de aanvrager om te bezien of de wél mogelijke subsidie wel wenselijk en zinvol is.

Nu allereerst iets over het eerste lid, de staatssteunbepaling. Volgens artikel 107, eerste lid, van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn ‘steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd’ in beginsel onverenigbaar met de interne Europese markt en daarom veelal ongeoorloofd; namelijk als ze ‘de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen … voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt’. De leden 2 en 3 van artikel 107 sommen een aantal steunmaatregelen op die wél verenigbaar zijn, en artikel 108 VWEU geeft een procedure via ‘Brussel’ voor twijfelgevallen. De hier genoemde maatregelen plegen te worden aangeduid als ‘staatssteun’, wat moet worden begrepen als ‘overheidssteun’: steun – zoals subsidie – van gemeente of provincie valt er ook onder. Het gaat daarbij alleen om steun aan ondernemingen. Tegen de achtergrond van de bestaande praktijk, waarbij subsidieontvangers bijna altijd particulieren of ‘ideële’ instellingen zijn, mag worden aangenomen dat van verboden staatssteun in ons geval niet spoedig sprake zal zijn. Bovendien gaat het probleem pas spelen bij grote bedragen. Maar om alle risico uit te sluiten, is ‘verboden staatssteun’ hier als eerste algemene weigeringsgrond opgenomen.

Het tweede lid bevat een hele reeks weigeringsgronden, die over het algemeen voor zich spreken, maar hier gaat het steeds om facultatieve weigeringsgronden: B&W kúnnen op deze gronden weigeren, ze zijn er niet toe verplicht. Zo kunnen ze de ernst van de weigeringsgrond afwegen tegen het belang van de subsidiëring, kunnen zij eventueel passende verplichtingen aan de subsidie verbinden, wellicht gedeeltelijk weigeren – zo kan maatwerk worden geleverd.

De weigeringsgrond van onder a. dat activiteiten niet in strijd zijn met een wettelijke regeling spreekt voor zich. Het gaat hierbij om activiteiten die bij wet verboden of strafbaar zijn, waaronder ook het aanzetten tot kwetsend, godslasterend of onzedelijk gedrag.

De weigeringsgrond van onderdeel b, bij activiteiten die niet verenigbaar zijn met gemeentelijk beleid, zou kunnen worden toegepast bij de aanvraag om een subsidie waarop (nog) geen subsidieregeling van toepassing is. Als er een subsidieregeling is voor het subsidiëren van bepaalde activiteiten, dan blijkt uit dat feit op zichzelf immers al dat die activiteiten bijdragen aan de verwezenlijking van gemeentelijk beleid.

Onderdeel e betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidie intrekken.

Nog een opmerking bij onderdeel f. Als gediscrimineerd wordt bij het verlenen van toegang tot activiteiten, dan is gemeentelijke subsidie niet op haar plaats. Maar een enkele keer is er een goede reden om de toegang tot een gesubsidieerde activiteit te beperken tot sommige groepen (en andere dus uit te sluiten), namelijk wanneer daarmee juist die groepen worden bereikt welke bereikt moeten worden; het zal hier vooral gaan om gevallen van ‘passende positieve discriminatie’. Dan is er geen reden om niet te subsidiëren, het tegendeel zal veeleer het geval zijn.

Onderdeel i tenslotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Artikel 7.Verantwoording

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 8.Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

Artikel 9.Wijzigen en intrekken, terugvorderen subsidie

De Awb geeft in de artikelen 4:48 – 4:51 een in beginsel gesloten stelsel van wijzigings- en intrekkingsgronden. Maar buiten de Awb zijn naderhand ook andere gronden voor intrekking mogelijk geworden; het betreft met name ‘verboden staatssteun’ (het eerste lid) en de Wet bibob (tweede lid).

Wijzigen of intrekken van een reeds verleende subsidie als blijkt dat die heeft geleid tot verboden staatssteun, is verplicht op grond van de artikelen 107 en 108 VWEU en het daarmee samenhangende beginsel van de ‘Unietrouw’, zo volgt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. Om daarover geen misverstand te laten bestaan, is het van belang deze wijzigings- en intrekkingsgrond in de verordening op te nemen. De ‘bibob-ingreep’ is een mogelijkheid die de Wet bibob geeft mits ze is vervat in een wettelijk voorschrift, zoals een gemeentelijke verordening. Vandaar de wenselijkheid van het tweede lid.

Artikel 10.Egalisatiereserve

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11.Aanvraag om vaststelling

Bij de vaststelling van het uiteindelijke subsidiebedrag kan blijken dat dit bedrag lager uitvalt dan wat reeds aan voorschotten is betaald. Artikel 4:57 Awb voorziet dan in de mogelijkheid van terugvordering of verrekening.

Artikel 12.Rekening en verantwoording

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 8). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard. Dit kan echter per gesubsidieerde activiteit verschillen. Bijvoorbeeld in het geval van een subsidie voor de restauratie van een monument wordt een subsidie vaak pas uitbetaald bij de vaststelling (na realisatie), waarbij het praktisch gezien niet wenselijk is om eisen rond de verantwoordingsplicht te laten vervallen.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al worden aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.

Voor grote subsidies, dat wil zeggen hoger dan € 50.000, is het verplicht om bij de verantwoording een accountantsverklaring te overleggen.

Artikel 13.Voorschotten

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 14.Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Artikel 15.Slotbepalingen en overgangsrecht

Deze verordening heeft alleen toepassing op de subsidies die betrekking hebben op activiteiten in 2017 of latere jaren, waarvoor de middelen ter beschikking worden gesteld met de begrotingen voor 2017 en later. De aanvragen voor jaarsubsidies voor 2017 moeten dan uiterlijk 1 juni 2016 zijn ingediend – zie artikel 5, eerste lid –, en de belanghebbenden moeten daarvan op de hoogte kunnen zijn. Daarvoor is allereerst vereist dat de subsidieregelingen ook tijdig voor die datum gereed zijn, in elk geval die welke de jaarsubsidies betreffen. In de maanden na 1 juni kan er vervolgens op deze aanvragen worden beschikt; die subsidies kunnen dan alleen met een begrotingsvoorbehoud worden verleend, zie artikel 3.

In het tweede lid wordt bepaald dat de oude subsidieverordeningen van toepassing blijven op de subsidies over 2016. Dat geldt ook voor de vaststellingsbeschikkingen die in 2017 nog moeten worden genomen en voor de beslissingen op bezwaarschriften die betrekking hebben op ‘oude’ subsidies, ook als ze pas na 1 januari 2017 kunnen worden genomen. De nieuwe verordening en de oude verordeningen kunnen op deze wijze conflictloos enige tijd naast elkaar blijven bestaan: een bepaalde subsidie valt of onder een oude verordening of onder de nieuwe, maar nooit onder twee of meer subsidieverordeningen tegelijk. Zodoende levert de wat onbestemde vervaldatum die voortvloeit uit het eerste lid geen rechtsonzekerheid op. Zodra vaststaat dat de oude verordeningen zijn uitgewerkt, zal ze uit het bestand van geldende verordeningen worden verwijderd.

Bijlage 3 - ALGEMENE WET BESTUURSRECHT TITEL 4.2 (SUBSIDIES)

Afdeling 4.2.1. Inleidende bepalingen

Artikel 4:21

1.Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

2.Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake:

  • a.

    belastingen,

  • b.

    de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering sociale verzekeringen, of

  • c.

    de heffing van een inkomensafhankelijke bijdrage dan wel een bijdragevervangende belasting ingevolge de Zorgverzekeringswet.

3.Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

4.Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23

1.Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

2.Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

3.Het eerste lid is niet van toepassing:

  • a.

    in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

  • b.

    indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Europese Commissie vastgesteld programma wordt verstrekt;

  • c.

    indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

  • d.

    in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

4.Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Afdeling 4.2.2. Het subsidieplafond

Artikel 4:25

1.Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

2.Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

3.Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26

1.Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

2.Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27

1.Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

2.Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Afdeling 4.2.3. De subsidieverlening

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30

1.De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

2.De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31

1.De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

2.Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

  • a.

    de subsidie-ontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

  • b.

    de subsidie-ontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidie-ontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34

1.Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2.De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

3.De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

4.Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

5.In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35

1.De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2.De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36

1.Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

2.Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Afdeling 4.2.4. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 4:37

1.Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico’s;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2.Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38

1.Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

2.Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

3.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 4:39

1.Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

2.Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:41

1.In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

  • a.

    dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

  • b.

    daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

2.De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • a.

    de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

3.De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Afdeling 4.2.5. De subsidievaststelling

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43

1.Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

2.De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44

1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidie-ontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

  • a.

    de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a , ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

  • c.

    de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

2.Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

3.Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidie-ontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

4.Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 4:45

1.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

2.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:46

1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

2.De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

3.Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Afdeling 4.2.6. Intrekking en wijziging

Artikel 4:48

1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • e.

    met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49

1.Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

  • a.

    op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b.

    indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • c.

    indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

3.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50

1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

  • a.

    voor zover de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

  • c.

    in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

2.Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

1.Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

2.Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering

Artikel 4:52

1.Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

2.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een van artikel 4:87, eerste lid, afwijkende termijn voor de betaling van het subsidiebedrag worden vastgesteld.

Artikel 4:53

1.Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

2.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.4:54 [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 4:55 [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 4:57

1.Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

2.Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

3.Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.

4.Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

Afdeling 4.2.8. Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

Paragraaf 4.2.8.1. Inleidende bepalingen

Artikel 4:58

1.Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

2.Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.

Artikel 4:59

1.Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

2.De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.

Paragraaf 4.2.8.2. De aanvraag

Artikel 4:60

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

Artikel 4:61

1.De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

  • b.

    een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

2.Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:62

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel 4:63

1.De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

2.De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

3.Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:64

1.Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

  • a.

    een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

  • b.

    de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

2.De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

3.Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Paragraaf 4.2.8.3. De subsidieverlening

Artikel 4:66

De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4:67

1.De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

2.Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

3.De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidie-ontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

Paragraaf 4.2.8.4. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 4:68

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4:69

1.De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

2.De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 4:70

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 4:71

1.Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

  • a.

    het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het wijzigen van de statuten;

  • c.

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

  • d.

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

  • e.

    het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

  • f.

    het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • g.

    het vormen van fondsen en reserveringen;

  • h.

    het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

  • i.

    het ontbinden van de rechtspersoon;

  • j.

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

2.Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

3.De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

4.Paragraaf 4.1.3.3 is van toepassing.

Artikel 4:72

1.Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

2.Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3.De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

4.De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

5.In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidie-ontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Paragraaf 4.2.8.5. De subsidievaststelling

Artikel 4:73

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

Artikel 4:74

De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

Artikel 4:75

1.De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

2.Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

Artikel 4:76

1.Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

2.Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

  • a.

    het vermogen en het exploitatiesaldo, en

  • b.

    voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidie-ontvanger.

3.De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

4.De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

5.Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 4:77

Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4:78

1.De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2.De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

3.De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

4.De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

5.Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4:79

1.Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2.Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

3.Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 4:80

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

Naar boven