Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke verordening Gulpen-Wittem 2013 (derde wijziging)

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 januari 2016 inzake bovengenoemd onderwerp.

Gelet op het bepaalde in artikel 149 Gemeentewet;

Besluit

De Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke verordening Gulpen-Wittem 2013 (derde wijziging) vast te stellen.

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening Gulpen-Wittem 2013 (derde wijziging) wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2:10, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

5.Het bevoegd gezag kan een omgevings-vergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Nieuwe tekst

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

5.In afwijking van het vierde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

B

Artikel 2:12, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1.Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:

a.degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder in-diening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de be-staande situatie; of

b.het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

2.Het college kan het maken of veran-deren van de uitweg verbieden indien:

a.daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

b.dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c.het openbaar groen daardoor op on-aanvaardbare wijze wordt aangetast; of

d.er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

3.De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ont-vangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

4.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voor-zien door de Wet beheer Rijkswaterstaats-werken, de Waterschapskeur of [de provin-ciale wegenverordening OF het provinciaal wegenreglement].

1.Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:

a.degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder in-diening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de be-staande situatie; of

b.het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

2. Van de melding wordt kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking.

3. Het college verbiedt het maken of veran-deren van de uitweg indien:

a.daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

b.dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c.het openbaar groen daardoor op on-aanvaardbare wijze wordt aangetast; of

d.er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

4. De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ont-vangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voor-zien door de Wet beheer Rijkswaterstaats-werken, de Waterschapskeur of de provinciale wegenverordening OF het provinciaal wegenreglement.

C

Artikel 2:28, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 2:28 Exploitatie openbare in-richting

2.De burgemeester weigert de vergunning slecht geheel of gedeeltelijk, in aanvulling op artikel 1:8 van de APV, indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit dan wel indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

Nieuwe tekst

Artikel 2:28 Exploitatie openbare in-richting

2.De burgemeester weigert de vergunning slecht geheel of gedeeltelijk, in aanvulling op artikel 1:8 van de APV, indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit dan wel indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

D

Artikel 2:38 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de ex-ploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboor-teplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Nieuwe tekst

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de ex-ploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboor-teplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

E

Artikel 2:59 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1.Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muil-korfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

2.Een aanlijngebod houdt in dat de eige-

Nieuwe tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1.Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hin-derlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aan-lijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

2.Een aanlijngebod houdt in dat de eige-

naar of houder verplicht is de hond aange-lijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3.Een muilkorfgebod houdt in dat de eige-naar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

a.vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

b.door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aange-bracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

c.zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte bin-nen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

4.Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aan-vraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

naar of houder verplicht is de hond aange-lijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3.Een muilkorfgebod houdt in dat de eige-naar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

a.vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

b.door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aange-bracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

c.zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte bin-nen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

4.Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als be-doeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aan-vraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

F

Artikel 4:1, onderdeel a, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

a.Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

Nieuwe tekst

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

a.Besluit: Activiteitenbesluit milieu-beheer;

G

Artikel 4:3, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

2.Het is een inrichting toegestaan om

tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

Nieuwe tekst

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

2.Het is een inrichting toegestaan om

tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

H

Artikel 4:11, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

5.In afwijking van het bepaalde in lid 1 en artikel 4:11e lid 1 kan de burgemeester toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Nieuwe tekst

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

5.In afwijking van het bepaalde in lid 1 en artikel 4:11e lid 1 kan de burgemeester toestemming geven voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

I

Artikel 5:24 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

1.Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van be-vestiging gevaar oplevert voor de bruik-baarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doel-matig beheer en onderhoud van het open-baar water.

2.Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding

Nieuwe tekst

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

1.Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van be-vestiging gevaar oplevert voor de bruik-baarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doel-matig beheer en onderhoud van het open-baar water.

2.Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding

aan Het college.

3.De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voor-zien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaart-politiereglement, de Waterwet, de Provin-ciale vaarwegenverordening, de Telecom-municatiewet of de daarop gebaseerde Te-lecommunicatieverordening.

aan het college.

3.De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

4. Van de melding wordt kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking.

5. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaart-verkeerswet, het Binnenvaartpolitieregle-ment, de Waterwet, de Provinciale vaarwe-genverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 9 maart 2016.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in zijn vergadering van 25 februari 2016.

 

Wnd. griffier,

A.F.M. Askamp.

 

de voorzitter,

Drs. A.R.B. van den Tillaar.

Toelichting

Algemeen deel

De wijzigingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Gulpen-Wittem 2013 (derde wijziging) betreffen grotendeels technische verbeteringen, correcties en actualiseringen. In een aantal artikelen zijn ook inhoudelijk zaken veranderd. Enkel deze artikelen worden in de artikelsgewijze toelichting behandeld.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2:10, vijfde lid, Voorwerpen op of aan de weg 

Artikel 2:10, vierde lid, regelt de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen van het verbod in het eerste lid. Echter, als het verbod tijdelijk opzij wordt gezet voor een activiteit die valt onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), dan is er overeenkomstig de terminologie van de Wabo geen sprake van een ‘ontheffing’, maar van een ‘omgevingsvergunning’. Dat onderscheid wordt hier verduidelijkt. Verder heeft het vijfde lid een nadere kleine redactionele verbetering ondergaan.

 

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg 

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2015 met een tweetal uitspraken (ABRvS 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:14 (Leeuwarden-Lekkum) en ECLI:NL:RVS:2015:36 (Stein-Elsloo)) haar zienswijze ten aanzien van meldingsstelsels herzien. Zeer kort samengevat komt de verandering erop neer dat er ook bij meldingen doorgaans sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Er is hierom gekozen voor een minimale aanpassing van dit artikel. Een nieuw tweede lid wordt ingevoegd, dat regelt dat van een melding openbaar kennis wordt gegeven, zodat belanghebbenden desgewenst bezwaar kunnen aantekenen.

 

Artikel 2:59, eerste lid, Gevaarlijke honden 

De bevoegdheid tot het opleggen van aanlijn- en muilkorfgeboden was voorheen aan het college toebedeeld. Een dergelijk besluit heeft echter een sterk openbare orde-karakter en wordt vaak genomen na een incident, waardoor een zekere spoed geboden is. Om die redenen is voortaan de burgemeester aangewezen om deze ge- en verboden op te leggen.

 

Artikel 4:11, derde lid (nieuw), Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

Gezien de behoefte daartoe wordt noodkap nu expliciet geregeld.

 

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

Net als bij artikel 2:10 is hier in reactie op de nieuwe jurisprudentie rond de meldingen gekozen voor een beperkte aanpassing van dit artikel. Er is een nieuw vierde lid opgenomen, dat regelt dat van een melding openbaar kennis wordt gegeven, zodat belanghebbenden desgewenst bezwaar kunnen aantekenen. Het oude vierde lid is voorts geactualiseerd, voorzien van een nadere redactionele verbetering en vernummerd tot vijfde lid.

Naar boven