Beleidsregels Kostendelersnorm en verlagingen van de bijstandsnorm op grond van de Participatiewet, IOAW en IOAZ

Het college van burgemeester en wethouders van 5 januari 2016

gelet op artikelen 22, 27 en 28 Participatiewet en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat gelet op de Participatiewet waarin aan ons de bevoegdheid is gegeven om beleidsregels te stellen; besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (P-wet), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. college: college van burgemeester en wethouders; b. huurder: de belanghebbende die tegen een financiële vergoeding (een gedeelte van) een woning van iemand die de woning in zijn geheel huurt van een ander dan wel in eigendom heeft, waarbij de verhuurder/eigenaar en de huurder geen partners van elkaar zijn of bloedverwanten in de eerste graad en waarbij er in geval van onderverhuur sprake moet zijn van toestemming van de eigenaar; c. kostganger: een huurder die volgens de overeenkomst ook maaltijden op kosten van de verhuurder krijgt; d. Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz); e. uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet en een uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ; f. woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 Participatiewet; g. woonkosten: -Indien een woonruimte wordt gehuurd: de kale huurprijs per maand en de kosten van water, gas, elektriciteit, heffingen per maand minus de huurtoeslag of een bijzondere bijstandstoeslag voor woonkosten per maand. -Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaars-aandeel van de onroerendezaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering en het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten en de kosten per maand van water, gas, elektriciteit, heffingen minus een bijstandstoeslag voor woonkosten per maand.

Artikel 2 Commerciele relatie en commerciele prijs

1. Commerciële relatie: hiervoor wordt aangesloten bij de invulling van het begrip door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) namelijk: De belanghebbende kan de zakelijke relatie aantonen met een zakelijke overeenkomst, waarbij de wederzijdse rechten en plichten zijn geregeld en nauwkeurig zijn afgebakend; De belanghebbende kan betalingen aantonen (bankafschriften/bewijs kasstortingen afgelopen 3 maanden); Het college mag een schriftelijk contract verlangen; Uit het contract moet de periodieke prijsverhogingen blijken; Tevens dient de verhuurder/onderverhuurder of kostgever een commerciële huurprijs of commerciële prijs kostgangerschap te ontvangen. 2. Commerciële huurprijs: een kale huurprijs van tenminste € 250, - per maand die is vastgelegd in een schriftelijke, individuele huurovereenkomst. Eventuele vaste lasten, zoals gas, water en elektra worden op de huurprijs in mindering gebracht alvorens toets ingaan de commerciële huurprijs plaatsvindt. Tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen kan geen commerciële overeenkomst worden verondersteld. 3. Commerciële kostgangersovereenkomst: kostgeld ten bedrage van minimaal € 375, - per maand, vastgelegd in een schriftelijke, individuele kostgangersovereenkomst, waarbij tenminste inbegrepen huur, gebruik van energie, maaltijden en bewassing. Tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen kan geen commerciële overeenkomst worden verondersteld. 4. Kale huurprijs: onder de kale huurprijs wordt verstaan de huurprijs minus de huurtoeslag.

Artikel 3 Verlaging norm vanwege ontbreken woonkosten

1. Als er voor de belanghebbende aan de woning geen woonkosten zijn verbonden vindt een verlaging plaats van 20% van de norm bedoeld in artikel 21 sub b van de wet. 2. Van ontbrekende woonkosten is sprake: -wanneer iemand anders de woonkosten betaalt; -bij het niet aanhouden van een woning; -bij bewoning van een woning waaraan geen woonkosten verbonden zijn, zoals het bewonen van een gekraakte woning of sloopwoning.

Artikel 4 Bijzondere bijstand bij noodzakelijke uitwoning

1. De jongere tot 21 jaar die door omstandigheden als bedoeld in artikel 12 van de wet niet kan terugvallen op de onderhoudsplicht van de ouders komt in aanmerking voor aanvullende bijzondere bijstand voor de algemene bestaanskosten. 2. De in het vorige lid bedoelde aanvulling bedraagt het verschil tussen de toepasselijke norm voor belanghebbende van 21 jaar of ouder als bedoeld in artikel 21 van de wet en de toepasselijke jongerennorm als bedoeld in artikel 20 van de wet. 3. Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de woonsituatie overeenkomstig de regels van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet. 4. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de IOAW en IOAZ.

Artikel 5 Geen kostendelersnorm bij aanvraag bijzondere bijstand

De kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de wet is niet van toepassing op aanvragen bijzondere bijstand. Voor deze aanvragen wordt aangenomen dat de belanghebbende de kosten niet kan delen met een ander.

Artikel 6 Wel kostendelersnorm bij aanvraag regelingen minimabeleid

De kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de wet is wel van toepassing op aanvragen in het kader van het minimabeleid van Zuidhorn. Hierbij gaat om Inkomensondersteuningsbeleid, PC-regeling en collectieve ziektekostenregeling.

Artikel 7 Verlaging schoolverlaters

Voor een belanghebbende als bedoeld in artikel 28 van de wet vindt een verlaging plaats van 20% van de norm bedoeld in artikel 21 sub b van de wet gedurende 6 maanden na het tijdstip van de beëindiging van het onderwijs of beroepsopleiding.

Artikel 8 Hardheidsclausule

1. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college. 2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze regeling indien toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

1. Deze regeling kan aangehaald worden als “Beleidsregels Kostendelersnorm en verlagingen bijstandsnorm Zuidhorn 2016”. 2. Deze regeling treedt met terugwerkende kracht op 1 januari 2016 in werking.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 5 januari 2016

L.K. Swart, burgemeester H.J. Koning, secretaris

 

Toelichting beleidsregels kostendelersnorm en verlagingen van de bijstandsnorm op grond van de Participatiewet, IOAW en IOAZ

De verplichting van de gemeenteraad om een toeslagenverordening vast te stellen is per 1 januari 2015 komen te vervallen. De toeslagenverordening is per 1 juli 2015 van rechtswege vervallen.

In de artikelen 20, 21, 22 Participatiewet is immers de toeslag voor het niet kunnen delen van de kosten met een ander in de norm voor een alleenstaande (ouder) opgenomen. Artikel 22a Participatiewet (kostendelersnorm) zorgt er voor dat de bepalingen over het verlagen van de uitkering wegens het kunnen delen van de kosten met een ander overbodig zijn geworden.

Bij het bepalen of de kostendelersnorm van toepassing is dient duidelijk te zijn of er sprake is van een huurrelatie met een commerciële huurprijs. Ook kan het college de inkomsten uit (woning)verhuur aanmerken als bijzonder inkomen bedoeld in artikel 33 lid 4 Participatiewet als daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet. Aangezien de wet niet duidelijk aangeeft wat als inkomsten uit (woning)verhuur verstaan wordt, zijn deze beleidsregels opgesteld.

De kostendelersnorm is niet van toepassing op jongeren onder de 21 jaar. In deze doelgroep zitten ook jongeren die door omstandigheden niet (meer) bij hun ouders kunnen wonen. Zij krijgen dan een aanvulling op de algemene bijstand via de bijzondere bijstand. Het college is vrij om zelf de hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand te bepalen.

Ondanks het feit dat de toeslagenverordening is komen te vervallen, zijn de artikelen 27 en 28 Participatiewet wel gehandhaafd en daarmee de bevoegdheid aan het college om in die artikelen genoemde situaties (geen woonlasten en schoolverlaters) de norm te verlagen. Deze verlagingen werden altijd al toegepast. Daarom is er voor gekozen de bestaande verlagingen nu op te nemen in deze beleidsregels.

Tenslotte is in deze beleidsregels vastgelegd dat de kostendelersnorm niet van toepassing is op aanvragen bijzondere bijstand. Dat iemand eventuele woonkosten kan delen met anderen doet immers niet af aan de bijzondere kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend. Deze individuele bijzondere kosten kunnen niet direct of indirect worden afgewenteld op willekeurige derden, met wie algemene kosten kunnen worden gedeeld, zoals medische kosten.

Wel wordt de kostendelersnorm toegepast op alle aanvragen die worden gedaan in het kader van het minimabeleid, zoals Inkomensondersteuningsbeleid, PC-regeling en collectieve ziektekostenregeling. Dit is beleid specifiek van de gemeente Zuidhorn, waardoor zonder ruggenspraak in het Westerkwartier hiertoe kan worden overgegaan.

 

 

Naar boven