Gemeenteblad van Raalte
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Raalte | Gemeenteblad 2016, 3826 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Raalte | Gemeenteblad 2016, 3826 | Beleidsregels |
Gemeente Raalte Beleidsregels Wet Taaleis
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Wet Educatie en Beroepsonderwijs: de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra.
Hoofdstuk II Kennis van de Nederlandse taal
Artikel 2. Aantonen kennis Nederlandse taal
Met rapporten of diploma’s van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen toont belanghebbende het volgen van Nederlandstalig onderwijs aan (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs). Dat kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn. Voorbeelden staan in de toelichting.
Als belanghebbende niet voldoet aan de medewerkingsplicht van het tweede lid van artikel 17 van de Participatiewet, door niet of onvoldoende mede te werken aan de taaltoets, dan geldt het maatregelregime van artikel 18 van de Participatiewet
De vorm van de taaltoets wordt gezamenlijk in de arbeidsmarktregio IJsselvechtstreek bepaald. Op lokaal niveau wordt de uitvoering met betrokken lokale partijen (formeel en non-formeel) besproken en afgestemd.
Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.
Hoofdstuk IV Kennisgeving, bereidverklaring en aanbod taaltraject
Artikel 5. Kennisgeving en (geen) bereidverklaring
Is de uitkomst van de toets dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:
Belanghebbende krijgt een gesprek waarbij hij de uitslag van de taaltoets hoort. In het gesprek dient belanghebbende te verklaren bereid te zijn binnen een maand aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F. Wanneer belanghebbende niet bereid is dan wordt de bijstand beoordeeld volgens de regels in artikel 18b van de Participatiewet
Hoofdstuk V De voortgang van het taaltraject
Artikel 7. Het volgen van de voortgang van het taaltraject
In het trajectplan staat wat het startniveau van belanghebbende is, welk niveau haalbaar is en hoe lang belanghebbende nodig heeft om dit niveau te bereiken. Dit trajectplan is het uitgangspunt voor de beoordeling van de inspanningen van belanghebbende.
Vanuit de educatie-instelling ontvangt de gemeente de volgende voortgangsgegevens:
Als uit de aanwezigheidsrapportages blijkt dat belanghebbende regelmatig afwezig is wordt er eerder met belanghebbende gesproken.
Na 6 en 12 maanden wordt belanghebbende opnieuw getoetst op basis van de taaltoets. Samen met de voortgangsrapportage wordt vastgesteld of belanghebbende voldoet aan de Wet taaleis (artikel 18b lid 10 en 11 Participatiewet).
Hoofdstuk VII Relatie met andere wetgeving
Artikel 9. Relatie met Wet inburgering
Wanneer belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.
Artikel 10. Relatie met de Wet educatie
Wanneer belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet taaleis begonnen is met een taaltraject in het kader van de Wet educatie en dit traject loopt, dan kan dit aangemerkt worden als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.
Toelichting op de beleidsregels wet taaleis 2016
De Eerste Kamer heeft op 17 maart 2015 ingestemd met het wetsvoorstel ‘Wet taaleis Participatiewet’ (hierna: Wet taaleis). Dit wetsvoorstel is een uitvloeisel van een aantal afspraken uit het regeerakkoord “Bruggen slaan”.
Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De taaleis is alleen van toepassing, als er recht op bijstand bestaat en heeft betrekking op alle bijstandsgerechtigden. De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Voldoende is, dat de belanghebbende zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden. Doel van die inspanningsverplichting is om de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:
Met de Wet taaleis krijgt de gemeente de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie.
De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. In artikel 18b is de inlichtingenplicht uitgebreid met de verplichting om aan te tonen dat de aanvrager de Nederlandse taal beheerst.
Artikel 2. Aantonen kennis Nederlandse taal
De belanghebbende moet over een document beschikken waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst. Deze plicht geldt voor iedere belanghebbende. De bewijslast rust op de belanghebbende.
Wanneer betrokkene in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan uitgegaan worden dan betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Dit hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat duidelijk is vanuit basisregistratie. De leerplichtwet was op dat moment van toepassing.
Naast het diploma inburgering zijn ook de volgende documenten gelijkwaardig aan het diploma inburgering:
Bij een ander document kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, het Curriculum Vitea en de Taalmeter 1F, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst (taalcursussen). Uitgangspunt is dat door het combineren van verschillende documenten de beheersing van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F voldoende kan worden aangetoond. Hierdoor wordt voorkomen dat de taaltoets overbodig wordt ingezet. Met lokale partijen, Taalpunt Raalte en ROC’s, worden afspraken gemaakt over het proces, rollen en verantwoordelijkheden.
Als een belanghebbende de betreffende documenten niet aanlevert, maar wel verwacht kan worden dat hij deze heeft is er sprake van een schending van de medewerkingsplicht op grond van artikel 17, tweede lid van de Participatiewet.
Dit artikel geeft aan welke instelling de taaltoets uitvoert. In de arbeidsmarktregio IJsselvechtstreek wordt de invoering van de wet taaleis (inclusief de taaltoets) organisatorisch ingebed in de lokale aanpak laaggeletterden. De arbeidsmarktregio ontwikkeld een regionale taaltoets, aangezien een landelijke taaltoets uit blijft.
Bij de keuze om geen taaltoets af te nemen is sprake van maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in dit besluit.
Artikel 5. Kennisgeving en (geen) bereidverklaring
Uitwerking van deze procedure is te vinden in de werkinstructie.
In de arbeidsmarktregio IJsselvechtstreek zijn de uitgangspunten voor het aanbod van taaltrajecten vastgelegd in het regioplan WEB
In het regioplan wordt een onderscheid gemaakt tussen formeel aanbod (ROC Landstede) en non-formeel aanbod (Taalpunt Raalte):
Artikel 7. Het volgen van de voortgang van het taaltraject
De, door de educatie-instelling, te leveren voortgangsrapportages zijn vastgelegd in contractafspraken tussen de educatie-instelling en de gemeente Raalte
Artikel 8. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid
Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en gedurende het taaltraject. De genoemde vormen zijn niet limitatief.
In het kader van de Wet inburgering kan DUO ontheffing geven van de inburgeringsplicht.
Deze ontheffing kan op 3 gronden gegeven worden:
De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 augustus 2011 uitgesproken dat Turkse burgers en hun gezinsleden niet inburgeringsplichtig zijn. Voor naturalisatie is het inburgeringsexamen voor Turken een voorwaarde. In het kader van de Wet Taaleis geldt dat Turkse burgers niet anders worden behandeld dan Nederlanders en EU burgers. De Wet Taaleis bestreft namelijk geen inburgeringseisen, maar eisen gericht op het verhogen van de kans van bijstandsgerechtigden om betaald werk te vinden. Turkse burgers dienen dus net als andere Nederlanders en EU-burger te voldoen aan de Wet Taaleis.
Een leerprobleem dat vastgelegd is in met een officiële verklaring van een onafhankelijke deskundige, zoals een dyslexie-verklaring.
Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij de educatie-instelling een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, is het redelijk om dit te zien als het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.
Verder ontbreekt bij belanghebbenden waarvan, door een medisch of psychologisch advies, is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing) elke vorm van verwijtbaarheid.
Artikel 9. Relatie met Wet inburgering
Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Op grond van de Wet inburgering heeft een inburgeraar 3 of 5 jaar de tijd om te voldoen aan het in die wet vereiste taalniveau (A2). Wanneer een belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van de belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet Taaleis. De belanghebbende krijgt dus niet met twee verschillende trajecten te maken. Wel dient de gemeente te monitoren in welke mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject. Desgevraagd moet de aanvrager het volgen van een dergelijk traject aantonen aan de hand van documenten. Dat geldt ook voor het meten van de voortgang. Laat de aanvrager na de betreffende documenten te overleggen, dan heeft dit nog geen gevolgen voor het recht op algemene bijstand. Gevolg is wel, dat bij het niet verstrekken van een bewijs dat men een inburgeringstraject volgt of voortgang maakt, er een verplichting ontstaat om een toets af te leggen in het kader van de Wet Taaleis.
Artikel 10. Relatie met de Wet educatie
Indien belanghebbenden een aanbod met als doel taalverhoging hebben aanvaard en dit nog volgt op de ingangsdatum van de Wet taaleis, is actief bezig met Nederlandse taalverhoging. Zij leveren daarmee ‘voldoende inspanning’. Voor deze belanghebbenden gelden dezelfde regels voor de voortgang van het traject als voor belanghebbenden die een aanbod hebben vanuit de Wet taaleis.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-3826.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.