Gemeenteblad van Bladel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bladel | Gemeenteblad 2016, 20361 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bladel | Gemeenteblad 2016, 20361 | Overige besluiten van algemene strekking |
Wijziging“Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2015”
De raad van de gemeente Bladel;
gelezen het voorstel R2015.138 van burgemeester en wethouders van 10 november 2015;
overwegende dat een wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant noodzakelijk is;
gelet op artikel 51, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
toestemming te verlenen aan het college van burgemeester en wethouders om te besluiten tot het treffen van de gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2015, conform het bij dit besluit horende en als zodanig gewaarmerkte concept.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 17 december 2015.
de voorzitter, mr. A.H.J.M. Swachten
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel;
overwegende, dat het, gelet op de herziening van de Wet gemeenschappelijke regelingen, noodzakelijk is om de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant op onderdelen aan te passen en aan te vullen;
gezien het daartoe strekkende verzoek van het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;
gelet op het bepaalde in artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de verkregen toestemming van de Raad van de gemeente Bladel;
Gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2015
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Waar in de regeling met betrekking tot personen, een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip wordt gebruikt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld.
Waar in deze regeling artikelen van de Provinciewet of Gemeentewet, dan wel andere wettelijke regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, tenzij anders vermeld, in die artikelen voor de provincie, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning, respectievelijk de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, gelezen: het openbaar lichaam, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.
Artikel 2 Instelling, doel en beleid
De Omgevingsdienst is ingesteld om ten behoeve van de deelnemers taken uit te voeren op het gebied van het omgevingsrecht en daarmee als uitvoeringsdienst van het lokaal en provinciaal bestuur een bijdrage te leveren aan het realiseren en borgen van de door de verantwoordelijke overheden in de regio Zuidoost-Brabant aangegeven kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Hoofdstuk 2 Taken en bevoegdheden
Het Algemeen Bestuur is bevoegd met het oog op het in artikel 2 benoemd belang en na verkregen toestemming van de raden en Provinciale Staten tot het vaststellen of wijzigen van een Gemeenschappelijke Regeling tussen de Omgevingsdienst en andere openbare lichamen, alsmede tot het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling.
Het Algemeen Bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan op voorwaarde dat de raden en Provinciale Staten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorgenomen besluit aan het Algemeen Bestuur kenbaar te maken.
Het Dagelijks Bestuur is bevoegd met Gedeputeerde Staten en met de colleges van één of meer al dan niet deelnemende gemeenten samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot ondersteunende dienstverlening door Gedeputeerde Staten en de colleges voor taken waarmee de Omgevingsdienst belast is.
Het Dagelijks Bestuur kan enkel op basis van de door de heffingsambtenaren van de deelnemers verleende externe mandaten leges innen voor het op aanvraag door de Omgevingsdienst leveren van diensten en het uitvoeren van taken voor derden. De leges wordt vastgesteld op basis van de door iedere deelnemer gehanteerde norm. De leges komen ten goede aan de betrokken deelnemer.
Artikel 4 Landelijke Basistaken
De Omgevingsdienst is belast met het ten behoeve van de deelnemers uitvoeren van het door Rijk, VNG en IPO overeengekomen Landelijk Basistakenpakket zoals dat is vermeld in bijlage 1 bij deze regeling (bijlage 1: Beschrijving Landelijk Basistakenpakket gemeenten en Landelijk Basistakenpakket provincie).
In aanvulling op de taken uit het Landelijk Basistakenpakket kan de Omgevingsdienst op verzoek van een of meer deelnemers ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden inzake de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op het gebied van de fysieke leefomgeving verrichten.
Artikel 6 Dienstverleningsovereenkomsten
Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de in artikel 4 en 5 genoemde taken worden door of namens het Dagelijks Bestuur enerzijds en elk van de deelnemers afzonderlijk anderzijds, schriftelijke afspraken gemaakt, waarin in ieder geval is vastgelegd welke producten en diensten de Omgevingsdienst aan de deelnemers zal leveren en wat de vergoeding daarvoor zal zijn.
Artikel 7 Werkzaamheden voor andere publiekrechtelijke rechtspersonen
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 4 en 5 bedoelde taken, kan de Omgevingsdienst op verzoek van andere publiekrechtelijke rechtspersonen adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de fysieke leefomgeving voor hen verrichten.
De leden van het Algemeen Bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de raden respectievelijk Provinciale Staten een nieuw geïnstalleerd college respectievelijk de nieuw geïnstalleerde Gedeputeerde Staten een besluit neemt tot aanwijzing van een lid en plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die in dienst van één der deelnemers dan wel van het lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht werkzaam zijn.
Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de colleges en Gedeputeerde Staten gezonden. Op het houden en de orde van de vergaderingen van het Algemeen bestuur van de Omgevingsdienst zijn de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.
Het Algemeen Bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meer vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 14, tweede lid van deze regeling een of meer leden van het Dagelijks Bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste 1/5e van de leden van het Algemeen Bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt.
Besluiten betreffende vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen en jaarrekening worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Tevens dient de meerderheid van stemmen tenminste de helft van de omzet te vertegenwoordigen welke de Omgevingsdienst in het voorafgaande jaar heeft gegenereerd.
Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter.
Op vergaderingen als bedoeld in lid 8 is het bepaalde van lid 6 niet van toepassing. Het Algemeen Bestuur kan daarin over alle onderwerpen, waaronder de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken, beraadslagen en besluiten nemen ongeacht het aanwezige quorum. Bij besluitvorming over de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken is het bepaalde in lid 3 2de volzin, lid 4 en lid 5 niet van toepassing.
Het Algemeen Bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen Bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het Algemeen Bestuur haar opheft.
De leden worden uit en door het Algemeen Bestuur gekozen in de eerste vergadering, waarin het Algemeen Bestuur in een nieuwe samenstelling bijeen komt, dan wel in de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur, volgend op de beëindiging van het lidmaatschap van één of meer leden van het Dagelijks Bestuur.
te besluiten namens de Omgevingsdienst, het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen Bestuur, voor zover het het Algemeen Bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
Het Dagelijks Bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het Dagelijks Bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of van de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het Dagelijks Bestuur haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het Dagelijks Bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het Algemeen Bestuur haar opheft.
§ 4 Commissies, werkgroepen, overleg, tegemoetkoming
Het Algemeen Bestuur kan, conform artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het Algemeen Bestuur stelt vooraf de raden en Provinciale Staten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuur te brengen.
Artikel 21 Werkgroepen, overleg
Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen werkgroepen en overlegvormen instellen.
De leden van commissies van advies die geen burgemeester, wethouder of raadslid zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 93 tot en met 96 van de Provinciewet. alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 5 Informatie en verantwoordingsplicht
Artikel 24 Interne inlichtingenplicht en verantwoordingsplicht lid Dagelijks Bestuur
Het Algemeen Bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks Bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen Bestuur. Daarbij kan het Algemeen Bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks Bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het algemeen belang.
Artikel 27 Informatieplicht rekenkamer(commissies)
De rekenkamer(commissie)s van de deelnemers afzonderlijk en in samenwerking met elkaar worden door het Dagelijks Bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 184 Gemeentewet en artikel 185 Provinciewet.
Hoofdstuk 6 Organisatiebepalingen
Artikel 28 Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht (BPO)
De voorzitter van het Algemeen Bestuur van deze regeling neemt deel aan het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht, dan wel wijst daartoe een ander lid uit het Algemeen Bestuur hiervoor aan.
Het Dagelijks Bestuur stelt regels vast over de ambtelijke organisatie en legt die vast in een organisatiebesluit.
Artikel 34 Financiële informatieplicht
Het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst zendt voor 1 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden en aan Provinciale Staten.
De raden en Provinciale Staten kunnen binnen 10 weken na toezending van de ontwerpbegroting hun zienswijzen daarover naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur stelt aan de hand van de ontwerpbegroting en de ontvangen zienswijzen de conceptbegroting op en verzendt deze, inclusief de commentaren, waarin de zienswijzen zijn vervat, ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur.
Besluiten tot begrotingswijziging zendt het Dagelijks Bestuur 8 weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden, toe aan de raden en Provinciale Staten. De raden en Provinciale Staten kunnen binnen deze periode hun zienswijze over de begrotingswijziging bij het Dagelijks Bestuur naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat bij de begrotingswijziging zoals deze aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden. Nadat deze is vastgesteld, zendt het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst, zo nodig, de begrotingswijziging aan de raden en Provinciale Staten.
Om praktische redenen kan het Algemeen Bestuur in afwijking van lid 8 begrotingswijzigingen direct vaststellen (d.w.z. zonder het proces van indienen van zienswijzen door de raden en Provinciale Staten) indien de begrotingswijziging niet rechtstreeks leidt tot een verhoging van de bijdragen van de deelnemers.
Artikel 38 Verplichtingen deelnemers
Indien aan het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst blijkt, dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen Bestuur onverwijld aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet respectievelijk 198 en 199 Provinciewet.
Artikel 39 Financiële voorschriften
Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 216 en 217 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 8 Bepalingen omtrent archief
Artikel 42 Ter beschikkingstelling archiefbescheiden
De kosten van het beheer van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden komen ten laste van de deelnemer, die de archiefbescheiden ter beschikking stelt, tenzij partijen anders overeenkomen. De zorgdrager voor de archiefbescheiden van het bestuursorgaan dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gesteld, blijft in alle gevallen de zorgdrager voor de archiefbescheiden.
Hoofdstuk 10 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Toetreding vindt plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden, nadat het bestuursorgaan van de toetredende gemeente, na verkregen toestemming als bedoeld in het eerste lid, daartoe heeft besloten en voldoet aan de eventueel door het Algemeen Bestuur aan de toetreding verbonden voorwaarden.
Nadat het Algemeen Bestuur het voornemen heeft ontvangen van de deelnemer om uit de regeling te treden, stelt zij de voorwaarden vast waaronder de uittreding plaats kan vinden. De voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op de financiële verplichtingen die voor de deelnemer voortvloeien uit de uitreding.
Een voorstel tot wijziging van deze Gemeenschappelijke Regeling aan de deelnemers wordt bij de deelnemers in procedure gebracht door tussenkomst van het Algemeen Bestuur. De Gemeenschappelijke Regeling wordt gewijzigd indien de colleges en Gedeputeerde Staten daartoe, met toestemming van de raden respectievelijk Provinciale Staten eensluidend besluiten.
De regeling kan op voorstel van het Algemeen Bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van alle deelnemers nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raden respectievelijk Provinciale Staten. Bij het voorstel over opheffing voegt het Algemeen Bestuur een concept-liquidatieplan. Het Algemeen Bestuur stelt de raden respectievelijk Provinciale Staten daarbij in de gelegenheid hun zienswijze over het concept naar voren te brengen. Bij de besluitvorming over vaststelling van het liquidatieplan betrekt het Algemeen Bestuur de ontvangen zienswijzen van de raden en Provinciale Staten.
Hoofdstuk 11 Geschillen, klachten
Voor de behandeling van klachten in tweede aanleg als bedoeld in titel 9.2. van de Algemene wet bestuursrecht, kan het Algemeen Bestuur een voorziening treffen. Die voorziening kan inhouden dat een ombudsman of ombudscommissie van een van de deelnemers bevoegd is tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant”.
1.Dit besluit in werking te laten treden op de dag na die waarop het op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Het college van burgemeester en wethouders van Bladel, d.d. 2 februari 2016
Na verkregen toestemming van de Raad van Bladel, d.d. 17 december 2015
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-20361.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.