Gemeenteblad van Steenbergen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Steenbergen | Gemeenteblad 2016, 24309 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Steenbergen | Gemeenteblad 2016, 24309 | Beleidsregels |
Regeling niet vrij toegankelijke jeugdhulp
Burgemeester en wethouders van Steenbergen:
In behandeling genomen Nadere regeling jeugdhulp d.d. 10 februari 2016
Overwegende dat de gemeenteraad op 23 oktober 2014 de verordening Jeugdhulp heeft vastgesteld.
Gelet op dat in artikel 4 van deze verordening is bepaald dat het college bij nadere regeling regels vaststelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening en dat het college daarbij aangeeft op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
Overwegende voorts dat in artikel 5 van deze verordening is bepaald dat het college bij nadere regeling kan bepalen dat afgezien kan worden van het vastleggen van de aangeboden individuele voorziening in een afzonderlijke beschikking.
Vast te stellen de navolgende Regeling niet vrij toegankelijke jeugdhulp:
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Indien in het gezinsplan afspraken worden gemaakt over niet-vrij toegankelijke zorg die zal worden geleverd door een externe zorgaanbieder stelt die zorgaanbieder in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders zorg een arrangement op waarin de zorgintensiteit, de inhoud van de van de te leveren zorg en de wijze waarop de te verlenen zorg zal worden geëvalueerd, wordt beschreven.
Deze regeling voorziet in een nadere uitwerking van de niet vrij toegankelijke jeugdhulp in de situatie dat een rechtstreeks jeugdhulpverzoek bij de gemeente wordt ingediend.
De definities van ‘gesprek’ en ‘melding’ zijn nodig omdat deze begrippen niet zijn gedefinieerd in de wet en het gebruik hier afwijkt van het normaal spraakgebruik.
De melding is het eerste contact van jeugdigen en ouders met het college om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp. De melding (artikel 2) is iets anders dan de aanvraag om een individuele voorziening; dit laatste is geregeld in artikel 6.
Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen en de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen.
Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de in deze nadere regelingbeschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, zoals beschreven in artikel 4, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.
Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en te zorgen dat jeugdigen en ouders goed worden geïnformeerd.
Het eerste lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook de uitnodiging voor het gesprek.
Tweede lid: bij de vaststelling van de datum, het tijdstip en de locatie voor het gesprek kunnen dan ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overleggen. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen.
In het derde lid is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien. Dit laatste is bepaald in artikel 6, derde lid.
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie (wijkteam) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige, zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.
In het gesprek zou duidelijk moeten worden hoe ook de meest complexe individuele voorzieningen kunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging aan ten grondslag ligt.
In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden.
In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel b wordt aangegeven dat de vraagverheldering moet leiden to concrete doelen die met bijdragen van het gezin, het ondersteunend netwerk, de jeugdhulpprofessional, overige voorzieningen en zo nodig de inschakeling van een jeugdhulpaanbieder leiden tot het bereiken van het gewenste resultaat.
In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.
Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs.
Uitgangspunt is dat de zorgvraagverheldering, doelen en bijdragen tot het behalen van het resultaat en de nadere afspraken over het vervolg worden vastgelegd in een gezinsplan. Indien wordt besloten tot niet vrij toegankelijke zorg wordt daarnaast het cliëntenprofiel bepaald en de verwachtingen die jeugdige, ouders en professional hebben ten aanzien van de te leveren zorg Tenslotte worden in het gezinsplan de afspraken neergelegd die zijn gemaakt over verwerken van persoonsgegevens en het moment waarop de voortgang van de ondersteuning c.q. zorg wordt geëvalueerd. Als de aanvraag leidt tot het inschakelen van een externe zorgaanbieder draagt deze zorgaanbieder in overleg met de jeugdige en ouders zorg voor een passend arrangement. Deze afspraken worden op hoofdlijnen vastgelegd in een door de gemeente beschikbaar gesteld format en door zorgaanbieder en jeugdige/ouders ondertekend. De zorg start vervolgens bij akkoordverklaring door de gemeente van dit ondertekende arrangement.
Met deze procedure wordt geborgd dat jeugdige, ouders, jeugdhulpaanbieder en jeugdhulpprofessional zich committeren aan de uitvoering van de gemaakte afspraken/ tussen jeugdige en college besproken individuele voorziening. Het spreekt vanzelf dat als zich tussentijds nieuwe feiten of omstandigheden voordoen in onderling overleg kan worden besloten tot aanpassing van het gezinsplan of arrangement.
In de Jeugdwet is in artikel 2.1. aangegeven dat jeugdige en ouders de mogelijkheid hebben om zelf een familiegroepsplan op te stellen waarmee zij zelf een inbreng kunnen hebben in de vorm waarin de jeugdhulp wordt geboden. Met het in gezamenlijk overleg opstellen van het gezinsplan wordt aan deze wens van de wetgever voldaan. Het spreekt vanzelf dat altijd de mogelijkheid blijft bestaan dat ouders in uitzonderlijke gevallen geheel zelfstandig – zonder hulp van de jeugdhulpprofessional- een familiegroepsplan kunnen opstellen.
Artikel 6. Aanvraag en beschikking
Deze bepaling is een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen.
In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze verordening wijkt daarvan niet af.
Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
In de verordening is geen termijn opgenomen om te beslissen op een aanvraag. De regeling in de Awb geldt onverkort. In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijk termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb).
Deze termijnen zijn maximimum termijnen. Indien nodig kan na een melding binnen enkele dagen een individuele voorziening worden verstrekt, in complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld, indien een langer durend diagnosetraject benodigd is, kan dit ook tot een wat langere afhandelingsduur van de aanvraag leiden.
Om zowel voor de gemeente als de jeugdige onnodige administratieve handelingen te voorkomen en kosten te besparen, wordt het college in de leden 2 en 3 een bevoegdheid gegeven om in nader te bepalen situaties af te zien van zowel de verplichting om een formele aanvraag in te dienen als het afgeven van een individuele beschikking. De op basis hiervan opgestelde regeling zal zodanig worden ingericht dat in de meeste gevallen volstaan kan worden met het ondertekende gezinsplan. Het spreekt vanzelf dat wanneer de jeugdige of zijn ouders dat wensen, altijd (alsnog) een afzonderlijke beschikking wordt afgegeven.
In een beperkt aantal gevallen zal een afzonderlijke beschikking noodzakelijkzijn. Dit artikel regelt in welke situaties daar in ieder geval sprake van is en wat dan in ieder geval in de beschikking moet worden vastgelegd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-24309.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.