Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Renkum 2015

De raad van de gemeente Renkum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van de commissie Inwoners d.d. 10 november 2014;

besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Renkum 2015.

Artikel 1 Begripsbepalingen

a.

Doelgroep: De doelgroep in deze verordening is de doelgroep zoals beschreven in artikel 36b lid 1 van de Participatiewet.

b.

Studiejaar: De periode vanaf september van het jaar tot en met augustus van het daarop volgende jaar.

c.

Student: Degene die feitelijk staat ingeschreven bij een onderwijsinstelling, op grond waarvan hij of zij aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet Studie Financiering (WSF) of Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS).

d.

Wet: de Participatiewet.

e.

Voor zover niet nader geduid hebben de hier gehanteerde begrippen dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de WSF en de WTOS.

Artikel 2 Aanvraag

1.

Het college kan aan personen als bedoeld in artikel 1 onder a, op aanvraag een individuele studietoeslag verlenen.

2.

Het college legt in nadere regels vast welke omstandigheden worden betrokken in de beoordeling van de aanvraag.

3.

De personen, bedoeld in artikel 1 kunnen een aanvraag voor een individuele studietoeslag schriftelijk indienen bij het college op een daartoe door het college vastgesteld formulier.

Artikel 3 Tijdvak waarvoor een aanvraag kan worden ingediend

1.

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een studiejaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

2.

Een studiejaar loopt van september tot en met augustus.

3.

Indien de studie tijdens het studiejaar wordt gestart, wordt de hoogte van de individuele studietoelage, evenredig toegekend over het aantal resterende maanden binnen het studiejaar.

Artikel 4 Hoogte individuele studietoeslag

1.

Een individuele studietoeslag bedraagt maximaal € 1110,00 per studiejaar.

2.

Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

Artikel 5 Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt per maand uitbetaald in 12 gelijke delen.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Renkum 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 26 november 2014

De raad voornoemd.

De griffier, De voorzitter,

 

Algemene toelichting Verordening individuele studietoeslag gemeente Renkum 2015

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de

individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is

vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te

verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt.

Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars

heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig

als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op

een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar

school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit

dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-

2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand

(artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan

bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is

vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening

regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze

verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De

regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van

de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college.

Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste

lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is

gehouden. Het college kan in nadere regels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking

komen voor een studietoeslag. Het college kan in plaats daarvan - en in aanvulling op artikel 36b,

eerste lid, van de Participatiewet - in nadere regels aangeven wie, wanneer en op grond van welke

nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als

bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor

een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens

zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele

omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat

deze persoon op de datum van de aanvraag:

7 18 jaar of ouder is;

7 recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op

een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten;

7 geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft;

en

7 een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het

verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent

niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet

ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding,

leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld

en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de

Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een

persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager

van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een

tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van

inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de

individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet

worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt

als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is

namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de

Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele

studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele

studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting Verordening individuele studietoeslag gemeente Renkum

2015

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)

of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn

vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Doelgroep

De doelgroep in deze verordening is de doelgroep zoals beschreven in artikel 36b lid 1 van de

Participatiewet. Op aanvraag van een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, kan

het college een individuele studietoeslag verlenen indien die persoon op de datum van de

aanvraag:

- 18 jaar of ouder is;

- recht heeft op WSF of WTOS;

- geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet;

- met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch

wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 2. Aanvraag

Een aanvraag om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in

artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college

ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

7 personen die algemene bijstand ontvangen;

7 personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen

b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot

het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren

ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen

loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

7 personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

7 personen met een nabestaanden- of wezen uitkering op grond van de Algemene

nabestaandenwet;

7 personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

7 personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.

7 niet-uitkeringsgerechtigden.

Het college kan aan deze personen, op aanvraag, een individuele studietoeslag verlenen (artikel

36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de

voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder

aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde

lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van

de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b,

eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening

dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een

verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat

dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de

aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een

aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De

aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig

zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb).

Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele

studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3. Tijdvak waarvoor een aanvraag kan worden ingediend

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een studiejaar in aanmerking komen voor een individuele

studietoeslag. Een studiejaar loopt vanaf september van het jaar tot en met augustus van het

daarop volgende jaar. In het geval de studie tijdens het studiejaar wordt gestart, wordt de hoogte

van de individuele studietoelage, evenredig toegekend over het aantal resterende maanden binnen

het studiejaar.

Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag

wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de

Participatiewet). Het college stelt in aanvulling op artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet - in

nadere regels vast wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een

individuele studietoeslag.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij

wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele

studietoeslag bedraagt maximaal € 1110,- per studiejaar; oftewel een bedrag van € 92,50 per

maand. Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een

individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele

studietoeslag. In artikel 4, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling

opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden

vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na

indexatie) intern duidelijk te communiceren.

Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld.

Een individuele studietoeslag wordt per maand uitbetaald in twaalf gelijke delen van € 92,50 per

maand. Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b, eerste lid,

van de Participatiewet en aan de nadere regels die het college heeft vastgesteld. Als een persoon

op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan voldoet heeft vervalt het recht op een

individuele studietoeslag. Na een periode van twaalf maanden kan een persoon opnieuw in

aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8,

eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad

neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele

studietoeslag.

Artikel 7. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.

Naar boven