Handhavingsverordening Participatiewet, Bbz2004, IOAW en IOAZ Gemeente Renkum 2015 

De raad van de gemeente Renkum,

.

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2015;

.

Gezien het advies het advies van de Commissie Inwoners van 9 februari 2015;

.

Gelet op artikel 212, eerste lid Gemeentewet alsmede artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel c van de IOAW en artikel 35, eerste lid, onderdeel c van de IOAZ;

Besluit 

Vast te stellen de navolgende verordening:

Handhavingsverordening Participatiewet , Bbz2004, IOAW en IOAZ Gemeente Renkum 2015 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

2.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Bbz2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

    b.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

    c.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    d.

    Wet: de Participatiewet, Bbz 2004, de IOAW en de IOAZ;

    e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

    f.

    Belanghebbende: persoon die een uitkering heeft aangevraagd, ontvangt of heeft ontvangen; Indien dit een gehuwde betreft, wordt onder belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan;

    g.

    Uitkering: bijstand op grond van de Participatiewet of Bbz 2004 en uitkeringen op grond van de IOAW of de IOAZ;

    h.

    Handhaving: een stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen, ontmoedigen en bestrijden van misbruik of oneigenlijk gebruik van de uitkering;

    i.

    Fraude: het verwijtbaar informatie achterhouden of verwijtbaar onjuiste informatie verstrekken, met het doel een (hogere) uitkering te ontvangen anders dan waarop men op grond van juiste en/of volledige informatie recht zou hebben;

    j.

    Misbruik: het verwijtbaar ontvangen van een uitkering in strijd met de wettelijke voorschriften;

    k.

    Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van een uitkering volgens de regels van de wet maar in strijd met of buiten de bedoeling van de wet zoals die bij de totstandkoming van de wet heeft bestaan.

HOOFDSTUK 2 OPDRACHT EN VERANTWOORDING

Artikel 2 Opdracht aan het college

1.

Het college stelt beleid vast waarin staat beschreven hoe zorg wordt gedragen voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2.

Het college beschrijft in een handhavings- en controleplan ten minste:

  • a.

    de wijze waarop het college belanghebbenden en inwoners informeert over de rechten en plichten die zijn verbonden aan het ontvangen van een uitkering en over de consequenties van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik;

    b.

    de maatregelen gericht op fraudepreventie;

    c.

    de wijze van controle bij de aanvraag, de voortzetting en beëindiging van de uitkering;

    d.

    de handelwijze bij inconsistenties alsmede het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van het recht op uitkering;

    e.

    de uitvoering van onderzoeken en bestandsvergelijkingen waarbij actuele gegevens worden gecontroleeergeleken.

HOOFDSTUK 3 GEVOLGEN BIJ FRAUDE, MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK

Artikel 3 Verlaging van de uitkering

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of redelijkerwijs kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de uitkering, kan het college de uitkering weigeren of verlagen conform hetgeen hierover bepaald is in de van toepassing zijnde afstemmingsverordening, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de ten onrechte ontvangen uitkering en de kosten gemaakt voor re-integratie.

Artikel 4 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

1.

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 3 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de uitkering op grond van artikel 3 te verlagen en de ten onrechte ontvangen uitkering terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt ten tijde van de aangifte geldende uitgangspunten.

2.

Het college kan afspraken maken met het Openbaar Ministerie over het doen van aangifte van gedragingen waarvoor het college in beginsel een verlaging van de uitkering zou kunnen toepassen maar waarbij dit niet mogelijk is vanwege beëindiging van de uitkering.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 6 Citeertitel, inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

1.

Deze verordening kan worden aangehaald als: Handhavingsverordening Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ Gemeente Renkum 2015.

2.

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Handhavingsverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ gemeente Renkum 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 februari 2015.

De RAAD VAN DE GEMEENTE RENKUM,

de griffier, de voorzitter

mr. J.I.M le Comte, drs. J.P. Gebben

ALGEMENE TOELICHTING

Participatiewet  

In artikel 8b van de Participatiewet is de verplichting opgenomen om in het kader van het financiële beheer bij verordening regels op te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand. Afgezien van de korte bepaling van artikel 8b van de Participatiewet, zijn er geen nadere aanduidingen over wat nu precies in die verordening moet worden geregeld. De Participatiewet kent geen verplichting om jaarlijks een beleidsplan vast te stellen. De verantwoording over het gevoerde handhavingsbeleid wordt opgenomen in het jaarverslag aan de Raad. Het uitvoeringsbeleid is nader omschreven in een handhavingsplan en/of een controleplan, waardoor de uitvoerders zijn voorzien van regels en protocollen omtrent de wijze waarop zij gelegitimeerd hun werkzaamheden ten uitvoer brengen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

  

Artikel 1. Begripsbepalingen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Bbz 2004, IOAW, IOAZ of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in deze wetten ook de verordening moet worden gewijzigd. De begrippen die niet zijn omschreven in deze wetten, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

Het begrip ‘uitkering’ moet gezien worden als de verzamelnaam voor het begrip ‘bijstand’ in de Participatiewet en Bbz 2004 en het begrip ‘uitkering’ in de IOAW en IOAZ.

  

Artikel 2. Opdracht aan het college

In dit artikel wordt aangegeven dat de gemeente om invulling te geven aan het nakomen van de verplichtingen verbonden aan de uitkeringsverlening gebruik maakt van een handhavings- en controleplan. Dit plan wordt vastgesteld door het college en bevat richtlijnen en aanwijzingen voor de uitvoering, waardoor het handelen van de gemeentelijke uitvoering expliciet toetsbaar en transparant wordt. Het plan bevat uitvoeringsvoorschriften voor de wijze waarop het college ten tijde van de aanvraag, de voortzetting of de beëindiging van de uitkering zorg draagt voor het voorkomen van fraude, misbruik of oneigenlijke gebruik van uitkeringen. Ook geeft dit plan aan op welke wijze en momenten er controles plaatsvinden op de door de belanghebbende verstrekte informatie en gegevens. Om invulling te geven aan deze controles wordt het handhavings- en controleplan aangevuld met protocollen die richting geven aan het handelen van betrokken ambtenaren.

Artikel 3. Afstemmen van de uitkering

Indien belanghebbende na constatering van het niet nakomen van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 Participatiewet, artikel 13 IOAW of artikel 13 IOAZ rechthebbende in de zin van één van deze wetten blijft, volgt een verlaging van de uitkering conform hetgeen hierover door de Raad is vastgelegd in de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Renkum 2015 of de daarop volgende. Artikel 17 Participatiewet is overeenkomstig van toepassing op de Bbz 2004.

  

Artikel 4. Aangifte bij het Openbaar Ministerie

In de ‘Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude’ van het OM zijn de uitgangspunten vastgelegd wanneer door het college aangifte gedaan kan worden indien een gedraging van een belanghebbende als bedoeld in artikel 3 leidt tot benadeling van de gemeente.

Onder de huidige regeling bestaat de verplichting voor gemeenten om proces-verbaal op te maken en aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie indien er sprake is van fraude en het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan € 50.000,- (de aangifterichtlijn sociale zekerheid). Ingeval er geen maatregel getroffen kan worden, kan ook bij een lager fraudebedrag aangifte gedaan worden.

  

Artikel 5 Nadere regels

Op grond van deze bepaling is het college bevoegd om nadere regels vast te stellen.

Artikel 6 Citeertitel, inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Naar boven