Gemeenteblad van Zwartewaterland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwartewaterland | Gemeenteblad 2016, 41835 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwartewaterland | Gemeenteblad 2016, 41835 | Beleidsregels |
Beleidsregels Wmo Gemeente Zwartewaterland 2016
Burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland;
Overwegende, dat het in het belang van de Wet maatschappelijke ondersteuning noodzakelijk wordt geacht om nadere regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Zwartewaterland 2015 (hierna: Verordening Wmo 2015).
gelet op het bepaalde in Hoofdstuk 2 Wet maatschappelijke ondersteuning;
Vast te stellen de navolgende Beleidsregels Wmo 2016
Hoofdstuk 1 Algemeen………………………………………………………………………………………………………3
Hoofdstuk 2 Melding, aanvraag en onderzoek…………………………………………………………………. 6
Hoofdstuk 3 Vorm van ondersteuning……………………………………………………………………………….8
Hoofdstuk 4 Ondersteuning bij zelfstandig wonen…………………………………………………………… 13
Hoofdstuk 5 Ondersteuning bij het normale, zelfstandige gebruik van de woning…………… 15
Hoofdstuk 6 Ondersteuning bij vervoer…………………………………………………………………………….20
Hoofdstuk 7 Ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie……………………………………… 22
Hoofdstuk 8 Eigen bijdrage………………………………………………………………………………………………..24
Hoofdstuk 9 Intrekking en terugvordering…………………………………………………………………………25
Hoofdstuk 10 Overige beleidsregels………………………………………………………………………………….25
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen…………………………………………………………………………………………….26
Bijlage 1 Checklist grote woningaanpassing……………………………….. …………………………………….27
Bijlage 2 Overdracht Jeugdzorg 18- naar 18+.…………………………………………………….…………….31
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
AWBZ Algemene wet bijzondere ziektekosten
BIG Beroepen individuele gezondheidszorg
CAK Centraal Administratie Kantoor
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg
GGZ Geestelijke gezondheidszorg
HH Huishoudelijke Hulp (huishoudelijke ondersteuning)
VOG Verklaring over het gedrag
Algemeen gebruikelijke voorziening (artikel 1 onder a Verordening Wmo 2015): in het kader van het begrip algemeen gebruikelijke voorziening houdt ‘algemeen verkrijgbaar’ in dat het artikel ook in de reguliere handel verkrijgbaar is, of dat de dienstverlening ook op de vrije markt is in te kopen. Het college onderzoekt altijd of de algemeen gebruikelijke voorziening voor de individuele cliënt algemeen gebruikelijk is.
Algemene dagelijkse levensbehoeften (adl): in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact, douchebezoek en lichamelijke hygiëne voor inwoners met een zintuiglijke of verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek (wordt in het verlengde gegeven van de overige benodigde ondersteuning).
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (artikel 9, lid 4 Verordening Wmo 2015): een cliënt betoont te kort schietend besef van verantwoordelijkheid wanneer het college vaststelt dat een maatwerkvoorziening voor ondersteuning noodzakelijk is, terwijl de cliënt in staat is of zou zijn geweest op eigen kracht zijn zelfredzaamheid of participatie te handhaven, maar hier niet naar handelt of heeft gehandeld en hem dit valt te verwijten.
Vermijdbare noodzaak (artikel 9, lid 1 Verordening Wmo 2015): het college beoordeelt individueel of de noodzaak van een maatwerkvoorziening voor ondersteuning vermijdbaar was, en of van de cliënt redelijkerwijs verwacht mocht worden dat hij maatregelen kon treffen die de hulpvraag overbodig hadden gemaakt.
Melding en onderzoek (artikel 4 en 5 Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Zwartewaterland 2015): na een melding in de zin van artikel 2.3.2 lid 1 Wmo start het college een onderzoek zoals genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 tot en met 8 Wmo en artikel 4 en 5 Verordening Maatschappelijke Ondersteuning.
Eerstegraads familieleden: familieleden in de eerste graad zijn: (ex) echtgenoot of echtgenote, de persoon met wie men samenwoont of een samenlevingscontract of geregistreerd partnerschap heeft, ouders, pleegouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen, schoonzonen en schoondochters.
Huisgenoot : een persoon die –ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze- een huishouden vormt met de persoon die een hulpvraag heeft / beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwoning, wordt beoordeeld aan de hand van de concrete en feitelijke situatie. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding.
Eenmalige uitkering: eenmalige uitkering zoals gehanteerd in de AWBZ: Indien besloten wordt dat een pgb-houder geen recht meer heeft op een persoonsgebonden budget krijgt de zorgverlener in dat geval een eenmalige uitkering ter hoogte van één gemiddeld maandloon over de laatste drie volle kalendermaanden, voor zover er nog voldoende budget is.
Mantelzorg: mantelzorgers zorgen langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen. Mantelzorg overstijgt gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt ook wel boven gebruikelijke zorg genoemd.
Artikel 3 Algemene voorziening
Een algemene voorziening is in principe een vrij toegankelijke, -zonder dat eerst een diepgaand onderzoek wordt verricht naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers- dienst, activiteit of zaak, gericht op zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang.
Een algemene voorzieningen is derhalve een breed begrip. Het betreffen dus voorzieningen waar iedereen, zonder indicatie of andere vorm van toegang, gebruik van kunnen maken. Algemene voorzieningen kunnen commerciële diensten zijn zoals een wasserette/stomerij of een boodschappenbezorgdienst van een supermarkt, maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals het restaurant van een verzorgingshuis waar buurtbewoners tegen een geringe vergoeding kunnen eten. Alvorens een individuele voorziening toe te kennen dient altijd te worden gekeken of een voorliggende voorziening in de vorm van een algemene voorziening kan worden toegepast.
Artikel 4 Wettelijk voorliggende voorzieningen
Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), ziektekostenverzekering, jeugdwet of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien dit het geval is, zal er op grond van de Wmo geen voorziening/dienst worden verstrekt.
Artikel 5 Individuele voorziening
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening gericht op de ondersteuning van een individuele cliënt.
Artikel 6 Goedkoopst compenserend
Het college verstrekt de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening.
Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien het college dat gewenst vindt.
Hoofdstuk 2 Melding, aanvraag en onderzoek
Artikel 10 Onderzoek en aanvraag
Indien het onderzoek langer dan zes weken duurt, stelt het college het afronden van het onderzoek en het nemen van een besluit uit met zoveel langer als nodig is om het onderzoek af te ronden. Het college stelt de cliënt zo snel mogelijk op de hoogte van het uitstel en vermeldt de verwachte datum waarop het onderzoek wel kan worden afgerond. Indien het college het onderzoek niet kan afronden omdat de cliënt gegevens niet tijdig overlegt of kan overleggen of niet (voldoende) meewerkt aan het onderzoek, legt het college een aanvultermijn op. Het uitstel betreft de toepassing van artikel 4:5, 4:14 en 4:15 Algemene wet bestuursrecht.
Het college stuurt het verslag zo snel mogelijk na afronding van het onderzoek aan de cliënt of zijn vertegenwoordiger met het verzoek om eventuele aanvullingen en verbeteringen te vermelden, akkoord te gaan met de conclusie(s) van het onderzoek of aan te geven niet akkoord te gaan met de conclusie(s). Indien de cliënt niet akkoord gaat met de conclusies kan hij hierbij ook een motivering vermelden. Op het verslag kan de cliënt aangeven of het verslag als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening dient te worden aangemerkt. De cliënt krijgt een termijn van 10 werkdagen om het verslag retour te sturen. Het college kan afwijken van de termijn als de cliënt hier gemotiveerd om verzoekt.
Een cliënt of zijn vertegenwoordiger die het verslag ook na rappel niet terugstuurt, wordt geacht akkoord te gaan met de conclusies uit het onderzoek. Het college kan deze conclusies gebruiken bij een volgende melding indien deze relevant zijn daarvoor. Het college kan van deze conclusies afwijken indien de cliënt gemotiveerd en zo nodig aantoonbaar aan kan geven dat de conclusies niet correct of relevant zijn.
De cliënt kan een aanvraag indienen na afronding van het onderzoek, tenzij het college het onderzoek niet binnen zes weken heeft afgerond en geen bericht van uitstel heeft gegeven aan de cliënt of zijn vertegenwoordiger. Ook wanneer het college wel bericht van uitstel heeft gegeven maar het onderzoek niet binnen de gestelde termijn heeft afgrond, kan de cliënt of zijn vertegenwoordiger een aanvraag indienen. De cliënt kan schriftelijk, elektronisch of per telefoon kenbaar maken dat hij een aanvraag in wil dienen.
Hoofdstuk 3 Vorm van de ondersteuning
Artikel 11 Keuzevrijheid maatwerkvoorziening diensten
Het college koopt diensten in bij een of meer derden en bepaalt welke dienst geleverd wordt aan de cliënt. De cliënt kan de leverancier van de maatwerkvoorziening voor dienstverlening kiezen uit door de gemeente gecontracteerde aanbieders, voor zover deze leverancier naar het oordeel van het college in staat is de door het college in het plan van aanpak bepaalde dienst te leveren.
Artikel 13 Algemene regels rond het persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij zelfstandig wonen, vervoer en bij zelfredzaamheid en participatie
1.Het college verstrekt op verzoek van de cliënt een Pgb voor ondersteuning in de vorm van dienstverlening of in de vorm van een zaak, nadat het college heeft beoordeeld of de cliënt in het kader van het verstrekken van een Pgb redelijkerwijs in staat is zijn belangen te behartigen en de verantwoordelijk voor het inkopen van diensten of zaken en het afsluiten van contracten kan dragen.
Het college betrekt in het onderzoek (niet limitatief):
op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, dan wel als gevolg van zijn financiële situatie niet kan beschikken over (een deel van) het persoonsgebonden budget;
(met betrekking tot wettelijk uitgesloten Jeugd):
Het Pgb kan worden geweigerd voor zover de kosten van het betrekken van de ondersteuning via een Pgb hoger zijn dan de individuele voorziening (Jeugd) en/of maatwerkvoorziening (Wmo) in natura. Indien de wensen van de cliënt echter hoger zijn dan de kosten van een individuele voorziening /maatwerkvoorziening in natura kan de cliënt in dit geval zelf de aanvullende kosten bijleggen.
Het is niet toegestaan om na het einde van een Pgb , buiten de schuld om van de budgethouder, maximaal een volledig maandsalaris uit te keren aan de zorgverlener. De beëindiging van een dienstverband om een bepaalde reden wordt gezien als een zakelijk risico. Daar komt bij dat in schrijnende gevallen de hardheidsclausule toegepast worden kan.
Uitzonderingen op de uitsluitingen onder a of b zijn:
Crisishulp / crisisopvang / spoedeisende zorg Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden verleend is er geen tijd om een persoonlijk ondersteuningsplan of gezinsplan op te stellen, de hoogte van het Pgb te bepalen en een (arbeids-) overeenkomst te sluiten met een hulpverlener / organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een Pgb te ontvangen.
e.Voortgezette diagnostiek Aan de hand van diagnostiek wordt een persoonlijk ondersteuningsplan of gezinsplan opgesteld en bepaald welke voorzieningen moeten worden ingezet. Diagnostiek moet voldoen aan specifieke kwaliteitseisen. Het ligt daarom niet voor de hand om deze zorgvorm via een Pgb te verstrekken.
f.Pleegzorg De opvang van een kind door een pleegouder, is uitgesloten van het pgb. Voor deze zorg kan namelijk een pleegzorgvergoeding worden ontvangen. Dit is een onkostenvergoeding die niet als inkomen wordt gezien en verschilt daarmee van het pgb. Via de organisatie die pleegzorg organiseert is kwaliteit en begeleiding van het pleeggezin geborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft kan een (pleegzorg)ouder wel een Pgb ontvangen.
Met het Pgb dient de cliënt een kwalitatieve en effectieve zaak of dienst in te kopen. Het college beoordeelt de kwaliteit en effectiviteit aan de hand van de maatwerkvoorziening die zou zijn verstrekt en het plan van eisen of het plan van aanpak. Het persoonsgebonden budget wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan kopen die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. Tenzij in dit Besluit anders is aangegeven, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie en eventuele wettelijk verplichte verzekering.
Het college kan de hoogte van het Pgb voor een zaak baseren op beschikbare tweedehandse voorzieningen, waarbij rekening gehouden wordt met de kortere levensduur van een tweedehands voorziening.
De cliënt kan een dienst of zaak inkopen die meer kost dan de goedkoopst compenserende voorziening en zelf het verschil tussen het Pgb en de prijs van de door de cliënt gewenste voorziening betalen.
De uitbetaling van het Pgb gebeurt op grond van het trekkingsrecht (artikel 2.6.2 van de wet) door de Sociale Verzekeringsbank, tenzij het een eenmalig uitbetaling betreft. Het college voldoet eenmalige uitbetalingen na ontvangst van de desbetreffende nota en zo veel mogelijk rechtstreeks aan de leverancier.
Het college controleert de besteding van een Pgb voor een zaak door de cliënt te verplichten na levering van de zaak de desbetreffende nota aan het college te overleggen. Het college kan zo nodig ter controle een huisbezoek afleggen. Een voorziening die de aanvrager met een persoonsgebonden budget heeft aangeschaft, moet worden ingeleverd bij- of terugbetaald aan de gemeente, als er tussentijds geen recht meer op bestaat.
Indien er een noodzaak is een persoonsgebonden budget te beëindigen, dient verhoudingsgewijs terugbetaald te worden. Persoonsgebonden budget voor bijvoorbeeld onderhoud van een voorziening of voor huishoudelijke hulp wat nog niet gegeven is kan teruggevorderd worden. Indien sprake is van een gekochte voorziening wordt in overleg met de aanvrager of nabestaanden gekeken of het middel aan de verstrekkende leverancier terug verkocht kan worden. Daarbij wordt globaal uitgegaan van de volgende tabel:
Indien een leverancier een middel niet terug wil kopen wordt een richtprijs afgesproken uitgaande van bovenstaande tabel die voor terugvordering in aanmerking komt. Indien cliënt een duurdere voorziening aangeschaft heeft dan het persoonsgebonden budget met eigen geld, dan wordt alleen het persoonsgebonden budget bedrag verrekend volgens bovenstaande tabel.
Artikel 14Gemeentelijk beleid in de uitvoering van het trekkingsrecht
In de wet is bepaald, dat met ingang van 2015 het zogenaamde ‘trekkingsrecht’ geldt. Dit houdt in dat de gemeente het Pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum Pgb van de SVB.
Budgethouders betalen de zorgverleners niet meer zelf, ze moeten de SVB opdracht geven voor betalingen aan hun zorgverleners. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling aan de zorgverlener. De niet bestede Pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.
De gemeente kiest ervoor om de zorgovereenkomsten individueel te beoordelen en te accorderen vanaf 1 januari 2015. Dit doet recht aan het uitgangspunt om kwalitatief maatwerk te leveren. De geaccordeerde zorgovereenkomsten worden doorgegeven via Mijn Pgb en vergezeld van de maximumtarief per zorgovereenkomst.
Hoofdstuk 4 Ondersteuning bij zelfstandig wonen
Artikel 16Maatwerkvoorzieningvoor ondersteuning bij zelfstandig wonen
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij zelfstandig wonen wanneer in de beperkingen niet kan worden voorzien op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met voorliggende voorzieningen, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met een algemene voorziening, met mantelzorg of met ondersteuning uit het eigen sociaal netwerk.
Artikel 19 Ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden
Een onderzoek naar aanleiding van een hulpvraag naar ondersteuning bij het schoonhouden van de woning, omvat naast de onderdelen genoemd in artikel 2.3.2 Wmo en artikel 4 en 5 Verordening Wmo 2015, een onderzoek naar de omvang van de noodzakelijke ondersteuning. Het college baseert zich daarbij op normtijden zoals deze zijn op genomen onder bijlage 2: Normtijden schoonmaakhulp.
Hoofdstuk 5 Ondersteuning bij het normale, zelfstandige gebruik van de woning
Artikel 21 Ondersteuning bij het normale gebruik van de woning
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening aan cliënten die ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie nodig hebben doordat zij beperkingen ondervinden bij het normale gebruik van hun woning, voor zover het zelfstandige woonruimte betreft, en voor zover in de beperkingen bij het normale gebruik van de woning niet kan worden voorzien met eigen middelen, met gebruikelijke hulp, met voorliggende voorzieningen, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met een algemene voorziening, met mantelzorg of met ondersteuning uit het eigen sociaal netwerk.
Het college verstaat onder een algemeen gebruikelijke woonvoorziening eveneens een algemeen gebruikelijke verhuizing. Een algemeen gebruikelijke woonvoorziening is een simpel hulpmiddel of een simpele aanpassing, niet aangepast aan de individuele gebruiker (afgezien van in hoogte verstelbare poten en dergelijke) en ook in de reguliere handel verkrijgbaar.
Voorbeelden zijn (niet limitatief):
Bij cliënten met een inkomen op bijstandsniveau (100%) of lager zal onderzoek plaatsvinden naar de redelijkheid en billijkheid van het niet vervangen van algemeen gebruikelijke maar medisch noodzakelijke voorzieningen. Dit onderzoek zal de richtlijnen voor de bijzondere bijstand volgen. Deze richtlijnen gaan ervan uit dat op bijstandsniveau gespaard kan worden voor duurzame goederen.
Het college past lid 4, tweede volzin niet toe wanneer de totale kostprijs van de maatwerkvoorziening(en) ter ondersteuning van het normale gebruik van de woning, voor zover bekend ten tijde van het onderzoek, lager zijn dan € 10.000, of wanneer geen geschikte of geschikt te maken woning binnen een redelijke termijn beschikbaar is. Het college onderzoekt voor de individuele cliënt wat een redelijke termijn is en betrekt daarbij de eventuele uitstelbaarheid van de verhuizing.
Om in aanmerking te komen voor woningsanering moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
(verwachte) noodzaak tot woningsanering;
behorende afschrijvingstermijn;
expliciete noodzaak voor wordt aangegeven kunnen ook andere ruimte voor aanpassing in aanmerking komen.
11.De hoogte van de vergoeding:
Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding van vloer- en raambedekking wordt de NIBUD norm aangehouden. Als prijzen hierin niet voorkomen dan wordt een marktconforme prijs gehanteerd.
Als iemand zich meldt met het verzoek voor maatwerk in de woning moet de vraag zijn: wat is het probleem, hoe kan het probleem opgelost worden en wat kan de burger zelf doen om dat voor elkaar te krijgen? Als de beste oplossing is verhuizen, maar de klant kan de verhuizing niet bekostigen, dan kan er voor de verhuiskosten maatwerk worden geleverd. Er moet inzicht zijn in de verhuiskosten. Geen woning/huishouden is immers precies hetzelfde. Bij het bepalen van de verhuiskosten spelen de volgende zaken een rol:
Artikel 22 In aanmerking te nemen kosten voor een woningaanpassing
Het college neemt de volgende kosten in aanmerking bij de vaststelling van de maatwerkvoorziening of het Pgb voor een woningaanpassing:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;
Artikel 25 Anti-speculatiebeding en afschrijvingsregeling
Het college kan de geldswaarde van een bouwkundige maatwerkvoorziening (woningaanpassing) in eigendom heeft verstrekt, of een Pgb om een voorziening met dit doel in te kopen, terugvorderen indien de cliënt de woning waarin de voorziening verkoopt, voor zover door de bouwkundige aanpassing sprake is van een meerwaarde. Het college gaat daarbij uit van de waarde van de woning voor en na de aanpassing. Voor het bepalen van de waarde voor de aanpassing kan het college zich baseren op de laatst bekende WOZ-waarde van de woning. Voor het bepalen van de waarde na verkoop kan het college zich baseren op de verkoopprijs van de woning, of indien het college dit nodig acht op een taxatierapport door een door het college in overleg met de cliënt gekozen taxateur. De kosten van de taxatie zijn voor rekening van het college.
Hoofdstuk 6 Ondersteuning bij vervoer
Artikel 27 Ondersteuning bij vervoer rondom de woonplaats
Het college verstaat onder ondersteuning bij vervoer: ondersteuning voor cliënten met een (zeer) beperkte mobiliteit die hen in staat stelt zich te verplaatsen tot 20 kilometer rondom het woonadres (ongeveer overeenkomend met 5 OV-zones) om daarmee te voorzien in beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie.
Artikel 28Maatwerkvoorzieningvoor ondersteuning bij vervoer rondom de woonplaats
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij vervoer aan een cliënt met een (zeer) beperkte mobiliteit wanneer uit het onderzoek blijkt dat de cliënt een substantiële vervoersbehoefte heeft en hierin niet kan voorzien op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met voorliggende voorzieningen, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met een algemene voorziening, met mantelzorg of met ondersteuning uit het eigen sociaal netwerk.
Het college verstrekt de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij vervoer. Bij een cliënt met een beperkte mobiliteit is de goedkoopst compenserende voorziening voor ondersteuning bij vervoer het systeem van collectief deur-tot-deur vervoer (hierna ‘de taxipas’ genoemd) dat is gericht op het vervoer van personen met een beperking, voor zover aanwezig in de gemeente. Het college verstrekt pas een andere maatwerkvoorziening dan de taxipas of een Pgb wanneer de cliënt geen gebruik kan maken van de taxipas.
Bij de verstrekking van een scootmobiel kunnen ook kosten voor een eventuele stalling
en/of oplaadpunt worden vergoed. De vergoeding zal echter nooit hoger zijn dan
noodzakelijk voor een goedkoopst adequate voorziening en moeten in verhouding staan tot de verstrekking.
Artikel 29 Vervoersbehoefte van minderjarigen
Het college past artikel 21 lid 3 niet toe bij minderjarigen met een beperkte mobiliteit, maar beoordeelt de vervoersbehoefte en de te verstrekken maatwerkvoorziening individueel. .
Het college onderzoekt of de cliënt zich door beperkingen bij het lopen dagelijks grotendeels en langdurig zittend moet verplaatsen. Wanneer dit het geval is, kan het college afzien van een onderzoek naar de mogelijkheden van de cliënt om in deze beperkingen te voorzien door eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met ondersteuning uit het eigen sociaal netwerk, met een algemene of algemeen gebruikelijke voorziening.
Hoofdstuk 7Begeleiding, opvang en beschermd wonen
Artikel 32 Omvang Begeleiding Individueel
De omvang van de indicatie voor individuele begeleiding (het aantal uren) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten.
Artikel 33Omvang Begeleiding Groep
Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van:
Artikel 34Vervoer bij Begeleiding Groep
Bij een indicatie voor Begeleiding Groep zal ook worden onderzocht of de cliënt in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Wanneer dit niet mogelijk is kan vervoer van en naar de dagbesteding worden geïndiceerd.
Artikel 35 Kortdurend verblijf
Als er sprake is van de combinatie van voortdurende zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen, kan kortdurend verblijf worden geïndiceerd. Een uitzondering hierop geldt wanneer het gaat om ouders die bovengebruikelijke zorg verlenen aan hun kinderen.
Artikel 38Opvang en beschermd wonen
Beschermd wonen is een taak voor centrumgemeente Zwolle. Zwolle is door de gemeente Zwartewaterland gemandateerd en krijgt ook het budget voor deze taak. Er gelden regionale indicatiecriteria voor beschermd wonen en regionale afspraken over toewijzing en uitstroom.
Het college legt een eigen bijdrage op voor alle maatwerkvoorzieningen en pgb’s die verstrekt worden op grond van de Wmo 2015, met uitzondering van rolstoelen en voorzieningen voor minderjarigen voor zover het geen woningaanpassing betreft, tot de maximale bedragen zoals deze zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo, en tot de kostprijs van de maatwerkvoorziening of de hoogte van het pgb, en zolang het college instandhoudingskosten betaalt voor de maatwerkvoorziening of indien deze onderdeel zijn van het pgb.
Het college legt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt op aan de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
Indien door of namens belanghebbende wordt aangegeven dat dit periodebedrag op basis van het inkomen, voor de woningaanpassing van € 2.500,00 of hoger, niet voldaan kan worden, kan een verlenging van deze periode worden aangeboden. De periode kan tot maximaal 10 jaar worden verlengd. Deze verlenging wordt als maatwerk aangeboden in overleg met de Wmo-consulent. Belanghebbende is echter gehouden om zijn zienswijze met fysieke bewijsstukken te onderbouwen.
Hoofdstuk 9 Intrekking en terugvordering
Artikel 40 Herziening of intrekking
Het college kan het besluit tot verstrekking van de maatwerkvoorziening of het Pgb intrekken of herzien wanneer degene die de maatwerkvoorziening of het Pgb ontvangt:
Indien het besluit tot intrekken of herzien is genomen op grond van artikel 34 onder e tot en met h, dan kan het college de geldswaarde van de verstrekte voorziening of het Pgb vorderen. De hoogte van de vordering is afhankelijk van de waarde van de verstrekking ten tijde van de genoemde gedragingen. Bijvoorbeeld: op het moment dat een bepaalde wijziging niet is doorgegeven waardoor de voorziening langer is verstrekt dan noodzakelijk, geldt de geldswaarde op het moment dat de voorziening niet meer nodig was.
Hoofdstuk 10 Overige beleidsregels
Artikel 42 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Met de komst van de nieuwe Wmo is de gemeente verplicht om de mantelzorgers binnen de gemeente jaarlijks te waarderen. Hieronder wordt ook verstaan mantelzorgers die niet in de gemeente Zwartewaterland wonen maar wel mantelzorg verlenen aan een inwoner van Zwartewaterland.
Voor 2015 en verder maakt de gemeente Zwartewaterland gebruik van de nog uit te komen handreiking van het Rijk, de VNG en Mezzo op dit onderwerp. In het 2e kwartaal van 2015 worden de beleidsregels jaarlijkse waardering mantelzorgers ter vaststelling aangeboden aan het college.
Artikel 43 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
De gemeente draagt aanbieders met wie een contract is afgesloten voor Wmo-dienstverlening op een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen. Iedere aanbieder dient hiervoor een protocol in acht te nemen en een aandachtfunctionaris binnen de organisatie aan te wijzen.
Overige calamiteiten en vormen van geweld die bij het verlenen van maatschappelijke ondersteuning plaatsvindt, dient bij een bij een toezichthoudend ambtenaar gemeld te worden. De gemeente Zwartewaterland heeft een toezichthoudend ambtenaar aangewezen.
De “Wmo beleidsregels gemeente Zwartewaterland 2016” treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking. Deze beleidsregels zijn een nadere invulling van de verordening en treden in werking na besluitvorming door het college.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland, op 15 maart 2016.
Bijlage 1 Checklist voor uitvoering grote woningaanpassing
Als n.a.v. de aanmelding blijkt dat er een vraag komt te liggen voor een (grote) woningaanpassing dan zal er normaal gesproken altijd een huisbezoek afgelegd dienen te worden. Voor de duidelijkheid: onderstaande informatie gaat niet over de kleine woningaanpassingen (tot € 2.500,--)
Het gesprek wordt gevoerd bij de belanghebbende thuis om zo de gehele situatie in beeld te krijgen, tenzij de belanghebbende uitdrukkelijk aangeeft het gesprek elders te willen voeren.
Bij het eerste gesprek is het belangrijk dat een aantal zaken bij langs gelopen worden. De volgende onderwerpen komen aan bod.
Van het gesprek wordt een verslag gemaakt.
Als het gesprek leidt tot een aanvraag voor een woonvoorziening met als resultaat wonen in een geschikt huis , vormt het gesprek(verslag) de basis voor de aanvraag.
Allereerst dient vastgesteld te worden of er een medische noodzaak aanwezig is voor het aanpassen van de woning of om het primaat van verhuizen op te leggen.
Dit zal moeten blijken uit een medisch advies.
Een belangrijk aspect is de termijn waarbinnen de verhuizing kan worden gerealiseerd en of die termijn medisch aanvaardbaar is.
In dit stadium kan al wel aan aanvragers gevraagd worden mee te denken naar een oplossing van het probleem. De eigen verantwoordelijkheid speelt hier een rol. Betrokkenen kunnen een makelaar/woningbouwvereniging benaderen voor advies/informatie. Als men nog niet ingeschreven staat zou men dit alvast kunnen doen. Hier zijn geen consequenties aan verbonden.
Voor zover belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt eerst deze mogelijkheid beoordeeld.
Onder primaat van verhuizen wordt dus verstaan dat het verlenen van een voorziening voor verhuizing en inrichting, vaak verhuiskostenvergoeding, voorrang heeft op andere woonvoorzieningen. De achterliggende gedachte bij het primaat van verhuizen is dat er zo efficiënt mogelijk met de beschikbare middelen en de woningvoorraad wordt omgegaan.
Indien de aanpassingskosten naar verwachting het bedrag van € 10.000,= (exclusief voorzieningen in bruikleen) overschrijden, dan dient bekeken te worden of er voor betrokkene een geschikte, reeds aangepaste woning beschikbaar is of komt.
Het primaat van verhuizen kan niet altijd opgelegd kan worden. Te denken valt aan de medische termijn, sociale omstandigheden, werksituatie, mantelzorg en de wil om te verhuizen. Indien de belanghebbende gemotiveerd aangeeft dat het niet mogelijk is om te verhuizen, zal hier in de besluitvorming uitdrukkelijk aandacht aan besteed moeten worden.
Het blijft natuurlijk de verantwoordelijkheid van de aanvrager dat deze intensief zoekt naar een geschikte woning. Hiervoor kan de woningbouwvereniging en makelaar benaderd worden. Het kan echter ook zo zijn dat de gemeente een passende woning signaleert. Mocht dit het geval zijn dat dient deze concrete passende woning aangewezen te worden aan aanvrager. Belangrijk hierbij is dat de gemeenteraad uitgesproken heeft dat passende woningen in heel Zwartewaterland hierbij aangemerkt kunnen worden. Alleen in specifieke sociale omstandigheden kan hiervan afgeweken worden.
Er zal een integrale afweging gemaakt moeten worden voor het komen van een oplossingsrichting. Hierin dient ook rekening gehouden te worden met sociale omstandigheden. Denk hierbij aan mantelzorg, werk, vervoer en overige voorzieningen.
Er kan zich ook een situatie voordoen dat belanghebbende nog geen woning heeft. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning moet uiteraard rekening gehouden worden met de eigen situatie. Dat betekent dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening moet worden gehouden. Geef duidelijk aan in de voorlichting dat we samen kunnen beoordelen of een woning geschikt is.
Zodra uit het medisch advies blijkt dat er een medische noodzaak aanwezig is voor verhuizing cq aanpassing van de woning zal beoordeeld moeten worden welke weg bewandeld zal worden. Hierin is de medische termijn leidend.
Optie 1: er is een medische termijn van 6 maanden of langer.
Wanneer er een medische termijn gegeven wordt door de medisch adviseur dan is het de bedoeling dat in deze termijn gezocht wordt naar een geschikte woning. Het primaat van verhuizen wordt dan opgelegd.
De klant zal een beschikking krijgen waarin hij de opdracht kijkt intensief te zoeken naar geschikte woonruimte. Ook wij kunnen een geschikte woning aanbieden (zie hierboven).
Optie 2: er is geen of een zeer korte medische termijn.
In deze situatie zal het twee sporen beleid gehanteerd worden. Een programma van eisen zal nodig zijn voor de woningaanpassing. Zodra deze duidelijk is zal aan de klant gevraagd worden om offertes op te vragen. Ondertussen kan nog wel uitgekeken worden naar een (grotendeels) geschikte woning. Immers een woningaanpassing is ook niet gereed in 1 a 2 maanden.
Optie 3: geen medische termijn en/of het primaat van verhuizen kan niet opgelegd worden
In dergelijke situaties bestaat alleen de mogelijkheid om de woning geschikt te maken. Nadat programma van eisen bekend is, kunnen offertes opgevraagd worden.
Bij de afweging voor aanpassing of verhuizing moet rekening gehouden worden met de woonlastenconsequenties van de verschillende opties. Daarbij moet een vergelijking worden gemaakt tussen de woonlasten bij het aanpassen van en blijven wonen in de huidige woning en het verhuizen naar een andere woning. Daarbij geldt dat de financiële gevolgen van een verhuizing binnen aanvaardbare grenzen moeten vallen.
Het verhuizen vanuit een koopwoning kan meer consequenties hebben dan verhuizen vanuit een huurwoning, met name in financiële zin. Zo zal vaak sprake zijn van een hypotheek op de woning. Onderzoek naar woonlasten en verkoopbaarheid van de eigen woning zal gedaan moeten worden. Hierin is ook belangrijk dat onderzocht wordt of de woning voor een reële prijs te koop gezet wordt. Bij huurwoningen dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van huurtoeslag.
Het college kan aan de hand van het medisch advies tot de conclusie komen dat verhuizen de meest compenserende oplossing is en om deze redenen besluiten het aanpassen van de huidige woning niet te vergoeden. Als alle factoren in de overweging zijn meegenomen en het college beslist dat verhuizen de goedkoopste compenserende voorziening is, dan is dat de voorziening die wordt verleend. Door het primaat bij verhuizen te leggen heeft het college juridisch gezien een handvat om de belanghebbende geen voorziening voor het aanpassen van de huidige woning te verstrekken als deze niet wenst te verhuizen.
Indien een belanghebbende niet wil verhuizen, kan het college niet worden verweten dat ze niet aan de compensatieplicht heeft voldaan. Het college heeft immers een compenserende voorziening aangeboden, die echter niet door de belanghebbende geaccepteerd is.
Indien aanvragers een (geschikte of geschikt te maken) woning toegewezen krijgen van de woningbouwvereniging en deze weigeren, dan dient onderzocht te worden wat hier de reden van is. Mocht er geen gegronde reden bestaan voor weigering dan kan er volstaan worden met een verhuiskostenvergoeding.
Goedkoopst compenserende oplossing
Wanneer bovenstaande uitgezocht is kom je tot een oplossingsrichting. De kostenvergelijking tussen het aanpassen van de te verlaten woning en het verhuizen naar een nieuwe woning speelt een rol bij het bepalen van de goedkoopst compenserende oplossing.
Bij het maken van een kostenvergelijking moeten wel alle kosten worden betrokken.
In de beleidsregels Wmo, artikel 19.10, staat het maatwerk van de verhuiskostenvergoeding.
Het te verstrekken bedrag voor verhuiskostenvergoeding is afhankelijk van de omstandigheden genoemd in dit artikel.
Zie afwegingskader resultaat van de beleidsregels, procedurestappen vaststellen programma van eisen
Kosten van woningaanpassingen:
Wat valt er wel en wat valt er niet onder. Denk aan aanneemsom, leges, technisch onderzoek etc.
Opvragen offertes bouwkundige aanpassingen.
Eigen bijdrage en eigen aandeel
Denk erom dat de eigen bijdrage niet van toepassing is als het om kinderen gaat!
Terugbetaling bij verkoop (Anti-speculatiebeding artikel 23 beleidsregels Wmo)
Een woningeigenaar moet melden wanneer hij zijn woning verkoopt. Het gaat dan om de verkoop van een aangepaste woning binnen 10 jaar nadat deze is aangepast.
Afschrijvingstermijn (artikel 23.2 beleidsregels Wmo)
Vergeet bij woningaanpassingen de afschrijvingstermijnen van een douche en keuken (18 jaar) niet
Na fiat (budgethouder, toetser) overgaan tot betaling. Afspraak is dat woningaanpassing boven de € 20.000,-- aan het college worden voorgelegd.
Voor de beoordeling van de offertes kan gebruik gemaakt worden van een bouwkundige.
Voorlopige toekenning en definitieve toekenning (gereedmelding)
Binnen 12 maanden na voltooiing van de werkzaamheden, verklaart diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt, besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit en heeft aandacht voor de RO-vergunning.
BIJLAGE 2 Overdracht Jeugdzorg 18- naar 18+
De Verordening jeugdhulpgemeente Zwartewaterland 2015 bevat de volgende artikelen:
Bovenstaande artikelen behoeven geen nadere toelichting in deze beleidsregels.
In de verordening is opgenomen dat, voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, het college nadere regels kan stellen. Deze nadere regels zijn beschreven in deze bijlage.
Valt begeleiding/zorg voor een cliënt ouder dan 18 jaar alleen onder de Wmo 2015 of kan het ook onder de Jeugdwet vallen?
In principe kan een jongere die ouder is dan 18 jaar geen aanspraak maken op een voorziening voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet. In de meeste gevallen zal op dat moment namelijk een voorziening vanuit een andere wet (bijvoorbeeld Wmo, AWBZ of Zvw) kunnen worden ingezet.
In enkele gevallen kan het echter zijn dat specifieke jeugdhulp vanuit de Jeugdwet doorloopt tot 23 jaar, omdat er geen andere wet is die de hulp na het 18e jaar biedt. Daarvan is sprake bij jeugdhulp die voor 1 januari 2015 onder de wet op de Jeugdzorg viel. Denk hierbij aan het verblijf van een jeugdige in een pleeggezin. Ook het verblijf in een begeleid kamertrainingstraject is jeugdhulp die voor 1 januari 2015 op grond van de Wet op de Jeugdzorg werd geboden en dus na het bereiken van het 18e jaar zou kunnen doorlopen op grond van de Jeugdwet. Dan zal er echter wel ook sprake moeten zijn van één van de volgende 3 situaties:
Als één van bovenstaande situaties zich voordoet, dan kan de jeugdige dus ook nadat hij 18 jaar is geworden aanspraak maken op jeugdhulp op grond van de Jeugdwet.
Uitzonderingen op deze overdracht zijn cliënten van wie de hulp eindig is, dat wil zeggen dat de hulp niet langer dan ongeveer een half jaar doorloopt, of voor wie er inhoudelijke argumenten zijn om de hulp bij dezelfde zorgverlener te houden, ervan uitgaande dat deze zorgverlener gecontracteerd is voor jeugdhulp en niet voor de Wmo.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-41835.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.