Wegsleepverordening Bellingwedde

De raad van de gemeente Bellingwedde,

 

Overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 november 2016,

 

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen,

besluit vast te stellen:

 

de Wegsleepverordening Bellingwedde

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a. RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 

b. Wet:

de Wegenverkeerswet 1994;

 

c. Besluit:

het Besluit wegslepen van voertuigen;

 

d. Voertuig:

wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV 1990;

 

e. Motorrijtuig:

wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

 

f. Het college:

het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Bellingwedde aangewezen voor zover ze behoren tot één van de in artikel 2, van het besluit, bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • 1.

    Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen het daartoe ingerichte terrein van Bergingsbedrijf Fruitema, aan de Wedderweg 4, 9665 JR in Oude Pekela.

  • 2.

    De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats zijn

    • op werkdagen: van 9.00 uur tot 18.00 uur;

    • in het weekend en op feestdagen: op telefonische afspraak (24 uur bereikbaar).

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1.

    De kosten van berging, inhoudende het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen €  200,– inclusief BTW.

  • 2.

    De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen vanaf de derde dag €  12,– inclusief BTW per etmaal of een gedeelte daarvan.

  • 3.

    De kosten als genoemd in de leden 1 en 2 kunnen worden verhoogd met een percentage van maximaal 15% in verband met indirecte kosten.

  • 4.

    Indien de eigenaar c.q. rechthebbende van een voertuig het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging een aanvang wordt gemaakt, bedragen de kosten verbonden aan de voorbereiding van de overbrenging (voorrijkosten) €  95,00 inclusief BTW.

  • 5.

    De kosten als genoemd in voorgaande leden worden jaarlijkse geïndexeerd volgens de kosten van het beroepsgoederenvervoer.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op dag na bekendmaking.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Wegsleepverordening Bellingwedde’.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bellingwedde in zijn openbare vergadering van 20 december 2016

De raadsgriffier,

De voorzitter,

Toelichting algemeen

Vanaf 1 januari 2002 is zijn de regels m.b.t. wegslepen in de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en het Besluit wegslepen van voertuigen (Besluit) gewijzigd. Artikel 170 tot en met 173, van de WVW 1994, zijn geheel vervangen door nieuwe bepalingen. Kort samengevat houden de wijzigingen in de wegsleepregeling voor gemeenten het volgende in.

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen

Het uitvoeren van de wegsleepregeling is geen bevoegdheid meer van de burgemeester maar van

het gehele college van burgemeester en wethouders (college). Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Awb zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

 

Voor het wegslepen is vereist dat met het betreffende voertuig een bij of krachtens de WVW 1994 of het daarop gebaseerde RVV 1990 gestelde verkeersregel wordt overtreden. Bovendien moet aan de navolgende wegsleepcriteria worden voldaan.

Uitgebreide werking

Op grond van de oude WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen waarmee een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift wordt overtreden, alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Op grond van de nieuwe regeling zijn de wegsleepcriteria uitgebreid. Zowel de VNG als een aantal grote(re) gemeenten hebben hier sterk op aangedrongen. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, evenemententerreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid.

 

In zowel in de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria w0rdt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur ’s nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo’n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college. In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald. In de huidige wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. In de gemeente Bellingwedde wordt de geconstateerde parkeerovertreding dan ook, mede met het oog op eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures, zo goed mogelijk door politie of gemeentelijke BOA vastgelegd in een schriftelijk document. Een afschrift van dit schriftelijke document wordt in het bewaringsregister opgenomen. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

Verordening

In artikel 170 e.v., WVW 1994, is het kader aangegeven waarbinnen het college gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

  • de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waarop grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet, wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

Wegsleepwaardige overtredingen

Om houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening is in de bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.

 

Tot slot kan op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994, worden gewezen. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

Toelichting artikelen

Artikel 1

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

Ad d. Voertuig

Het begrip ‘voertuig’, zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in de APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg (zie artikel 5.12). Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In artikel 5.12 van de APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.

Ad e. Motorrijtuig

Het begrip ‘motorrijtuig’ is apart omschreven omdat artikel 5 van de wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

Artikel 2

Zoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belangvan de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt.

 

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c, WVW 1994, bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2, van het Besluit, is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke.

 

In artikel 2 zijn de volgende wegen en weggedeelten aangewezen waar het college van burgemeester en wethouders van de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang gebruik kan maken: allewegen en weggedeelten binnen de gemeente. Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten én behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2, van het Besluit, én behoren tot de gemeente Bellingwedde.

Artikel 3

De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid, WVW 1994 moet(en) de plaats(en) van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen. De openingstijden kunnen wel nader door het college worden vastgesteld omdat ze niet expliciet genoemd zijn in artikel 173, WVW 1994. Voor de gemeente Bellingwedde geldt dan ook dat de openingstijden, na advies van de korpschef van Politie, door het college worden vastgesteld.

Artikel 4

In artikel 12 tot en met 14, van het Besluit, is geregeld welke soorten van kosten in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat daarbij om directe kosten en indirecte kosten. In het geval de gemeente wegslepen en bewaren van voertuigen niet zelf doet maar uitbesteedt, zoals in ons geval, worden onder directe kosten verstaan het overbrengen en het bewaren van het voertuig en de kosten voor het verzekeren van aansprakelijkheid voor schade. Tevens vallen onder directe kosten de personele en materiële kosten verbonden aan bekendmaking van beschikkingen waaronder de kosten van het opsporen van degene aan wie de beschikking wordt bekendgemaakt. Tenslotte vallen onder directe kosten de kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen. In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. In de wegsleepverordening kan worden volstaan met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. De overige directe kosten kunnen per individueel geval worden vastgesteld en worden verhaald op de rechthebbende van een voertuig. De gemeente dient voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de kosten als genoemd in het eerste en tweede lid zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan. De kosten zijn gebaseerd op de geldende – eveneens kostendekkende – tarieven. In het tweede lid van deze bepaling, waarin de kosten van bewaring van voertuigen worden geregeld, wordt het begrip ‘etmaal’ gebruikt. Het etmaal, zoals hier bedoeld, begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later. Het derde lid bepaalt dat er tevens indirecte kosten in rekening kunnen worden gebracht, met een maximum van 15% van de directe kosten. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld een administratieve toeslag op een offerte, alhoewel dit niet vaak zal voorkomen. In het vierde lid is een bepaling opgenomen op grond waarvan de kosten jaarlijks kunnen worden geïndexeerd. Deze indexatie is gebaseerd op het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. Dit prijsindexcijfer wordt afgezet tegen het prijsindexcijfer van het voorafgaande jaar. De gewijzigde bedragen worden ieder jaar vóór 1 december bekend gemaakt in het gemeenteblad en gelden voor het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 5

Naast de in artikel 170, eerste lid, WVW 1994, bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164, WVW 1994);

  • de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid, WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt. Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. In de wegsleepverordening zijn nu ook de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 6

Deze bepaling spreekt voor zich.

Bijlage bij de toelichting Wegsleepverordening Bellingwedde

Er gelden drie criteria, waarvan ieder afzonderlijk criterium al voldoende is om de wegsleepregeling toe te passen:

  • a.

    De veiligheid op de weg wordt in gevaar gebracht.

  • b.

    De vrijheid van het verkeer wordt belemmerd.

  • c.

    Er wordt geparkeerd op één van de wegen of weggedeelten, die zijn aangewezen in het Besluit wegslepen van voertuigen waarop de gemeentelijke wegsleepverordening van toepassing is.

(a) Veiligheid op de weg en (b) vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b, WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

Een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7, RVV 1990).

Laten stilstaan

Een voertuig is tot stilstand gebracht:

  • 1.

    op een kruispunt, rotonde of een overweg;

  • 2.

    op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

  • 3.

    op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

  • 4.

    in een tunnel;

  • 5.

    bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

  • 6.

    op de rijbaan langs een busstrook;

  • 7.

    op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

  • 8.

    langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1, RVV 1990;

  • 9.

    op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of – behoudens in noodgevallen – op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg. (Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81, RVV 1990, en bord E2 van bijlage 1, bij het RVV 1990.)

Parkeren

Een voertuig is geparkeerd:

  • 1.

    bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

  • 2.

    voor een inrit of een uitrit;

  • 3.

    buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • 4.

    langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage, 1 RVV 1990;

  • 5.

    op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

  • 6.

    binnen een erf, waarbij – voorzover het een motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

  • 7.

    op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

  • 8.

    op een parkeergelegenheid voor zover het voortuig niet behoort tot de op het onderbord aangegeven categorie voertuigen, op een andere wijze dan op het onderbord is aangegeven, dan wel op de dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;

  • 9.

    in een parkeerschijfzone, tenzij op een parkeerplaats die als zodanig is aangeduid of aangegeven of plaatsen die voorzien zijn van een blauwe streep;

  • 10.

    op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep indien het motorvoertuig niet is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur niet is verstreken;

  • 11.

    zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld; (Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46, RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1, bij het RVV 1990)

Bevel of aanwijzing

Een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon (Zie artikel 82, RVV 1990).

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

Een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd (Zie artikel 5, WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel).

Nadere toelichting Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Zoals reeds in de algemene toelichting is aangegeven, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.

In onderdeel a gaat het om overtreding van artikel 10, RVV 1990. Bestuurders van voertuigen, met uitzondering van fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RVV, 1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een trottoir, voetpad of fietspad.

In onderdeel b gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 23, 43, tweede lid, en 81, RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1, bij het RVV 1990.

In onderdeel c is er sprake van overtreding van het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46, RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1, bij het RVV 1990.

In onderdeel d wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde in artikel 82, RVV 1990.

In onderdeel e gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 5, WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in onderdeel a tot en met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden gebracht.

(c) Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, WVW 1994 en artikel 2, Besluit) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1, van het RVV 1990, of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e, RVV 1990, wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g, RVV 1990, wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voorzover:

    • het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

    • het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

    • het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

    • tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

    • tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte

    • gehandicaptenparkeerkaart;

    • tenzij die gereserveerd is voor een bepaald voertuig;

    • tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren).

Nadere toelichting Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In de oude wettelijke regeling werd een specifiek voorbeeld van een locatie genoemd waar voertuigen mochten worden weggesleept wanneer hier door onbevoegden werd geparkeerd, namelijk de gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk bleken er aanzienlijk meer locaties denkbaar te zijn waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk werd geacht zonder dat er direct sprake was van verkeersonveiligheid of belemmering van de doorstroming van het verkeer. In artikel 2 van het Besluit is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn eerder onder a tot en met i nader aangeduid.

Naar boven