Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Heerenveen

De raad van de gemeente Heerenveen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van ;

 

gelet op, artikel 28 van de Wet Arhi en artikel 147 en 149 Gemeentewet;

 

overwegende dat, in het kader van de gemeentelijke herindeling van de gemeente Boarnsterhim en de gemeente Heerenveen, voor de genoemde grondgebieden de afdeling Openbaar water (afdeling 6 van hoofdstuk 5), en hoofdstuk 3, Seksinrichtingen, sexwinkels, straatprostitutie e.d. nog niet geharmoniseerd zijn;

 

dat de voorschriften van de gemeente Boarnsterhim gelden tot uiterlijk 1 januari 2016;

 

Besluit

  • 1.

    In te stemmen met de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening Heerenveen (hierna APV), waarin afdeling 6 van hoofdstuk 5 van de APV (Openbaar water) en hoofdstuk 3 van de APV (Seksinrichtingen, sexwinkels, straatprostitutie e.d.) worden opgenomen en artikel 4:10 (houtopstanden) en artikel 6:4 (intrekking oude verordeningen) van de APV worden gewijzigd;

  • 2.

    In te stemmen met de bijgaande ‘reactienota op zienswijzen’ en de daarin voorgestelde aanpassingen;

  • 3.

    De gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening Heerenveen in werking te laten treden op 1 januari 2016.

 

de Algemene Plaatselijke Verordening Heerenveen wordt gewijzigd door:

 

Het volgende hoofdstuk toe te voegen:

 

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, straatprostitutie e.d.

Afdeling  Begripsbepalingen

Artikel 3:l Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

 

a. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

b. prostituee:

degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

c. seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

d. escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

 

e. exploitant:

de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

 

f. beheerder:

de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

 

g. bezoeker:

degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

  • 1.

    de exploitant;

  • 2.

    de beheerder;

  • 3.

    de prostituee;

  • 4.

    het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

  • 5.

    toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

  • 6.

    andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:3 Nadere regels

  • 1.

    Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college van burgemeester en wethouders over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

  • 2.

    Het college kan voor seksinrichtingen nadere regels stellen in het belang van de vrijheid, de veiligheid, de gezondheid of de arbeidsomstandigheden van de prostituees, de volksgezondheid, het voorkomen van strafbare feiten, het voorkomen of beperken van overlast of het voorkomen van aantasting van het woon- en leefklimaat.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van prostituees.

Afdeling  Seksinrichtingen, straatprostitutie en dergelijke

Artikel 3:4 Seksinrichtingen

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het college kan delen van de gemeente aanwijzen, met uitsluiting van andere delen van de gemeente, waar vergunning kan worden verleend voor seksinrichtingen.

  • 3.

    In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder;

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;

  • 4.

    Een vergunning als bedoeld in lid 1 heeft een geldigheidsduur van drie jaren.

  • 5.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 3:4a Verplicht bedrijfsplan

  • 1.

    Bij het indienen van een aanvraag voor een vergunning voor een seksinrichting wordt naast het aanvraagformulier een bedrijfsplan overgelegd, waarin het bedrijfsbeleid wordt beschreven ten aanzien van de hygiëne, de gezondheid, het zelfbeschikkingsrecht, de zelfredzaamheid, de veiligheid en de arbeidsomstandigheden van de in het bedrijf werkzame prostituees, alsmede de veiligheid en de gezondheid van klanten.

  • 2.

    Uit het bedrijfsplan blijkt in ieder geval:

    • a.

      welke maatregelen de exploitant neemt om te voorkomen dat in het bedrijf prostituees werkzaam zijn die het slachtoffer zijn van mensenhandel of andere vormen van uitbuiting;

    • b.

      welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de in het bedrijf werkzame prostituees voldoende zelfredzaam zijn;

    • c.

      welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de in het bedrijf werkzame prostituees niet worden verplicht tot het verrichten van seksuele handelingen tegen hun wil en tot het gebruik van drugs of tot het nuttigen van alcoholhoudende dranken;

    • d.

      welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de in het bedrijf werkzame prostituees klanten kunnen weigeren;

    • e.

      welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat er voldoende toezicht plaatsvindt op de seksinrichting;

    • f.

      welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de gezondheid en veiligheid van klanten voldoende wordt beschermd;

    • g.

      dat de geneeskundige zorg en voorlichting met betrekking tot beroepsgerelateerde ziektes ten behoeve van de prostituees beschikbaar is;

    • h.

      dat gewaarborgd is dat de prostituees vrij worden gelaten in het contact met organisaties die van belang zijn voor hun lichamelijke of geestelijke gezondheid en

    • i.

      onder welke arbeids- en verhuurvoorwaarden de in de seksinrichting werkzame prostituees werken.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van hetgeen in het bedrijfsplan wordt opgenomen.

  • 4.

    Als de exploitant het bedrijfsplan wil wijzigen, doet hij hiervan vooraf mededeling aan de burgemeester. De wijziging wordt als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • b.

      zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht  in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht  ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering  is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • -

        bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet  en de Wet arbeid vreemdelingen;

      • -

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • -

        de artikelen 8  en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • -

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

      • -

        de artikelen 2  en 3 van de Wet op de weerkorpsen; 

      • -

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3.

    Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht  of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4.

    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 5.

    De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 3:6 Sluitingstijden

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 03.00 en 08.00 uur;

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • 3.

    Het is bezoekers van een seksinrichting alsmede prostituees werkzaam in de seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.

  • 4.

    Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer  gebaseerde voorschriften.

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

  • 1.

    Met het oog op de openbare belangen en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het besluit bedoeld in het eerste lid bekend op de voet van artikel 3:42, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat exploitant of de beheerder bedoeld in artikel 3:4, tweede lid onder a of b in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht  , in de Opiumwet  en in de Wet wapens en munitie; en

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen  of de Vreemdelingenwet  bepaalde.

    • c.

      vermoedens van mensenhandel of andere vormen van uitbuiting worden gemeld bij de politie

    • d.

      in het bedrijf geen prostituees werkzaam zijn die de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet hebben bereikt en

    • e.

      het bedrijfsplan wordt nageleefd.

Artikel 3:8a Verplichtingen van de exploitant of beheerder

  • 1.

    De exploitant draagt er zorg voor dat een actuele bedrijfsadministratie wordt bijgehouden waarin in ieder geval gegevens zijn opgenomen van de in de seksinrichting werkzame prostituees en de verhuuradministratie.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder dragen er zorg voor dat de bedrijfsadministratie van de laatste drie maanden in het bedrijf beschikbaar is voor toezichthouders en opsporingsambtenaren.

  • 3.

    De exploitant draagt er zorg voor dat de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen worden bewaard.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van de bedrijfsadministratie.

  • 5.

    De exploitant of de beheerder van een seksinrichting draagt er zorg voor dat in advertenties voor het bedrijf de naam van het bedrijf en het nummer van de exploitatievergunning worden vermeld.

  • 6.

    Het is de exploitant of de beheerder van een seksinrichting verboden in advertenties onveilige seks aan te bieden of daarin te garanderen dat de in het bedrijf werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Artikel 3:9 Straatprostitutie

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen gebruik te maken van de diensten van een prostituee, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

  • 2.

    Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

     

Afdeling  Beslissingstermijn; weigeringsgronden

Artikel 3:12 Beslissingstermijn

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, beslist het bevoegd bestuursorgaan op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3:13 Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

    • a.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; of

    • c.

      er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen  of de Vreemdelingenwet bepaalde.

  • 2.

    Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • c.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • e.

      de gezondheid of zedelijkheid; of

    • f.

      de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Artikel 3:13a Bijzondere intrekkingsgronden

  • 1.

    De burgemeester kan een vergunning voor een seksinrichting intrekken als:

    • a.

      in het bedrijf prostituees werkzaam zijn in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • b.

      in het bedrijf prostituees werkzaam zijn die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt;

    • c.

      aannemelijk is dat in het bedrijf prostituees werkzaam zijn die het slachtoffer zijn van mensenhandel, dan wel onvoldoende zelfredzaam zijn;

    • d.

      de exploitant of beheerder niet langer voldoet aan de bij of krachtens artikel 3:5 gestelde eisen.

    • e.

      het bedrijfsplan onvoldoende garanties geeft voor de bescherming van de prostituees of niet voldoet aan bij of krachtens artikel 3:4a gestelde regels;

    • f.

      de exploitant of de beheerder het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk niet of onvoldoende naleeft;

    • g.

      in de seksinrichting strafbare feiten plaatsvinden die een bedreiging vormen voor de orde of veiligheid in of om de seksinrichting;

    • h.

      de openbare orde of het woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting;

    • i.

      in strijd wordt gehandeld met door het college gestelde nadere regels als bedoeld in artikel 3:3;

    • j.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • k.

      in de seksinrichting een escortbedrijf is gevestigd waarvan de vergunning is ingetrokken dan wel dat met toepassing van artikel 3:7 van deze verordening dan wel artikel 13b van de Opiumwet is gesloten.

Afdeling  Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

  • 1.

    De vergunning vervalt zodra de exploitant die overeenkomstig artikel 3:4 op de vergunning is vermeld, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2.

    Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:15 Wijziging beheer

  • 1.

    Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

     

Afdeling  Overgangsbepaling

(vervallen)

 

 

artikel 4:10 als volg te wijzigen

artikel 4:10 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

 

a. bomenlijst:

de door het college vastgestelde lijst van beschermingswaardige houtopstanden. In afwachting van de vaststelling van een nieuwe geharmoniseerde bomenlijst, worden ook de waardevolle bomen en boomstructuren die op de lijst van de voormalige gemeente Boarnsterhim staan, aangemerkt als bomen behorend tot de Bomenlijst;

 

b. houtopstand:

enkel- of meerstammige bomen met een diameter vanaf 35 cm op 1,30 m hoogte en structuurelementen in het landschap zoals houtwallen, houtsingels, elzensingels, boomgroepen, kleine bosjes, lanen en bomenrijen (landschapselementen).

 

c. vellen:

ooien, kappen, verplanten en kandelaberen, (periodiek) groot onderhoud van structuurelementen alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

 

aan hoofdstuk 5 de volgende afdeling toe te voegen:

 

Afdeling  Openbaar water

Artikel 5:23a Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

 

1. aanleggen:

het afmeren en vervolgens het voor beperkte tijd doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

 

2. ligplaats innemen:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

 

3. vaartuig:

naast het begrip vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren, dan wel de overblijfselen daarvan;

 

4. rechthebbende:

ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke zeggenschap uitoefent;

 

5. woonschip:

elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot een als hoofdverblijf geldend dag- of nachtverblijf van een of meerdere personen;

 

6. Bruin schip:

vaartuigen, die oorspronkelijk ten behoeve van de handelsvaart zijn gebouwd, maar die thans zonder dat daaraan ingrijpende uitwendige voorzieningen zijn getroffen – uitsluitend voor permanente bewoning worden gebruikt en ten aanzien waarvan – blijkens de aard van het vaartuig, de daarop aanwezige voorzieningen, de wijze van voortstuwing, zo mogelijk de wijze van gebruik of andere omstandigheden – vast staat, dat de gebruikers daarvan normaliter niet gedurende het hele jaar dezelfde ligplaats innemen.

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en bruine schepen

  • 1.

    Het is verboden met een woonschip of bruin schip ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip of een bruin schip beschikbaar te stellen:

    • a.

      zonder vergunning, en;

    • b.

      buiten de door het college aangewezen gedeelten van openbaar water of buiten een in een geldend bestemmingsplan aangewezen locatie die is bestemd om met een woonschip of bruin schip ligplaats in te nemen.

  • 2.

    De vergunning wordt geweigerd indien voor de ligplaats al een vergunning is verleend en deze nog geldig is.

  • 3.

    De vergunninghouder kan de ligplaatsvergunning voor een woonschip of bruin schip overdragen aan een rechtverkrijgende.

  • 4.

    Het college stelt de vergunning op naam van de rechtverkrijgende als de vergunninghouder hierom schriftelijk verzoekt en hierbij een kopie van de verkrijgingstitel voegt.

  • 5.

    Het college kan aan het innemen of hebben van een ligplaats, dan wel het beschikbaar stellen van een ligplaats voor een woonschip of een bruin schip:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 6.

    Op de vergunning als bedoeld in lid 2 is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:25a Ligplaats overige vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden met een vaartuig, uitgezonderd woonschepen en bruine schepen, een ligplaats in te nemen, te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen.

  • 2.

    Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing:

    • a.

      binnen gedeelten van openbaar water die door het college zijn aangewezen;

    • b.

      aan een door het college aangewezen ligoever, mits daarvoor een vergunning is afgegeven;

    • c.

      aan een bij een geldend bestemmingsplan aangewezen ligoever, in een bij geldend bestemmingsplan aangewezen haven of een andere bij bestemmingsplan aangewezen gelegenheid die bestemd is om een vaartuig onder te brengen;

    • d.

      voor (categorieën van) vaartuigen die door het college zijn aangewezen.

  • 3.

    Het college kan aan het innemen of hebben van een ligplaats, dan wel het beschikbaar stellen van een ligplaats voor een vaartuig:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 4.

    Op de vergunning als bedoeld in lid 2 sub b is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:25b Aanleggen

  • 1.

    Het is verboden met een vaartuig aan te leggen:

    • a.

      in of aan een rietkraag;

    • b.

      langer dan gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats.

  • 2.

    Het in lid 1 onder a gestelde verbod geldt niet voor open roei- en visbootjes.

  • 3.

    Het college kan daarnaast oevers en wateren aanwijzen waar het verboden is aan te leggen.

Artikel 5:26 Aanwijzingen Ligplaats

  • 1.

    Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats of aanleggen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2.

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats of aanleggen op te volgen.

Artikel 5:27 Verbod innemen Ligplaats

Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen of aan te leggen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.

Artikel 5:30 Veiligheid op het water

Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden zich zonder redelijk doel vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2.

    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

Artikel 5:31a Overlast motorvaartuigen Heidemeer

  • 1.

    Het is de bestuurder, eigenaar of houder van een motorvaartuig verboden dit aanwezig te hebben dan wel er mee te varen op of nabij het openbaar water van recreatiegebied De Heide te Heerenveen, plaatselijk bekend als het Heidemeer, in verband met de veiligheid en de overlast.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 5.31b Hogere regelgeving

De verboden in artikelen 5:24, 5.25, 5:25a, 5:28, 5:30 en het gestelde in het eerste en tweede lid van artikel 5:26 zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet milieubeheer, de Scheepvaartverkeerswet, de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Vaarwegenverordening Fryslân 2014 of de Provinciale landschapsverordening.

 

artikel 6:4 als volgt te wijzigen:

Artikel 6:4 Intrekking oude verordeningen

  • 1.

    De Algemene Plaatselijke Verordening Heerenveen zoals vastgesteld op 21 januari 2013 en de Algemene Plaatselijke Verordening Boarnsterhim zoals vastgesteld op 8 december 2009 en laatstelijk gewijzigd op 20 september 2011 worden ingetrokken.

  • 2.

    Tevens wordt ingetrokken de Drank- en Horecaverordening gemeente Heerenveen 2013, voor paracommerciële rechtspersonen, d.d. 9 december 2013.

  • 3.

    De Ligplaatsenverordening gemeente Boarnsterhim 2012, zoals vastgesteld op 14 februari 2012 en de Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012, zoals vastgesteld op 6 november 2012, voor zover deze verordeningen betrekking hebben op het grondgebied van de nieuwe gemeente Heerenveen, worden ingetrokken.

Naar boven