Gemeenteblad van Kaag en Braassem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2016, 4383 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2016, 4383 | Verordeningen |
Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem 2016
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem;
de gemeenteraad van Kaag en Braassem de Verordening sociaal domein Kaag en Braassem 2016 heeft vastgesteld;
in artikel 62 van de Verordening sociaal domein Kaag en Braassem is gesteld dat het college in aanvulling op de Verordening nadere regels kan stellen;
In de Maatschappelijke agenda 3D is aangegeven dat bij de uitvoering van de Verordening zoveel mogelijk maatwerk moet worden betracht;
vast te stellen de Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem 2016.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
kortdurend verblijf: logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week, gepaard gaande met persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding voor inwoners die als gevolg van hun beperking aangewezen zijn op permanent toezicht, indien dat noodzakelijk is ter ontlasting van de persoon die hem gebruikelijke zorg of mantelzorg levert;
mantelzorg: langdurige en onbetaalde ondersteuning voor iemand die chronisch ziek, beperkt of hulpbehoevend is, vanuit een persoonlijke band tussen mantelzorger en inwoner. Dat kan een familielid zijn, maar ook een vriend of kennis. Een mantelzorger is geen beroepskracht. Mantelzorg is ondersteuning die bovenop de normale dagelijkse zorg van gezinsleden en huisgenoten voor elkaar komt, zoals zorg voor het huishouden of zorg voor de kinderen;
Hoofdstuk 2 Integrale benadering
Het pgb is bedoeld om ondersteuning in te kopen. Inwoners die met een pgb ondersteuning inkopen, mogen dit pgb niet besteden bij tussenpersonen of professionele belangenbehartigers. Het pgb mag niet besteed worden aan reiskosten, administratiekosten of bemiddelingskosten. Vervoerskosten naar en van dagactiviteiten kunnen onderdeel zijn van het pgb conform artikel 6 lid 4 en zijn in dat geval onderdeel van het tarief.
Artikel 3 Voorwaarden pgb sociaal netwerk
Artikel 4 Kwaliteitseisen pgb professionele aanbieders
Professionele en specialistische aanbieders van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp die uit een pgb betaald worden, moeten voldoen aan de eisen die in de Jeugdwet en de Wmo aan aanbieders van ondersteuning in natura worden gesteld.
De aard van de benodigde ondersteuning voor de inwoner is leidend voor het bepalen van het tarief. Ondersteuning geboden uit het sociaal netwerk komt niet in aanmerking voor het tarief van een professional of specialist, uitgezonderd de situaties waarbij een professional of specialist nodig is en de benodigde zorgverlener uit het sociaal netwerk van de inwoner komt.
De bepalingen in deze paragraaf van deze nadere regels zijn van toepassing op de terugvordering van een uitkering, op een boete, bijzondere bijstand, een bijdrage op basis van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp), een maatwerkvoorziening en een pgb als bedoeld in de Verordening.
Artikel 10 Uitzonderingen die voortvloeien uit jurisprudentie
In afwijking van artikel 9 lid 1 onder b van deze nadere regels wordt de uitkering niet teruggevorderd als een termijn van zes maanden verstreken is na het bekend worden van gegevens, die hadden moeten leiden tot wijziging en of intrekking/beëindiging van de uitkering, tenzij de belanghebbende niet correct aan de inlichtingenplicht voldaan heeft.
In afwijking van artikel 9 lid 1 onder b wordt de terugvordering beperkt, bij het niet correct nakomen van de inlichtingenplicht die betrekking heeft op een overschrijding van het vrij te laten vermogen op basis van de Participatiewet, tot het bedrag dat te veel zou zijn verstrekt als de inlichtingenplicht wel correct nagekomen was. De uitkering wordt dan niet over de gehele periode van de schending van de inlichtingenplicht herzien/ingetrokken en teruggevorderd.
Artikel 11 Terugbetaling en afloscapaciteit
Van het minimale termijnbedrag van 10% wettelijk minimumloon, genoemd in lid 3, kan afgeweken worden als de belanghebbende daarom vraagt, onder overlegging van financiële en andere relevante gegevens. Het college stelt op grond van de individuele situatie het maandelijks af te lossen bedrag vast en bevestigt dit schriftelijk aan de belanghebbende.
Artikel 12 Uitstel van betaling
Als niet eerder uitstel van betaling gegeven is én uitstel van betaling gevraagd wordt voor een periode korter dan drie maanden, dan kan het verzoek tot uitstel verleend worden zonder nader onderzoek. In elke andere situatie vindt nader onderzoek plaats naar de financiële situatie. Aan uitstel van betaling kunnen voorwaarden verbonden worden.
Artikel 13 Niet voldoen aan betalingsverplichtingen
Als de belanghebbende niet aan de betalingsverplichtingen voldoet of als hij de voorwaarden waaronder uitstel van betaling gegeven is, niet nakomt en de oorspronkelijke betalingstermijn verstreken is, dan neemt het college invorderingsmaatregelen volgens de artikelen 4:112 e.v. van de Awb.
Als het college de vordering overdraagt aan het incassobureau of de deurwaarder, dan wordt de vordering verhoogd met wettelijke rente en kosten van invordering. Voor de hoogte van kosten van invordering wordt aangesloten bij de artikelen 4:113 en 4:120 van de Awb.
Artikel 16 Kwijtschelding bij voldoen aan betalingsverplichtingen
Een besluit om een vordering geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden, als bedoeld in lid 1 sub a en b, wordt alleen genomen nadat de belanghebbende daar schriftelijk een verzoek voor heeft ingediend en na individuele beoordeling, waarbij het niet (verder) kunnen terugbetalen niet aan de belanghebbende te wijten is.
Hoofdstuk 6 Specifieke bepalingen Participatiewet en IOAW/IOAZ
Artikel 32 Aanvullende voorwaarden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 37 van de Verordening komen personen die op de datum van aanvraag of gedurende de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag door het rijk bekostigd onderwijs volgen/volgden, niet in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag aangezien zij worden geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben.
Artikel 35 Berekening draagkrachtruimte
Middelen die niet tot het inkomen gerekend worden op basis van artikel 31 lid 2, de oudedagsvoorziening als bedoeld in artikel 33 lid 5, de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 en de individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36 sub b van de Participatiewet, worden voor de draagkrachtberekening niet meegenomen.
Artikel 37 Berekening draagkracht naar vermogen
Een auto of motor tot een waarde van € 3.000 wordt, met in achtneming van artikel 34 lid 2 sub a van de Participatiewet, niet tot het vermogen gerekend. De waarde wordt vastgesteld aan de hand van de ANWB/BOVAG koerslijst. Als de waarde met deze koerslijst niet bepaald kan worden, dan wordt een gemiddelde genomen van de waarde van drie vergelijkbare auto’s/motoren op verkoopsites.
Artikel 41 Betaling van de bijdrage
De bijdrage voor de kinderen wordt betaald na overleg van de (proforma)nota en wordt overgemaakt aan de belanghebbende of rechtstreeks aan de school, vereniging of leverancier.
Artikel 41d Betaling van de bijdrage
De bijdrage peuteropvang wordt periodiek betaald na overleg van de (proforma) nota of getekende overeenkomst met de kinderopvangorganisatie en overgemaakt rechtstreeks aan de instelling.
Artikel 44 Betaling van de bijdrage
De bijdrage duurzame gebruiksgoederen wordt betaald na overleg van de (proforma)nota en wordt overgemaakt aan de belanghebbende of rechtstreeks aan de leverancier.
Artikel 45 Aanspraak Collectieve zorgverzekering
Artikel 46a Bijzondere bijstand zorgkosten
De bijzondere bijstand aan de persoon genoemd in het eerste lid sub a wordt slechts verstrekt tot uiterlijk het eerstvolgende kalenderjaar en aan de persoon genoemd in het eerste lid sub b tot uiterlijk de datum waarop men (weer) kan deelnemen aan de collectieve aanvullende zorgverzekering bij Zorg en Zekerheid.
Bij verkoop, overdracht of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 48e bijgeschreven rente, direct opeisbaar. De aflossing vindt binnen redelijke termijn plaats.
Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het vermogen als bedoeld in artikel 34 tweede lid onder d van de Participatiewet volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.
Artikel 48g Opnieuw recht binnen twee jaar
Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening in de vorm van een geldlening op grond van artikel 50 van de Participatiewet opnieuw recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of akte van pandrecht.
Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem 2016.
Op de aanvragen die tot en met 31 december 2015 zijn ingediend en waarvan de beschikking op of na 1 januari 2016 wordt afgegeven, zijn de Nadere regels 2016 van toepassing.
Op de aanvragen waarvan de beschikking voor 1 januari 2016 is afgegeven en de beschikking doorloopt in 2016 en verder, zijn de Nadere regels 2015 van toepassing.
Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 10 november 2015.
de gemeentesecretaris,
M.E. Spreij,
de burgemeester,
mr. K.M. van der Velde-Menting
Bijlage Afwegingskader pgb 2016
Professionals van het Kernteam moeten zelfstandig samen met de cliënt een oordeel vormen over wat nodig is om een cliënt voldoende redzaam te laten zijn en maatschappelijk te laten participeren, rekening houdend met de leeftijd en de individuele situatie van de cliënt. Tegen deze achtergrond wordt hier een afwegingskader geschetst als bijlage van de nadere regels.
Het afwegingskader heeft betrekking op verschillende kwesties die bij PGB’s aan de orde komen. Het gebruik van het afwegingskader door de professionals van het Kernteam is niet vrijblijvend maar er wordt altijd uitgegaan van maatwerk.
Toelichting Afwegingskader pgb 2016
Zorg in aanvullende verzekering is een uitsluitingsgrond
Zorg die valt onder de aanvullende verzekering wordt uitgesloten van een pgb-financiering. Deze zorg heeft het Rijk niet overgeheveld naar de gemeenten. Als cliënten kiezen om (eigen) risico te lopen, kan dit risico kan niet worden afgedekt door de Wmo of Jeugdwet.
Pgb Jeugd is geen alternatieve vluchtroute bij bijvoorbeeld wachtlijstproblemen bij een ZiN-aanbieder
Een pgb Jeugd kan (onder voorwaarden) worden toegekend als de gecontracteerde jeugdhulp (ZiN) niet passend of beschikbaar is. Een wachtlijst bij een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder kan geen aanleiding zijn om een pgb Jeugd toe te kennen. Door de bezuinigingen in de komende jaren zullen er meer wachtlijsten ontstaan bij ZiN aanbieders, omdat de schaarste moet worden verdeeld. Sommige instellingen zullen overgaan tot een cliëntenstop.
Gecontracteerde jeugdhulpaanbieders hebben de plicht om actief mee te zoeken naar alternatieve inzet van hulp bij derden of door te schuiven met productvolumes binnen de eigen instelling. Voor uitzonderlijke noodsituaties is er een voorziening getroffen.
Medewerkers van het Kernteam kunnen de aanbieder, die een wachtlijst of cliëntenstop heeft, wijzen op hun plicht om zorg te bieden, dan wel actief mee te zoeken naar alternatieven. Indien dit tot onvoldoende resultaat leidt, kan de Tijdelijke werkorganisatie (TWO) van Holland Rijnland worden benaderd. Het is van belang dat TWO, voor een goede inkoop, zicht houdt op de uitputting van de ingekochte jeugdhulp.
De hulpvraag is leidend. Om in aanmerking te komen voor een pgb Jeugd, moet de beoogde budgethouder goed kunnen onderbouwen waarom een pgb meer geschikt is dan Zorg in Natura. Kiest men vanwege de hulpvraag voor jeugdhulp die geboden wordt door een gecontracteerde zorgaanbieder dan betekent dit dat de zorg bij voorkeur in Zorg in Natura wordt verleend. Om in aanmerking te komen voor een pgb Wmo, moet de beoogde budgethouder goed kunnen motiveren waarom hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen.
Budgethouder is bekwaam voor taken pgb
De professional beoordeelt of de beoogde budgethouder voldoende bekwaam is om de bijbehorende taken uit te voeren. Taken van een budgethouder zijn: kiezen van een zorgverlener, regelen van een zorgovereenkomst, de zorgovereenkomst aan de SVB versturen of digitaal uploaden, aansturen van de zorgverlener, voortgang van de hulp bewaken, kwaliteit van zorg bewaken, facturen en declaraties afhandelen. Op de website van Per Saldo is een test beschikbaar voor potentiële budgethouders om te testen of een pgb wat voor hen is, zie www.pgb-test.nl/. Het antwoord op de vraag of een budgethouder met schulden een pgb kan aanvragen verschilt per gemeente. Mensen kunnen in de schulden raken door oorzaken die niet samenhangen met de vraag of zij wel of geen pgb kunnen beheren. Denk aan een scheiding. Met het trekkingsrecht is er geen risico meer dat geld voor zorg door schuldeisers wordt opgeëist, omdat het geld niet op de eigen rekening wordt overgemaakt. Wel kan na betaling van facturen pgb aan de zorgverlener, beslag worden gelegd op deze gelden van de zorgverlener. Net zoals er op loon uit werk beslag gelegd kan worden.
Indien de budgethouder ook zorgverlener is, is het belangrijk om te waken voor belangenverstrengeling.
Pgb: niet voor gebruikelijke zorg, wel voor bovengebruikelijke zorg
Ondersteuning is niet bedoeld om gebruikelijke zorg van partners, inwonende kinderen of ouders over te nemen. Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
Hieronder volgt een richtlijn voor het bepalen van gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg van ouders aan hun kinderen en is het kader waarop het professionele oordeel over met name het aantal uren “begeleiding individueel en persoonlijke verzorging” gebaseerd moet worden. Het uitgangspunt van de richtlijn is de zorg die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten kunnen bieden aan hun kinderen zonder beperkingen. Richtlijnen voor het bepalen van gebruikelijke zorg en bovengebruikelijke zorg onder de Wmo wordt later toegevoegd.
Gebruikelijke zorg is de dagelijkse zorg die ouders aan kinderen geacht worden te bieden, ook als de ouder de gebruikelijke zorg vanwege eigen aandoening, beperking, stoornis of handicap niet kan bieden. Gebruikelijke zorg omvat:
het door ouders aan kinderen bieden van een woonomgeving waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en hen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan ook zorg omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomt. Het gaat dan om zorg die gebruikelijke zorg vervangt zoals sondevoeding in plaats van eten, of om zorg die in samenhang met reguliere zorg kan worden geboden zoals het geven van medicijnen.
24 uur per dag zorg in de nabijheid. Hiermee wordt bedoeld dat zorg en toezicht gedurende het gehele etmaal in de nabijheid nodig is zonder dat daarbij permanente actieve observatie nodig is. Het gaat hier om een vorm van beschikbaarheid van zorg die voor een groot deel bestaat uit meer passief toezicht. De zorg is wel nodig op zowel geplande als ongeplande momenten, en ook voortdurend in de nabijheid. Dit is gebruikelijke zorg omdat ook een kind met een normaal ontwikkelingsprofiel tot een bepaalde leeftijd [1] niet zelf de noodzaak van zijn behoefte aan de inzet van zorg kan inschatten, of [2] niet zelf in staat is om op relevante momenten adequaat hulp in te roepen om ernstig nadeel te voorkomen, of [3] ook vaak op ongeplande momenten zorg in de zin van begeleiding of overname van zelfzorg nodig heeft.
permanent toezicht’ in de zin van onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen. Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie die als doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de verzekerde vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige, gevaarlijke, (levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties voor het kind kan worden voorkómen. Bij kinderen die een behoefte hebben aan permanent toezicht kan elk moment iets (ernstig) mis gaan.
hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.
NB: deze zorg voor kinderen van 3 tot 5 jaar is geen gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps waaronder een verstandelijke handicap en een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief.
hebben tot 18 jaar een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.
Vrije tijd en vakantie: pgb voor bovengebruikelijke zorg in vrije tijd en vakantie kan onderdeel zijn van een pgb Jeugd, mits het jeugdhulpdoelen dient
In het gezinsplan kunnen jeugdhulpdoelen staan, die te maken hebben met de vrijetijdsbesteding van het kind. Activiteiten die overeenkomen met vormen van vrije tijdsbesteding (zoals paardrijden, roofvogelclub, boksen, scouting, zwemles e.d.) kunnen ook jeugdhulpdoelen dienen zoals het reguleren van emoties, het vergroten van zelfvertrouwen en het doorbreken van isolement. Ook hier dient de afweging te worden gemaakt wat gebruikelijk is en wat in het kader van het gezinsplan een noodzakelijk bovengebruikelijke zorg is.
De normale contributie (lidmaatschap) of activiteitkosten zijn niet uit jeugdhulpmiddelen te bekostigen; de boven gebruikelijke zorg die aan deelname gekoppeld is wel. Bij het normaliseren van de hulp betekent dat de basiskosten van vrije tijdsbesteding voor rekening van de ouders komt.
Vakantie is een bijzondere vorm van vrije tijdsbesteding. Tijdens de vakantie bevat gebruikelijke zorg dat ouders er immers simpelweg voor de kinderen zijn en voor elkaar. Begeleiding vanuit eigen netwerk moet feitelijk extra oppas / begeleiding inhouden en niet de inzet van een ouder. In een vakantieperiode kan er, indien mogelijk, minder ingezet worden op jeugdzorgdoelen. Het aantal uren dat per week aan begeleiding door derden wordt ingezet, kan ook in de vakantie worden voortgezet
Respijtzorg kan belangrijk zijn om mantelzorgers of ouders te ontlasten en langdurige opnamen te voorkomen
Respijtzorg biedt mantelzorgers of ouders de mogelijkheid hun zorgtaken voor hun dierbare tijdelijk aan een ander over te dragen. Hierdoor kunnen zij af en toe vrijaf nemen van de zorg voor hun dierbare en kunnen zij deze zorg beter volhouden. Respijtzorg is een belangrijk middel om overbelasting van mantelzorgers of ouders te voorkomen. Respijtzorg kan aangevraagd worden d.m.v. een pgb.
Geen maximum aantal uren voor een pgb
Aan de hand van de richtlijn voor gebruikelijke zorg, kan het aantal uren begeleiding –in alle redelijkheid- vastgesteld worden. Het aantal uren pgb is afhankelijk van de situatie en het professionele oordeel gebaseerd op wat nodig is voor de cliënt. Daarom wordt er geen maximaal aantal uren gesteld aan een pgb.
Bij kortdurend verblijf kan afhankelijk van de problematiek van de cliënt dagactiviteiten en/of individuele begeleiding worden geïndiceerd. Hieronder volgt een toelichting:Een pgb wordt opgebouwd uit een aantal (mogelijke) onderdelen:
Daaraan wordt een aantal dagdelen en/of uren begeleiding toegevoegd. De hulpvraag van de cliënt bepaalt welke begeleiding (groep of individueel, professioneel of specialistisch) en hoeveel begeleiding nodig is. Eén dag bestaat uit drie dagdelen: ochtend, middag en avond. De som van alle begeleiding samen kan per dag niet meer zijn dan drie dagdelen.
In een enkel geval kan er daarnaast nog een paar uur verzorging worden toegevoegd. Dit is alleen het geval als de cliënt duidelijk meer behoefte heeft aan persoonlijke verzorging dan in een groep kan worden gegeven.
Voorbeeld 1: Logeerweekend van 2 dagen vrijdag 17 uur tot zondag 19 uur voor een cliënt met beperkte behoefte aan begeleiding.
Toelichting: de cliënt heeft niet veel begeleiding nodig dus, begeleiding groep professioneel (groep groter dan 5 pers) is voldoende.
Voorbeeld 2: Logeerweekend van zaterdag 9 uur tot zondag 17 uur voor een kind dat permanent toezicht nodig heeft, aansturing op gedrag en veel hulp bij persoonlijke verzorging.
Toelichting: het kind heeft veel begeleiding nodig, daarom 4 dagdelen begeleiding specialistisch (groep kleiner dan 5 pers) en 4 uur begeleiding individueel professioneel. In totaal 5 dagdelen.
Criteria voor kwaliteit van hulp vanuit eigen netwerk
De inzet van het eigen netwerk is op zich een goede aangelegenheid. Deze inzet komt immers voort uit de eigen kracht van mensen. Er worden geen formele kwaliteitseisen gesteld aan deze vorm van hulp. De budgethouder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg.
In de nadere regels staat het uitgangspunt dat begeleiding passend, adequaat en veilig moet zijn. Dat wordt voorafgaand getoetst. De beoogde zorgverlener heeft zich voldoende op de hoogte gesteld van de rechten en plichten als zorgverlener. De beoogde persoon die vanuit het netwerk ondersteuning wil gaan bieden, moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt. Vragen zijn: Hoe gaat het als de zorgverlener ziek is of op vakantie gaat? Hoe scheidt de budgethouder zakelijke afspraken van onderlinge familieverhoudingen? Hoe zeg je nee tegen een familielid? Door het pgb verandert de zorgrelatie van een puur persoonlijke relatie naar een meer zakelijke relatie. Beide partijen accepteren de rollen van opdrachtgever en opdrachtnemer en zijn zich bewust dat de relatie verandert.
In situaties waarbij sprake is van onvoldoende ondersteuningsvaardigheden of bij (dreigende) overbelasting van de beoogde zorgverlener, kan de betreffende persoon niet worden ingezet als zorgverlener.
’Beschikkingen voor een pgb Jeugd worden normaliter afgegeven tot het 18e jaar. Soms is het wenselijk dat jeugdhulp nog even doorloopt. Met andere woorden: de ondersteuningsvraag is nog aanwezig als iemand 18 wordt. De begeleiding kan dan doorlopen. Wel moet het jeugd-pgb door het Kernteam worden omgezet naar een pgb voor volwassenen. Dat hoeft niet direct op de 18e verjaardag. Doelen zijn leidend, niet de wet- en regelgeving. De inwoner is al bekend bij het Kernteam. Voor de 18e verjaardag is al een perspectiefplan gemaakt. Het betreft dan eigenlijk alleen een technische aanpassing (wijziging van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving).
Wees zorgvuldig bij de inzet van minderjarigen als zorgverlener
Bij de inzet van minderjarigen uit het eigen netwerk is extra zorgvuldigheid nodig, omdat de wet- en regelgeving over arbeid voor minderjarigen strenger is èn gewaakt moet worden voor de ontwikkeling van de beoogde minderjarige zorgverlener. De ontwikkeling van een minderjarige door deelname aan vrije tijdsvoorzieningen en kleine bijbaantjes moet niet in het gedrang komen door de inzet in eigen kring. Ga er daarom terughoudend en zorgvuldig mee om.
Ondersteuning geboden uit het sociaal netwerk komt niet in aanmerking voor het tarief van een professional of een specialist, uitgezonderd de gevallen waarbij een professional of specialist nodig is voor de cliënt en de beoogde zorgverlener uit het sociaal netwerk van de cliënt komt. De voorwaarden aan de inzet van het sociale netwerk, zoals beschreven in artikel 3, spelen dan geen rol bij de levering van de ondersteuning.
De tarieven in de nadere regels zijn maximale tarieven en geen normtarieven. De budgethouder en de zorgverlener komen met elkaar een tarief overeen. Wanneer het overeengekomen tarief hoger is, zal de budgethouder moeten aanvullen. Indien het tarief van de zorgverlener lager ligt dan het maximale tarief, wordt wèl voor het maximale tarief beschikt, ervan uitgaande dat de budgethouder niet meer dan het aantal beschikte uren afneemt.
Eén pgb budget kan, maar controle hierop is beperkt (integraal budget, code 00)
De SVB maakt een onderscheid per hulpvormen en legt per hulpvorm het budget vast. Deze budgetten niet onderling uitwisselbaar.
In sommige gevallen kan het wenselijk zijn dat de budgetten wél uitwisselbaar zijn. Bijvoorbeeld als de zorgvraag fluctueert. Met code 00 is het mogelijk om bij de SVB een integraal budget te registreren.
Het nadeel van een integraal budget is dat de controlemogelijkheden beperkt zijn. Daarom zal een afweging moeten worden gemaakt of een noodzakelijke controle op de toepassing de flexibele inzet rechtvaardigt.
Bijlage Toelichting op de Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem 2016
In de Nadere regels wordt meerdere malen de inwoner aangeduid als hij en hem. Daar waar hij en hem staat, kan ook zij en haar worden gelezen. Voor de leesbaarheid van het stuk is gekozen om alleen de mannelijke vorm te gebruiken.
In de bijlage van de Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem 2016 is een afwegingskader opgenomen. Het afwegingskader gebruiken professionals van het Kernteam om tot een besluit voor pgb te komen. Het afwegingskader is onderdeel van de Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem 2016.
In dit artikel zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb opgenomen, zowel voor jeugd als voor de Wmo. Binnen de Participatiewet is het pgb niet aan de orde.
Een plan, door de aanvrager samen met het Kernteam opgesteld, moet de basis zijn voor het verstrekken van een pgb. Als voorwaarde wordt daarom gesteld dat een plan ten grondslag moet liggen aan het verstrekken van een pgb. In het plan moet benoemd worden welke resultaten nagestreefd worden (stabilisatie problematiek, ontwikkeling vaardigheden etc.). Als de besteding van het pgb niet opgenomen is in het integrale plan, dan moet de budgethouder een afzonderlijk budgetplan opstellen waarin hij aangeeft hoe hij het pgb gaat inzetten. Door periodiek het plan te gebruiken om vast te stellen wat de ondersteuning/jeugdhulp opgeleverd heeft, wordt ook de kwaliteit en doelmatigheid van de verleende ondersteuning/jeugdhulp inzichtelijk gemaakt. Dat betekent ook dat de budgethouder het Kernteam informeert, indien de budgethouder een andere zorgverlener wil gaan inzetten. Het pgb kan overigens deel uitmaken van een arrangement, waarbij onderdelen van ondersteuning/jeugdhulp in natura en onderdelen via een pgb ingezet worden. Als het gaat om hulpmiddelen, woningaanpassingen, hulp bij het huishouden en trapliften is een verslag voldoet.
In de Wmo 2015 en de Jeugdwet is geregeld dat inwoners, aan wie een maatwerkvoorziening verstrekt is, onder voorwaarden, het recht hebben om te kiezen voor een pgb. Voor een algemene voorziening kan dus nooit een pgb verstrekt worden. Er worden drie voorwaarden genoemd:
Inwoners moeten het vermogen hebben om een pgb goed te besteden. Dit betekent dat de inwoner in staat geacht moet worden om de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uit te voeren. De inwoner mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
Het gaat om de volgende twee aspecten:
Kan hij de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uitvoeren? Hierbij gaat het onder meer om het kiezen van een zorgaanbieder, het aangaan van een contract en het aansturen van de zorgaanbieder. De inwoner mag hierbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk, dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
Het gaat niet om het beheren van het budget, dat doet de SVB. Het is wel van belang om te weten dat een budgethouder, die voor vier of meer dagen per week ondersteuning/jeugdhulp inkoopt, een werkgever is met de werkgeversplichten die daarbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn. De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de inwoner getoetst, maar het oordeel van het integraal ondersteuningsteam is leidend. Als het team van mening is dat de inwoner onbekwaam is, dan kan het college het pgb weigeren. Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open.
De Wmo 2015 stelt dat de inwoner zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen. De Jeugdwet stelt dat, om in aanmerking te komen voor een pgb, de inwoner zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is in zijn situatie. De aanvrager heeft dus een motiveringsplicht. Als de aanvrager dit beargumenteerd heeft, dan kan deze voorwaarde geen basis voor het college zijn om een pgb te weigeren.
De voorzieningen die de inwoner met het pgb wil inkopen moeten veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.
Lid 3 gaat over de termijn van het pgb. Een gangbare termijn van een pgb is een jaar. Echter, voor sommige inwoners is de hulpvraag voor langere tijd vast te stellen. Bijvoorbeeld voor inwoners met een verstandelijke of lichamelijke handicap. Rekeninghoudend met die situaties, is er geen maximale termijn aan een pgb gesteld.
Indien een pgb een termijn heeft van langer dan een jaar, wordt wel jaarlijks het plan, inclusief het gebruik van het pgb, geëvalueerd door de inwoner en het Kernteam.
Het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) wordt in Kaag en Braassem uitgevoerd door de regiotaxi Holland Rijnland. Als de regiotaxi toereikend is om inwoners lokaal te verplaatsen, dan is het niet mogelijk om hiervoor een pgb te verstrekken. Vanwege de houdbaarheid van het collectieve vervoerssysteem wordt hier terughoudend mee omgegaan.
Artikel 3 Voorwaarden pgb sociaal netwerk
De gemeente moet regels stellen in welke gevallen en onder welke voorwaarden de inwoner aan wie een pgb verstrekt wordt, de mogelijkheid heeft om ondersteuning/jeugdhulp te betrekken van een persoon die deze anders dan in de uitoefening van een beroep levert. Het gaat hier bijvoorbeeld om situaties waarin iemand zijn baan opzegt of minder gaat werken om kinderen intensief te ondersteunen of waarin het veiliger/praktischer is dat een naaste uit het gezin de ondersteuning levert. Als iemand vanuit het sociaal netwerk de ondersteuning gaat bieden, dan moet dat gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie, omdat uit het gesprek/integraal plan blijkt dat vanuit de bestaande situatie de inzet van het sociaal netwerk ontoereikend is. Extra inzet is dus nodig.
Het uitgangspunt is dat een pgb voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet
blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt. Het belang van de inwoner staat hierbij centraal. Het gaat om argumenten zoals:
Als iemand vanuit het sociaal netwerk de ondersteuning/jeugdhulp gaat bieden, dan moet diegene wel over de juiste competenties en expertise beschikken:
Een periodiek gesprek (1 keer per jaar of vaker) moet inzicht geven in de kwaliteit van de geboden ondersteuning/jeugdhulp.
De persoon die vanuit het sociaal netwerk ondersteuning/jeugdhulp biedt moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt. De vraag die daarbij gesteld moet worden is: kan de persoon die ondersteuning/jeugdhulp levert een keer overslaan als hij ziek is of op vakantie gaat en hoe wordt de ondersteuning/jeugdhulp dan geleverd?
Als ondersteuning/jeugdhulp ingezet wordt in situaties waarin sprake is van onvoldoende opvoedvaardigheden of bij (dreigende) overbelasting, dan kan geen pgb ingezet worden voor het sociaal netwerk. Het is aan de professional om dit te beoordelen.
Artikel 4 Kwaliteitseisen pgb professionele aanbieders
In principe heeft de budgethouder zelf de regie over de ondersteuning/jeugdhulp die hij met het pgb inkoopt. Daarmee heeft hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit. Tegelijkertijd is voor professionele aanbieders ook de Wmo 2015 en de Jeugdwet van toepassing. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet zijn kwaliteitseisen opgenomen die gesteld worden aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Zoals gezegd gaat het hierbij onder meer om verantwoorde hulp, het toepassen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, het beschikken over een VOG en het gebruiken van een hulpverleningsplan. Deze kwaliteitseisen worden aan alle professionele jeugdhulpaanbieders gesteld, dus ook aanbieders die op basis van een pgb jeugdhulp verlenen.
De mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken, is uit de Wmo 2015 verdwenen. De financiële tegemoetkoming wordt onder de Wmo 2015 vervangen door een pgb. Dit geldt ook voor de financiële tegemoetkoming voor meerkosten die iemand kan hebben voor bijvoorbeeld een verzekering van een aangepaste auto ten opzichte van een reguliere verzekering, maar ook voor de kosten van onderhoud en reparatie. Dit is samen onder de noemer meerkosten in de Nadere regels opgenomen.
In artikel 6 worden de pgb tarieven per vorm van ondersteuning/jeugdhulp genoemd. Dit zijn maximum tarieven. In onderstaand overzicht zijn deze tarieven nogmaals beschreven.
Bij de afweging tussen algemene en specialistische ondersteuning is de aard van de benodigde ondersteuning bepalend. Algemene ondersteuning wordt geleverd door een professional. Specialistische ondersteuning wordt geleverd door een specialist.
Ondersteuning geboden uit het sociaal netwerk komt niet in aanmerking voor het tarief van een professional of een specialist, uitgezonderd de gevallen waarbij een professional of specialist nodig is voor de inwoner en de beoogde zorgverlener uit het sociaal netwerk van de inwoner komt. De voorwaarden aan de inzet van het sociale netwerk, zoals beschreven in artikel 3, spelen dan geen rol bij de levering van de ondersteuning.
In de Wmo 2015 en de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van het trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de rekening van de budgethouder stort, maar op de rekening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren ondersteuning geleverd zijn, waarna de SVB de uitbetaling aan de zorgaanbieder doet. Het niet bestede bedrag wordt na afloop van de verantwoordingsperiode door de SVB terugbetaald aan de gemeente. Het rijk heeft besloten dat gemeenten eenmalige pgb’s (voor bijvoorbeeld een woningaanpassing of vervoermiddel) in 2015 nog zelf kunnen betalen aan de inwoner. Het blijkt namelijk niet mogelijk om per 1 januari 2015 eenmalige pgb’s volgens de werkwijze van het trekkingsrecht (via de SVB) uit te voeren.
Artikel 18 Diagnostiek en behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie
De samenwerkende partners bij dyslexiezorg zijn de gemeente, scholen en zorgaanbieders. Scholen zijn verantwoordelijk voor de signalering en begeleiding van kinderen met dyslexie. De gemeente is verantwoordelijk voor dyslexiezorg bij Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED); dyslexie zonder bijkomende stoornissen die belemmerend zijn voor de behandeling. Namens het college worden met aanbieders afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder zij de diagnostiek en behandeling voor EED in natura mogen verlenen in opdracht van het college. In deze nadere regels wordt EED aangewezen als algemene voorziening. Dit maakt mogelijk dat EED-zorg in natura kan worden ingezet op voordracht van de school, na afstemming in het ondersteuningsteam van de school. Hiervoor is gekozen omdat bij EED in principe sprake is van enkelvoudige problematiek, waarbij het inschakelen van het Kernteam als een onnodige extra schakel gezien wordt. Het is aan de gecontracteerde EED-zorgaanbieder om aan de hand van het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling te bepalen of aan de criteria voor EED-zorg die de gemeente gesteld heeft, voldaan wordt. Als sprake is van meervoudige problematiek en/of bijkomende gezinsproblematiek, dan schakelt de zorgaanbieder in overleg met de inwoner het Kernteam in. Na beëindiging van de EED-zorg informeert de zorgaanbieder in overleg met de inwoner het ondersteuningsteam van de school.
Dit artikel bevat regels over een bijdrage in de kosten van vervoer die zijn verbonden aan arbeidsinschakeling. Inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor vervoer binnen de 10 kilometer. Daarvoor is geen bijdrage mogelijk. Uiteraard wordt elke situatie afzonderlijk onderzocht en beoordeeld. Als de afstand te groot is om te lopen, of als lopen of fietsen vanwege de persoonlijke situatie niet mogelijk is, kan het college afwijken van deze 10 kilometergrens.
Voor het bepalen van de reisafstand wordt gebruik gemaakt van Routenet.nl.
Artikel 29 Bijdrage algemene voorziening
De artikelen 2.1.4 en 2.1.5 van de Wmo 2015 bieden de mogelijkheid om bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening/pgb of algemene voorziening een bijdrage aan de inwoner te vragen. De Wmo 2015 maakt onderscheid tussen de bijdrage voor een maatwerkvoorziening en de bijdrage voor een algemene voorziening. De bijdrage voor een algemene voorziening mag de gemeente bepalen en kostendekkend zijn. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening.
Met betrekking tot de bijdrage die gebruikers van een algemene voorziening betalen, wordt onderscheid gemaakt tussen algemene voorzieningen die vanuit particulier initiatief gerealiseerd worden en algemene voorzieningen die in opdracht van het college gerealiseerd worden.
Bij algemene voorzieningen vanuit particulier initiatief zijn de initiatiefnemers vrij om inwoners een bijdrage te vragen. De initiatiefnemers bepalen zelf de hoogte van de bijdrage. De bijdrage wordt geïnd door de initiatiefnemers.
Voor algemene voorzieningen die in opdracht van het college gerealiseerd worden, geldt dat de aanbieder van de voorziening alleen een bijdrage kan vragen voor algemeen gebruikelijke kosten die vanuit de voorziening betaald worden voor de inwoner. Algemeen gebruikelijke kosten zijn kosten die alle inwoners maken in het dagelijks leven, ook inwoners die geen gebruik maken van de voorziening. Denk bijvoorbeeld aan een bijdrage voor een maaltijd bij een maaltijdservice of een bijdrage voor een wasmiddel bij een was- en strijkservice. De aanbieder van de voorziening kan geen bijdrage vragen voor dienstverlening. De bijdrage wordt geïnd door de aanbieder.
Omdat het hier gaat om algemeen gebruikelijke kosten die alle inwoners maken, compenseert het college (een deel van) de bijdrage voor een algemene voorziening niet. Bij algemeen gebruikelijke kosten is immers geen sprake van een mogelijke stapeling van aanvullende kosten die een inwoner vanwege zijn persoonlijke situatie genoodzaakt is te maken.
Artikel 30 Bijdrage maatwerkvoorziening of pgb
Op een maatwerkvoorziening/pgb blijft een landelijke inkomensafhankelijke bijdrageregeling van toepassing dat vastgelegd is in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Geen bijdrage wordt gevraagd voor:
Het bijdrageplichtig inkomen wordt vastgesteld door het CAK. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van:
de hoogte van het inkomen van de inwoner (de inwoner kan bij het CAK om een correctie van zijn inkomen vragen als zijn inkomen inmiddels lager is dan zijn inkomen in het rekenjaar, het rekenjaar ligt twee jaar voor het jaar waarin de aanvraag gedaan is). Op basis van dit inkomen wordt de maximale bijdrage vastgesteld.
Voor alle maatwerkvoorzieningen geldt de termijn zolang de voorziening gebruikt wordt of tot de kostprijs van de voorziening bereikt is. De kostprijs van de voorziening vormt een belangrijke beperking van de termijn waarover een bijdrage gevraagd mag worden. De bijdrage mag niet hoger zijn dan de kostprijs. Dus zodra de inwoner een bijdrage ter hoogte van de kostprijs betaald heeft, dan kan niet langer een bijdrage gevraagd worden. Bij de huur van een voorziening geldt geen maximale termijn voor de bijdrage, maar wordt een bijdrage gevraagd zolang de gemeente huur betaalt voor de voorziening.
De procedure voor het vaststellen en innen van de bijdrage is als volgt:
Artikel 31 Mantelzorgwaardering
Het college heeft grote waardering voor de inzet van mensen die mantelzorg verlenen aan inwoners. Daarom stelt het college een maatwerkvoorziening beschikbaar om deze waardering te tonen, in de vorm van een geldbedrag. Met een geldbedrag kan elke mantelzorger zelf kiezen op welke manier hij de voorziening wil besteden. Het bedrag kan een bijdrage leveren aan de meerkosten die veel mantelzorgers maken, maar kan ook besteed worden aan een dagje uit.
De voorziening is niet alleen een blijk van waardering vanuit het college, maar ook vanuit de inwoner die mantelzorg ontvangt. Daarom kan alleen de inwoner die mantelzorg ontvangt, eventueel met hulp van iemand uit zijn sociaal netwerk, één voorziening aanvragen voor zijn mantelzorger(s). Voor de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor de voorziening, wordt als richtlijn de volgende definitie van mantelzorg aangehouden:
Iemand is mantelzorger als: een persoon langdurig en onbetaald zorgt voor iemand die chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend is. En met wie hij een persoonlijke band heeft. Dat kan een familielid zijn, maar ook een vriend of een kennis. Een mantelzorger is geen beroepskracht. Bij mantelzorg beslaat de verzorging meer dan acht uur per week gedurende een periode van meer dan drie maanden. Mantelzorg is zorg die bovenop de normale dagelijkse zorg van gezinsleden en huisgenoten voor elkaar komt, zoals zorg voor het huishouden of zorg voor de kinderen.
De voorziening is bedoeld voor de mantelzorgers van inwoners die in de gemeente wonen. De mantelzorger kan dus buiten de gemeente wonen.
Een beschikking kan, afhankelijk van de persoonlijke situatie, afgegeven worden voor een bepaalde periode of voor onbepaalde tijd. Betaling vindt jaarlijks plaats. Bij verstrekking voor onbepaalde tijd geldt dat de voorziening ingetrokken wordt als de inwoner die mantelzorg ontvangt verhuist naar een andere gemeente of overlijdt of de mantelzorger van de inwoner niet meer voldoet aan de richtlijn zoals omschreven in lid 3.
Met het vervallen van de landelijke regeling van het mantelzorgcompliment vervalt ook de grondslag van de vrijstelling in artikel 1a lid 4 van de Successiewet 1956. Ontvangers van het mantelzorgcompliment konden bij overlijden van degene voor wie zij zorgden, als zij erfgenaam waren, vrijstelling op erfbelasting over de woning van de overledene krijgen. De rijksoverheid bekijkt of het wenselijk en mogelijk is om de vrijstelling toch in enige vorm te behouden. Mocht de gemeentelijke mantelzorgwaardering gekoppeld worden aan de genoemde vrijstelling, dan stelt het college hierover aanvullende nadere regels vast.
Artikel 45 Aanspraak Collectieve zorgverzekering
Per 1 januari 2014 heeft het rijk twee regelingen ter compensatie van meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft, namelijk de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de regeling compensatie eigen risico (CER). De regelingen hadden naar de mening van de regering niet het effect dat beoogd was; namelijk het compenseren van meerkosten ten gevolge van chronische ziekte of handicap voor mensen die dat echt nodig hebben. Volgens het rijk kunnen gemeenten beter maatwerk leveren. Gemeenten krijgen daarom een deel van de vrijvallende middelen. Ze mogen zelf beslissen of ze deze middelen inzetten voor een ‘maatwerkvoorziening’ voor chronisch zieken en gehandicapten.
De gemeenten in Holland Rijnland hebben gekozen voor het uitbreiden van de bestaande Collectieve ziektekostenverzekering voor minima naar een collectiviteit die zich óók richt op de doelgroep ‘chronisch zieken en gehandicapten’. De middelen die wij als gemeente ontvangen voor de uitvoering van een Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning, vanwege de afschaffing van de tegemoetkoming op basis van de Wtcg en de CER, worden via de collectiviteit ingezet als bijdrage in de premie, waarbij de aanvullende verzekering goedkoper of zelfs gratis kan worden aangeboden. De doelgroep heeft op die wijze de mogelijkheid tot een zeer uitgebreid verzekeringspakket, zonder de daarbij horende premiekosten volledig zelf te moeten financieren. De middelen zijn daarbij direct verbonden met gemaakte zorgkosten buiten de basisverzekering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-4383.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.