Vaststellen van de Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (2016, nr. 37/73)

 

Nummer 37/73

Publicatiedatum 17 februari 2016

Agendapunt 12

Datum besluit B&W 5 januari 2016

Onderwerp

Vaststellen van de Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 5 januari 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 73);

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

Besluit:

I.vast te stellen de volgende:

Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (Gemeenteblad 3A, nr. 155/390), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 11 februari 2015 (Gemeenteblad 2015, afd. 3a, nr. 15/39).

Artikel 1

Na artikel 1.10 wordt artikel 1.11 ingevoegd, luidende:

Artikel 1.11

  • 1.

    Onder experiment wordt in dit artikel verstaan: het tijdelijk afwijken van een of meer bepalingen in deze verordening met het oog op het verzamelen van gegevens om te beoordelen of de afwijking permanent kan worden gemaakt.

  • 2.

    Het college of de burgemeester kan, ieder voor zover hem deze bevoegdheid toekomt, bij wijze van experiment besluiten om af te wijken van de volgende onderdelen in deze verordening:

    • a.

      artikel 2.40 (vergunningplicht evenement), 2.47 (evenementen in gebouwen), artikelen 2.49 tot en met 2.52 (uitoefenen beroep op de weg);

    • b.

      artikel 3.8 (exploitatievergunning), 3.12, 3.13 (openingstijden), 3.17 (terrassen), 3.18 (verbod op terras);

    • c.

      artikel 4.2 tot en met 4.5 (vastmaken en plaatsen van voorwerpen), artikel 4.7 en 4.8 (plakken en kladden), artikel 4.10 tot en met 4.12 (reclame), artikel 4.20 tot en met 4.27 (parkeerexcessen).

  • 3.

    In het besluit, bedoeld in het vorige lid, wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      van welke bepaling of bepalingen in deze verordening wordt afgeweken;

    • b.

      het doel van het experiment;

    • c.

      de voorwaarden die het college of de burgemeester verbindt aan het experiment;

    • d.

      de tijdsduur van het experiment, welke maximaal een jaar bedraagt;

    • e.

      het gebied waarin het experiment geldt.

  • 4.

    Het experiment wordt na beëindiging van het experiment geëvalueerd. Indien de evaluatie leidt tot aanpassing van deze verordening in overeenstemming met de wijze waarop het experiment is uitgevoerd, kan het college of de burgemeester besluiten om het experiment met maximaal een jaar te verlengen.

Artikel 2

Artikel 2.27 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid worden de woorden “tussen 22.00 uur en 06.00 uur” geschrapt.

Artikel 3

Artikel 3.12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • 2.

    Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

In de nacht dat de zomertijd ingaat wordt de sluitingstijd van bedrijven die op het uur dat de zomertijd ingaat open mogen zijn, met één uur verlengd.

Artikel 4

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • 2.

    Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

  • 2.

    In de nacht dat de zomertijd ingaat wordt de sluitingstijd van bedrijven die op het uur dat de zomertijd ingaat open mogen zijn, met één uur verlengd.

Artikel 5

  • 1.

    In artikel 3.49 wordt in eerste lid 1, onderdeel b, ‘artikel 3.46’ vervangen door ‘artikel 3.48’ en wordt in het tweede lid, onderdeel c, ‘artikel 3.48 en 3.49’ vervangen door ‘artikel 3.50 en 3.51.

  • 2.

    In artikel 3.52, onderdeel c, wordt ‘artikel 3.46’ vervangen door ‘artikel 3.48’ en wordt onderdeel d ‘artikel 3.48 of 3.49’ vervangen door ‘artikel 3.50 of 3.51’.

  • 3.

    In artikel 3.55 wordt in de aanhef ‘Artikel 3.52’ vervangen door ‘Artikel 3.54’ en wordt in onderdeel a ‘artikel 27h’ vervangen door ‘artikel 27g’.

  • 4.

    In artikel 3.58 wordt in het eerste lid 1, onderdeel a, ‘artikel 30 Huisvestingswet’ vervangen door ‘artikel 21 Huisvestingswet 2014’, wordt in het eerste lid, onderdeel c, ‘artikel 3.55’ vervangen door ‘artikel 3.57’, wordt in het tweede lid, onderdeel b, ‘artikel 3.60’ vervangen door ‘artikel 3.62’ en wordt in het tweede lid, onderdeel c, ‘artikel 3.54’ vervangen door ‘artikel 3.56’.

  • 5.

    In artikel 3.61 wordt in onderdeel c ‘artikel 3.54’ vervangen door ‘artikel 3.56’, wordt in onderdeel f ‘artikel 3.55’ vervangen door ‘artikel 3.57’ en wordt in onderdeel g ‘artikel 3.57’ vervangen door ‘artikel 3.59’.

Artikel 6

Artikel 4.10, negende lid, komt als volgt te luiden:

9.In een geval als bedoeld in het achtste lid merkt het college een mededeling als bedoeld in het vierde lid aan als een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel artikel 11 van de Monumentenwet.

Artikel 7

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • 2.

    Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

op Koningsdag;

3.In de aanhef van het derde lid wordt “artikel 4.113” vervangen door “artikel 3.148”.

II. kennis te nemen van de volgende wijzigingen in de toelichting op de APV:

1.Na de toelichting op artikel 1.10 wordt de volgende tekst ingevoegd:

Artikel 1.11 Experimenteerbepaling

Artikel 1.11 biedt het college en de burgemeester de mogelijkheid om te experimenteren met het tijdelijk afwijken van bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het doel van een dergelijk experiment is om gegevens te verzamelen op basis waarvan kan worden bepaald of het afwijken van een bepaling in de APV aan het gewenste doel beantwoordt. Kan ordening van de leefomgeving op een andere en betere wijze plaatsvinden dan de wijze waarvoor in de APV is gekozen? Proefondervindelijk kan gedurende een afgebakende periode en in een afgebakend gebied worden vastgesteld of het op een andere wijze regelen van een situatie effectiever is (lid 1).

In het tweede lid is bepaald dat de raad de bevoegdheid om bij experiment af te wijken van de APV attribueert aan het college of de burgemeester, ieder voor zover het een hem gegeven bevoegdheid betreft. Voordat met een experiment wordt gestart heeft het college de verwachting dat de alternatieve wijze van ordening doeltreffend is. Het college of burgemeester maakt daartoe een afweging tussen het afwijken van de algemeen geldende bepaling en het beoogde voordeel van het experiment. Is er een reële verwachting dat de beoogde – grotendeels positieve – gevolgen zullen intreden?

De artikelen waarvan afgeweken kan worden zijn limitatief opgesomd. Het betreft artikelen waarvan de verwachting is dat een experiment ruimte kan bieden aan verplichtingen van burgers of ondernemers die nu als zwaar of knellend worden ervaren. Het betreft voornamelijk bepalingen waarin een vergunningsplicht wordt voorgeschreven voor het gebruik van de openbare ruimte. Ook kan een experiment gericht zijn op het bieden van ruimte aan innovatieve ideeën. Met een experiment kan relatief snel worden ingespeeld op een veranderde situatie.

Het overgrote deel van bepalingen over de openbare orde, overlast en veiligheid, preventie, manifestaties, optochten, voetbalwedstrijden, vuurwerk en explosieven en hinder is uitgesloten van de experimenteerbepaling.

De kaders waarbinnen het experiment moet plaatsvinden zijn gegeven in het derde lid. In het besluit tot experimenteren moet opgenomen worden van welke bepaling(en) in de APV wordt afgeweken, alsmede het doel van het experiment. In het besluit beschrijft het college of de burgemeester onder welke voorwaarden ruimte wordt geboden aan het experiment. Zo kan bijvoorbeeld een vergunningplicht tijdelijk worden vervangen door een meldplicht. Wat de meldplicht behelst en waar de melding kan worden gedaan, wordt dan in het besluit opgenomen. Ook kan bepaald worden dat een verplichting tijdelijk niet geldt, mits de burger of ondernemer zich aan bepaalde voorwaarden houdt. Die voorwaarden zullen opgenomen worden in het besluit.

Het experiment kent een einddatum en is dus tijdelijk van aard. De maximale duur van een experiment is één jaar. Naast een beperkte duur dient ook het gebied waarbinnen het experiment plaatsvindt te zijn afgebakend.

Al naar gelang het soort bepaling waarmee wordt geëxperimenteerd, kan in het besluit worden opgenomen op welke wijze opgetreden zal worden indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, bijvoorbeeld de mogelijkheid om het experiment tussentijds te beëindigen.

Niet alleen is een experiment tijdelijk van aard, er moet ook zicht zijn op het vervolg. Na afloop van het experiment moet worden bepaald of permanente afwijking van de APV-bepaling(en) zinvol is. Het experiment wordt om die reden geëvalueerd. Op basis van de evaluatie wordt vastgesteld of het experiment is geslaagd in die zin dat de afwijking de nieuwe regel wordt. Als daartoe wordt besloten, kan het experiment met maximaal een jaar worden verlengd in afwachting van de nieuwe situatie. Het kan immers ongewenst en inefficiënt zijn om voor het terrein waarop het experiment betrekking heeft gedurende beperkte tijd het oude regime weer te laten gelden.

2.Aan de toelichting van artikel 2.27 wordt toegevoegd:

Volgens het derde lid van art. 2.27 geldt het verbod op het bezit van inbrekerswerktuigen niet als niet onmiddellijk aannemelijk is dat de aangetroffen voorwerpen voor criminele doeleinden bestemd zijn. Dit betekent dat de politie geen inzet pleegt op bijvoorbeeld personen die beroeps¬halve gereedschap of werktuigen bij zich hebben die bij een inbraak kunnen worden gebruikt (timmerlieden, glazenwassers e.d.); zij vallen niet onder de werking van het verbod.

  • 3.

    In de laatste zin van de toelichting bij artikel 2.40 wordt “Koninginnedag” vervangen door “Koningsdag”.

  • 4.

    Aan de toelichting bij de artikelen 3.12 en 3.13 wordt toegevoegd:

In de nacht dat de zomertijd ingaat wordt de sluitingstijd met één uur verlengd om de overgang van winter- naar zomertijd voor de horeca makkelijker te laten verlopen. Deze latere sluitingstijd geldt alleen voor bedrijven die ’s nachts om twee uur, als de klok een uur vooruit gaat, nog open mogen zijn. Dat is voor de meeste zaken het geval.

  • 5.

    In de zin van de toelichting bij artikel 4.10 die begint met “Als voor het aanbrengen van reclame”, wordt “bouwvergunning” vervangen door “omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen”.

  • 6.

    De toelichting op artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      De eerste zin komt te luiden: Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit milieubeheer) in werking getreden..

    • b.

      In de zin die begint met “Op grond van het tweede lid”, wordt “Koninginnedag” vervangen door “Koningsdag”.

    • c.

      In de zin die begint met “In artikel 4.133”, worden deze woorden vervangen door “In artikel 3.148”.

III. te bepalen dat deze verordening in werking treedt op de derde dag na die van publicatie in het Gemeenteblad.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 10 februari 2016.

De plv. voorzitter

E.Ünver

De raadsgriffier

mr. M. Pe

Naar boven