Gemeenteblad van Katwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Katwijk | Gemeenteblad 2016, 42889 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Katwijk | Gemeenteblad 2016, 42889 | Verordeningen |
Financiële verordening gemeente Katwijk ex artikel 212 Gemeentewet
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 6 Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad op voorstel van het college aan van welke beleidswijzigingen en beleidsimpulsen en van welke nieuwe investeringen, voor zover de raming boven € 50.000 ligt, hij op een later tijdstip een apart voorstel, voor autorisatie van het budget voor de beleidswijziging en de beleidsimpulsen en van het investeringskrediet, wil ontvangen. De overige beleidswijzigingen en beleidsimpulsen en nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.
In ieder geval bij de behandeling van de tussentijdse rapportage in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid. En overigens doet het college daarnaast, voor zover noodzakelijk, ook tussentijds voorstellen tot wijziging van de begroting.
Ten behoeve van een soepele voortgang in de bedrijfsvoering en de besluitvormingstrajecten kan het college zonder voorafgaande autorisatie van de raad afwijken van de in de begroting geraamde lasten en baten en investeringskredieten, binnen de grenzen en de voorwaarden van de door de raad vastgestelde Nota Financieel Afwijkingenbeleid.
Artikel 7 Tussentijdse rapportage
Het college informeert de raad door middel van een bestuursrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste negen maanden van het begrotingsjaar. De bestuursrapportage wordt uiterlijk in november aangeboden aan de raad. De bestuursrapportage wordt behandeld in november/december.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa
Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.
Artikel 13 Financieringsfunctie
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
Artikel 15 Weerstandsvermogen en risicomanagement
Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.
Het college doet in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, verslag van de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid. Hierbij wordt speciale aandacht gegeven aan:
Artikel 16 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair en speelplaatsen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.
Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.
Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.
Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, riolering en gebouwen.
Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf bedrijfsvoering, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in ieder geval verslag van tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. Hierbij wordt speciale aandacht gegeven aan:
Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf verbonden partijen, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in elk geval verslag van nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.
Hoofdstuk 4. Financieel beheer en interne controle
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 24 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Het college biedt de raad ten minste elke vier jaar een nota aan met de uitgangspunten voor het beleid voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Tussentijds gewijzigde beleidskaders worden door het college ter goedkeuring aan de raad voorgelegd.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie
Artikel 25 Financiële organisatie
Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:
Artikel 26 Aanbesteding en inkoop
Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.
Artikel 27 Subsidieverstrekking en steunverlening
Het college zorgt voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Katwijk.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Katwijk in zijn openbare vergadering van 10 oktober 2013.
De griffier
De voorzitter
Toelichting artikelsgewijs verordening 212 Gemeentewet
Artikel 1 bevat voor een groot aantal definities enkele nadere begripsbepalingen. Met de begripsbepalingen in de hand kan toepassing van de verordening in de praktijk duidelijker en meer gestructureerd plaatsvinden.
Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen en indicatoren waarop de raad wil sturen en controleren.
De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma’s van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Zo kan een gemeente programma’s indelen naar doelgroepen of indelen volgens de pijlers van het grote stedenbeleid. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma’s te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.
Artikel 3. Planning & Controlcyclus
De raad kan kaders en uitgangspunten vaststellen waaraan de planning & controlcyclus ten minste aan moet voldoen. De kaders en uitgangspunten hebben een meerjarig karakter om een zekere mate van bestendigheid in dit proces te bewerkstelligen. Het instrument dat de raad hiertoe ter beschikking staat is een nota Planning & Control. De agenda Planning & Control geeft een nadere invulling aan periodiciteit en tijdstip van de verschillende producten en onderdelen die vorm en inhoud geven aan de planning & controlcyclus.
Artikel 4. Kadernota ontwerp-begroting
Artikel 2 betreft vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige beleid en het budgettaire kader dat daarbij past. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van beleidsbepaling en het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet de beleidskaders en de budgettaire grenzen daarvan vaststelt. Dit resulteert in een jaarlijkse kadernota. De ramingen in de ontwerpbegroting worden gebaseerd op de bestaande meerjaren begroting, met daarin opgenomen de begrotingsuitgangspunten voor het komende jaar, geactualiseerde areaalgegevens, nieuw beleid, en de ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
In lid 3 wordt bepaald dat de kadernota ook inzicht geeft in de relevante ontwikkelingen en informatie over het lopende begrotingsjaar (voor zover die afwijken van hetgeen bij de primitieve begroting werd voorzien). Daarnaast wordt in de kadernota ook een voorstel opgenomen van financiële bijstellingen over het lopende begrotingsjaar. De kadernota wordt aangeboden in mei.
Artikel 5. Inrichting begroting en jaarstukken
In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. Het eerste lid bepaalt dat inzicht wordt verstrekt in de opbouw van de productenraming, waarbij de relatie met de door de raad vastgestelde programma’s duidelijk herkenbaar moet zijn. Lid 2 maakt duidelijk dat de – toekomstige – financiële positie in sterke mate afhankelijk is van de geplande investeringsopgave. Daarom zal van de nieuwe investeringen in ieder geval het benodigde investeringskrediet moeten worden voorgelegd.
Artikel 6. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen
De raad legt in lid 1van dit artikel vast op welke niveau autorisatie van lasten en baten plaatsvindt. In lid 2 maakt de raad duidelijk dat hij bij de begrotingsbehandeling op voorstel van het college aangeeft van welke beleidswijzigingen en beleidsimpulsen en van welke nieuwe investeringen, voor zover de raming boven € 50.000 ligt, hij op een later tijdstip een apart voorstel, voor autorisatie van het budget voor de beleidswijziging en de beleidsimpulsen en van het investeringskrediet, wil ontvangen. De raad geeft het college in lid 3 de taakstelling mee de (gewijzigde) lasten en baten van de programma’s niet te overschrijden. Het vierde lid bepaalt dat voorstellen tot wijziging van geautoriseerde budgetten en investeringskredieten zowel in afzonderlijke voorstellen als bij tussentijdse rapportages mogelijk is. Het vijfde lid maakt duidelijk dat van niet bij begroting vastgestelde investeringen vooraf een investeringsvoorstel en een voorstel van een investeringskrediet (met begrotingswijziging) aan de raad moet worden voorgelegd.
Artikel 7. Tussentijdse rapportage
Artikel 7, eerste tot en met derde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de afgrenzing en de frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Artikel 7 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor één tussentijdse rapportage, de bestuursrapportage. Door het afgrenzen van de datum van aanbieden in het artikel heeft de raad een maximale termijn vastgelegd, waarbinnen de tussentijdse rapportage moeten worden samengesteld en opgeleverd. De tweede bestuursrapportage wordt in november/december in de raad behandeld, zodat de raad dan beschikt over de meest actuele gegevens ten opzichte van de jaarrekeningontwikkelingen.
In het tweede lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussentijdse rapportage.
In het derde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval uit financieel oogpunt wil worden geïnformeerd.
Voor de definitie van ‘product’ wordt aansluiting gezocht bij de ministeriële regeling IV-3 (dus functie 214 = product parkeren, functie 530 = product sport). Een investeringskrediet vertegenwoordigt een duidelijke afgrenzing van een duidelijk aanwijsbare investering. De stand van zaken en de prognose voor het lopende begrotingsjaar kunnen overigens naast de jaarstukken van het afgelopen jaar een belangrijke basis zijn voor het inzicht voor en het opstellen van de komende begroting.
Artikel 8. Waardering & afschrijving vaste activa
De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de ‘regels voor waardering en afschrijving activa’. Artikel 8 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.
De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio. De kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. Het eerste lid bepaalt, dat het saldo van agio en disagio en de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief lineair worden afgeschreven in 5 jaar.
De materiële vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met alleen maatschappelijk nut. Het derde lid geeft aan dat de afschrijvingsperioden van de materiële vaste activa met economisch nut vermeld zijn in tabel 1. De afschrijvingswijze van deze activa is lineair. De afschrijvingstermijnen kunnen worden afgestemd op de specifiek gemeentelijke situatie. De maat voor de afschrijvingstermijnen is de technische en economische levensduur.
Het vierde lid geeft aan dat het college beslist indien in bijlage geen afschrijvingsperiode is bepaald en geeft daarin de gemaximeerde ruimte om af te wijken van 50%. Verder wordt expliciet de afschrijvingsduur verbonden aan de resterende technische of economische waarde van het actief. Om vast te stellen of de afschrijvingstermijnen nog realistisch zijn dient bij iedere herijking van het activabeleid een toetsing gedaan. Er wordt dan onderzocht of de afschrijvingstermijnen technisch en economisch realistisch zijn.
In lid 5 wordt bepaald dat voor activa met economisch nut waarvan de investering minder dan € 20.000 bedraagt, géén activering plaatsvindt. Gronden en terreinen worden in deze bepaling overigens uitgesloten, zodat deze categorieën altijd worden geactiveerd.
Het zesde lid bepaalt, dat activa met alleen maatschappelijk nut onder aftrek van bijdragen van derden direct ten laste van de exploitatie worden gebracht. Slechts bij uitzondering mogen dergelijke investeringen met toestemming van de raad worden geactiveerd. Investeringen in vaste activa met alleen maatschappelijk nut mogen ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut wel geactiveerd mogen worden. Er moet in de praktijk een (h)erkenbaar criterium zijn voor de investeringen in de openbare ruimte met alleen een maatschappelijk nut. Meer gedetailleerd gaat het daarom om de zaken als waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen.
Artikel 9. Waardering oninbare vorderingen
Artikel 9 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen.
Omdat de budgettaire consequenties niet altijd even eenduidig functioneel zijn toe te kennen, worden de mutaties in deze voorziening ten gunste/ten laste van de algemene dekkingsmiddelen gebracht.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
In artikel 10 bepaalt de raad dat hij middels een nota reserves en voorzieningen invulling wil geven aan de kaderstelling. Het tweede lid geeft richting aan de opzet van de nota reserves en voorzieningen.
Artikel 11. Kostprijsberekening
In artikel 11 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, letter b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden summiere uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Artikel 11, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die redelijkerwijs samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. Het redelijkerwijs toe te rekenen deel (bijvoorbeeld in een uurtarief) van de overhead van de gemeentelijke dienst waaronder het rioolbeheer valt moet dus wel worden meegenomen in de kostprijsberekening.
Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. In artikel 11 lid 2 is deze bepaling daarom opgenomen.
Daarnaast moet op grond van artikel 11, lid 2 ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolbelasting, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.
Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
In artikel 12, lid 1 is de bepaling opgenomen dat het college de raad jaarlijks een voorstel doet voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolbelasting, afvalstoffenheffing en overige retributies.
Het tweede lid van artikel 12 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons.
Het derde lid van artikel 12 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met prijzen voor gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid.
In artikel 12, lid vier wordt bepaald dat de besluiten van het college op grond van dit artikel ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.
Artikel 13. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden.
Onderwerpen die in een treasurystatuut aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie.
Onder het risicobeheer vallen hoofdzakelijk het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing).
De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn wettelijk geregeld (Wet financiering decentrale overheden, artikel 3 en 4, respectievelijk 5 en 6). Overschrijding is niet toegestaan. Gedeputeerde staten van de provincie moeten in hun hoedanigheid van toezichthouder ingrijpen, maar kunnen onder bijzondere omstandigheden een tijdelijke overschrijding tolereren. Bij overschrijding kan de gemeente worden geconfronteerd met preventief toezicht op het sluiten van kortlopende (kasgeldlimiet) of langlopende (renterisiconorm) leningen. De raad dient daarom wanneer overschrijding dreigt terstond geïnformeerd te worden.
Het artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In de modelverordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financieel beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen. Het eerste lid bepaalt dat eens in de vier jaar een nota lokale heffingen aan de raad wordt aangeboden.
Het tweede lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:
Daarnaast kan men bijvoorbeeld opnemen:
Artikel 15. Weerstandsvermogen
Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd. of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren. De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, grote (financiële) consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico's is echter niet mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting. Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Dit zijn bijvoorbeeld regels over welke bezittingen van de gemeente moeten worden verzekerd en welke procedures hiervoor gelden.
Een ander voorbeeld van een regel voor de beheersing van risico’s is, dat er jaarlijks een rentevisie wordt gemaakt, waarmee de gemeente het renterisico op haar leningportefeuille op een aanvaardbaar niveau houdt. Ieder college kan zelf invulling geven hoever hij met deze regels wil gaan. Ten tweede moet het college in deze nota de risico’s kwantificeren en aan de hand ervan het gewenste weerstandscapaciteit bepalen.
Het tweede lid regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd. Het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:
In het derde lid is de bepaling opgenomen dat het college verslag doet in de paragraaf van de begroting en van de jaarstukken. De desbetreffende, volgens het Besluit begroting en verantwoording voorgeschreven paragraaf informeert dan vooral de uitvoering en toepassing van de nota weerstandsvermogen en risicomanagement.
Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen
In artikel 16 stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het derde lid regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten.
Artikel 16, vierde lid, regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld. Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting.
De basis dit artikel is gelegen in artikel 13. Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de beheersing van de financieringsfunctie.
Artikel 17 lid 2 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.
Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. Het eerste lid van artikel is eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de opzet en invulling van de bedrijfsvoering.
Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering geïnformeerd wordt. In dit artikel kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de middelen bedrijfsvoering. Men kan hiervoor bijvoorbeeld opnemen:
Artikel 19. Verbonden partijen
Artikel 19 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Het eerste lid van artikel 19 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met kaders en beleid aangaande verbonden partijen. In artikel 19, lid 2 wordt een summiere verdieping op het voorgaande lid aangebracht.
Artikel 19 lid 3 regelt over welke feiten aangaande verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen. Wel schrijft het Besluit begroting en verantwoording enige feiten verplicht voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:
Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s. Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te Gaten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 20, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.
Het tweede lid van artikel 20 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het grondbeleid. Dit naast de verplichtingen die het Besluit begroting en verantwoording voorschrijft. Artikel 20 lid 2 schrijft voor:
Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.
In artikel 22 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Het college zal deze regels en activiteiten wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 23 tot en met 28.
Artikel 22. Financiële administratie
Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.
De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. De verordening geeft aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle. bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter aanvullende onderzoeken nodig. Daarnaast regelt de verordening dat het college op grond van de uitkomsten van de interne controle bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft.
Artikel 24. Misbruik en oneigenlijk gebruik
De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen. De verordening bepaalt in artikel 25, lid 2 dat het college daartoe eenmaal in de vier jaar een nota met uitgangspunten aan de raad voorlegt.
Artikel 25. Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.
In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling, te leveren prestaties en de verantwoording daarover.
Artikel 26. Aanbesteding en inkoop
De inkoop van leveringen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 27 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van leveringen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidtoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.
Artikel 27. Subsidieverstrekking en steunverlening
Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.
Artikel 28. Overgangsbepalingen
Dit artikel regelt op onderdelen een overgangsbepaling om de toepassing van de kaderstelling en de regels en uitgangspunten van financieel beleid mogelijk te maken.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.
In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-42889.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.