Gemeenteblad van Krimpenerwaard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Krimpenerwaard | Gemeenteblad 2016, 46695 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Krimpenerwaard | Gemeenteblad 2016, 46695 | Verordeningen |
Algemene subsidieverordening gemeente Krimpenerwaard 2017
Geconsolideerde tekst van de regeling
Artikel 1 Toepasselijkheid van deze verordening en begripsbepalingen
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
De-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
In een subsidieregeling kan worden bepaald dat een subsidieontvanger aan burgemeester en wethouders een vergoeding van vermogenswaarden verschuldigd is als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
In een subsidieregeling kan worden bepaald dat aan een subsidieontvanger verplichtingen kunnen worden opgelegd die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan. Het ontwerp van een dergelijke subsidieregeling wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website; daarbij wordt aan eenieder de gelegenheid geboden gedurende een maand na de publicatie wensen en zienswijzen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.
Artikel 3 Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud
Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. Bij subsidieregeling kunnen zij de wijze van verdeling van de betrokken subsidie bepalen. Indien geen wijze van verdeling is bepaald, zal het beschikbare budget op basis van de criteria "bijdrage aan de doelstellingen" en de "prijs- kwaliteitsverhouding" verdeeld worden. Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit wijzigen.
1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).
2.Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, legt een exemplaar van zijn statuten over, een opgaaf van de zittende bestuursleden alsmede een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt welke personen de rechtspersoon kunnen vertegenwoordigen, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het jaar voorafgaande aan de aanvraag.
Artikel 6 Algemene weigeringsgronden
een en ander als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur;
Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 9 Wijzigen en intrekken, terugvorderen subsidie
een en ander als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur.
Is een jaarsubsidie verleend voor een in de loop van een kalenderjaar uit te voeren activiteitenplan en blijkt dat daarvoor niet de gehele subsidie nodig was, dan vormt de subsidieontvanger een egalisatiereserve van ten hoogste tien procent van het subsidiebedrag. Bedraagt het overschot meer dan tien procent, dan wordt het meerdere door burgemeester en wethouders teruggevorderd.
Artikel 11 Aanvraag om vaststelling
Een aanvraag om vaststelling van een andere subsidie wordt ingediend uiterlijk acht weken nadat de laatste gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn verlengen. Op de aanvraag wordt zo mogelijk binnen vier maar in elk geval binnen acht weken beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.
Artikel 12 Rekening en verantwoording
Een subsidie van niet meer dan € 5.000 wordt ambtshalve vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen verlangen dat de gesubsidieerde aantoont dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden, en dat hij rekening en verantwoording aflegt over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.
Een aanvraag om vaststelling van een subsidie van meer dan € 5.000 gaat vergezeld van een inhoudelijk verslag en een financieel verslag of jaarrekening. In een inhoudelijk verslag moet worden aangegeven of de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd. Een financieel verslag of jaarrekening bevat de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten en een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
Burgemeester en wethouders kunnen op een verleende subsidie voorschotten verlenen voordat ze is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1en 2, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
Artikel 15 Slotbepalingen en overgangsrecht
De Algemene subsidieverordening Gemeente Bergambacht 2009, de Subsidieverordening lokaal sociaal beleid gemeente Nederlek 2006, Algemene subsidieverordening gemeente Nederlek 2002 de Algemene subsidieverordening Ouderkerk 2011, Kadernotitie subsidiebeleid Ouderkerk, Deelsubsidieverordening peuterspeelzalen Ouderkerk, de Algemene subsidieverordening Schoonhoven 2013 – 2016, de Algemene Subsidieverordening Vlist 2009, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Bergambacht, Verordening subsidiering godsdienst onderwijs 2005, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Nederlek, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Ouderkerk, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Schoonhoven, Fonds zorgzame buurt, Subsidieregeling Deskundigheidsbevordering Vrijwilligerswerk, Verordening Materiele Gelijkstelling Onderwijs Vlist, de Subsidieverordening Brede Scholen Vlist, Verordening subsidiëring inzamelen oud papier 2006, Monumenten subsidieverordening gemeente Nederlek 2007 en Subsidieverordening Gemeentelijk Beschermd Dorpsgezicht vervallen zodra ze zijn uitgewerkt.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op donderdag 29 maart 2016.
Bijlage 1 - ALGEMENE TOELICHTING
A.Waarom een nieuwe Algemene subsidieverordening?
Het vaststellen van een nieuw algemeen procedureel kader om subsidies te verstrekken is een direct gevolg van de gemeentelijke herindeling van de Krimpenerwaard. Het vervallen en vervangen van de verordeningen uit de vijf voormalige gemeenten biedt de gelegenheid om het subsidie-instrument opnieuw in te richten. Het biedt de gemeente de kans om te komen tot een benadering waarbij het doel van de activiteiten en de daarbij beoogde effecten centraal worden gesteld.
B.Subsidieverstrekking als beleidsinstrument
De gemeenteraad stelt op basis van een coalitieakkoord en beleidskaders vast dat er bepaalde effecten en doelstellingen dienen te worden gestimuleerd of nagestreefd. Die effecten en doelen krijgen een plaats en een budget in de programmabegroting. Voor de raad is het van groot belang dat de vastgestelde doelen worden behaald binnen het budget dat hij daarvoor beschikbaar stelt. Het college committeert zich aan de uitvoering van het beleid waarmee die effecten en doelstellingen worden behaald. Voor die uitvoering heeft het college verschillende beleidsinstrumenten tot zijn beschikking. Het college is verantwoordelijk voor het kiezen van een zo effectief mogelijke mix van instrumenten. Het verstrekken van subsidies is één van de instrumenten die het college kan inzetten.
Met het verstrekken van subsidies worden bepaalde activiteiten, die een bijdrage leveren aan het door de gemeenteraad vastgestelde beleid, van organisaties of particulieren financieel ondersteund. De bevoegdheid van het college om het subsidie-instrument in te zetten is een uitwerking van de dualistische rolverdeling tussen raad en college. De raad stelt a) het procedurele kader van de Algemene Subsidieverordening (hierna: ASV) vast, b) de inhoudelijke kaders van het beleid en c) stelt indicatoren vast in de begroting met het oog op de controlerende taak. De bevoegdheid tot vaststelling en wijziging van subsidieplafonds door het college biedt de ruimte om de budgetten en –doelstellingen aan te passen op actuele ontwikkelingen en nieuwe inzichten. Vanzelfsprekend is het college daarbij gehouden aan de financiële én het inhoudelijke kaders die de raad gesteld heeft voor het betreffende begrotingsprogramma.
C.Opzet van de nieuwe verordening
In de ASV wordt de hoofdstructuur van het subsidieproces geregeld. De beleidsinhoudelijke elementen worden vervolgens in nadere regels, subsidieregelingen, vastgelegd. Dit leidt ertoe dat de ASV, als uniforme hoofdregel, op subsidieverstrekking van elk beleidsterrein van toepassing kan zijn. De subsidieregeling kan namelijk ingericht worden op de specifieke eisen die op een bepaald beleidsterrein gelden. De bevoegdheid tot het vaststellen van subsidieregelingen wordt in artikel 2 van de ASV gedelegeerd aan het college. In een subsidieregeling wordt in ieder geval vastgesteld welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie. Verder kan worden vastgesteld wat de doelgroep van de subsidie is, welke kosten in aanmerking komen, hoe het beschikbare budget wordt verdeeld over de aanvragen, etc. Ook kan op punten worden afgeweken van de hoofdregels zoals neergelegd in de ASV. Hierdoor is het mogelijk een subsidieregeling op maat te snijden. Zeker waar een subsidieregeling onder een Europees steunkader wordt gebracht verdient dit aandacht.
Een aantal hoofdregels dat in de meeste gevallen zal worden toegepast, is in de ASV opgenomen: aanvraag- en beschikkingstermijnen, belangrijke weigeringsgronden (die kunnen worden aangevuld in een subsidieregeling, aangezien daar de specifieke voorwaarden zullen worden genoemd om voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen), de mogelijkheid om verplichtingen te verbinden aan een subsidie, de mogelijkheid om voorschotten te verlenen, het wijzigen of intrekken van de subsidie na de verlening, de rekening en verantwoording en de definitieve vaststelling van de subsidie nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht – dat zijn de belangrijkste onderwerpen. Het voorgestelde systeem is flexibel. De meeste regels van de ASV zullen normaliter kunnen gelden; maar voor enkele typen subsidie is dat op onderdelen te zwaar (denk aan de waarderingssubsidies, waarvoor heel lichte condities gelden), soms zullen aanvullende eisen nodig zijn. Daarom is bepaald dat een subsidieregeling kan afwijken van de ASV (behalve van artikel 2 en 3 en van de in de artikelen 6 en 9 opgenomen weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden).
Onderscheid subsidieregelingen en beleidsregels
De door het college vast te stellen subsidieregelingen zijn algemeen verbindende voorschriften en dienen bekend gemaakt te worden én opgenomen te worden in de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving. Een beleidsregel heeft een andere juridische karakter dan een subsidieregeling. Het gebruik van beleidsregels dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Beleidsregels vullen in hoe er toepassing wordt gegeven aan een bestaande bevoegdheid van het bestuursorgaan (artikel 4:81, eerste lid, van de Awb). Beleidsregels binden alleen het bestuursorgaan zelf en werken niet extern. Met beleidsregels kunnen niet rechtstreeks verplichtingen aan burgers worden opgelegd. In ieder geval kunnen zaken als termijnen en subsidieverplichtingen niet worden geregeld via een beleidsregel. Het is wel mogelijk om een omschrijving van regels die een uitleg geven aan bepalingen uit de ASV en subsidieregelingen, zoals de afweging van belangen of de vaststelling van feiten, op te stellen in de vorm van beleidsregels. Zodra het echter gaat om normstelling dient de norm te worden verwerkt in de artikelen van een algemeen verbindend voorschrift.
D.De Algemene Subsidieverordening in relatie tot de Algemene Wet Bestuursrecht
In de Algemene wet bestuursrecht stelt de wetgever in artikel 4:23 lid 1 dat een bestuursorgaan slechts subsidie kan verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
De wetgever heeft de gemeente uitgebreid gefaciliteerd om de inzet van het subsidie-instrument af te bakenen ten opzichte van andere instrumenten en een algemeen procedureel kader te regelen. Dat is nuttig, omdat de gemeente daarmee niet het hele instrument opnieuw hoeft te ‘regelen’ of vast te leggen in een verordening. De Algemene wet bestuursrecht regelt veel op subsidiegebied, zoals de uitwerking van begrippen als ‘aanvraag’, ‘verlening’, ‘subsidieplafond’ en bijvoorbeeld ook een aantal algemene weigeringsgronden. De gemeente dient wel een voorschrift vast te stellen om daarmee de bevoegdheden van raad en college af te bakenen en zaken te regelen die passen bij onze gemeente, zoals de termijnen voor indiening van aanvragen én de te subsidiëren activiteiten. De ASV is voor de gemeente het wettelijk voorschrift dat in artikel 2 lid 1 regelt dat burgemeester en wethouders bij subsidieregeling kunnen bepalen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Middels de ASV kan het subsidie-instrument bij subsidieregeling op maat worden gesneden op bijvoorbeeld administratieve lastenverlichting.
De raad stelt, als hoogste bestuursorgaan van de gemeente, vast dat er bepaalde effecten en doelstellingen zijn die dienen te worden gestimuleerd of nagestreefd. Die ambities krijgen een plaats en een budget in de programmabegroting. De raad stelt jaarlijks de programmabegroting vast. De programmabegroting bestaat uit een aantal programma's. Elk programma heeft, afhankelijk van de structuur van de begroting, één of meerdere doelstellingen met een beoogd effect. Het college bepaalt de beleidsinstrumenten om die doelstelling te bereiken, en bepaalt daarbij ook welk gedeelte van dit budget als subsidie ingezet kan worden. Het college stelt het subsidieplafond, het maximaal beschikbare budget per subsidiedoelstelling, vast in een subsidiestaat. Op de subsidiestaat staan, geordend per programma, alle subsidiedoelstellingen verzameld met daarbij het door het college bepaalde maximale budget. De subsidiestaat wordt elk jaar rond de vaststelling van de kadernota vastgesteld door het college en gepubliceerd op de gemeentelijke website, onder voorbehoud van de vaststelling van de programmabegroting in november. Het wijzigen van een subsidieplafond, bij beleidsbijsturing, of het toevoegen van een nieuwe subsidiedoelstelling kan middels een besluit van het college. De subsidiestaat wordt daarna aangepast gepubliceerd.
Een subsidieregeling is de concrete uitwerking van de subsidiedoelstelling en voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie. Een subsidiedoelstelling bestaat bij voorkeur uit één subsidieregeling, maar meerdere subsidieregelingen per subsidiedoelstelling is ook mogelijk. Een subsidieplafond geldt voor de gehele subsidiedoelstelling. Een subsidieaanvraag afwijzen op grond van onvoldoende budget kan alleen als het subsidieplafond is bereikt. Als één subsidiedoelstelling is verdeeld over meerdere subsidieregelingen, geldt dus het subsidieplafond van de subsidiedoelstelling en niet van de afzonderlijke subsidieregeling. Bijvoorbeeld door middel van een openbaar subsidieregister kunnen potentiële aanvragers nagaan of het subsidieplafond al is bereikt.
Op basis van de subsidieregeling en de gepubliceerde subsidiestaat kunnen aanvragers een aanvraag indienen voor te subsidiëren activiteiten. Zij weten daarmee voor welke doelstelling/activiteiten subsidie kan worden aangevraagd, welke voorwaarden van toepassing zijn en wat het maximale budget is dat de gemeente wil uitgeven aan een bepaalde subsidiedoelstelling.
Bijlage 2 - ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1.Toepasselijkheid van deze verordening en begripsbepalingen
In het eerste lid wordt beschreven voor welke subsidies deze verordening geldt.
De ruime afwijkingsmogelijkheid van de ASV bij subsidieregeling, die in de algemene toelichting reeds ter sprake kwam, geldt niet voor alle artikelen uit de ASV. Afwijking van de weigeringsgronden van artikel 6 lijkt niet nodig, en meestal ook ronduit onwenselijk. Zo moet de weigeringsgrond ‘verboden staatssteun’ (artikel 6, eerste lid) altijd kunnen worden toegepast. Ook de bibob-toets (artikel 6, tweede lid, onderdeel e) moet altijd kunnen worden uitgevoerd. Voor artikel 9 geldt hetzelfde.
Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de begrippen in de Algemene wet bestuursrecht om te voorkomen dat daarover verwarring kan ontstaan.
Met dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels, subsidieregelingen, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. De door het college vast te stellen subsidieregelingen zijn algemeen verbindende voorschriften en dienen net als ieder ander algemeen verbindend voorschrift bekend gemaakt te worden én opgenomen te worden in de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving.
Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren. De subsidieregeling is gericht op bepalen van de te subsidiëren activiteiten én het ‘op maat snijden’ van indienings- en verantwoordingseisen op die activiteiten. Aanvraagformulieren en verantwoordingsformulieren kunnen op de specifieke regeling worden aangepast, zodat een aanvrager niet meer of minder gegevens hoeft aan te leveren dan noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag.
Lid 2 sub b bepaalt dat de subsidieregeling ook vermeldt aan welk maatschappelijke effect de gesubsidieerde activiteiten een bijdrage moeten leveren. Dit effect heeft een directe relatie met een vastgestelde beleidsnota of een doelstelling uit de programmabegroting.
Lid 3 bepaalt dat een subsidieregeling kan bepalen dat een verstrekte subsidie direct wordt vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening. Daarnaast kan afdeling 4.2.8 uit de Awb (per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen) van toepassing worden verklaard.
Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt; vandaar de leden 4 en 5. Die grondslag is in artikel 2 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.
Artikel 4:37, eerste lid, van de Awb noemt een aantal verplichtingen dat aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. De wet staat ook andere verplichtingen toe, maar eist daarvoor een basis in een wettelijk voorschrift;
Het vierde lid betreft verplichtingen die buiten het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit liggen. Ter illustratie de volgende situatie. Als een jeugdsportvereniging, die traditioneel alleen is gericht op het lichamelijk welzijn van de jongeren, daarnaast iets wil doen aan hun sociale ontwikkeling en dáárvoor subsidie vraagt, kunnen verplichtingen welke eisen stellen aan de kwaliteit van die inspanningen, ‘gewoon’ worden opgelegd op grond van het eerste lid: die verplichting hangt dan rechtstreeks samen met het doel van de verleende subsidie. Maar wenst het gemeentebestuur dat jeugdsportverenigingen, die het eigenlijk voldoende vinden dat ze iets doen voor het lichamelijk welzijn van de jeugd, daarvoor alleen subsidie kunnen krijgen als ze daarnaast aandacht gaan besteden aan het sociale welzijn van de sportende jeugd, dan wordt van deze verenigingen iets verlangd wat bovenop hun normale activiteiten komt, iets wat zij normaliter niet tot hun doel zouden rekenen. Dat is de situatie waarop het vierde lid van artikel 2 ziet. Voorgesteld wordt om, aansluitend bij de bestaande praktijk, ook dat mogelijk te maken. Maar dan is er reden om de totstandkoming van een subsidieregeling die daarin voorziet, van enkele extra waarborgen te voorzien. Daarom wordt een enigszins verzwaarde totstandkomingprocedure voorgesteld: het ontwerp van de regeling moet een maand tevoren worden gepubliceerd op het internet. De beslissing blijft uiteindelijk in handen van B&W; wel moeten zij motiveren waarom zij de mogelijkheid dringend nodig vinden. De definitieve subsidieregeling moet vervolgens, net als alle andere, worden bekendgemaakt door plaatsing in het elektronisch Gemeenteblad; zie artikel 139 Gemeentewet.
Artikel 3.Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud
Om open-einde regelingen te voorkomen heeft de wetgever de mogelijkheid geboden om subsidieplafonds in te stellen. De gemeente kan hiermee onder voorwaarden een maximaal budget instellen bij subsidiering van bepaalde activiteiten. Uit het oogpunt van werkbaarheid en in overeenstemming met de uitgangspunten van het dualisme ligt de vaststelling van de subsidieplafonds bij het college. Het college besluit op basis van de programmabegroting welk deel van de begroting wordt ingezet voor subsidies, ter uitvoering van het beleid dat de gemeenteraad heeft vastgesteld. Op basis van de kadernota stelt het college de subsidieplafonds onder voorbehoud van de programmabegroting voorlopig vast voor het volgende subsidiejaar. Het college stelt de subsidieplafonds bij indien de vaststelling van de programmabegroting daar aanleiding toe geeft.
Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). De subsidieplafonds worden bekend gemaakt voor de periode, waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiele aanvragers tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. De subsidieaanvragen kunnen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is.
Bij bekendmaking van het subsidieplafond dient ook de volgorde van verdeling van het beschikbare budget te worden vermeld. Dat kan de eenvoudige regel ‘wie eerst komt, eerst maalt’ zijn; een andere mogelijkheid is dat alle gegadigden zich vóór een bepaalde datum moeten melden en dat het beschikbare bedrag volgens een bepaalde sleutel over alle ‘reële’ aanvragen wordt verdeeld; of dat wordt gekeken welke aanvragen de meest urgente of de meest nuttige zijn; loting is ook toegestaan. Een subsidieplafond kan er in de praktijk toe leiden dat aanvragers die wel aan de inhoudelijke criteria voldoen toch een afwijzende beschikking krijgen omdat er geen middelen (meer) beschikbaar zijn. In de gemeentelijke praktijk zal het voorkomen dat er behoefte is om aanvragen tegen elkaar af te wegen en een keuze te maken voor de aanvraag die het meest op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen aansluit. Er is voor gekozen om de verdeling 'bijdrage aan de doelstellingen' en 'prijs- kwaliteitsverhouding' als standaardverdeling van de subsidieplafonds te gebruiken.
Als er een subsidie wordt verleend, maar de gemeentebegroting is nog niet vastgesteld, dan moet er een zogenoemd begrotingsvoorbehoud (lid 4) worden opgenomen. Er is in dat geval namelijk formeel nog geen financiële ruimte. De subsidie wordt in dat geval slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen. Het college moet hier binnen 4 weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op doen, anders vervalt het begrotingsvoorbehoud (art 4:34, lid 3 Awb).
De raad stelt de programmabegroting vast, wat niet wegneemt dat hij geïnformeerd wil worden over op welke wijze de beschikbare middelen worden ingezet, om dit te borgen is in het 5e lid bepaald dat het college de raad jaarlijks informeert over de toegewezen en al dan geheel of gedeeltelijk afgewezen subsidieaanvragen.
In dit artikel is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden. Indien een subsidie wordt aangevraagd op basis van een subsidieregeling zal de subsidieregeling en het aanvraagformulier vermelden welke specifieke indieningsvereisten worden gevraagd. Voor subsidieaanvragen gelden naast de vereisten van artikel 4 en van het eventuele aanvraagformulier de eisen waaraan elke aanvraag om een beschikking moet voldoen volgens artikel 4:2 Awb. Dat zijn: vermelding van naam en adres van de aanvrager, datum en aanduiding van wat men wenst. terwijl andere relevante gegevens moeten worden vermeld of bijgesloten. Uit de aanvraagformulieren zal natuurlijk blijken dat ook al deze gegevens nodig zijn.
Artikel 5.Aanvraag- en beschikkingstermijnen
De indienings- en beschikkingstermijnen voor de jaarsubsidies voor het nieuwe jaar lopen parallel aan die voor de vaststellingsbeschikkingen voor het vorige jaar. De vroege indiening is van belang omdat met deze aanvragen rekening moet kunnen worden gehouden bij het voorbereiden van de begroting; het gaat soms om aanzienlijke bedragen, die én voor de instelling én voor de gemeente van gewicht zijn. Doordat op 1 juni ook de stukken voor de afrekening over het vorige jaar moeten zijn ingeleverd, kunnen de gegevens over het te verantwoorden jaar worden betrokken bij de beslissing over de subsidieaanvraag voor het volgende jaar.
Voor de subsidieaanvrager is het ook van belang, ruim vóór het nieuwe jaar te weten waarop men waarschijnlijk (zie het begrotingsvoorbehoud van artikel 3) mag rekenen. Daarom is de beschikkingstermijn gesteld op vier maanden, een termijn die normaliter moet kunnen worden gehaald. Het kan zo zijn dat de door de raad vastgestelde begroting het nodig maakt dat minder subsidie kan worden verleend dan genoemd in de eerdere verleningsbeschikking (of zelfs dat in het geheel geen subsidie kan worden gegeven). In dat geval zullen de ‘rectificerende beschikkingen’ zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de begroting aan de betrokkenen worden toegezonden.
De termijn van ‘acht weken tevoren’ in andere gevallen (lid 2) zal soms onhaalbaar zijn, bijv. als om goede redenen heel plotseling het idee opkomt om iets op héél korte termijn te organiseren waarvan ook het gemeentebestuur vindt dat dat echt wenselijk is. Dan zijn er twee mouwen die daaraan kunnen worden gepast. Soms zal de subsidieregeling al een kortere termijn geven, of wellicht zelfs bepalen dat in bijzondere gevallen een aanvraag-achteraf nog mogelijk is. En ten tweede is er de algemene hardheidsclausule voor te knellende termijnen.
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (derde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 6.Algemene weigeringsgronden
Weigeringsgronden voor subsidies zijn denkbaar op drie niveaus. Allereerst geeft de Awb een aantal altijd geldende weigeringsgronden: overschrijding subsidieplafond (artikel 4:25), de activiteiten zullen waarschijnlijk niet worden uitgevoerd, of het is aannemelijk dat de aanvrager de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet zal nakomen of dat hij geen behoorlijke rekening en verantwoording zal afleggen, onjuiste of onvolledige inlichtingen die B&W op het verkeerde been zetten, of faillissement, surséance van betaling of schuldsaneringsregeling is aan de orde (artikel 4:35). In de tweede plaats kan de ASV weigeringsgronden bevatten. En ten derde kan de ASV bepalen dat ook de subsidieregelingen eigen weigeringsgronden kunnen bevatten.
Artikel 6 betreft in hoofdzaak het tweede niveau. Het geeft dan – in aanvulling op de Awb – algemene weigeringsgronden die altijd van belang zijn. Als een weigeringsgrond spreekt van ‘voor zover ...’, betekent het dat de geconstateerde situatie niet tot weigering van de gehele subsidie hoeft te leiden. Het verdient aanbeveling, in zo’n geval eerst contact op te nemen met de aanvrager om te bezien of de wél mogelijke subsidie wel wenselijk en zinvol is.
Nu allereerst iets over het eerste lid, de staatssteunbepaling. Volgens artikel 107, eerste lid, van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn ‘steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd’ in beginsel onverenigbaar met de interne Europese markt en daarom veelal ongeoorloofd; namelijk als ze ‘de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen … voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt’. De leden 2 en 3 van artikel 107 sommen een aantal steunmaatregelen op die wél verenigbaar zijn, en artikel 108 VWEU geeft een procedure via ‘Brussel’ voor twijfelgevallen. De hier genoemde maatregelen plegen te worden aangeduid als ‘staatssteun’, wat moet worden begrepen als ‘overheidssteun’: steun – zoals subsidie – van gemeente of provincie valt er ook onder. Het gaat daarbij alleen om steun aan ondernemingen. Tegen de achtergrond van de bestaande praktijk, waarbij subsidieontvangers bijna altijd particulieren of ‘ideële’ instellingen zijn, mag worden aangenomen dat van verboden staatssteun in ons geval niet spoedig sprake zal zijn. Bovendien gaat het probleem pas spelen bij grote bedragen. Maar om alle risico uit te sluiten, is ‘verboden staatssteun’ hier als eerste algemene weigeringsgrond opgenomen.
Het tweede lid bevat een hele reeks weigeringsgronden, die over het algemeen voor zich spreken, maar hier gaat het steeds om facultatieve weigeringsgronden: B&W kúnnen op deze gronden weigeren, ze zijn er niet toe verplicht. Zo kunnen ze de ernst van de weigeringsgrond afwegen tegen het belang van de subsidiëring, kunnen zij eventueel passende verplichtingen aan de subsidie verbinden, wellicht gedeeltelijk weigeren – zo kan maatwerk worden geleverd.
De weigeringsgrond van onder a. dat activiteiten niet in strijd zijn met een wettelijke regeling spreekt voor zich. Het gaat hierbij om activiteiten die bij wet verboden of strafbaar zijn, waaronder ook het aanzetten tot kwetsend, godslasterend of onzedelijk gedrag.
De weigeringsgrond van onderdeel b, bij activiteiten die niet verenigbaar zijn met gemeentelijk beleid, zou kunnen worden toegepast bij de aanvraag om een subsidie waarop (nog) geen subsidieregeling van toepassing is. Als er een subsidieregeling is voor het subsidiëren van bepaalde activiteiten, dan blijkt uit dat feit op zichzelf immers al dat die activiteiten bijdragen aan de verwezenlijking van gemeentelijk beleid.
Onderdeel e betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidie intrekken.
Nog een opmerking bij onderdeel f. Als gediscrimineerd wordt bij het verlenen van toegang tot activiteiten, dan is gemeentelijke subsidie niet op haar plaats. Maar een enkele keer is er een goede reden om de toegang tot een gesubsidieerde activiteit te beperken tot sommige groepen (en andere dus uit te sluiten), namelijk wanneer daarmee juist die groepen worden bereikt welke bereikt moeten worden; het zal hier vooral gaan om gevallen van ‘passende positieve discriminatie’. Dan is er geen reden om niet te subsidiëren, het tegendeel zal veeleer het geval zijn.
Onderdeel i tenslotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 8.Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.
Artikel 9.Wijzigen en intrekken, terugvorderen subsidie
De Awb geeft in de artikelen 4:48 – 4:51 een in beginsel gesloten stelsel van wijzigings- en intrekkingsgronden. Maar buiten de Awb zijn naderhand ook andere gronden voor intrekking mogelijk geworden; het betreft met name ‘verboden staatssteun’ (het eerste lid) en de Wet bibob (tweede lid).
Wijzigen of intrekken van een reeds verleende subsidie als blijkt dat die heeft geleid tot verboden staatssteun, is verplicht op grond van de artikelen 107 en 108 VWEU en het daarmee samenhangende beginsel van de ‘Unietrouw’, zo volgt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. Om daarover geen misverstand te laten bestaan, is het van belang deze wijzigings- en intrekkingsgrond in de verordening op te nemen. De ‘bibob-ingreep’ is een mogelijkheid die de Wet bibob geeft mits ze is vervat in een wettelijk voorschrift, zoals een gemeentelijke verordening. Vandaar de wenselijkheid van het tweede lid.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 11.Aanvraag om vaststelling
Bij de vaststelling van het uiteindelijke subsidiebedrag kan blijken dat dit bedrag lager uitvalt dan wat reeds aan voorschotten is betaald. Artikel 4:57 Awb voorziet dan in de mogelijkheid van terugvordering of verrekening.
Artikel 12.Rekening en verantwoording
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 8). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard. Dit kan echter per gesubsidieerde activiteit verschillen. Bijvoorbeeld in het geval van een subsidie voor de restauratie van een monument wordt een subsidie vaak pas uitbetaald bij de vaststelling (na realisatie), waarbij het praktisch gezien niet wenselijk is om eisen rond de verantwoordingsplicht te laten vervallen.
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al worden aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.
Voor grote subsidies, dat wil zeggen hoger dan € 50.000, is het verplicht om bij de verantwoording een accountantsverklaring te overleggen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.
Artikel 15.Slotbepalingen en overgangsrecht
Deze verordening heeft alleen toepassing op de subsidies die betrekking hebben op activiteiten in 2017 of latere jaren, waarvoor de middelen ter beschikking worden gesteld met de begrotingen voor 2017 en later. De aanvragen voor jaarsubsidies voor 2017 moeten dan uiterlijk 1 juni 2016 zijn ingediend – zie artikel 5, eerste lid –, en de belanghebbenden moeten daarvan op de hoogte kunnen zijn. Daarvoor is allereerst vereist dat de subsidieregelingen ook tijdig voor die datum gereed zijn, in elk geval die welke de jaarsubsidies betreffen. In de maanden na 1 juni kan er vervolgens op deze aanvragen worden beschikt; die subsidies kunnen dan alleen met een begrotingsvoorbehoud worden verleend, zie artikel 3.
In het tweede lid wordt bepaald dat de oude subsidieverordeningen van toepassing blijven op de subsidies over 2016. Dat geldt ook voor de vaststellingsbeschikkingen die in 2017 nog moeten worden genomen en voor de beslissingen op bezwaarschriften die betrekking hebben op ‘oude’ subsidies, ook als ze pas na 1 januari 2017 kunnen worden genomen. De nieuwe verordening en de oude verordeningen kunnen op deze wijze conflictloos enige tijd naast elkaar blijven bestaan: een bepaalde subsidie valt of onder een oude verordening of onder de nieuwe, maar nooit onder twee of meer subsidieverordeningen tegelijk. Zodoende levert de wat onbestemde vervaldatum die voortvloeit uit het eerste lid geen rechtsonzekerheid op. Zodra vaststaat dat de oude verordeningen zijn uitgewerkt, zal ze uit het bestand van geldende verordeningen worden verwijderd.
Bijlage 3 - ALGEMENE WET BESTUURSRECHT TITEL 4.2 (SUBSIDIES)
Afdeling 4.2.1. Inleidende bepalingen
1.Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
2.Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake:
3.Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.
4.Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
1.Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
2.Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
3.Het eerste lid is niet van toepassing:
4.Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.
Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Afdeling 4.2.2. Het subsidieplafond
1.Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.
2.Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
3.Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
1.Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
2.Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.
1.Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.
2.Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.
Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
Afdeling 4.2.3. De subsidieverlening
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
1.De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.
2.De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.
1.De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
2.Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:
1.Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
2.De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.
3.De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.
4.Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.
5.In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.
1.De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
2.De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:
1.Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.
2.Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.
Afdeling 4.2.4. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
1.Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:
2.Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.
1.Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
2.Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.
3.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.
1.Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.
2.Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.
1.In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:
2.De vergoeding is slechts verschuldigd indien:
3.De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.
Afdeling 4.2.5. De subsidievaststelling
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.
1.Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.
2.De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.
1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidie-ontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:
2.Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.
3.Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidie-ontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.
4.Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.
1.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.
2.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
2.De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
3.Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
Afdeling 4.2.6. Intrekking en wijziging
1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
1.Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:
2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
3.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:
2.Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.
1.Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
2.Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering
1.Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.
2.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een van artikel 4:87, eerste lid, afwijkende termijn voor de betaling van het subsidiebedrag worden vastgesteld.
1.Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
2.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.4:54 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 4:55 [Vervallen per 01-07-2009]
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
1.Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
2.Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
3.Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.
4.Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.
Afdeling 4.2.8. Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Paragraaf 4.2.8.1. Inleidende bepalingen
1.Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
2.Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.
1.Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.
2.De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.
Paragraaf 4.2.8.2. De aanvraag
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.
1.De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:
2.Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.
Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.
1.De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.
2.De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.
3.Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.
1.Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:
2.De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.
3.Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Paragraaf 4.2.8.3. De subsidieverlening
De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
1.De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.
2.Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
3.De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidie-ontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.
Paragraaf 4.2.8.4. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1.De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.
2.De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.
Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
1.Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
2.Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.
3.De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.
4.Paragraaf 4.1.3.3 is van toepassing.
1.Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.
2.Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.
3.De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.
4.De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.
5.In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidie-ontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.
Paragraaf 4.2.8.5. De subsidievaststelling
De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.
De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.
1.De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.
2.Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.
1.Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.
2.Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:
3.De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.
4.De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.
5.Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.
Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.
1.De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.
3.De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.
4.De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.
5.Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.
1.Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.
2.Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.
3.Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-46695.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.