Verordening Tegenprestatie Gooise Meren 2016

De gemeenteraad Gooise Meren

Gelezen het voorstel van 9348,

  • gelet op artikel 7, lid 1 sub c, artikel 8a, lid 1 sub b en artikel 9 van de Participatiewet;

  • gelet op artikel 35, lid e sub e en artikel 37 van Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • gelet op artikel 35 , lid 1 sub e en artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Verordening Tegenprestatie Gooise Meren 2016

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    tegenprestatie: het naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • b.

    vrijwilligerswerk: werk dat in enig verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of de samenleving.

  • c.

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Artikel 2. Inhoud van de tegenprestatie

Het college kan een tegenprestatie opdragen voor zover die werkzaamheden:

  • a.

    niet zijn bedoeld als re-integratie-instrument, gericht op toeleiding tot de reguliere arbeidsmarkt;

  • b.

    worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht en niet leiden tot verdringing van reguliere arbeid;

  • c.

    bijdragen aan de ontwikkeling van het individu.

Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college stimuleert de uitkeringsgerechtigde die vooralsnog geen uitzicht heeft op arbeidsinschakeling en aan wie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten en kan dit aanmerken als tegenprestatie.

  • 2.

    Het college kan de uitkeringsgerechtigde bedoeld in het eerste lid opdragen een tegenprestatie te verrichten.

  • 3.

    Bij het opdragen van een tegenprestatie staat ‘meedoen naar vermogen’ en ‘maatwerk’ centraal. Het college houdt in ieder geval rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van de persoon;

    • b.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van de persoon

    • c.

      maatschappelijke activiteiten, verplichte inburgeringsactiviteiten of vrijwilligerswerk, dat al wordt verricht

    • d.

      de mate waarin eerst andere instrumenten en/of voorzieningen zijn benut om de maatschappelijke participatie van de persoon te bevorderen.

Artikel 4. Omvang en duur van een tegenprestatie

De tegenprestatie is beperkt in omvang en duur en wordt afgestemd op de mogelijkheden van de persoon.

Artikel 5. Afzien van opdragen van een tegenprestatie

Een tegenprestatie wordt niet opgelegd indien:

  • a.

    de betrokkene in verband met arbeidsongeschiktheid volledig is vrijgesteld van de arbeids- en re-integratieverplichting;

  • b.

    alleenstaande ouder is en een ontheffing heeft als bedoeld in artikel 9a Participatiewet, of artikel 38, lid 1 van de IOAW of IOAZ;

  • c.

    uitsluitend bijstand wordt verleend op grond van de bijzondere bijstand;

  • d.

    maatschappelijke nuttige activiteiten in de vorm van vrijwilligerswerk of mantelzorg van een bepaalde omvang worden verricht.

Artikel 6. Beleid

Het college stelt in beleidsregels aanvullende bepalingen vast met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 7. Handhaven

  • 1.

    De met betrokkene gemaakte afspraken worden vastgelegd in een plan van aanpak;

  • 2.

    Het weigeren of niet nakomen van de gemaakte afspraken kan bij een verwijtbare gedraging leiden tot een maatregel op grond van de bepalingen in de Verordening Afstemming Participatiewet Gooise Meren 2016.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere individuele gevallen ten gunste van de betrokkene afwijken van de bepalingen in deze verordening met als doel een ongewenste situatie te voorkomen.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Tegenprestatie Gooise Meren 2016.

Artikel 10. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie

  • 2.

    Met ingang van de inwerkingtreding van de Verordening Tegenprestatie Gooise Meren 2016 wordt de Verordening Tegenprestatie gemeenten Naarden, Muiden en Bussum 2015 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeenten Gooise Meren, gehouden op datum.

de griffier

de voorzitter

Toelichting Verordening Tegenprestatie Gooise Meren 2015

De Participatiewet legt de verplichting op om bij verordening regels vast te stellen over het opleggen van een tegenprestatie voor personen die een uitkering ontvangen op grond artikel 9, lid 1 onder c van de Participatiewet of op grond van artikel 37 in zowel de IOAW als IOAZ.

De raad is verplicht om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie, maar is niet verplicht deze ook daadwerkelijk op te leggen. In de Participatiewet staat ‘Meedoen naar vermogen’ centraal. Betrokkenen kan worden gevraagd actief deel te nemen aan de samenleving. Hierbij wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de persoon. Er mag geen verdringing van werk plaatsvinden en de werkzaamheden dragen bij aan de ontwikkeling van het individu.

De tegenprestatie kan worden opgelegd vanaf de datum van melding aan iedere betrokkene in de leeftijd van 18 jaar tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. De werkzaamheden op grond van de tegenprestatie betreffen maatschappelijk nuttige werkzaamheden die additioneel van aard zijn.

Alleen de bepalingen die om een nadere toelichting vragen worden hier behandeld.

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening.

Artikel 1. Begrippen

Er is onderscheid te maken tussen mantelzorg en vrijwilligerswerk. Dit wordt beschre¬ven in de beleidsregels bij deze verordening.

Artikel 2. Inhoud van de tegenprestatie

Het hoofddoel van de tegenprestatie is het activeren van betrokkenen om naar vermogen mee te doen aan de samenleving.

Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie

Vrijwilligheid en een actieve stimulans om maatschappelijk actief te zijn staan bij het invullen van het beleid voor de tegenprestatie door uitkeringsgerechtigden voorop. Om dat te benadrukken wordt in artikel 3, lid 1 als uitgangspunt gesteld dat het college uitkeringsgerechtigden stimuleert om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten.

Dit geldt voor uitkeringsgerechtigden die vooralsnog geen uitzicht hebben op arbeidsinschakeling en aan wie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden. Wanneer een uitkeringsgerechtigde de mogelijkheid heeft om uit te stromen naar werk, op eigen kracht of via een re-integratietraject, dan is hier de focus op gericht. Hierbij kan het ook gaan om werken naar loonwaarde of deeltijdwerk, of de voorbereiding op zelfstandig ondernemerschap. Mensen met een re-integratieverplichting worden niet tevens belast met de vraag om een tegenprestatie te leveren. Wel moeten zij vanzelfsprekend voldoen aan de andere re-integratieverplichtingen (bijv. plicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen c.q. te aanvaarden en plicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling). Zo nodig worden ze hierop gesanctioneerd. Zowel voor de belanghebbenden zelf als voor degenen die hen begeleiden biedt dit veruit de meeste helderheid en focus.

Het tweede lid gaat in op de uitzonderingssituatie dat een tegenprestatie kan worden opgedragen. Ook dit beperkt zich (net als in het eerste lid) tot uitkeringsgerechtigden met een dusdanig grote afstand tot de arbeidsmarkt, dat re-integratie naar werk vooralsnog niet aan de orde is. In Gooise Meren gaat het dan in de praktijk om uitkeringsgerechtigden voor wie het bereiken van sociale zelfredzaamheid voorop staat.

Bij het toepassen van het tweede lid, het opdragen van de tegenprestatie, staat ‘meedoen naar vermogen’ en ‘maatwerk’ centraal. Het college houdt rekening met de omstandigheden en de wensen van de betrokkene (sub a t/m c). Hierbij geldt wel een beperking, die samenhangt met het karakter van de bijstandsuitkering. In termen van de Participatiewet moeten activiteiten van uitkeringsgerechtigden, voor zover het niet gaat om betaald werk, ‘naast of in aanvulling op reguliere arbeid worden verricht, en niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt’ (artikel 2, lid 2).

Het laatste onderdeel (lid 3, sub d) markeert dat het gaat om een uitzonderingssituatie: een tegenprestatie wordt pas opgedragen nadat de stimulerende aanpak niet heeft gewerkt en (indien van toepassing) ook andere instrumenten en voorzieningen niet effectief zijn gebleken.

Artikel 4. Omvang en duur van een tegenprestatie

De tegenprestatie wordt bepaald, rekening houdend met de individuele omstandigheden van de betrokkene en de beschikbaarheid van maatschappelijk nuttige taken.

De omvang en duur is maatwerk. Als richtlijn geldt dat een betrokkene die een tegenprestatie uitvoert per kalenderjaar maximaal 12 uur per week gedurende een periode van tenminste 6 maanden, verspreid over dat jaar, werkzaamheden verricht.

De taken mogen geen belemmering vormen voor een re-integratietraject of het verrichten van betaalde werkzaamheden. Er mag geen verdringing van betaald werk plaatsvinden.

De activiteiten worden niet door de gemeente vergoed. De organisatie waarvoor de activiteiten worden verricht kan wel een vergoeding verstrekken die gebaseerd is op de reguliere vrijwilligersvergoedingsregeling van de belastingdienst. Of dit (gedeeltelijk) in mindering wordt gebracht op de uitkering hangt af van de hoogte van het bedrag. Immers het bedrag dat vrijgelaten wordt op grond van de Participatiewet is lager dan de vrijlating van de forfaitaire vergoeding voor vrijwilligerswerk volgens de Belastingdienst.

De gemaakte afspraken tussen betrokkene en het college worden in een plan van aanpak vastgelegd.

Artikel 5. Afzien van opdragen van een tegenprestatie

Er is sprake van het in voldoende mate verrichten van mantelzorg of vrijwilligerswerk indien betrokkene deze werkzaamheden 156 uur per kalenderjaar verricht.

Artikel 6. Beleidsregels

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 7. Handhaven

Als een tegenprestatie wordt geweigerd en hier naar het oordeel van het college geen dringende reden voor aanwezig is, wordt op basis van de individuele situatie de uitkering afgestemd en de hoogte en duur van de op te leggen maatregel bepaald.

Dit geldt ook in situaties dat de overeengekomen afspraken niet worden nagekomen.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.

Naar boven