Gemeenteblad van Breda
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2016, 4309 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2016, 4309 | Beleidsregels |
Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en overlast Breda 2015
Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de burgemeester op 2 november 2015 de Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en overlast Breda 2015 heeft vastgesteld.
De beleidsregels worden van kracht met ingang van één dag na bekendmaking.
Tegen het besluit tot vaststelling van de beleidsregels is geen bezwaar of beroep mogelijk.
Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en overlast Breda 2015
Gelet op de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet;
Vast te stellen de navolgende beleidsregels ‘Aanpak voetbalvandalisme en overlast Breda 2015’:
Op 1 september 2010 is de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast ‘(Wet MBVEO of Voetbalwet) in werking getreden. Doel van de wet is het voorkomen van herhaling van ernstig overlast gevend gedrag. De inzet van de maatregelen is niet beperkt tot misdragingen met betrekking tot het voetbal. Ook rond andere sporten (bijvoorbeeld kickboksen), bij evenementen (bijvoorbeeld jaarlijkse kermis, Koninginnedag, Oud & Nieuw), bij wijkoverlast en bij uitgaansgeweld kunnen de bevoegdheden worden ingezet mits aan de in de wet gestelde voorwaarden wordt voldaan.
In het voorjaar van 2012 is de Wet MBVEO geëvalueerd. Naar aanleiding van de evaluatie is een wetsvoorstel opgesteld met aanpassingen om in de praktijk gesignaleerde knelpunten weg te nemen. Op 1 juli 2015 zijn deze aanpassingen in werking getreden. Reden tot aanpassing van op basis van de artikelen 172a en 172b Gemeentewet door de burgemeester opgestelde beleidsregels.
De wet is van toepassing op ernstige overlast en is bedoeld ter aanvulling op de reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie. Alleen als andere maatregelen niet toereikend zijn kan naar de nieuwe bevoegdheden worden gegrepen. Er is een zwaar middel en bedoeld voor de ‘zware’ gevallen. De bevoegdheden zien niet op dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Bij acute onverwachte situaties waar geen of weinig voorbereidingstijd is kan de burgemeester gebruik maken van zijn noodbevoegdheden. De instrumenten zijn niet geschikt voor alle situaties. Deze beleidsregel ziet alleen op die situaties waar naar het oordeel van de burgemeester de instrumenten een effectief middel zijn om herhaling van openbare orde verstorend gedrag tegen te gaan.
De bevoegdheden voor de burgemeester zijn opgenomen in de artikelen 172a en 172b Gemeentewet. Op grond van de wet kan de burgemeester een gebieds- of groepsverbod opleggen. Daarnaast kan een meldingsplicht worden opgelegd, al dan niet in combinatie met een gebieds- of groepsverbod.
De burgemeester kan op basis van dit artikel drie soorten bevelen geven:
Om er voor te zorgen dat een persoon gedurende een bepaalde tijd (voldoende ver) verwijderd is van de plaats of het gebied waar zijn aanwezigheid niet gewenst is, kan aan een overlastgever een meldplicht worden opgelegd. Dit zal alleen nut hebben in gevallen waarbij de aanwezigheid van een persoon op specifieke momenten niet gewenst is, zoals voetbalwedstrijden of evenementen. Een meldplicht in combinatie met een gebiedsverbod is een zwaarder middel dan als deze bevelen als afzonderlijke maatregel worden opgelegd. De combinatie van bevelen stelt hogere eisen aan de proportionaliteit.
Het belang van het kunnen weren van notoire ordeverstoorders speelt op veel plaatsen. Dit zal vooral zijn in gebieden waar de openbare orde sneller in het geding zal zijn dan normaal, zoals rondom voetbalwedstrijden, in het uitgaansgebied of in kwetsbare gebieden waar bijvoorbeeld drugsoverlast of ernstige jeugdoverlast wordt ervaren. Bij ernstige ordeverstoringen bij bijvoorbeeld evenementen, voetbalwedstrijden, in het winkel- of uitgaanscentrum of in de woonwijk, worden burgers ernstig belast of beperkt in hun woongenot of persoonlijke levenssfeer. Deze burgers worden door het wangedrag van de ordeverstoorders in hun rechten als derden belast of beperkt.
In de regel zal de burgemeester dan gebruik maken van de bevoegdheden die de APV hem bieden om overlastgevers tijdelijk te weren uit bepaalde gebieden. Meestal voldoet dit als herstelmaatregel en wordt de ordeverstoring daarna niet meer herhaald. In ieder geval niet gedurende de periode dat een dergelijk verbod is opgelegd. Desondanks zijn er notoire ordeverstoorders die volharden in hun overlast. Bij dergelijke aanhoudende overlast of bij zeer ernstige openbare orde verstoringen waar vrees is op herhaling, kunnen de zwaardere maatregelen in artikelen 172a en 172b Gemeentewet dan meer aangewezen zijn.
De nieuwe bevoegdheden kunnen worden ingezet bij diverse vormen van overlast door groepen of individuen. Hieronder worden enkele voorbeelden genoemd om een beeld te schetsen van de diverse vormen waarin overlast zich kan manifesteren. De gegeven voorbeleden zijn niet uitputtend bedoeld maar om een beeld te schetsen van waar zich overlast voordoet.
De afgelopen jaren zijn er in het kader van het convenant “Veilig Uitgaan” diverse maatregelen genomen om de veiligheid in het uitgaansgebied te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn de inzet van professionele portiers door de horeca, cameratoezicht, veiligheidsverlichting, een hoog niveau van het onderhoud van de buitenruimte, de plaatsing van openbare toiletten, een strikt handhavingsbeleid en afspraken omtrent de inzet van het aantal agenten. Ook zijn aanvullende maatregelen genomen in het kader van jeugd en alcohol en deurbeleid. Breda heeft een goede naam als gezellige uitgaansstad.
Ondanks de inspanningen blijven zich regelmatig (ernstige) ordeverstoringen voordoen. Dit in de vorm van vechtpartijen, bedreigingen, wederspannigheid tegenover de politie, vernielingen van straatmeubilair en agressie tegen porties. Het gaat veelal om personen die zich bij herhaling schuldig maken aan verstoringen van de openbare orde en die binnen een groep als katalysator optreden. Het betreft veelal delicten die worden gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs. Dit lokt weer tegenreacties uit met alle gevolgen van dien. Ook zijn harddrugdealers actief om uitgaandrugs als XTC en cocaïne te verkopen. Al met al leidt dit alles ertoe dat de sfeer in het uitgaanscentrum dan verhardt. Dit gedrag heeft een grote negatieve invloed op de openbare orde en veiligheid tijdens uitgaansavonden. Daarom is het kunnen weren van notoire overlastgevers voor een bepaalde tijd uit het uitgaanscentrum een effectief middel.
De ervaring leert dat confrontaties tussen supportersgroepen en/of de politie voornamelijk worden aangegaan voorafgaand aan en na afloop van wedstrijden. Supporters komen daartoe ruim voor aanvang van de wedstrijd richting het stadion. Sommigen onder invloed van drank en drugs. Ook na de wedstrijd blijven ze rondhangen bij het stadion. Bij ordeverstoringen is er onder andere sprake van intimiderend gedrag, bedreigingen, vernielingen en openlijke geweldpleging. Uit observaties van de politie en camerabeelden blijken leden van de harde kern anderen tot ordeverstoringen aan te zetten. Vooral (zeer) jonge supporters willen zich doen gelden en indruk maken op de harde kern. Gegeven de hardnekkigheid waarmee hooligans de orde blijven verstoren rondom wedstrijden en de impact die dit heeft op de andere bezoekers en de inzet van politie wordt op wedstrijddagen een ‘zero tolenance’ beleid gevoerd. Het kunnen weren van supporters die zich schuldig maken aan openbare orde verstorend gedrag rondom het stadion op wedstrijddagen is een nuttig en effectief instrument.
Het komt steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van escalerende overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreft vaak aanhoudende orde verstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die weggepest worden en verhuizen of winkeliers die hun zaak sluiten met als gevolg verloederde buurten.
Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat vaak om een kleine kern die het initiatief neemt en een leidende rol heeft. Als reguliere instrumenten zoals een gebiedsverbod op basis van de APV of eerdere hulpverlening/begeleiding (zoals via Bureau Jeugdzorg of buurtvaders) niet het gewenste effect hebben dan kan de burgemeester naar zijn bevoegdheden uit art. 172a of art. 172b Gemeentewet grijpen.
Daarnaast kunnen drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren. Denk bijvoorbeeld aan overlast op de locaties in het projectgebied Valkenberg-Station (VAST) waarin gelegen zijn hiervoor kwetsbare omgevingen als opvang ’t IJ, het Valkenbergpark en het NS Station Breda. Veel alcohol- ne drugsverslaafden houden zich in dit gebied op en hebben een aantrekkingskracht op pushende dealers. Maar ook rondom enkele druk bezochte gedoogde coffeeshops houden zich graag drugsrunners en drugsdealers op waardoor het woon- en leefklimaat in deze straten onder druk staat. Bij overlast en ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde kunnen ook deze groepen overlastveroorzakers worden aangepakt op basis van art. 172a Gemeentewet.
Ernstige overlast bij evenementen
Breda kent veel evenementen. Een feestelijke en gastvrije sfeer staan daarbij voorop. Sommige van deze evenementen worden bezocht door notoire ordeverstoorders. Zoals voetbalhooligans waarvan bekend is dat zij graag dancefeesten bezoeken. Maar ook problematische jeugdgroepen, die al in de wijk voor ordeverstoringen zorgen, bezoeken in groepsverband evenementen. Verder zijn bepaalde evenementen gevoelig voor drugshandel en hebben een aantrekkingskracht op drugdealers.
Om te voorkomen dat relschoppers of drugsdealers bij de evenementen de openbare orde verstoren, kunnen de instrumenten uit deze beleidsregels ook bij evenementen worden ingezet. Een evenement wordt in deze beleidsregel gedefinieerd overeenkomstig de definitie in de APV 2014 Breda.
Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar
Soms worden herhaaldelijke en groepsgewijze openbare ordeverstoringen gepleegd door kinderen jonger dan twaalf jaar (12 minners). Bij deze groep is het nog meer van belang om in te zetten op preventie en hulpverlening. Investeren in zorg blijft de enige juiste lange termijnoplossing waarbij een persoonsgerichte aanpak voorop staat. De burgemeester zal derhalve terughoudend omgaan met het opleggen van bevelen aan twaalfminners.
Dat neemt niet weg dat de samenleving vraagt om toch op te treden tegen probleemgedrag van twaalfminners als zij zich schuldig maken aan persisterend overlastgevend en antisociaal gedrag. Wanneer er sprake is van ordeverstoringen door twaalfminners kan aan de ouders het bevel worden gegeven ervoor zorg te dragen dat hun kind zich niet zonder begeleiding van een meerderjarige begeeft in bepaalde gebieden. Ook kan de begeleidingsplicht worden opgelegd voor de openbare ruimte tussen 20.00u ’s avonds en 06.00u ‘s ochtends.
3. Voorwaarde voor opleggen maatregel
In de artikelen 172a en 172b Gemeentewet worden een aantal voorwaarden genoemd waaraan moet worden voldaan om de genoemde maatregelen in te zetten. Hieronder worden deze voorwaarden nader ingevuld.
Voor het nader kunnen duiden van de aard en ernst van de openbare orde verstoringen is aangesloten bij de gedragingen als beschreven in vooral het Strafrecht en de APV. Openbare orde verstorende gedragingen in het kader van deze beleidsregel zijn in ieder geval de (strafbare) gedragingen die genoemd worden in de feitentabel zoals vermeld in deze beleidsregel. Maar ook openbare orde verstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld vallen hieronder. Vaak gaat het om gedragingen die op zichzelf, als ze eenmaal zouden worden tentoongespreid, niet als ernstig worden opgevat maar als ze persistent worden wel. Denk hierbij aan bijvoorbeeld aan joelen, bespugen, intimiderend overkomen, hinderlijk rondhangen in portieken of bij gebouwen, kladden, graffiti, naroepen, wildplassen en schelden.
Ook als een persoon een leidende rol heeft waarbij hij of zij anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoord kan de burgemeester een burgemeestersbevel geven. Dit kan zich uiten in gedragingen, zoals het benaderen van anderen, het leggen van contacten tussen leden van de groep, initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. De leidinggevende rol kan worden afgeleid uit bijvoorbeeld observaties van de politie, verklaringen van getuigen of leden van de groep. Een persoon met een leidende rol hoeft niet perse zelf rechtstreeks deel te nemen aan de orde verstorende gedragingen maar neemt wel het initiatief en zet anderen aan tot het plegen van handelingen waardoor de orde wordt verstoord.
Bij de toepassing van artikel 172b Gemeentewet moet het gaan om groepsgewijs de openbare orde verstoren. Dit in tegenstelling tot de maatregelen in artikel 172a Gemeentewet waarbij het ook kan gaan om individuele ernstige openbare orde verstoringen. Er is sprake van een groep bij drie of meer personen waar de overlastgever onderdeel van uitmaakt. Wat betreft de 12-minners hoeft het niet te gaan om een groep die uitsluitend uit twaalfminners bestaat of steeds in dezelfde samenstelling opereert. De maatregel kan ook worden toegepast voor één of enkele twaalfminner(s) binnen een groep die verder bestaat uit personen van twaalf jaar en ouder.
Ook is het voor de oplegging van een maatregel of een combinatie van maatregelen niet noodzakelijk dat een persoon ook zelf de openbare orde heeft verstoord. Ingevolge jurisprudentie is het voldoende dat vast is komen te staan dat de persoon deel heeft uitgemaakt van een groep die de openbare orde heeft verstoord.
Artikel 172b Gemeentewet is van toepassing op structurele overlast waarbij de openbare orde groepsgewijs herhaaldelijk is verstoord. De eis van proportionaliteit vereist in de regel ook bij toepassing van de maatregelen in artikel 172a Gemeentewet zich herhaaldelijk heeft voorgedaan. Alleen bij ernstige openbare orde verstoringen kunnen de maatregelen van artikel 172a Gemeentewet ook direct na een eerste orde verstoring worden ingezet als er vrees is voor herhaling. Om te kunnen spreken van (herhaaldelijk) moet het gaan om meerdere gedragingen die de openbare orde verstoren binnen een afzienbare tijd.
Door de burgemeester wordt een ordeverstoring in ieder geval aangemerkt als herhaaldelijk als er
binnen een periode van 12 maanden twee orde verstorende gedragingen als bedoeld in de feitentabel zijn gepleegd door dezelfde persoon. Dit hoeven niet dezelfde feiten zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen.
De maatregelen in artikel 172a en 172b Gemeentewet zijn bedoeld als herstelmaatregel. De maatregel wordt genomen om herhaling van de openbare orde verstoringen te voorkomen. Dat zal in ieder geval zijn gedurende de periode dat de maatregel wordt opgelegd. Om te kunnen spreken van ernstige vrees moeten er duidelijke aanwijzingen zijn dat de ordeverstoorder zijn orde verstorende gedrag zal herhalen als niet wordt ingegrepen.
In de regel zal de burgemeester bij een openbare orde verstoring eerst gebruik maken van reguliere bevoegdheden in de APV of, als die niet toepasbaar zijn, de persoon waarschuwen dat bij herhaling een bevel kan worden gegeven. De burgemeester zal een persoon, als een reguliere maatregel niet is aangewezen maar el en maatregel op basis van artikel 172a of 172b Gemeentewet, waarschuwen als hij of zij binnen een termijn van 12 maanden de openbare orde al tweemaal of meer heeft verstoord.
Dit betekent dat voorafgaand aan een bevel op basis van artikel 172a of artikel 172b Gemeentewet één of meer ordeverstoringen zullen hebben plaatsgevonden.
Als tijdens de looptijd van een verbod op basis van artikel 2.50 of artikel 2.65 APV een persoon weer de openbare orde verstoord – waaronder ook het overtreden van het verbod wat eveneens wordt aangemerkt als een verstoring van de openbare orde - is een bevel op basis van artikel 172a of 172b Gemeentewet aangewezen. Uit het overtreden van het verbod zelf en uit de frequentie van de ordeverstoringen kan worden afgeleid dat er ernstige vrees is dat de openbare orde weer zal worden verstoord als geen (zwaardere) maatregel wordt genomen. In de regel wordt de maatregel opgelegd voor de duur van het nieuw gepleegde feit, maar als de duur daarvan korter is dan het lopende verbod op basis van de APV kan de burgemeester de nieuwe maatregel laten gelden voor de periode tot de einddatum van dit verbod.
Als een persoon binnen zes maanden na een gebiedsverbod op basis van de APV weer een openbare orde verstoring pleegt wordt direct weer een gebiedsverbod op bassi van de APV opgelegd. Mocht de persoon echter binnen een periode van zes maanden weer de orde verstoren is een zwaarder instrument noodzakelijk. Ook hier blijkt uit de frequentie van de ordeverstoringen en de hardnekkigheid van het gedrag dat er ernstige vrees is voor herhaling en dus een zwaarder instrument noodzakelijk is om de situatie te herstellen.
De wetgever heeft het mogelijk gemaakt een bevel op grond van artikel 172a Gemeentewet te geven bij een eerste overtreding. De proportionaliteit vereist dat het individuele belang bij bewegingsvrijheid in het concrete geval wordt afgewogen tegen het algemene belang bij openbare orde in de publieke ruimte. Omdat de orde verstoring niet herhaaldelijk is heeft de wetgever aangegeven dat het in deze gevallen (‘first offenders’) moet gaan om een ernstige verstoring van de openbare orde en dat er een aannemelijke kans moet zijn op herhaling. In deze beleidsregel worden als ernstige verstoringen van de openbare orde aangemerkt alle feiten als genoemd in de categorie 3 van de feitentabel in deze beleidsregel.
Normaliter zal daar waar dat kan eerst gebruik worden gemaakt van de reguliere bevoegdheden in de APV. Alleen indien een zwaarder instrument als in de Gemeentewet aangewezen is zal bij na eerste overtreding gebruik worden gemaakt van de bevelsbevoegdheden in artikel 172a Gemeentewet. Daarbij gaat het om situaties waarin de reguliere instrumenten geen effectief instrument bieden maar wel de bevoegdheden van artikel 172a Gemeentewet (groepsverbod en meldplicht) en in situaties waarin een zwaarder regime noodzakelijk wordt geacht om de herstelmaatregel effectief te laten zijn. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een persoon eerder een verbod op basis van de artikelen 2.50 en 2.65 APV heeft overtreden.
De burgemeester kan met een gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht een door een private organisatie (zoals de KNVB of voetbalclub) opgelegde sanctie versterken. Dit alleen bij de bij AmvB aangewezen (typen van) sancties door de (typen van) private organisaties wegens elke (typen van) misdragingen. Als mogelijk aangewezen private partijen worden genoemd voetbalclubs (stadionverboden), horeca (horecaverboden) en evenementenorganisatoren (toegangsverboden evenement). Wanneer voetbalhooligans bijvoorbeeld rondom het stadion de openbare orde verstoren kan ook de burgemeester optreden. Dat kan ook als de ordeverstoring in het stadion was en de burgemeester daarover publiekrechtelijk is gerapporteerd. Het moet dan wel om een gedraging gaan die feitelijk bezien ook een verstoring van de openbare orde was.
Het feit dat een privaatrechtelijk rechtspersoon een sanctie heeft opgelegd is onvoldoende als grondslag voor een burgemeestersbevel. Voorwaarde is dat dat sprake moet zijn geweest van een gedraging die bij de burgemeester een ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde doet ontstaan. Het oordeel of dit zo is blijft aan de burgemeester. Een private sanctie voor een gedraging die, als deze buiten het stadion had plaatsgevonden, geen aanleiding zou zijn geweest voor een burgemeestersbevel kan niet worden gebruikt als grond voor een burgemeestersbevel. De burgemeester zal het besluit een private sanctie te versterken goed moeten motiveren. Daarbij mag hij desgewenst sterk leunen op de sanctie van de private organisatie en het oordeel dat hieraan ten grondslag ligt. Bij deze afweging volgt de burgemeester deze beleidsregel en de daarin opgenomen feitentabel.
In artikel 509hh Wetboek van Strafvordering is een bevoegdheid voor de officier van justitie opgenomen tot het geven van een gedragsaanwijzing voorafgaand aan een strafrechtelijke vervolging. In afwachting van de strafrechtelijke afdoening van het strafbare feit door de rechter kan hij de verdachte verplichten zich te doen begeleiden bij hulpverlening ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Indien de OvJ een gebiedsverbod heeft opgelegd dan kan de burgemeester aan de verdachte niet voor hetzelfde gebied een gebieds- of groepsverbod opleggen. Gelet op deze samenloopregeling vindt voordat de burgemeester aan een persoon een gebieds- of groepsverbod oplegt afstemming plaats met de officier van justitie.
Met in achtneming van het gesteld in deze beleidsregel maakt de burgemeester in de navolgende omstandigheden gebruik van zijn onderscheiden bevelsbevoegdheden.
Bevel artikel 172a Gemeentewet (gebieds- of groepsverbod en/of meldplicht)
Als blijkt dat een persoon de openbare orde heeft verstoord legt de burgemeester een gebiedsverbod artikel 172a Gemeentewet opleggen indien:
aan deze persoon voor het gebied waar de gedraging heeft plaatsgevonden in de 6 maanden voorafgaande een verbod art. 2.50 APV of een verbod art. 2.65 APV was opgelegd, waarbij dit verbod was opgelegd na recidive van de orde verstoring binnen zes maanden na een eerder verbod. De genoemde termijn wordt gerekend vanaf de afloopdatum van het verbod.
Bevel artikel 172b Gemeentewet (begeleiding 12-minner)
Bij ernstige overlast in groepsverband door jeugdigen onder de twaalf jaar legt de burgemeester in de volgende gevallen één van de bevelen van artikel 172b Gemeentewet op:
In het besluit tot het opleggen van een maatregel op grond van artikel 172a en 172b Gemeentewet wordt aangegeven op welke feiten de maatregel is gebaseerd. In het besluit wordt ook aangegeven voor elke periode de maatregel geldt waarbij ook wordt vermeld wanneer de maatregel in werking treedt. Het door de burgemeester gegeven bevel waarmee een maatregel artikel 172a of 172b Gemeentewet wordt opgelegd kan worden gegeven voor de duur van ten hoogste drie maanden.
Een bevel op grond van artikel 172a Gemeentewet kan daarbij ten hoogste drie maal verlengd worden met een door de burgemeester vast te stellen periode van ten hoogste drie maanden. Dit kan alleen indien na afloop van het bevel nog steeds aanwijsbare ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde bestaat. Een bevel mag inclusief verlengingen niet langer duren dan twaalf maanden. Een maatregel op grond van artikel 172b Gemeentewet kan niet worden verlengd.
In onderstaande tabel is aangegeven voor welke feiten een maatregel kan worden opgelegd alsmede de daarbij behorende duur van de maatregel. De bevoegdheid wordt ingezet in aanvulling op de bevoegdheden in de APV. Dit betekent dat de reguliere bevoegdheden niet toereikend waren om herhaling te voorkomen en het zwaarder regime van de artikelen 172a en 172b Gemeentewet nodig zijn. Daarom worden langere termijnen gehanteerd dan bij de reguliere bevoegdheden. De duur van de maatregel is gerelateerd aan de ernst van de gedraging. Als de ordeverstoring bestaat uit meerdere feiten wordt het verbod opgelegd voor de duur van het feit in de zwaarste categorie. Op grond van nieuwe feiten of omstandigheden kan de burgemeester het bevel wijzigen ten nadele van betrokkene.
Categorie 1: Feiten waarvoor een maatregel wordt opgelegd van 8 weken |
|
Onnodig opdringen, uitdagend gedrag, materialen voorhanden die als wapen kunnen dienen |
|
Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel toch voor een kortere duur op te leggen dan in de beleidsregel. Indien de burgemeester daartoe besluit motiveert hij dit.
5. Gebied waar de maatregel van toepassing is
Een gebiedsverbod of groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Dit is meestal ook het gebied waar zich de kans op herhaling voor zal doen en volgt uit de plaats (en tijdstippen) van de eerder gepleegde orde verstoringen. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Voetbal gerelateerde ordeverstoringen kunnen zich ook bijvoorbeeld voordoen in het centrum, terwijl de kans op herhaling van de orde verstoring dan niet alleen in het centrum maar ook rondom het stadion kan voordoen. In dergelijke gevallen wordt in het bevel gemotiveerd waarom een bepaald gebied is aangewezen. Wat betreft bepaalde gebieden kan aansluiting worden gezocht bij de beleidsregels ‘gebiedsverboden APV’ (uitgaans- en VAST gebied) en ‘stadionomgevingsverboden’.
Een gebiedsverbod mag betrokkene niet beperken in de uitoefening van zijn godsdienst of levensovertuiging, tenzij bijzondere omstandigheden dat noodzakelijk maken. Ook de mogelijkheid om naar school te gaan of in het levensonderhoud en dat van zijn gezin te voorzien mag niet worden beperkt. Indien een betrokkene een dergelijk zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied zo aangepast dat de desbetreffende persoon een aanlooproute heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen dus gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat, hulpverleningsinstantie of kerk.
6. Dagen en tijden gedurende welke het verbod geldt
De burgemeester kan de maatregelen 172a Gemeentewet opleggen voor alle dagen gedurende de aangegeven periode waarvoor de maatregel geldt. De burgemeester kan de maatregel op deze dagen beperken in tijd. Het opleggen van een maatregel voor zo’n aaneengesloten periode is effectief waar het gaat om het bestrijden van ernstige overlast met een min of meer continu karakter, zoals wijkoverlast.
Er zijn echter ook situaties waarbij de ernstige overlast niet een continu karakter heeft maar een meer periodiek terugkerend karakter kan hebben. Een voorbeeld is bij voetbalwedstrijden. De maatregel op grond van artikel 172a Gemeentewet kan daarom ook worden opgelegd voor door de burgemeester vast te stellen tijdstippen of perioden, verspreid over ten hoogste negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste twee jaar. Deze optie maakt het voor de burgemeester mogelijk de maatregel effectiever in te zetten bij voorbeeld voetbalcriminaliteit (op wedstrijddagen), uitgaan (uitgaansavonden) of evenementen (op evenementdagen). Hierbij wordt wat betreft de ernst van de ordeverstoringen dezelfde duur gehanteerd als genoemd in de feitentabel, maar deze wordt dan – afhankelijk van de dagen waarop de maatregel geldt - verspreid over het tijdvak tot maximaal twee jaar.
De bevelen op grond van artikel 172b Gemeentewet worden opgelegd voor de duur van maximaal 3 maanden. Daarbij gaat het om een aaneengesloten periode. Ook hierbij wordt de duur gerelateerd aan de gepleegde feiten als opgenomen in de feitentabel.
De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van de verboden of geboden die voortvloeien uit het bevel 172a of 172b Gemeentrwet, dan wel van een of meer onderdelen daarvan. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
Indien een persoon tijdens de looptijd van een op basis van artrkel172a Gemeentewet opgelegd gebieds- of groepsverbod wederom de openbare orde verstoord dan wordt het gebiedsverbod verlengd met de duur behorende bij het (nieuw) gepleegde feit. Hiertoe wordt ook gerekend het niet voldoen aan het op basis van de APV opgelegd gebiedsverbod en stadionomgevingsverbod of artikel 172a Gemeentewet opgelegde burgemeestersbevel. Uit het feit dat een persoon ondanks het bevel toch weer het gebied in gaat kan worden afgeleid dat deze persoon niet bereid is diens gedrag te verbeteren en aldus een risico is dat deze persoon de openbare orde wederom zal gaan verstoren. Indien de situatie zich daarvoor leent kan de burgemeester – voor zover al niet aan de orde - er voor kiezen de persoon dan ook een meldplicht op te leggen.
De verlenging van een maatregel zal in de regel aan de orde zijn als de herhaalde openbare orde verstoring zich heeft voorgedaan in het aangewezen gebied waar de maatregel van toepassing is. Er zijn echter ook situaties mogelijk waarbij de nieuwe openbare orde verstoring wordt gepleegd buiten het aangewezen gebied, maar waarbij uit de aard van de gedraging kan worden afgeleid dat verlenging van het gebieds- of groepsverbod noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Bijvoorbeeld indien een gebiedsverbod werd opgelegd voor de omgeving van het voetbalstadion en de herhaalde openbare orde verstoring buiten dit gebied was maar wel voetbal gerelateerd. Of indien de persoon in kwestie zijn openbare orde verstorend gedrag heeft voortgezet in een andere vergelijkbare omgeving. Dit bijvoorbeeld als een persoon een gebiedsverbod heeft voor het uitgaansgebied en vervolgens gedurende het verbod zijn overlast gevende gedrag voortzet in een ander uitgaansgebied.
Voor het overige kan de noodzaak tot verlenging blijken uit andere feiten en omstandigheden. Bijvoorbeeld omdat de persoon in kwestie aangeeft voornemens te zijn na afloop van zijn maatregel wederom de openbare orde te zullen gaan verstoren.
Indien een persoon binnen zes maanden na de afloopdatum van een maatregel op grond van artikel 172a of artikel 172b Gemeentewet wederom de openbare orde verstoord wordt direct een nieuwe maatregel opgelegd. Dan wordt geen voornemen meer verzonden. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat betrokkene in deze situatie met het eerdere SOV al voldoende gewaarschuwd is en een kans heeft gehad en desondanks zijn gedrag niet heeft aangepast. Er is dan een gerechtvaardigde vrees voor een hernieuwde openbare ordeverstoring.
Als een persoon tijdens de looptijd van een op grond van artikel 2.50 APV (stadionomgevingsverbod) of 2.65 APV (gebiedsverbod) opgelegd SOV de openbare orde wederom overtreedt in het aangewezen gebied wordt direct een gebiedsverbod of als de situatie zich daartoe leent een meldplicht opgelegd op grond van artikel 172a Gemeentewet zonder dat eerst een voornemen wordt verzonden. Ook het overtreden van een dergelijk verbod wordt als een openbare orde verstoring aangemerkt. Kennelijk is de opgelegde maatregel te licht om herhaling van de openbare orde verstoring te voorkomen en is een zwaarder regime nodig om de herstelmaatregel effectief te laten zijn.
De hierna gegeven regels met betrekking tot de werkwijze gelden ook voor bevelen met betrekking tot 12-minners, met dien verstande dat deze bevelen worden opgelegd aan de personen die het gezag uitoefenen over de minderjarige (hierna ouders/voogden). Dit betekent dat:
Uitgezonderd de situaties waarbij op grond van deze beleidsregel een waarschuwing niet aan de orde is, verzoekt de politie, als een persoon minimaal twee maal de openbare orde heeft verstoord binnen een periode van 6 maanden, de burgemeester de persoon een waarschuwing te geven. Bij dit verzoek wordt een dossier gevoegd. Daarbij wordt in het verzoek in ieder geval aangegeven:
Het dossier dat bij te verzoek voor een waarschuwing wordt gevoegd dient onder andere te bevatten:
B. Verzoek aan de burgemeester
Indien de politie van mening is dat een bepaald persoon een bevel als bedoeld in deze beleidsregel moet worden opgelegd, dan verzoekt de politie dit aan de burgemeester. Bij dit verzoek wordt een dossier gevoegd. Daarbij wordt in het verzoek in ieder geval aangegeven:
Het dossier dat bij het verzoek wordt gevoegd dient – voor zover niet al bij een verzoek om een waarschuwing gevoegd - onder andere te bevatten:
Op basis van het dossier beslist de burgemeester of hij aan betrokkene een bevel zal geven op basis van art. 172a of 172b Gemeentewet of als niet wordt voldaan aan de voorwaarden in deze beleidsregel hij eerst gebruik maakt van de bevoegdheden in de APV of als er nog geen drie openbare orde verstoringen zijn gepleegd in een periode van 12 maanden hij eerst waarschuwt.
Als wordt voldaan aan de voorwaarden in deze beleidsregel en de burgemeester op grond daarvan een bevel te geven dan wordt in de regel eerst een voornemen uitgereikt. Het voornemen wordt door de politie in persoon uitgereikt of op diens huisadres bezorgd. Vooraleer de burgemeester daartoe besluit stemt hij in verband met de samenloopregeling af met de officier van justitie.
Indien de betrokkene in de voorafgaande zes maanden ook al een bevel op grond van artikel 172a of artikel 172b Gemeentewet heeft gehad wordt geen voornemen meer gestuurd, maar direct overgegaan tot het opleggen van een nieuw bevel. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene in deze situatie al de nodige kansen heeft gehad maar desondanks zijn gedrag niet heeft aangepast. Er is dan een gerechtvaardigde vrees voor een hernieuwde ordeverstoring.
Van de mogelijkheid om een zienswijze te geven kan op grond van artikel 4:11 Awb worden afgezien als de vereiste spoed zich tegen horen verzet. Daarnaast kan het horen achterwege blijven als de ordeverstoringen door de betrokkene alleen kan worden voorkomen als de betrokkene niet van tevoren al in kennis wordt gesteld van de op te leggen maatregel.
Betrokkene krijgt tot vijf werkdagen na het uitreiken c.q. bezorgen van het voornemen de gelegenheid om diens zienswijze aan de burgemeester kenbaar te maken. Dit kan schriftelijk of mondeling. Indien betrokkene dit mondeling wil doen kan diegene daarvoor binnen de termijn die is gegeven voor het geven van de zienswijze een afspraak maken met het kabinet van de burgemeester. Van het zienswijzegesprek wordt door de gemeente een verslag gemaakt.
Het bevel wordt door de politie in persoon uitgereikt of bezorgd op het woonadres van betrokkene. Ook wordt een exemplaar per post naar het woonadres van betrokkene gestuurd. De geadresseerde van het bevel wordt gewezen op de mogelijkheid bezwaar aan te tekenen tegen het besluit. Ook als de burgemeester besluit geen maatregel op te leggen ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.
In het besluit worden opgenomen:
Een concrete vermelding van de objecten of plaatsen waar en dagen en tijdstippen waarop de betrokkene zich (al dan niet in groepsverband of in geval van bevel 12-minners met of zonder begeleiding) niet meer mag bevinden en in het geval van een meldplicht op welke dagen en tijdstippen de persoon zich op welke locatie (adres) bij wie moet melden;
Een afschrift van het bevel wordt gezonden aan de desbetreffende teamchef van politie en aan het openbaar ministerie.
De politie houdt toezicht op de naleving van de op basis van de artikelen 172a en 172b Gemeentewet gegeven burgemeestersbevelen. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren van (de afdeling Toezicht en Handhaving) de gemeente Breda toezien op naleving.
In het geval van en meldplicht ziet de burgemeester er op toe dat de desbetreffende meldlocatie op de genoemde dagen en tijdstippen bemenst is zodat betrokkene zich daadwerkelijk kan melden. Degene bij wie betrokkene zich moet melden rapporteert direct aan de burgemeester zodra de meldplicht niet word nagekomen.
Het niet naleven van een burgemeestersbevel als bedoeld in de artikelen 172a en 172b Gemeentewet is strafbaar op grond van artikel 184 van het wetboek van Strafrecht. Hierop staan zwaardere straffen als overtreding van de bepalingen in de APV.
Gebiedsverboden, groepsverboden of meldplichten die zijn opgelegd op grond van artikel 172a Gemeentewet en de ‘Beleidsregel aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast 2011’ blijven van toepassing na inwerkingtreding van deze beleidsregel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-4309.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.