Gemeenteblad van Renkum
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Renkum | Gemeenteblad 2016, 23402 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Renkum | Gemeenteblad 2016, 23402 | Verordeningen |
Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Renkum 2015
De raad van de gemeente Renkum;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014;
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;
gezien het advies van de commissie Inwoners d.d. 10 november 2014;
besluit vast te stellen de Verordening individuele inkomenstoeslag Gemeente Renkum 2015.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.
Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 3 Langdurig laag inkomen
Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag
Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Renkum op 26 november 2014
Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in
de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering,
in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een
minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen
enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is
bij de invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in
het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de
langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.
Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is
het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire
bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een
persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor.
Vast te leggen regels in verordening
De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een
inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen
hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op
inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels
vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36
van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop
invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.
Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan
105% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de
individuele inkomenstoeslag bepaald worden.
Het college kan in (wet interpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen
uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet
hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het
criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de
omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot
die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:
- de krachten en bekwaamheden van de persoon, en
- de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet
nodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte
langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet voorziet in algemeen
overgangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de Participatiewet als gevolg van de
inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet en de Wet maatregelen WWB op 1 januari
2015. De individuele inkomenstoeslag en voorheen de langdurigheidstoeslag worden immers
toegekend tegen een peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor
het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de
toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht of
hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 van de
Participatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag
tegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de
in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening opgenomen voorwaarden.
De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen
de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag
aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden
aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden
voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers
zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn
vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In
afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele
inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als
inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van
bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele
inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het
wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te
nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op
een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de
referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder verstrekte individuele
inkomenstoeslag geldt, dat geldt ook voor een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grond
van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015.
De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1
van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen
heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de
Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op
inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De
peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om
individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit
volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet.
Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36
maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘Langdurig’.
De Wet maatregelen WWB heeft artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet dusdanig gewijzigd
dat een persoon een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Voorheen
was de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar. Onder aanvraag wordt verstaan:
een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een
aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend,
bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het
college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in
afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die
wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager
bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2,
eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de
beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen
(artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden
aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder
De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt
aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.
Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.
De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het
langdurig lage inkomen van genoemd percentage van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al
te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet
worden genegeerd.1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de
referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven,
dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan
toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van
een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van
percentage van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al
te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet
worden genegeerd.1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de
referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven,
dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan
toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van
een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van
1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de
referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven,
dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan
toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van
een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
In dit artikel wordt de hoogte van de langdurigheidstoeslag geregeld. Er wordt uitgegaan van een
vast percentage (39%) van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld). In lid 2 is
bepaald dat het bedrag naar boven wordt afgerond in hele euro's.
Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen gehuwden,
alleenstaande ouders, alleenstaanden, kostendelers en personen die in een inrichting verblijven.
Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de
gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan
moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de
Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen
recht op individuele inkomenstoeslag.3 Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op
individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel
36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor
een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of
13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts
3 Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op
individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel
36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor
een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of
13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts
1 CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141
WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.
CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141
WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.
2 (CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB,
(CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB,
3 CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529.
CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529.
één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in
aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-23402.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.