Nadere regels Verordening Jeugd 2017

Burgemeester en wethouders van Bunschoten;

 

gelet op artikelen 2 lid 3, artikel 4 en artikel 6 lid 3 en 4, van de Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten;

 

overwegende dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten;

besluit vast te stellen de volgende nadere regels:

 

Nadere regels Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten

 

Hoofdstuk 1: Vormen van jeugdhulp

Artikel 1. Overige voorzieningen

  • 1.

    De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Informatie en opvoedadvies;

    • b.

      Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

    • c.

      Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

    • d.

      Ondersteuning via het sociaal team;

  • 2.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 2. Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Specialistische Behandeling Jeugd

  • b.

    Specialistische Begeleiding Jeugd

  • c.

    Ambulante behandeling Jeugd-GGZ (inclusief diagnostiek en behandeling dyslexie)

  • d.

    ADHD ziekenhuiszorg

  • e.

    Forensische Jeugd-GGZ

  • f.

    Respijtzorg/logeren

  • g.

    Dagactiviteiten Jeugd

  • h.

    Verblijf Jeugd

  • i.

    Hulpverlening binnen het drang en dwangkader

  • j.

    Crisiszorg

Hoofdstuk 2: Toegang jeugdhulp, zijnde een individuele voorziening, via de gemeente

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld:

    • a.

      in persoon via de balie van het gemeentehuis van de gemeente Bunschoten;

    • b.

      telefonisch via nummer 14 033;

    • c.

      schriftelijk via een brief;

    • d.

      digitaal via een webformulier;

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding digitaal of schriftelijk, tenzij de hulpvrager heeft meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijke een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie, inclusief de gebruikelijke hulp die geboden wordt, van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen: in het kader van het uitgangspunt 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur, wordt de hulp of begeleiding die door verschillende partijen gegeven wordt op elkaar afgestemd. En in samenspraak met het gezin vastgelegd in een Plan van Aanpak.

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 6 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 5.

    2. Het college verstrekt aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

    3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening mondeling of schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven en het verslag is voorzien van een dagtekening, van de naam, het Burgerservicenummer en de geboortedatum van de jeugdige.

Artikel 8. Afwegingsfactoren

Conform artikel 2.3 van de Jeugdwet waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van het inzetten van de aangewezen voorziening. Het college heeft daartoe professionals in een sociaal team aangesteld. Deze professionals hanteren op basis van het vooronderzoek (artikel 4), het gesprek (artikel 5), het verslag (artikel 6) en de aanvraag (artikel 7) de volgende afwegingsfactoren en verstrekken een onderbouwd advies aan het college om een overige voorziening, een algemene voorziening of een individuele voorziening te treffen.

  • 1.

    Wat is gebruikelijke hulp in deze situatie? Voor gebruikelijke hulp wordt geen voorziening getroffen.

  • 2.

    Wat kan het gezin zelf om de hupvraag op te lossen?

  • 3.

    Wat kan het sociaal netwerk om de hulpvraag te helpen oplossen?

  • 4.

    Wat kan vanuit overige of algemene voorzieningen bijdragen aan het oplossen van de hulpvraag?

  • 5.

    Welke individuele voorziening is nodig om de hulpvraag op te lossen.

Daar waar van toepassing hanteren de professionals richtlijnen om de afweging zorgvuldig te maken.

Hoofdstuk 3: Regels voor persoonsgebonden budget

Artikel 9. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld

  • 1.

    Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 2.

    De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten (all-in tarief).

  • 3.

    Het pgb voor dienstverlening door:

    • a.

      professionals in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

    • b.

      professionals niet in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

    • c.

      niet-professionals wordt bepaald op basis van 50% het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

  • 4.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden, naast de in het derde lid sub c genoemde voorwaarde voor het tarief, betrekken van een persoon die behoord tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende niet tot overbelasting leidt, en

    • b.

      dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit dit pgb mogen worden betaald.

  • 5.

    Het college stelt het tarief voor de onderdelen 1 t/m 4 vast.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2017

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Verordening Jeugd 2017

 

Bunschoten-Spakenburg, 15 november 2016

Burgemeester en wethouders,

drs. J.F.H. Jennekens

secretaris

M. van de Groep

burgemeester

Toelichting nadere regels Verordening jeugdhulp 2015

Hoofdstuk 1 Vormen van jeugdhulp

Artikel 1 Overige voorzieningen

De overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van ambulante hulpverlening. Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij toegankelijke voorziening. Indien dit niet toereikend is, wordt een individuele voorziening ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorziening.

Ouders en jeugdige kunnen zonder een aanvraag rechtstreeks toegang krijgen tot overige voorzieningen. De gemeente communiceert duidelijk naar de inwoners welke voorzieningen direct toegankelijk zijn en welke voorzieningen niet direct toegankelijk zijn.

Artikel 2 Individuele voorzieningen

De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. De diensten die onder het gedwongen kader vallen zijn niet op aanvraag beschikbaar, maar worden opgelegd via de rechtbank. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.

 

De individuele voorzieningen betreffen specialistische hulpverlening/begeleiding en kan zowel ambulant als in een intramurale setting worden geboden.

 

In de Verordening Jeugd 2017 Gemeente Bunschoten, (artikel 2, lid 2) worden de volgende individuele voorzieningen genoemd:

Onder specialistische jeugdhulp wordt in ieder geval verstaan

  • i.

    Hulp voor jeugdigen met (ernstige) opvoed- en opgroeiproblemen die niet preventief of door sociaal team geboden kan worden

  • ii.

    Hulp voor jeugdigen met psychische klachten of stoornissen (voorkomen, behandelen en genezen)

  • iii.

    Hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking

  • iv.

    Begeleiding en persoonlijke verzorging jeugdigen

In deze Nadere regels Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten (inwerkingtreding 1 januari 2017) wordt een vertaling gemaakt zoals beschreven in artikel 2.

 

  • a.

    Specialistische Behandeling Jeugd

  • b.

    Specialistische Begeleiding Jeugd

  • c.

    Ambulante behandeling Jeugd-GGZ (inclusief diagnostiek en behandeling dyslexie)

  • d.

    AD.HD ziekenhuiszorg

  • e.

    Forensische Jeugd-GGZ

  • f.

    Respijtzorg/logeren

  • g.

    Dagactiviteiten Jeugd

  • h.

    Verblijf Jeugd

  • i.

    Hulpverlening binnen het drang en dwangkader

  • j.

    Crisiszorg

Deze indeling past binnen de ingezette beweging in het sociaal domein en sluit aan bij de vormen van individuele voorzieningen zoals staan beschreven in artikel 2 lid 2 van de Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten.

Hoofdstuk 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 3 lid 1 en 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

De gemeente organiseert de toegang tot de jeugdhulp. We gaan er hiervan uit dat de toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd. Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek, indien mogelijk zal het gesprek bij de ouders en jeugdige thuis plaatsvinden.

Artikel 3 lid 3

Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp, kan direct een individuele voorziening worden ingezet. Dit betekent dat de ouders en jeugdige geen procedure hoeven te doorlopen om de nodige zorg te ontvangen.

 

Het sociaal teamlid informeert de ouders en jeugdigen over de procedure van het gesprek en informeert de ouders en jeugdigen over hun rechten en plichten. Het kan zijn dat een sociaal teamlid op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of belanghebbende een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet nodig heeft. Het aanvragen van advies door andere deskundigen kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de ouders (en jeugdigen) toestemming geeft voor het uitwisselen van persoonsgegevens.

Vooronderzoek

Artikel 4 lid 1, 2, en 3

Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Op voorhand bepalen de nadere regels niet precies wanneer deze afspraak wordt gemaakt. Afhankelijk van de hulpvraag kan het namelijk zijn dat het sociaal team eerst gegevens wil verzamelen voor een goede voorbereiding op het gesprek.

Artikel 4 lid 3

Wanneer de gegevens bekend zijn bij het sociaal team, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden.

Gesprek

Artikel 5 lid 2

Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 Jeugdwet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op voorhand bepalen deze nadere regels niet wat een redelijke termijn is. Per situatie kan met het gezin hierover afspraken worden gemaakt. Op grond van artikel 2.1., onder g, Jeugdwet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.

Verslag

Artikel 6

Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag opgesteld. Daarin staan de in samenspraak met de ouders en jeugdigen, en indien aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen (een arrangement). In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.

 

Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de ouders en jeugdigen beschikt over het verslag is het wel de verantwoordelijkheid van de ouders en jeugdige, al dan niet personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de ouders en jeugdige niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de ouders en jeugdige om aan te geven waarom hij niet akkoord is.

Aanvraag

Artikel 7

Als de ouders en/of jeugdige het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Afwegingsfactoren

Artikel 8

In de inleiding van de Jeugdwet wordt in overweging genomen dat het wenselijk is dat hulp op maat wordt geboden, er meer ruimte voor professionals is en tot het demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren van de jeugdsector, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt.

 

De genoemde afwegingsfactoren zijn daarop gericht. Passende jeugdhulp wordt geboden zo licht als het kan, zo zwaar als het moet. Waarbij de beoordeling van wat passende jeugdhulp is aan de professional wordt overgelaten. De professionals in het sociaal team verstrekken een onderbouwd advies op basis van intercollegiale toetsing en stellen richtlijnen op die behulpzaam zijn bij het formuleren van dat advies.

Hoofdstuk 3: Regels voor pgb

In de Jeugdwet staat vermeld dat de ouder of jeugdige op eigen kracht of met hulp van zijn sociaal netwerk in staat moet zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren (zie artikel 8.1.1).

Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld

Een individuele voorziening in de vorm van een PGB wordt alleen verstrekt indien de aanvrager dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. De ouders (en jeugdige) moet motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Conform het geen in de Jeugdwet (artikel 8.1.1.) staat kan het niet beschikbaar zijn van ZIN die identiteitsgebonden is, een reden zijn dat ZIN ‘niet passend is’. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een PGB aantoonbaar leidt tot veilige, betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de ouders en jeugdige gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren.

 

Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals niet in dienst van een instelling en niet professionals (zoals werkstudenten, sociaal netwerk). Het PGB voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt 100% van het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals niet in dienst van een instelling (zoals ZZP-ers) wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.

 

Wanneer de jeugdhulp die gefinancierd wordt uit het PGB duurder blijkt te zijn dan de hulp in natura, mag het PGB niet op voorhand worden geweigerd. Gemeenten mogen in dit geval ervoor kiezen alleen een budget te verstrekken ter hoogte van het ingekochte ZIN-tarief (zorg in natura). De extra kosten om de jeugdhulp uit het PGB te contracteren, kunnen dan bijbetaald worden door de aanvrager.

Naar boven