Gemeenteblad van Renkum
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Renkum | Gemeenteblad 2016, 23403 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Renkum | Gemeenteblad 2016, 23403 | Verordeningen |
Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Renkum 2015
De raad van de gemeente Renkum;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014;
gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;
gezien het advies van de commissie Inwoners d.d. 10 november 2014;
besluit vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Renkum 2015.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 De tegenprestatie naar vermogen
Artikel 2. Inhoud van een tegenprestatie
Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden: |
|
Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast waarin wordt vastgelegd welke aanvullende werkzaamheden het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen. |
Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie
Het college kan personen die een uitkering ontvangen opdragen een tegenprestatie te verrichten. |
|
Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren: |
Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie
De tegenprestatie kan maximaal voor de duur van 26 weken worden opgedragen. |
|
De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal 20 uren per week. |
Het college draagt geen tegenprestatie op indien:
|
|||||||||
Het college kan op verzoek van belanghebbende het in lid 1 sub c genoemde aantal uren lager vast stellen. |
Artikel 6. Verslag over beleid
Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. |
|
Het verslag, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat het advies van de cliëntenraad, als bedoeld in artikel 47 van de Participatiewet. |
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Renkum 2015.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 26 november 2014
Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Renkum 2015
Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te
verrichten, ook als die tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling. Een
belanghebbende van achttien jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de
dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel
9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar
vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te
verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde
onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een
persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde
Bij het beoordelen van de individuele omstandigheden worden de leeftijd, opleiding, werkervaring en
andere relevante persoonlijke omstandigheden meegewogen.
Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving
geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn
welke tegenprestatie van hem verwacht wordt (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr.
12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).
Het meewegen van de individuele omstandigheden en de duidelijke omschrijving van opgedragen
werkzaamheden hebben tot gevolgd, dat er geen standaardovereenkomsten en beschikkingen
gehanteerd mogen worden of de tegenprestatie passend is.
Indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele
gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel
9, tweede lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een
belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De plicht tot
tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een
ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de
Participatiewet). Daarnaast kan vrijwilligerswerk van een bepaalde omvang als tegenprestatie
beschouwd worden. Belanghebbende wordt dan vrijgesteld van verdere activiteiten in het kader
Naast deze vrijstellingen heeft de gemeenteraad ervoor gekozen de volgende groepen vrij te
stellen tot het leveren van een tegenprestatie:
6 Zij die een re-integratietraject volgen;
6 Zij die voor tenminste 8 uur per week mantelzorg verrichten;
6 Zij die parttime werken voor ten minste 20 uur per week;
6 Zij die voor tenminste één dagdeel (4 uur) per week vrijwilligerswerk verrichten;
In artikel 5 van de verordening worden de vrijstellingen verder uitgewerkt in urenomvang en
tijdsduur. Daarnaast heeft de raad besloten dat alleen vrijwilligerswerk dat als maatschappelijk
nuttig kan worden beschouwd voor vrijstelling in aanmerking komt.
Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen
van de tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke
Bevoegdheid opdragen tegenprestatie
De bevoegdheid van het college om een belanghebbende te verplichten naar vermogen een
tegenprestatie te verrichten geldt al sinds 1 januari 2012. De regering meent dat de tegenprestatie voor
uitkeringsgerechtigden een gelegenheid is om te blijven participeren in de samenleving en om een
sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn volgens de regering ook noodzakelijke
voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 29).
Tegenprestatie is geen re-integratie instrument
De plicht tot tegenprestatie heeft tot doel om maatschappelijk nuttige werkzaamheden te doen in de
samenleving als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het opdragen van een
tegenprestatie heeft niet primair tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar
moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-
50). De tegenprestatie is daarom naar zijn aard niet gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet
bedoeld als re-integratieinstrument. Voorts mag een tegenprestatie het accepteren van passende arbeid
of van re-integratieinspanningen niet belemmeren. Immers, als uitgangspunt geldt werk boven
uitkering. Dat betekent dat eerst bekeken wordt of iemand via een re- integratietraject naar werk geleid
kan worden. Is dit (vooralsnog) niet het geval, dan wordt bezien of er een tegenprestatie opgelegd kan
De Wet maatregelen WWB legt de gemeenteraad de verplichting op om bij verordening regels vast te
stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan mensen met een bijstandsuitkering in de leeftijd
van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8a,
eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de
tegenprestatie te regelen (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6).
Ontwikkelen beleid door college
Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een
tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit
artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.
Artikelsgewijze toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Renkum
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de
Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van
toepassing op deze verordening.
Werk dat onverplicht is waarvoor geen loon ontvangen wordt en in georganiseerd verband voor
anderen of de samenleving uitgevoerd wordt. Hiermee onderscheid vrijwilligerswerk zich van werk in
loondienst. Bij werk in loondienst verplicht de werknemer zich om op basis van een
arbeidsovereenkomst bepaalde taken uit te voeren op een door de werkgever aangewezen plaats. De
werkgever verplicht zich om voor deze werkzaamheden een bepaald loon uit te betalen. De bepalingen
over arbeid in dienstbetrekking uit het burgerlijk wetboek vormen het juridisch kader voor de werk in
loondienst. Om iemand met vrijwilligerswerk te ontheffen van de plicht tot tegenprestatie, moet wel
bezien worden of dit werk als maatschappelijk nuttig kan worden beschouwd.
In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is
gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Onder mantelzorg wordt
verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een
hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks
voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Het
begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 6 van deze verordening bepaalt dat het college geen
tegenprestatie opdraagt indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van
mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.
Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet
maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn:
6 er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener;
6 mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband;
6 het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze;
6 het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar.
Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De
mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C.
Artikel 2. Inhoud van een tegenprestatie
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde
onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een
persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde
Artikel 3 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Het
college dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van een tegenprestatie. Rekening moet worden
gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding,
werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers
opgedragen ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de
werkzaamheden te verrichten (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649,
Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving
geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn
welke tegenprestatie van hem wordt verwacht (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr.
12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).
Additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden
In artikel 3, eerste lid, van deze verordening is bepaald dat de tegenprestatie onbeloonde
maatschappelijk nuttige werkzaamheden betreffen die additioneel van aard zijn. De maatschappelijk
nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van
werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. Het onderscheid tussen betaalde en
onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die
mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en/of de overheid worden gemaakt (TK 2013-2014, 33
Werkzaamheden die kunnen worden ingezet
Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn,
inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden voldoen aan de in artikel 3, eerste lid, van
deze verordening genomen de voorwaarden. Dit betekent dat de als tegenprestatie in te zetten
a) naar zijn aard niet is gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;
b) niet is bedoeld als re-integratieinstrument;
c) wordt verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin deze worden
d) niet leidt tot verdringing.
Deze voorwaarden zijn gebaseerd op de belangrijkste kenmerken van de tegenprestatie die volgen uit de
parlementaire geschiedenis (zie TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 14).
In de beleidsregels kan het college vastleggen welke werkzaamheden in ieder geval als tegenprestatie
kunnen worden ingezet (artikel 3, tweede lid, van deze verordening). Deze werkzaamheden voldoen aan
de in artikel 3, eerste lid, van deze verordening gestelde voorwaarden.
Samenwerking met maatschappelijke organisaties: De gemeente kan voor het werven van
maatschappelijk nuttige werkzaamheden samenwerken met maatschappelijke organisaties zoals:
welzijnsinstellingen, vrijwilligerswerkorganisaties, buurthuizen en/of sportvoorzieningen. Om ervoor te
zorgen dat voldoende maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, is het van belang dat
contacten worden onderhouden met maatschappelijke organisaties. Een vrijwilligersvacaturebank bij een
vrijwilligerscentrale kan een belangrijk hulpmiddel zijn om het aanbod van maatschappelijk nuttige
werkzaamheden te bepalen. De gemeente kan ervoor kiezen uitsluitend werkzaamheden binnen de
gemeentegrenzen als tegenprestatie in te zetten of werkzaamheden zowel binnen als buiten de
gemeentegrenzen in te zetten. Zie hierover de toelichting bij artikel 7 van deze verordening.
De gemeente kan voor het werven van
maatschappelijk nuttige werkzaamheden samenwerken met maatschappelijke organisaties zoals:
welzijnsinstellingen, vrijwilligerswerkorganisaties, buurthuizen en/of sportvoorzieningen. Om ervoor te
zorgen dat voldoende maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, is het van belang dat
contacten worden onderhouden met maatschappelijke organisaties. Een vrijwilligersvacaturebank bij een
vrijwilligerscentrale kan een belangrijk hulpmiddel zijn om het aanbod van maatschappelijk nuttige
werkzaamheden te bepalen. De gemeente kan ervoor kiezen uitsluitend werkzaamheden binnen de
gemeentegrenzen als tegenprestatie in te zetten of werkzaamheden zowel binnen als buiten de
gemeentegrenzen in te zetten. Zie hierover de toelichting bij artikel 7 van deze verordening.
Tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing
De tegenprestatie mag niet worden ingezet in het kader van de re-integratie. De tegenprestatie mag
bovendien niet direct gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als reintegratieinstrument.
Het betreffen werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op
reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De tegenprestatie
mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren. Het
uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop. Dit volgt uit artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de
Participatiewet en de parlementaire geschiedenis (zie TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 14).
Het belang van de belanghebbende en de samenleving.
De tegenprestatie moet motiverend worden ingezet, waarbij tegemoet wordt gekomen aan het
individuele en het collectieve belang.
Bij het opdragen van de tegenprestatie wordt rekening gehouden met de eigen inbreng van de
belanghebbenden. De belanghebbende wordt gemotiveerd eigen ideeën aan te dragen. Het individuele
belang van de belanghebbende wordt gediend met de bijdragen die de tegenprestatie levert aan het
verminderen van de kwetsbare positie waarin hij/ zij zich bevindt. Daarnaast moet de tegenprestatie een
bijdrage leveren aan het sociale leefklimaat en de leefbaarheid in de stad. Met het opdragen van de
tegenprestatie wordt dus zowel een individueel als collectief belang gediend.
Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie
Het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het college bepaalt uiteindelijk of,
en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een
tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49).
Indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele
gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9,
tweede lid, van de Participatiewet).
De verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende
die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet) De verplichting tot tegenprestatie is niet
van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel
9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).
Weigering tegenprestatie Het college dient bij weigering van belanghebbende om de tegenprestatie te
verrichten, op basis van het individuele geval de hoogte en de duur van de op te leggen maatregel te
bepalen (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 29).
Het college dient bij weigering van belanghebbende om de tegenprestatie te
verrichten, op basis van het individuele geval de hoogte en de duur van de op te leggen maatregel te
bepalen (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 29).
Factoren opdragen tegenprestatie
In artikel 3 van deze verordening is neergelegd met welke factoren het college rekening moet houden bij
het opdragen van een tegenprestatie. Deze factoren worden hierna toegelicht.
a. tegenprestatie 'naar vermogen' De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden,
moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar
vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om
deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige
werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde (TK 2013-2014, 33
De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden,
moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar
vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om
deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige
werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde (TK 2013-2014, 33
b. persoonlijke situatie en individuele omstandigheden belanghebbende Bij het opdragen van de
tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele
omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring
(Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).
Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een
belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het college maatwerk te leveren.
Voorts wordt bij opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische
omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of belanghebbende al
maatschappelijke activiteiten verricht.
tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele
omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring
(Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).
Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een
belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het college maatwerk te leveren.
Voorts wordt bij opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische
omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of belanghebbende al
maatschappelijke activiteiten verricht.
c. persoonlijke wensen en kwaliteiten belanghebbende Bij het opdragen van de verplichting tot
tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van
belanghebbende. De regering vindt het immers belangrijk dat een belanghebbende invloed heeft
op de keuze van de activiteiten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 47). Belanghebbende kan zelf
ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het college kan in
beleidsregels bepalen wanneer een belanghebbende zijn keuze voor het verrichten van
maatschappelijk nuttige activiteit kenbaar maakt aan het college. Het college beoordeelt de door
belanghebbende zelf aangedragen ideeën en kan besluiten om het voorstel van belanghebbende
over te nemen en die werkzaamheden in te zetten als tegenprestatie. Uiteraard moet die
werkzaamheid voldoen aan het bepaalde bij of krachtens artikel 3 van deze verordening en moet
die werkzaamheid beschikbaar zijn. Het college is niet gehouden te voldoen aan de wensen van
een belanghebbende, maar moet deze wel in de beoordeling meenemen. Draagt belanghebbende
geen ideeën aan, dan legt het college belanghebbende een lijst met keuzemogelijkheden voor
van maatschappelijk nuttige werkzaamheden die voorhanden zijn.
Bij het opdragen van de verplichting tot
tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van
belanghebbende. De regering vindt het immers belangrijk dat een belanghebbende invloed heeft
op de keuze van de activiteiten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 47). Belanghebbende kan zelf
ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het college kan in
beleidsregels bepalen wanneer een belanghebbende zijn keuze voor het verrichten van
maatschappelijk nuttige activiteit kenbaar maakt aan het college. Het college beoordeelt de door
belanghebbende zelf aangedragen ideeën en kan besluiten om het voorstel van belanghebbende
over te nemen en die werkzaamheden in te zetten als tegenprestatie. Uiteraard moet die
werkzaamheid voldoen aan het bepaalde bij of krachtens artikel 3 van deze verordening en moet
die werkzaamheid beschikbaar zijn. Het college is niet gehouden te voldoen aan de wensen van
een belanghebbende, maar moet deze wel in de beoordeling meenemen. Draagt belanghebbende
geen ideeën aan, dan legt het college belanghebbende een lijst met keuzemogelijkheden voor
van maatschappelijk nuttige werkzaamheden die voorhanden zijn.
Als belanghebbende geen voorkeur kenbaar maakt of er geen keuzemogelijkheid is, legt het
college een werkzaamheid op. Het is immers aan het college, en niet aan een belanghebbende,
een tegenprestatie op te dragen aan belanghebbende.
ls belanghebbende geen voorkeur kenbaar maakt of er geen keuzemogelijkheid is, legt het
college een werkzaamheid op. Het is immers aan het college, en niet aan een belanghebbende,
een tegenprestatie op te dragen aan belanghebbende.
d. Factor: maatschappelijke activiteiten en vrijwilligerswerk door belanghebbende Het college houdt
er bij het opdragen van de plicht tot tegenprestatie rekening met het eventuele gegeven dat een
belanghebbende al maatschappelijk actief is (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Indien een
belanghebbende al een maatschappelijke activiteit verricht, kan het college in bepaalde gevallen
besluiten deze maatschappelijke activiteit aan te merken als tegenprestatie of deze persoon te
ontheffen van de verplichting tot tegenprestatie. Ook kan de omstandigheid dat een
belanghebbende maatschappelijke activiteit verricht, ertoe leiden dat hiermee rekening wordt
gehouden bij het vaststellen van de tegenprestatie, met name de duur en de omvang van de
tegenprestatie. Een voorbeeld van maatschappelijke activiteiten zijn: de zorg voor een ouder of
een gehandicapt kind. Het college beoordeelt de maatschappelijke activiteiten en houdt daarbij
rekening met de duur en omvang.
er bij het opdragen van de plicht tot tegenprestatie rekening met het eventuele gegeven dat een
belanghebbende al maatschappelijk actief is (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Indien een
belanghebbende al een maatschappelijke activiteit verricht, kan het college in bepaalde gevallen
besluiten deze maatschappelijke activiteit aan te merken als tegenprestatie of deze persoon te
ontheffen van de verplichting tot tegenprestatie. Ook kan de omstandigheid dat een
belanghebbende maatschappelijke activiteit verricht, ertoe leiden dat hiermee rekening wordt
gehouden bij het vaststellen van de tegenprestatie, met name de duur en de omvang van de
tegenprestatie. Een voorbeeld van maatschappelijke activiteiten zijn: de zorg voor een ouder of
een gehandicapt kind. Het college beoordeelt de maatschappelijke activiteiten en houdt daarbij
rekening met de duur en omvang.
Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde
onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een
persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde
criteria in acht nemen. Artikel 5 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de duur en
Het college beoordeelt op basis van de individuele omstandigheden van een belanghebbende de omvang
en de duur van de tegenprestatie. De omvang van de werkzaamheden en de duur in de tijd dienen in de
regel beperkt te zijn. Dat betekent dat het college steeds een afweging maakt op basis van de situatie in
welke mate een tegenprestatie verlangd kan worden (TK 2013-2014, 33 801, nr. 30).
Maximale duur tegenprestatie in dagen
Artikel 4, eerste lid, regelt dat de tegenprestatie wordt ingezet voor een maximale duur. De
tegenprestatie kan maximaal voor de duur van 26 weken worden opgedragen.
Maximale duur tegenprestatie in uren
aximale duur tegenprestatie in uren
Artikel 4, tweede lid, regelt dat de tegenprestatie wordt ingezet voor een maximaal aantal uren. De
tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal 20 uren per week. Voor het maximaal aantal uren is
gekozen om de tegenprestatie van relatief geringe omvang te laten zijn.
Artikel 5 van de verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien een
belanghebbende mantelzorg verricht en het college het verrichten hiervan
redelijkerwijze noodzakelijk vindt. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota
van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of
sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in
artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg in de zin van deze verordening
en is het verrichten van mantelzorg volgens het college redelijkerwijs noodzakelijk, dan draagt het
college een belanghebbende geen tegenprestatie op (artikel 6 van deze verordening). Daarnaast regelt
dit artikel de vrijstelling voor belanghebbenden die vrijwilligerswerk verrichten dat te beschouwen is als
een maatschappelijk nuttige activiteit. Uit de wet vloeien nog 2 vrijstellingen voort namelijk de zorg van
alleenstaande ouders voor (een) kinder(en) in de leeftijd van 0 tot 5 jaar (artikel 9a Participatiewet).
Deze ontheffing moet wel op verzoek van de belanghebbende door het college zijn gegeven. Ook
belanghebbenden die volledig duurzaam arbeidsongeschikt zijn verklaard, worden ontheven van de
plicht tot het leveren van een tegenprestatie.
Toegevoegd is de groep belanghebbenden die parttime werk voor tenminste 20 uren per week
verrichten. Daarmee wordt verondersteld dat zij voldoende bijdrage aan de samenleving hebben
Artikel 6. Verslag over beleid
Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid
inzake het opdragen van een tegenprestatie.
Cliëntenraad betrekken bij beleid
Uit artikel 6, tweede lid, van deze verordening volgt nadrukkelijk dat de cliëntenraad moet worden
betrokken bij de verantwoording over het beleid. Hier kan een relatie worden gelegd met de verordening
cliëntenparticipatie, die de gemeenteraad moet vaststellen op grond van artikel 47 Participatiewet. Het
verslag over het beleid inzake het opdragen van een tegenprestatie moet het oordeel van de
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8a,
eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad
neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie.
In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-23403.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.